H.1 De Bespiegeling vwo KLASSIEK ERFGOED De antieke wereld als wortels van onze westerse beschaving Dal/RvP 2015 Nike van Samothrace Klassiek erfgoed De antieke wereld als wortels van onze westerse beschaving De westerse beschaving heeft veel te danken aan de klassieke oudheid: schoonheidsideaal, ideale maten, ideale samenleving. bogen, cement, oorlogsstrategieën kunst, wetenschap, politiek en sportbeoefening. Westerse geschiedenis grijpt regelmatig terug op de klassieke oudheid IN renaissance, classicisme, postmodernisme Klassiek erfgoed: Egeïsche cultuur De antieke wereld als wortels van onze westerse beschaving De Griekse beschaving werd voorafgegaan door de Egeïsche cultuur. De voornaamste culturen hierin waren: de Minoïsche cultuur: ( ca.2800-1400 v Chr.), genoemd naar de legendarische koning Minos, die op Kreta de belangrijkste eilandencultuur tot stand bracht en de Myceense cultuur: ( ca. 1600-1100 v. Chr.), genoemd Paleis van koning Minos naar de belangrijkste nederzetting van de Acheeërs, m.n. te Knossos(Kreta). Mycene op de Peloponnesos. De Egeïsche cultuur werd overrompeld door de Dorische volksverhuizing (vanuit het oostelijk Adriatische kustgebied) omstreeks 1100 v. Chr. Er is dan sprake van een cultuurterugval die ongeveer drie eeuwen- tot de Archaïsche tijd – zou duren, waarna de monumentale Griekse kunst ontstaat. Stierenacrobaten. Dodenmasker van Agamennon, koning van Mycene. Leeuwenpoort te Mycene Klassiek erfgoed De antieke wereld als wortels van onze westerse beschaving Grieken: 880- ca.200 v.C. Archaïsche periode: beginfase Klassieke periode: ideaalbeelden Hellenisme: verspreiding Romeinen: 100 v.C.- ca.300 De Romeinen assimileren de Griekse cultuur, en verspreiden zo deze mix over een groot deel van West-Europa. Gaat over in: Byzantijnse cultuur (oosten) Vroeg-Christelijke Cultuur (westen) Klassiek erfgoed: Sparta De antieke wereld als wortels van onze westerse beschaving Het oude Griekenland is een verzameling van afzonderlijke, rivaliserende stadsstaten. Bij dreiging van buitenaf sloten ze zich echter aaneen om de vijand te bestrijden. Sparta: ontstond toen de Doriërs in de 12e eeuw v.Chr. de Peloponnesos binnendrongen en enkele stammen zich vestigden aan de rivier Eurotas. Sparta van de zesde en vijfde eeuw v.Chr. was een militaire en staatsgeleide maatschappij die zich van de buitenwereld afsloot. Omdat Sparta, géén echte akropolis of stadsmuren bezat, open en bloot in een vruchtbare landbouwstreek lag, moesten de inwoners – mannen en vrouwen- zich steeds paraat houden voor vijandelijke invallen en opstanden van de oorspronkelijke bewoners, die ver in de meerderheid waren. Dit droeg bij aan de vorming van het unieke "Spartaanse" karakter. De Spartanen stonden bekend om de buitengewoon sobere en harde opvoeding die zij kregen. Pasgeborenen werden gekeurd, een kind met lichamelijke of geestelijke problemen werd in een diepe kloof geworpen. Kinderen werden gezamenlijk opgevoed. Na een strenge militaire opleiding leefden de mannen nog tien jaar in kazernes en mochten zij hun vrouwen slechts af en toe bezoeken. Een Spartaanse man was door dit alles een goed getrainde vechtmachine. fragment Hopliet Spartaans meisje Klassiek erfgoed theater Epidaurus: In het gerestaureerde theater van Epidaurus worden nu nog verhalen uit de mythologie opgevoerd. Een mythe gaat over goden en halfgoden die van alles meemaken. Er valt meestal iets te leren. Goden worden beschouwd als onsterfelijke mensen met hun eigen geschiedenis. Die geschiedenis wordt vaak verbonden met de eigen actuele geschiedenis. De mythologie is inspiratiebron voor veel toneelschrijvers. Oorsprong Grieks theater ligt in godsdienstig gebruik.: Tijdens driedaagse feesten