Preek over Matteüs 18:1-6 – Trouw (6) Liturgie: Votum en vredegroet Zingen: Ps. 105:1,2,5 De Tien Woorden Zingen: Gez. 11:1,2,3 Gebed Schriftlezing 1: Psalm 78:1-8 Zingen: Ps. 78:1,2 Schriftlezing 2: Matteüs 18:1-14 Zingen: E&R 319: Abba, Vader Tekst: Matteüs 18:1-6 Preek Zingen: LvK 335:1,2,7,8,9 Gebed Collecte Zingen: Gez. 141:1,2,3 Zegen Gehouden te: Matteüs 18:1-6 Baflo, 13-03-16 (9.30 u.) Pagina 1 Preek Thema: Trouw aan de doopbelofte. Gemeente van onze Heer Jezus Christus, broeders en zusters, jongens en meisjes, 1. Opwekking aan de gemeente In alle drie doopformulieren, die gebruikt kunnen worden in de kerk, staat het volgende. Bijna aan het einde. “En u, geliefde broeders en zusters, ontvang dit kind met liefde in de gemeente. Weet u geroepen door uw voorbede en voorbeeld deze ouders te steunen. Wees ook daadwerkelijk bereid om, waar nodig en mogelijk, eraan mee te helpen, dat dit kind groeit in het geloof, in de genade en de kennis van onze Heer Jezus Christus. Want “wij zijn allen gedoopt in één Geest en zijn daardoor één lichaam geworden” (1 Kor.12:13). Hiertoe helpe ons de Heer door zijn Geest.” Dat staat er nog niet zo lang. Je vindt het bijvoorbeeld nog niet in het Gereformeerd Kerkboek van 2006. Het duikt in de formulieren op in 2011. Toen kreeg het een plaats in de liturgie van de doop. Het is een mooie tekst. Het maakte de eerste keren, dat hij gebruikt werd, veel indruk. Zeker, als je er bij gaat staan. Het is heel goed dat op deze manier heel de gemeente bij de doop van kinderen betrokken wordt. En betrokken wordt bij de ouders, die hun kind laten dopen. Het gaat immers bij die kinderen ook om kinderen van de gemeente. Maar gaandeweg wordt het toch wat ongemakkelijk. We wennen aan de tekst, als je het vaker hoort. En vooral komt de vraag op: Hoe doe je dat dan als broeders en zusters, als gemeente: zo’n kind met liefde in de gemeente ontvangen en de ouders steunen door voorbede en voorbeeld? Hoe help je er daadwerkelijk aan mee dat dit kind groeit in geloof, in de genade en de kennis van onze Heer Jezus Christus? Je wordt als gemeenteleden behoorlijk stevig aangesproken. Soms wordt zelfs gevraagd om het met een jawoord te bekrachtigen. Maar wat moet je dan doen? Hoe moet je het kind helpen groeien in geloof? Of heb je vooral een taak naar de jonge ouders toe? Dit ongemakkelijke gevoel werd geuit in het gesprek dat ik met een aantal ouders van jonge kinderen had ter voorbereiding van deze preek en deze dienst. Ik snap de moeite om deze opdracht te aanvaarden en er ja op te zeggen. Is dat niet een heel grote verantwoordelijkheid? Kun je dat wel waarmaken? Of stel dat je als gast van ergens anders eenmalig in zo’n doopdienst aanwezig bent, geldt deze opwekking dan ook voor jou? Of moet je dan gewoon blijven zitten als je wordt uitgenodigd om te gaan staan? En zwijgen als het jawoord van de gemeente wordt gevraagd? Belangrijk is volgens mij, dat door deze opwekking of opdracht het besef wordt gevoed: ‘Wij zijn allen gedoopt. Wij zijn allen gedrenkt met de ene Geest van Jezus Matteüs 18:1-6 Pagina 2 Christus. En dus zijn wij één lichaam.’ Daar wordt naar verwezen. Paulus noemt dat in 1 Korintiërs 12:13. Oké, het is dus belangrijk. Maar dan concreet: Hoe geef je als gemeente gezamenlijk én als gelovige persoonlijk hier nu gestalte aan? Dat is zeker iets om over na te denken. Dat willen we in deze preek proberen te doen. 2. Doopbelofte Trouw aan de doopbelofte. Dat is vandaag het deelthema in ons jaarproject ‘Trouw’. Bij de doop van onze kinderen beloven we dat we onze zoon of dochter zullen voorgaan in een christelijke manier van leven en hem of haar zo goed mogelijk zullen onderwijzen en laten onderwijzen om hem / haar te leren begrijpen wat het betekent dat hij / zij gedoopt is. Dat komt na de beloften van God aan onze kinderen en aan ons. Voor ouders en gemeente is het dus de vraag: Hoe breng je je kinderen bij Jezus? Hoe breng je ze het koninkrijk van God binnen? En vervolgens op de langere termijn: Hoe kunnen wij als ouders / opvoeders en als gemeente er aan mee helpen, dat die kinderen bij Jezus blijven, blijven geloven en in Gods koninkrijk blijven? Wanneer ze opgroeien en volwassen worden. Dat zijn geen gemakkelijke vragen. En dus zijn er ook geen gemakkelijke antwoorden. Ik pak even een zinsdeel op uit de ‘Opwekking aan de gemeente’. Deze woorden: “Ontvang dit kind met liefde in uw midden.” Ik moest hierbij denken aan Matteüs 18. Vers 2 en vers 5 vooral. “Hij riep een kind bij zich, zette het in hun midden neer…… En wie in mijn naam één zo’n kind bij zich opneemt, neemt mij op.” Jezus roept een kind bij zich en zet het midden in de kring van de leerlingen neer. Daar moeten ze nu hun aandacht op richten. Jezus haalt hen dus weg bij de vraag waar zij mee bezig zijn: “Wie is eigenlijk de belangrijkste in Gods nieuwe wereld?” Hebben de leerlingen ambities in de richting van een ministerspost in Gods koninkrijk? Daar kan het op lijken. Ze zijn, hoe dan ook, zeer betrokken op de komst van Gods koninkrijk. Want zij volgen Jezus. Maar zijn ze in hun gedachten al niet een stap te ver? Jezus maakt duidelijk dat de voorvraag is: Hoe kom je het koninkrijk van God binnen? Om dat te onderstrepen zet Jezus een kind midden in de kring. En hij zegt: “Ik verzeker jullie: als je niet verandert en wordt als een kind, dan zul je het koninkrijk van de hemel zeker niet binnengaan.” De leerlingen moeten dus veranderen in hun denken, in hun houding en instelling. ‘Jullie moeten je als een kind laten roepen en laten binnenbrengen in het koninkrijk van de hemel.’ Wie klein wordt als een kind is groot in het koninkrijk van God. En: Gering is kostbaar in Gods koninkrijk. Het is duidelijk, dat Jezus’ boodschap geldt voor de volwassen leerlingen. Zij moeten worden als een kind. Matteüs 18:1-6 Pagina 3 Maar dat neemt niet weg, dat Jezus wel een echt kind bij zich roept en in het midden neerzet. Een kind af afhankelijk. Het laat zich bij de hand nemen en sturen. Normaal gesproken… Misschien gaat het om een kind van het gastgezin, waar Jezus op dat moment is. Er zijn nu dus ook kinderen in zijn omgeving. Ze zijn erbij en luisteren mee voor hun deel. Jezus zegt: “En wie in mijn naam één zo’n kind bij zich opneemt, neemt mij op.” Laat deze woorden even goed tot u doordringen. Eén zo’n kind. Dat is een kind à la de jongen of het meisje, dat Jezus geroepen heeft en in de kring van leerlingen gezet. En het is een volwassene die als een kind geworden is. Klein en gering, en die zich door Jezus laat binnenbrengen in het koninkrijk van God. Kleine mensen dus in alle soorten en maten. ‘Wie zo’n klein mens met open armen ontvangt, die ontvangt mij,’ zegt Jezus. Hij identificeert zich dus met dergelijke kinderen en kleine mensen. Waar je hen ontmoet en opneemt in de kring, in je huis of in de gemeente, daar ontmoet je Jezus en ontvang je hem. Jezus heeft zich aan hen verbonden en hen op zijn naam gezet. Bij ons gebeurt dat in de doop. Gedoopt op de naam van Jezus Christus; gedoopt op de naam van de Drie-enige God. Dit zit Jezus heel hoog. De kinderen en de kleine mensen zitten hem hoog. Hoe hoog, dat blijkt uit wat hij zegt in Matteüs 18:6: “Wie een van de geringen die in mij geloven van de goede weg afbrengt, die kan maar beter met een molensteen om zijn