Onderzoek naar de functie van publieke executies in mythologische

advertisement
Artikel: ‘De mythe wordt voor onze ogen feit!’ Onderzoek naar de functie van publieke
executies in mythologische context in de vroege Romeinse keizertijd
Auteur: Jochem Salemink
Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 28.2, 35-45.
© 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam
ISSN 0165-7518
Abstract: Not available.
Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van
de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar
verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele
historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder
publiek te presenteren.
Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het
machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de
redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar
bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam •
www.skript-ht.nl • [email protected]
Jochem Salemink
De mythe wordt voor onze
ogen feit!
Onderzoek naar de functie van publieke executies in
mythologische context tijdens de vroege Romeinse
keizertijd
In 80 na Christus organiseerde keizer Titus honderd dagen spelen ter
ere van de opening van het Colosseum. De dichter Martialis (ca. 40104 na Christus) dichtte over de spektakelvoorstellingen die tijdens
deze spelen plaatsvonden: er vochten gladiatoren tegen elkaar en men
joeg op wilde beesten. Een opvallend deel van het gedicht is gewijd
aan een ander type voorstelling: mensen die werden geëxecuteerd
terwijl ze werden opgevoerd als mythologisch figuur. Dit artikel gaat
over de rol van spektakelexecuties in mythologische context hinnen
het Romeinse volksvermaak, in de periode van de Julisch-Claudische
keizers (14-68 n.C.) en die van de Flavische keizer Titus (79-81 n.C).
De Republiek
De executies waarover Martialis dichtte, waren onderdeel van de spelen
in het amfitheater. Het belangrijkste onderdeel hiervan waren de gladiatorenvoorstellingen, maar er was meer te zien op een dag in het amfitheater, 's Ochtends waren er dierengevechten en jachtpartijen en 's
middags ging men door met de gladiatorengevechten. Tijdens de
middagpauze verliet niet iedereen zijn plaats op de tribune. Sommigen
moesten blijven zitten omdat ze anders hun plaats kwijtraakten,
anderen bleven speciaal voor het pauzeprogramma. Het was namelijk op
dit moment van de dag dat men de executies uitvoerde. ^
Om de ontwikkeling van de executies te volgen, moeten we eerst het
ontstaan van de Romeinse spelen bekijken. Het vroegst bekende
voorbeeld van een gladiatorenvoorstelling dateert van 264 voor
Christus. Ter ere van de begrafenis van Decimus Brutus Pera, een vooraanstaande Romein, werden op het Forum Boarium in Rome gladiatorengevechten georganiseerd door zijn zoons. De gevechten moesten de
moed, vaardigheid en het succes van de overledene symboliseren. Het
schouwspel maakte veel indruk op de mensen die erop afkwamen.
Tijdens de late Republiek werden de gladiatorenvoorstellingen steeds
meer georganiseerd om een gunstige indruk te maken op het volk. Ze
kwamen steeds verder af te staan van hun aanvankelijke begrafeniscontext.^
35
Dieren werden aanvankelijk vooral opgevoerd bij religieuze processies
en triomftochten. Door exotische dieren mee te nemen tijdens een
triomftocht kon men laten zien dat Rome, en in het bijzonder de succesvolle generaal, in verre streken had gezegevierd. Het vroegste verslag
van het doden van dieren voor een Romeins publiek, dateert van 186
voor Christus. Toen werd in het Circus Maximus een jachtpartij georganiseerd. De militair en politicus Marcus Fulvius Nobilior had eerder beloofd om het spektakel te organiseren indien zijn veldtocht in Griekenland goed zou aflopen en hiermee loste hij zijn belofte in.^ De veroveringen van nieuwe gebieden maakte de import van steeds andere dieren