ter ere van de wijngod Dionysus worden drie tragedies ( treurspelen) en een komedie (blijspel) opgevoerd. De tragedies hebben een mythologische inhoud, de komedies zijn actueler en bevatten cabaret-achtige elementen. Volgens Aristoteles komt de tragedie voort uit de ‘dithyrambe’, een gedanst koorlied gewijd aan Dionysus. Toen de Atheense dichter Thepsis de rol van de verteller die het koor inleidde, veranderde in die van een acteur, was de kiem van het drama ontstaan. Mozaïek theatermaskers (villa van Hadrianus) Theater van Epidaurus Klassiek erfgoed theater De koorzangers en –dansers op de cirkelvormige orchestra, maar ook de toeschouwers op de zitbanken van het theatron dienden zich naar de acteurs te wenden. Achter de acteurs werd een tent van doek en hout opgericht, deze kleedkamer werd mettertijd het toneel.(skène), met een verhoging ervoor (proskenion). Tenslotte werd de kleedtent aan het oog onttrokken door een houten wand die de voorgevel van een huis voorstelde: het begin van het decor. Doorgang Klassiek erfgoed theater Grieks theater: Het Griekse theater stelt aan het publiek een voorbeeld. Een gespeeld verhaal of een mythe over het (nood)lot, - waar niet tegen te strijden valt- met commentaar van een verteller. Spelers dragen maskers die de verschillende mannen en vrouwenrollen voorstellen. Overdreven en gestileerde gebaren, ondersteund door muziek. De bewegingen van de spelers zijn overdreven en de gebaren gestileerd omdat dit alles ook voor de mensen op de achterste rijen zichtbaar moet zijn. Dans in het theater is sterk beïnvloed door dit gebarenspel. Theater Aspendos (Turkije) Klassiek erfgoed theater Tragedie en komedie: Volgens Aristoteles is theater ‘een imitatie van een actie, en niet een echte actie.’ Met de tragedie en komedie begint de westerse theatergeschiedenis. Het Griekse theater stelt aan het publiek een voorbeeld. De mens die het lot tart gaat ten onder. Strenge scheiding tussen tragedie- en komediespelers. Stof en speelstijl van de komedie zijn realistisch. Groteske maskers en kostuums. Wetten van Aristoteles: * Eenheid van plaats, eenheid van tijd, eenheid van handeling. * Catharsis (= verzoening met het lot): het conflict wordt in het stuk opgelost. * Verdeling in 5 bedrijven: expositie, intrige, climax, catastrofe, peripetie (vaak met een ‘Deus ex machina). Wat eerder of ergens anders is gebeurd wordt vertelt door boodschappers. Één verhaallijn (i.t.t. tot bv. huidige soaps die er meerdere hebben.) Romeinse schrijvers volgen Grieks voorbeeld, vooral het volkstoneel handhaaft zich. Pantomime is bij de Romeinen populair. Deze mimespelen hebben een dramatisch karakter, oorspronkelijk alleen door mannen gespeeld. Medea masker Aristoteles Agressie masker Klassiek erfgoed theater Tragedie en komedie: De klassieke held. Met betrekking tot de karakters (van de personages; de held) zegt Aristoteles in zijn Ars Poëtica: Er zijn vier dingen waar de dichter op moet mikken: 1) Een ding waarvoor hij moet zorgen, en wel het belangrijkste, is dat ze goed zijn. 2) Het tweede is dat ze passend zijn. 3) Het derde is dat ze zichzelf gelijk blijven (in zijn ongelijkmatigheid). 4) Het vierde is dat ze overeenkomst vertonen (met de mensen in het werkelijke leven). Een klassiek held is iemand die, geconfronteerd met gevaar en tegenslag of vanuit een positie van zwakte, moed toont en bereid is tot zelfopoffering, heldendom in dienst van de hele mensheid. Deze definitie verwees oorspronkelijk naar krijgsmoed of -kunde, maar groeide uit tot een meer algemene morele uitmuntendheid. De klassieke held bezit bewonderenswaardige kwaliteiten: Moed, Loyaliteit, Eerlijkheid (Maar, de held kan ook menselijke fouten hebben, zoals