nek in zee geworpen worden en in de diepte verdrinken.” Jezus wordt loeikwaad en superverdrietig, wanneer iemand een kind of een kleine mens van de goede weg afbrengt en weghaalt bij Jezus en bij God. Wee degenen die zulke lievelingen van Jezus van de goede weg afbrengt, hen ten val brengt en van Jezus probeert los te maken. De ergste verdrinkingsdood staat hem of haar te wachten. Deze woorden van Jezus stellen ons voor de vraag: Kunnen wij soms ook een belemmering zijn voor kinderen en kleine, eenvoudige mensen om bij Jezus te komen en te blijven? Kunnen wij hen soms ook bij Jezus en bij God vandaag halen en houden? Door onze houding en ons verkeerde voorbeeld misschien? Of door geringschattend te spreken en te doen over kinderen en eenvoudigen in de kerk? Door hen te negeren of door hen alleen met allerlei geboden te benaderen en af te schrikken? Ik noem maar wat. Jezus zegt tegen de leerlingen in vers 10: “Waak ervoor ook maar een van deze geringen te verachten.” Of: “Pas op, behandel gelovigen niet als mensen die niets waard zijn. Want luister naar mijn woorden: De engelen die voor hen zorgen, staan in de hemel het dichtst bij God.” (BGT) Matteüs 18:1-6 Pagina 4 Jezus bedoelt ook: Behandel kinderen en kleine mensen met respect en solidariteit. Erken hen en ziet Jezus in hen en achter hen. Later, in Matteüs 25, kijkt Jezus vooruit naar het moment dat de Mensenzoon zal komen in zijn heerlijkheid. Dan zal hij de mensen scheiden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt. De koning antwoordt dan de mensen rechts van hem, die verbaasd vragen, wanneer zij hem eten en kleren en zorg gegeven hebben: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.” (Mat. 25:40) In het licht van ons bijbelgedeelte vanmorgen kunnen we zeggen: Daar horen de kinderen ook bij. De Mensenzoon vraagt: Wat hebben jullie voor hen gedaan? Wat hebben jullie dus voor mij, voor Jezus, gedaan? 3. Verbonden zijn Ik kom nog even weer terug bij het begin van de preek, de woorden van de opwekking aan de gemeente. De opdracht en de aansporing aan de gemeente om het kind te ontvangen en de ouders te steunen wordt gemotiveerd door de verbondenheid in het geloof. De verbondenheid in de Geest in het ene lichaam van Christus. “Want wij zijn allen gedoopt in één Geest en zijn daardoor één lichaam geworden.” Bij deze verbondenheid moet ik ook denken aan het laatste couplet van Gezang 335 uit het Liedboek voor de Kerken. Dat wordt geregeld gezongen bij de doop van een kind van de gemeente. “Er is gedoopt! Wij allen zijn verbonden, het voorgeslacht, de ouders, die hier stonden, de ganse kerk in één geloof.” (LvK 335:9) Er is hier sprake van een horizontale verbondenheid, van alle gelovigen, van heel de gemeente vandaag. Allen één in geloof. Allen gelijk en delend in dezelfde Geest. Maar er is ook sprake van een verticale verbondenheid. Ik bedoel de verbondenheid van de verschillende generaties, die na elkaar komen en die elkaar opvolgen. Voorgeslacht, ouders, kinderen enzovoorts. “Wij allen zijn verbonden.” En die verbondenheid schept ook verantwoordelijkheid. Want we staan niet los van elkaar. Die verbondenheid van de verschillende generaties komt heel mooi uit in het begin van Psalm 78. Drie, misschien wel vier geslachten of nog meer komen langs. Zo gaat het in Gods verbond. Zo wil de HEER het en zo leert Asaf het ook aan het volk van God. “Wij hebben het gehoord, wij weten het, onze ouders hebben het ons verteld. Wij willen het onze kinderen niet onthouden, wij zullen aan het komend geslacht vertellen van de roemrijke, krachtige daden van de HEER, Matteüs 18:1-6 Pagina 5 van de wonderen die hij