mogelijk. In de loop van de tweede eeuw werden de jachtpartijen een
vast onderdeel van de Romeinse spektakelvoorstellingen.'*
Bij publieke executies werden ook vaak dieren ingezet. Het eerste
voorbeeld van zo'n executie in Rome dateert van 146 voor Christus. Na
zijn eindoverwinning op Carthago liet generaal Scipio Aemilianus deserteurs uit zijn leger die géén Romeins burger waren voor de wilde dieren
gooien.5 De executies met behulp van dieren waren niet de enige vorm
waarin tijdens de late Republiek mensen publiekelijk werden terechtgesteld. In deze tijd ontstonden ook voorstellingen waarbij historische
veldslagen en zeeslagen werden nagespeeld.^ Bij deze evenementen werden naast misdadigers meestal krijgsgevangenen opgevoerd.*"
Aanvankelijk vonden de gladiatorenvoorstellingen vaak plaats op het
forum en werden dierenshows meestal in het Circus Maximus opgevoerd, maar in de loop van de Republiek kwamen de verschillende
evenementen samen in een nieuw type stadion: het amfitheater. Tot ver
in de keizertijd heeft Rome steeds tijdelijke, vaak houten amfitheaters
gehad en het duurde tot 80 na Christus voordat de stad met het
Colosseum een permanente stenen variant kreeg. De spelen in het
amfitheater waren een belangrijk middel voor de rivaliserende senatoren
en militairen uit de late republiek om hun macht en welwillendheid aan
het volk te tonen.** De publieke executies speelden daarbij een kleinere
rol, maar werden als middagpauzeprogramma een vast onderdeel van
een dag in het amfitheater.
De Julisch-Claudische keizers
In een aantal bronnen uit de regeerperiode van de Julisch-Claudische
keizers staan vermeldingen van publieke executies. Zo lezen we bij
Suetonius, die schreef in het begin van de tweede eeuw na Christus, dat
keizer Caligula (r. 37-41) een dichter in de arena liet verbranden wegens
het schrijven van een dubbelzinnige versregel. Op bevel van dezelfde
keizer werd een ridder voor het publiek door wilde dieren verslonden.
'Toen de man uitriep dat hij onschuldig was, liet hij [Caligula] hem uit
28.2
het strijdperk halen, de tong afsnijden en terugsturen.'^ Om duidelijk te
maken dat Caligula minachting voelde voor het volk schrijft Suetonius
het volgende: 'Toen er geroepen werd om de bandiet Tetrinius, zei hij
dat degenen die om zijn terechtstelling vroegen allemaal Tetriniussen
waren.'10 Kennelijk keek het volk erg naar de executie uit.
Keizer Claudius veroordeelde 'personen die schuldig bevonden waren
aan bijzonder ernstige vergrijpen tot een gevecht met wilde dieren,
waarmee hij de wettelijk bepaalde strafmaat overschreed.''^ Verderop
schrijft Suetonius: 'Gevechten tegen wilde dieren en voorstellingen
tussen de middag vond hij zo boeiend dat hij in alle vroegte naar de
voorstelling kwam en 's middags, als het volk weg was gegaan om te
eten, bleef zitten.'^^ De filosoof Seneca (ca 3 BC-65 AD) beschrijft in een
brief aan zijn vriend Lucilius wat er tijdens zo'n middagvoorstelling
gebeurde. Veroordeelde misdadigers werden per twee de arena ingestuurd. Slechts één van hen was gewapend met een zwaard terwijl de
ander niets had om zich mee te beschermen. Op het moment dat de
weerloze veroordeelde was gedood, werd de ander zijn wapen afgenomen en werd hij zelf door een gewapende misdadiger vermoord. Met
speren, zwepen en fakkels werden ze tegen elkaar opgehitst. De laatste
misdadiger die overbleef werd in een ander schouwspel om het leven
gebracht. 13 Seneca spreekt zijn afschuw uit over het fantasieloze
bloedvergieten en over het volk dat daar veel plezier aan beleeft.