woede, jaloezie, wraak, naïviteit of gebrek aan intelligentie.) Grote Griekse helden: Achilles ,Perseus, Theseus, Hercules, Odysseus. Achilles Fragment Troy Hercules doodt de Hydra (Louvre) Fragment Superman Moderne helden Orpheus Apollinisch versus Dionysisch. Liefde, schoonheid en noodlot: Apollo ( beschermer van de muziek en dichtkunst) schenkt Orpheus de lier. Het spel van Orpheus is zo verheven dat hij niet alleen mensen maar ook de dieren en de natuur in vervoering brengt. Orpheus trouwt Eurydice die kort daarop sterft. Hij is ontroostbaar maar met zijn muziek krijgt hij de goden zo ver dat hij haar uit het dodenrijk mag halen. Onder één voorwaarde: hij mag haar niet aankijken zolang ze de onderwereld nog niet achter zich hebben gelaten. De twijfel slaat toe en hij kijkt haar toch aan zodat ze voorgoed verdwijnt in de onderwereld. Griekse goden en halfgoden hebben dan wel bijzondere gaven, maar bezitten verder menselijke eigenschappen. Dankzij de Romeinse schrijver Vergilius worden deze mythes uitgewerkt en blijven daardoor voortleven. Kratzenstein, 1806 Orpheus en Eurydice Orpheus Orpheus Apollinisch versus Dionysisch. De lier en de aulos: Apollo en Dionysus zijn tegenpolen: Apollo, de aanvoerder van de muzen, staat voor orde, regelmaat, evenwicht, verstand. Dionysus vertegenwoordigt de roes, extase, onvoorspelbare, gevoel. De lier, een geschenk van Apollo aan Orpheus, vertegenwoordigt het Apollinische, het is een snaar- instrument dat dient als begeleiding bij de voordracht van het epos. De aulos is een dionysisch blaasinstrument met een schrille en doordringende klank dat wordt gebruikt als begeleiding bij het zingen van lofliederen voor Dionysus. De melodie en ritme van de Griekse muziek wordt bepaalt door de tekst. Instrumentale muziek krijgt een zelfstandige rol, er zijn zelfs wedstrijden voor virtuozen. Apollo staat voor orde, regelmaat, evenwicht en het verstandelijke. Dionysus vertegenwoordigt de roes, de extase, het onvoorspelbare en gevoelsmatige. Apollo Dionysus Orpheus Apollinisch versus Dionysisch. Muziektheorie volgens getallen: Muziek groeit uit tot meer dan ondersteuning van een godsdienstig ritueel en wordt een onderdeel van de opvoeding. Pythagoras bouwt de mathematische muziektheorie op: toonverhoudingen zijn weer te geven als getalsverhoudingen die ook zijn terug te vinden in de kosmos. Wiskunde en muziek zijn dus vergelijkbare wetenschappen. Tooncombinaties die volgens hem mooi klinken noemt hij consonanten en schrille samenklanken noemt hij dissonanten. Aristoxenos wijst dit af, hij schakelt de gevoelens van het oor in en legt daarmee de basis voor de muziekesthetica. De muziek van de Romeinen is gebaseerd op Griekse voorbeelden. Was bij de Grieken muziek een zelfstandige kunst, bij de Romeinen dient muziek vooral ter verhoging van de feestvreugde. De instrumenten van de Romeinen zijn dan ook veel luidruchtiger. Grieks koor en maskers. Griekse Bouwkunst: stapelen Parthenon: De tempel dient als onderdak voor het beeld van de god aan wie hij is gewijd, godsdienstige ceremonies en offers vinden Zuilen, kapitelen. Architraafbouw (stapelbouw): Sober uiterlijk, Vaste maatvoering, Volledig marmer. buiten plaats. (Versieringen van terracotta) Dorische orde: zwaar, mannelijk. Ionische orde: slanker, vrouwelijk. Korintische orde: decoratief. Parthenon Athene fragment Dorische orde Kariatiden Ionische orde Griekse Bouwkunst: megaron 1 fronton (gevelveld) 2 acroterium 3 sima of Cimaas (schuine kroonlijst) 4 geison (horizontale gootlijst) 5 mutulus 6 tandlijst 7 fries 8 triglief 9 metope 10 regula 11 guttae 12 taenia 13 architraaf Parthenon, Athene 14 kapiteel 15 abacus 16 echinus 17 zuilschacht 18 cannelure 19 stylobaat 20 volute 22 "mandje" (gestileerde acanthusbladeren) 23 zuilbasement 24 torus (bolle sierring) of scotia (holle sierring) Dorische orde: zwaar, mannelijk. Ionische orde: slank, vrouwelijk. Korinthische orde: decoratief. Tempels worden gebouwd volgens vaste maatvoering. Kleine correcties zijn toegestaan om voor het oog deze regelmaat beter tot zijn recht te laten komen. Romeinse Bouwkunst: metselen Ingenieuze constructies: Forum Rome De Grieken stapelen, de Romeinen zijn meer metselaars. Naar Grieks voorbeeld maar ook innovatief: Gebruik van baksteen en beton: meer toepassingen mogelijk: boogconstructie, gewelf, koepel. Marmeren bekleding. (Als deze eraf is zie je het ruwe metselwerk minder fraai als de Griekse ruïnes van uitsluitend marmer.) Veel utiliteitsbouw. Vitruvius heeft de Romeinse architectuur beschreven. Zijn werk werd in 1414 teruggevonden en werd een belangrijke bron voor architecten en kunstenaars. Maison Carrée Nîmes Fr. Colosseum Rome Romeinse Bouwkunst: metselen Ingenieuze constructies: Het Pantheon (118-120) in Rome is een goed voorbeeld hiervan. In de koepel zijn cassettes uitgespaard waardoor een netwerk van ribben ontstaat. Het totale gewicht van de koepel wordt zo minder, terwijl de stevigheid groter wordt. In de zware dragende muur is van binnen uitgehold door nissen met zuilen, waardoor het interieur minder plomp lijkt. De ronde tempel heeft een voorgevel met een klassiek Grieks uiterlijk. Het metsel en betonwerk wordt verborgen achter marmerplaten. Het gebouw is veel groter dan de voorgevel doet vermoeden. Pantheon fragment Rome Romeinse Bouwkunst: metselen Veel utiliteitsbouw. Bv. aquaducten. Pracht en praal: pronken. Export over het gehele Romeinse rijk. Basilica Trier, Duitsland Pont du Gard Frankrijk Basilica: grondvorm voor de latere kerkbouw Triomfboog van Constantijn Beeldhouwkunst: houwen 700-480 bc. Goden en keizers: Naast de bouwkunst spreken ook de beeldhouwkunst latere kunstenaars aan. De beelden uit de Griekse bloeiperiode zijn herkenbaar door hun weloverwogen proporties, ingetogen uitdrukkingskracht en volmaakte vormgeving. De goden worden afgebeeld als atletisch gebouwde mensen, in bezit van de eeuwige jeugd. De Griekse beeldhouwer bestudeert het menselijk lichaam en beeldt die uit met geïdealiseerde verhoudingen. Het gezicht blijft onpersoonlijk, want het is niet een bestaand iemand, maar een volmaakt ideaal. Veel van de Griekse beelden zijn ons bekend door de Romeinse kopieën. De Romeinen passen de beelden wel aan hun eigen cultuur aan. Op het beeld van een Griekse god komt het hoofd van een keizer: Augustus van Primaporta is een variant van de Griekse speerdrager. Speerdrager Augustus van Primaporta Griekse Beeldhouwkunst Ontwikkeling: Archaïsch: star, blokvorm. Klassiek: ideaalbeeld ( Canon) Hellenisme: overdaad, week. Van geen naar steeds grotere beheersing van de anatomie. Van frontaal/statisch naar dynamisch. Rampin kop ca. 560 v.C. Kore Kouros 700-480 b.C Griekse Beeldhouwkunst 480-400 bc.. Klassieke fase: CANON( maatstaf) Goden, halfgoden, atleten. afgebeeld als volmaakte mens. Contraposto: lichte ‘s’-vorm. Geïdealiseerde proporties en verhoudingen. Onpersoonlijk. Phidias: Nike Athena tempel Ca. 410 bc. De Griekse beeldhouwer wil geen portret maken van een bestaand iemand, maar een ideaal, volmaakt menstype weergeven. Myron: discuswerper Stervende Niobide Polyclitos: Speerdrager CANON figuur ca.450 bc.. Grafstèle van Hegeso Griekse Beeldhouwkunst 400-100 bc.. Hellenisme: ‘Maniëristisch’ Dynamiek Emoties Goden werden mensen. Het idealisme evolueert naar naturalisme. Laocoöngroep Nike van Samotrache Lysippus:Schraper Venus van Milo Griekse Beeldhouwkunst Het Pergamon altaar, (Berlijn) is afkomstig uit