heeft gedaan. Hij stelde een richtlijn vast voor Jakob en kondigde in Israël een wet af. Onze voorouders gaf hij de opdracht die aan hun kinderen te leren. Zo zou het volgende geslacht ervan weten, en zij die nog geboren moesten worden, zouden het weer aan hun kinderen vertellen.” (Ps. 78:3-6) In een preek over het begin van Psalm 78 ruim zes jaar geleden gebruikte ik hiervoor het beeld van de estafette. Doe samen mee in de estafette van Gods verbond. Ouders geven de boodschap van God door aan hun kinderen. Terwijl zij het weer van hun ouders hebben gehoord. En die kinderen geven het op hun beurt – als ze vader en moeder zijn geworden – weer door aan hun kinderen. Van kind tot kind en naar Gods belofte tot in de duizendste generatie. Het gaat dan, volgens mij, niet alleen over de opvolging van geslachten binnen een familie door de bloed band: Opa’s en oma’s, vaders en moeders, kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. Maar ook om kerkgeslachten in de familie van God en van Jezus Christus. Door de band van het geloof in Christus, de band van de liefde door de Heilige Geest. “Wij allen zijn verbonden, het voorgeslacht, de ouders, die hier stonden, de ganse kerk in één geloof.” Mij dunkt, zit hier niet een aanknopingspunt om de opwekking aan de gemeente jonge ouders te steunen wat concreter te maken? Dat er gesprekken komen tussen de verschillende kerkgeslachten. Ik proefde bij de jonge ouders, die ik sprak, de behoefte aan contact met de voorgaande generaties over hoe zij het hebben gedaan en beleefd bij de opvoeding van hun kinderen. Over de moeiten, de zorgen en de vreugden, die dat hun heeft gegeven. Hoe hebben jullie, ouderen, je kinderen het geloof voorgeleefd? Zulke gesprekken zouden kunnen gaan over de schijnbare vanzelfsprekendheid van geloof en kerkgang. Of over jouw rol in de omgang met je kinderen en je houding tegenover de kerk en de kerkdiensten. De pijn van ouders die meemaken, dat hun kinderen de kerk verlaten hebben en het geloof zijn kwijtgeraakt kan in zulke gesprekken ook aan de orde komen. En misschien hun gevoelens van schuld en falen… Over en weer kunnen de generaties veel van elkaar leren. Elkaar leren begrijpen en aanvoelen, ook al denk je er niet gelijk over en zijn er verschillen van mening. Dat is niet erg. Dat mag binnen de veelkleurigheid van de gemeente van Christus en de veelvormigheid van het lichaam van Christus. Eenheid in verscheidenheid. Wie neemt het initiatief om die gesprekken tussen jongeren en ouderen opgang te brengen? Wie gaat die uitdaging aan? Je kunt denken aan gespreksgroepen. Je zou ook kunnen denken aan een soort mentorschap. Of oudere echtparen die een buddy zijn voor jonge ouders en jonge gezinnen. Dat vereist openheid en vertrouwen van weerskanten. En het delen van wijsheid. Je steunt dan bovendien elkaar. Oud ondersteunt jong en jong ondersteunt oud. Zo gaat het toch in het lichaam van Christus? Matteüs 18:1-6 Pagina 6 Bij alle verschillen van mening die er zijn in de gemeente – rond de invulling van de kindermomenten bijvoorbeeld, in de kerkzaal of daarbuiten – is de motivatie en de doelstelling van betrokken zusters en broeders hetzelfde. Namelijk, de kinderen bij Jezus brengen en de grote daden van God aan hen doorgeven. Vertellen over wie God is voor jou en voor die kinderen in de verbondenheid van heel Gods volk. Blijf daarbij bedenken wat Jezus gezegd heeft tegen zijn leerlingen: “En wie in mijn naam één zo’n kind bij zich opneemt, neemt mij op.” Of: “De mensen die in mij geloven, zijn net zoals kinderen. Iedereen die hen met open armen ontvangt, die ontvangt mij.” (BGT) Amen. Matteüs 18:1-6 Pagina 7