De mens als mythische figuur
In Suetonius' biografie van Nero worden twee situaties beschreven
waarin voor het eerst mensen optraden als mythologische figuren: 'Veel
toeschouwers geloofden dat in één van de dansscènes Pasphaë, die was
opgesloten in een houten koe, werkelijk door een stier besprongen
werd. Icarus viel direct bij zijn eerste poging ter aarde vlak naast Nero's
rustbed en bespatte de keizer met bloed.''"^ In de mythologie werd
Pasifaë verliefd op een stier en nadat ze gemeenschap had gehad met de
stier beviel ze van de Minotaurus. De scène van de gemeenschap tussen
Pasifaë en de stier is een aantal keer in de Romeinse arena's nagespeeld.
In dit geval ging het om een dansscène en bovendien lijkt het erop dat
Pasifaë niet werkelijk door de stier werd besprongen. De mythe van
Icarus vertelt dat hij samen met zijn vader Daedalus probeerde om van
Kreta naar Sicilië te vliegen, maar doordat Icarus te dicht bij de zon
vloog smolt de was die zijn vleugels bij elkaar hield en stortte hij neer
in zee. Het naspelen van de fatale vlucht van Icarus leverde spectaculaire
taferelen op in de arena, maar het is niet zeker dat het hier gaat om een
executie in mythologische context. Het was in ieder geval niet de
bedoeling dat Icarus direct zou neerstorten, aangezien hij Nero met
bloed bespatte. Als het wel een executie betrof, was het waarschijnlijk
37
de bedoeling dat Icarus het langer zou volhouden en pas later ter aarde
zou storten.
De belangrijkste bron over de executies in mythologische context is het
gedicht van de eerder genoemde Martialis over de openingsspelen van
het Colosseum. De eerste passage waarin een mythologische scène
wordt nagespeeld gaat over de gemeenschap tussen Pasifaë en de stier:
'Pasifaë, die het deed met een stier van Kreta.
De mythe wordt voor onze ogen feit!
De oudheid, keizer, hoeft zich niets meer te verbeelden.
Wat Fama bezong vindt plaats in de arena.'^5
In tegenstelling tot de scène die is beschreven door Suetonius, wordt
hier juist de nadruk gelegd op de echtheid van de gemeenschap. Die
echtheid is de reden waarom Martialis zo onder de indruk is van de
scène. De mythe werd feit. De volgende passage waarin het lot van een
mythologisch figuur wordt nagespeeld, gaat over Laureolus, een
misdadiger uit de Romeinse sagen:
'Zoals Prometheus vastgeketend aan zijn rots
de vogel met zijn vele borstvlees voedde,
zo bood Laureolus een Schotse beer zijn buik,
genageld aan een kruis, nu geen decor
maar levensecht. Zijn lichaam werd een bloedende hoop
flarden: levend, ja, maar mens niet meer.
Zijn straf was zeer terecht. De booswicht had zijn heer
of oudeheer gekeeld, of schennende handen
uitgestrekt naar oeroud tempelgoud, of jou,
Rome, aan wrede vlammen prijsgegeven!
Zijn daden stelden alle mythen in de schaduw.
Zo ook zijn straf: een oud verhaal werd waar.''^
Hier gaat het duidelijk om een strafexecutie. De misdadiger werd net als
de mythische Laureolus geëxecuteerd door een combinatie van
kruisiging en wilde dieren. Terwijl hij aan het kruis hing werd hij
verscheurd door een beer, die hem meer dood dan levend achterliet. Het
interessante van deze passage is dat Martialis van mening is dat de
misdadiger zijn straf verdiende, maar dat het niet relevant is voor
Martialis welke misdaad hij precies had gepleegd. Of het nu een slaaf
was die zijn meester had vermoord, of een vrijgelatene die zijn oude
meester had omgebracht, of wellicht een tempelschender of brandstichter, hoe dan ook werd hier recht gedaan. Vervolgens beschrijft
Martialis hoe een volgende misdadiger, opgevoerd als Daedalus, de
bouwer van het Labyrint en vader van Icarus, aan zijn einde kwam:
28.2
Daedalos biedt aan Minos' vrouw Pasiphaë de kunstkoe aan,
Romeins marmeren reliëf uit de tweede eeuw n.C. Bron: E.M.
Moormann en W. Uitterhoeve, Van Achilles tot Zeus. Thema's
uit de klassieke mythologie in literatuur, muziek, beeldene kunst
en theater (Nijmegen 1987).
39
'Een woeste beer verscheurt jou, Daedalus, tot pulp.
Nu had je zelf wel vleugels willen hebben.'''^'
Martialis geeft in deze passage verder weinig details over wat er precies
gebeurde. Tot slot beschrijft Martialis uitgebreid hoe een misdadiger opgevoerd als Orfeus eveneens door een beer om het leven werd gebracht.
Orfeus, die gefaald had zijn geliefde Euridyce uit de onderwereld terug
te halen, stierf toen hij door waanzinnige Mainaden uiteen werd gereten:
'Al wat van Orfeus in de bergen ooit te zien was,
mijn Caesar, werd voor u hier opgevoerd.
Er kropen rotsen, schoven wonderbare wouden
naderbij, compleet met gouden appels.
Tussen het kleinvee liepen wilde dieren los
en vogels zweefden rond des zangers hoofd.
Maar aan een beer bleek het niet besteed, en Orfeus werd
verscheurd: eerst schildering, nu echt gebeurd.
Dat Orfeus uit de bodem opduikt en zich omdraait,
klopt. Hij komt van zijn Eurydice.''**
In deze passage wordt het best beschreven hoeveel aandacht er werd
besteed aan de vormgeving van het decor. Bewegende rotsen en w o u d e n ,
rondscharrelend kleinvee en in de lucht cirkelende vogels gaven de
toeschouwer het idee dat hij zich werkelijk in het mythische landschap
bevond. Het schouwspel liep uiteindelijk bloedig af met de gewelddadige dood van Orfeus die de beer niet kon kalmeren met zijn mooie
gezangen. Na de opening van het Colosseum nam de belangstelling van
schrijvers voor de spektakelexecuties af Ruim een eeuw later was er nog
een christelijke schrijver die zich met de executies b e m o e i d e .
Tertullianus was een tegenstander van de spelen in het amfitheater. In
zijn geschriften legt hij uit hoe de Romeinen in zijn woonplaats Carthago misdadigers executeerden in de rol van hun goden. Volgens
Tertullianus was dat respectloos en hij moest er waarschijnlijk niet aan
denken dat Jezus op die manier in de arena zou worden bespot. Door
Tertullianus' verslag weten we dat de executies ook na 80 onderdeel
bleven van een dag in het amfitheater, maar de meeste informatie erover
stamt uit de vroege keizertijd.'^
Imponeren met vermaak
Over de motieven voor het organiseren van de spektakelexecuties bestaan verschillende ideeën. Het meest voor de hand liggende was om de
mensen bezig te houden die tijdens de middagpauze in het amfitheater
bleven. Deze mensen hadden kennelijk een voorkeur voor het realisme
van de middagexecuties. De hang naar realisme vormt een centraal punt
28.2
in de analyse van historica Kathleen Coleman. Zij stelt dat het werkelijke lijden van het personage daarbij belangrijker was dan dat de mythe
correct werd uitgevoerd.^o Martialis echter schrijft hoezeer hij onder de
indruk was van het zien van de fantastische spektakels. Zijn uitspraak
'De mythe wordt voor onze ogen feitl'^i geeft aan hoe belangrijk Martialis het realisme in de opvoering van de mythe van Pasifaë vond.
Ook wilde de keizer indruk maken op het volk met het organiseren van
de schouwspelen. Het geven van spelen was voor een keizer een belangrijke manier om zijn macht te tonen. Daarvoor moest het schouwspel
dat hij organiseerde wel bijzonder zijn zodat het volk zich erover kon
verbazen hoe fantastisch de dingen waren die het te zien kreeg. Daarbij
probeerde een keizer om de spelen van zijn voorganger te overtreffen.
Deze factor heeft er waarschijnlijk voor gezorgd dat er tijdens de eerste
eeuw een snelle ontwikkeling plaatsvond in de vormgeving van de executies. Men ging steeds op zoek naar nieuwe en nog spectaculairdere
schouwspelen. ^2
Wat opvalt bij het lezen van de verschillende bronnen, is dat Seneca nog
vol afschuw over de banale moordpartijen tussen de middag schreef, terwijl Martialis vol lof over de tot leven geroepen mythologische scènes
dichtte. Dit is wellicht een aanwijzing voor een verandering in het karakter van de executies. Seneca vermeldde geen executies in mythologische context en bij de executies onder Caligula en Claudius lezen we
daar ook niets over, maar het gedicht van Martialis staat ermee vol.
Mogelijk hebben de executies zich in de decennia tussen Seneca's
arenabezoek en de opening van het Colosseum ontwikkeld van een
fantasieloos bloedbad tot een met zorg vormgegeven schouwspel, omdat
ze telkens weer vernieuwend moesten zijn.
Hiërarchie in het amphitheater
Het staat buiten kijf dat de spektakelexecuties bedoeld waren om het
volk te imponeren met spectaculaire scènes die graag werden gezien. Er
zijn aanwijzingen dat dit niet het enige motief was om de executies te
organiseren. De activiteiten in het amfitheater waren doordrenkt met
sociale hiërarchie. Dat gold in de eerste plaats voor de indeling van de
tribunes, zoals goed is te zien in het Colosseum. Het theater bood plaats
aan bijna 55.000 toeschouwers die de tribunes konden bereiken via één
van de 76 genummerde ingangen rondom het gebouw. Die ingangen
leidden, al dan niet via een trap, naar het bijbehorende vak. De ima
cavea, meteen aan de arena, was bestemd voor de senatoren en
daarboven in de media cavea zaten de ridders. Daar weer boven zaten de
gewone Romeinse burgers in de summa cavea en de vrouwen zaten
helemaal bovenin in de summum maenianum in ligneis. Zo hoefden de
41
bezoekers van verschillende standen elkaar niet tegen te komen, doordat
elke stand een eigen ingang en trappartij had, die naar een eigen vak op
de tribunes leidden.^^
Niet alleen op de tribunes, maar ook in de arena waren er duidelijke
verschillen tussen de sociale standen. Van oudsher kende men drie
juridische categorieën: slaven en andere niet-burgers, burgers van lage
status en burgers van hoge status. De slaven en niet-burgers hadden de
minste rechten en voor hen golden de zwaarste straffen. Als een slaaf
had gestolen, of in opstand was gekomen tegen zijn baas, dan werd hij
op een wrede en vernederende manier om het leven gebracht. Een veel
voorkomende slavenstraf was kruisiging, maar ook dood door
verbranding en door wilde dieren behoorden tot deze categorie. Door
deze straffen toe te passen wees men de slaaf zijn plaats nadat hij zich
door in opstand te komen boven zijn stand had verheven. Hetzelfde gold
voor niet-burgers van lage status.2"*
De Romeinse burgers van lage status, ook wel bekend als plebejers,
werden meestal veroordeeld tot het zwaard. In principe voerde een beul
de onthoofding uit, maar het kon ook zijn dat de organisatie er een spel
van maakte zoals door Seneca is beschreven.^5 pjj ^vas minder
vernederend en pijnlijk dan een slavenexecutie. Zo onderscheidde het
arme en machteloze proletariaat zich van de mensen die geen deel
uitmaakten van de Romeinse gemeenschap. Voor Romeinen van hoge
status golden over het algemeen veel lichtere straffen. Deze groep
bestond voornamelijk uit senatoren, ridders, hoge ambtenaren en
militairen. Meestal konden zij straffen verwachten als verbanning of
ambtsontzegging.^6 Tijdens de vroege keizertijd kwam het voor dat
hooggeplaatste Romeinen toch ter dood werden veroordeeld, maar het
gaf geen pas om hen in de arena te executeren. Meestal werden ze in de
gelegenheid gesteld om thuis zelfmoord te plegen.2'' In de loop van de
keizertijd vervaagde het onderscheid tussen Romeinen van lage status
en niet-burgers en in 212 maakte keizer Caracalla alle vrije Rijksinwoners Romeins burger, waarmee het onderscheid definitief werd opgeheven. Bovendien werd de geprivilegieerde positie van de Romeinen van
hoge status steeds verder aangetast. In de late oudheid was er, in plaats
van een driedeling, een tweedeling ontstaan in het rechtssysteem. Men
maakte nu onderscheid tussen de honestiores, die konden rekenen op
onthoofding door een zwaard, en humiliores die allemaal in aanmerking
kwamen voor de oude slavenstraffen.^»
Statusbevestiging
De executies in mythologische context zoals we ze van Martialis kennen, bestonden vaak uit een combinatie van kruisiging met wilde dieren
28.2
of verbranding. Dat waren straffen die van oudsher werden toegepast op
slaven en niet-burgers. Rond 80 na Christus was de driedeling in het
Romeinse rechtssysteem nog niet verdwenen. Het kwam wel voor dat
Romeinen onder hun stand werden geëxecuteerd - zoals de ridder door
Caligula - maar burgers van lage status waren nog niet gelijk aan nietburgers en slaven. Dat blijkt bijvoorbeeld uit Martialis' veronderstelling
dat de misdadiger die als Laureolos werd geëxecuteerd een slaaf of
vrijgelatene was: 'De booswicht had zijn heer of oudeheer gekeeld'.^'^
Burgers van lage status werden in de arena lang niet altijd even waardig
geëxecuteerd, blijkt uit het eerder beschreven verslag van Seneca.
Weliswaar waren de misdadigers veroordeeld tot het zwaard en niet tot
de wilde dieren, het vuur of het kruis, toch werden ze vernederd doordat
ze elkaar met het zwaard in de arena moesten achtervolgen.^o Deze vorm
van executeren is waarschijnlijk ontworpen om de terechtstelling
spannend te houden, als het voor de toeschouwers te langdradig werd
om de misdadigers stuk voor stuk door een beul te zien worden
onthoofd.
Toch lijkt het bij de executie van de slaven en niet-burgers niet alleen te
gaan om het vermaak. Ten eerste moest de orde worden hersteld. Zij die
zich tegen de Romeinse gemeenschap of tegen het standensysteem
hadden gekeerd moesten hardhandig terechtgewezen worden. Het
Romeinse Rijk was een militaire dictatuur, gebaseerd op sociale
hiërarchie, die met geweld in stand werd gehouden. Daarnaast had de
vernedering van niet-Romeinse misdadigers, door ze te laten sterven in
mythologische scènes, ook tot gevolg dat de toeschouwers zich boven
hen verheven voelden. Zelfs de plebejers waren als Romeins burger meer
waard dan zij die als Daedalus of Laureolos door beren werden
verslonden. Toch moesten de plebejers ook erkennen dat op de tribunes
twee rijen boven de senatoren zaten en dat ze niet behoorden tot de
elite. Misschien maakte deze statusbevestiging de executies zo populair
want ook al had de proletariër niets dan zijn kinderen, er waren altijd
nog mensen die het nog slechter hadden dan hij. Zo kon hij wellicht
makkelijker berusten in zijn situatie.
Conclusie
De Romeinen gingen naar het amfitheater om zich te vermaken. De
gladiatorengevechten en de jachtpartijen boden hen de mogelijkheid om
de dagelijkse beslommeringen te vergeten door op te gaan in heldhaftige
vechtscènes of spannende jachtsituaties. De middagexecuties waren
spannend, werden mooi vormgegeven en behoorden daarmee tot het
Romeinse volksvermaak. Dit vermaak werd georganiseerd door de keizer
die hiermee verschillende doelen bereikte. In de eerste plaats hield hij
het volk van Rome tevreden door het getuige te laten zijn van de enorme
43
spektakelshows die in de arena werden opgevoerd, de spreekwoordelijke
'brood en spelen' van de dichter Juvenalis waarmee een keizer zich
populair maakte bij zijn onderdanen.
Het vermaak had ook minder voor de hand liggende functies. Bovenaan
de hiërarchie stond de keizer. Hij zorgde ervoor dat de orde werd gehandhaafd en dat misdadigers werden gestraft. Hij was de personificatie
van de macht die alles op zijn plek hield en de hele bekende wereld
beheerste. Hij toonde die macht door te laten zien dat geen schouwspel
zo ondenkbaar was dat hij dat niet zou kunnen organiseren. Hij toonde
die macht ook door te laten zien dat hij controle had over leven en
dood. Tevens toonde hij die macht door te laten zien dat hij controle
had over de natuur en het dierenrijk. Daarnaast was de keizer ook gastheer. Hij liet alle Romeinen delen in zijn macht en rijkdom. Het grootste
gedeelte van de Romeinen was arm en machteloos. Toch waren ze blij
dat ze Romein waren want als burgers van Rome werden ze in staat
gesteld om getuige te zijn van schouwspelen die nooit eerder waren vertoond. Ze waren getuige van de vlucht van Icarus en van de gemeenschap tussen Pasifaë en haar stier en van een zeegevecht in het amfitheater. Bovendien waren zij niet het schuim der aarde - dat trad op in
die schouwspelen.
Zo droegen de executies verschillende boodschappen over aan de toeschouwers. Ze symboliseerden de macht van de keizer, maar ook van de
staat en zelfs de macht van het machteloze proletariaat. Ook zij wezen
de slaaf en de vrijgelatene terecht als ze om zijn naam riepen en hem
vervolgens aan de wilde dieren overgaven. Zo werd in het amfitheater
niet alleen de macht van de keizer, maar ook de voorrechten van het
Romeinse volk gevierd.
Noten
1. Fik Meijer, Gladiatoren, Volksvermaak in het Colosseum (Amsterdam 2003) 147.
2. D.L, Bomgardner, The Story of the Roman Amphitheatre (London 2002) 32 34.
3. üv, 39.22.2.
4. Bomgardner, Story, 34-35.
5. Ibidem, 35.
6. Sufei, Caes, 39.
7. K.M. Coleman, Launching into history: aquatic displays in the early Empire, JRS 83 (Londen 1993) 67.
8. Bomgardner, Story, 33.
9. Suet, Cal, 27.
10. Suet, Ca/, 30.
11. Suet, C/aud, 14.
12. Suet, Claud, 34.
13. Sen, Luc, 1.7.2-5.
28.2
14. Suet, A/er, 11.
15. Mart, Uber, 5.
16. Mart, Uber, 7.
17. Mart, Uöer, 8.
18. Mart, Liber. 2 1 .
^9.Jert, Apol, 15.4.
20. K.M. Coleman, Fatal Charades: Roman executions staged as mythological enactments, JRS 80 (Londen
1990)68.
21. Mart, Liber, 5.
22. Coleman, Fatal, 70-73.
23. Bomgardner, The Story, 17-18.
24. Peter Garnsey, Social Status and Legal Privilege in the Roman Empire (Oxford 1970) 122-131.
25. Meijer, Gladiatoren, 148.
26. Garnsey, Social Status, 104.
27. Richard A. Bauman, Crime and Punishment in Ancient Rome (London en New York 1996) 54.
28. Thomas Wiedemann, Emperors and Gladiators (London en New York 1992) 78.
29. Mart, Liber, 7.
30. Sen, Luc, 1.7.2-5.
45
Download