Pergamon, (Klein Azië) Het altaar, gebouwd voor Athene en Zeus dateert uit ca. 180 v.Chr. Op het altaar is een gigantenstrijd afgebeeld. Giganten (van het Griekse woord “gigas”, “gigantes” dat reus betekent) waren ontzaglijke reuzen met vreselijke aangezichten en lange verwarde haren die van hoofd en kin afhingen. In plaats van voeten hadden zij geschubde drakenstaarten. Reliëfbeeldhouwkunst als versiering. Romeinse Beeldhouwkunst Naar Griekse voorbeelden. Veel kopieën. Wel oorspronkelijk in: portretten en verhalende reliëfs Nero Portret beelden Marcus Aurelius Afrodite van Cyrene (Romeinse kopie naar Praxiteles.) Romeinse Beeldhouwkunst Naar Griekse voorbeelden. Veel kopieën. Wel oorspronkelijk in: portretten en verhalende reliëfs Nero Zegetocht na de verovering van Jeruzalem Reliëf Ara Pacis Triomfboog van Titus De Arena Griekse en Romeinse theaters: Het Griekse theater was oorspronkelijk een rituele functie: een offerplaats ter ere van de god Dionysus. De voorstelling speelde zich af op een verdiept speelvlak: de orchestra. Rondom marmeren zitplaatsen tegen de helling van een heuvel. Het andere gedeelte van de orchestra wordt afgesloten door de scaena: kleedruimte en bewaarplaats, maar dient later als achtergrond voor het toneelstuk. De Romeinse theaters zijn losstaande gebouwen. Achter de gehalveerde orchestra is een verhoogd podium, waar de belangrijkste handelingen zich afspelen. De muur achter het podium heeft de functie van decor. Het Romeinse theater heeft geen rituele functie maar is bedoeld voor vermaak. De indeling van het publiek is hiërarchisch. Vooraan de belangrijkste mensen. Epidavros theater Grieks Het Romeinse theater heeft geen rituele functie, zoals in Griekenland, maar is bedoeld voor vermaak. Romeins theater Orange De Arena Brood en spelen Naast het theater waarin toneel, dans en muziek worden opgevoerd bouwen de Romeinen ook stadions of amfitheaters. Het beroemdste amfitheater is het Colosseum in Rome. Het biedt plaats aan duizenden bezoekers voor sportspektakels en gladiatorenspelen. Aan de buitenkant ( de marmeren beplating is verdwenen) zijn nog wel de pilasters en halfzuilen te zien. Zij hebben een louter decoratieve functie. Deze ‘nepzuilen’ verwijzen naar de drie bouworden. Het combineren en stapelen van bouworden was voor de Grieken ondenkbaar. Het ‘speelvlak’ in een amfitheater wordt arena genoemd. Colosseum Rome fragment fragment Griekse Schilderkunst Monumentale Griekse schilderkunst ontbreekt. Wel schilderkunst op vaatwerk: de vaasschilderkunst. Gebruiksvoorwerpen die erg verschilden in vorm al naar gelang hun functie: tafel en toiletgerei, kook- en voorraadpotten, ritueel vaatwerk enz. Voorstellingen gaan over het dagelijks leven en de wereld van goden en helden. Oriëntaals Zwartfigurig Roodfigurig Romeinse Schilderkunst Bekend door: Fresco Mozaïek Levendig realisme Pompeï Illusionisme Fayumportret dichteres Sappho Invloeden De cultuur van de Klassieke Oudheid is via de Romeinse verovering over een groot deel van Europa verspreid. Invloeden zijn op veel terreinen terug te vinden o.a.: bouwkunst, wetenschap, theater, beeldende kunst, rechtspraak, taal, sport, politiek, stadsplanning, ingenieurswerken, krijgskunde, esthetica enz.enz. Het Witte Huis USA Parijs, Marne la Vallee A’dam Keizersgracht Pantheon Parijs Stadion Feyenoord Berlijn Brandenburger Tor Eerste Christenen Eerste christenen: Onder de tribunes en arena ligt een ingewikkeld stelsel van gangen en ruimten voor de leeuwen, gevangenen, gladiatoren en alles wat verder nodig was voor bloederige shows. Hier werden ook de eerste christenen voor de leeuwen geworpen. Ondanks de vervolging verspreidt het christendom zich snel. In 313 krijgen zij geloofsvrijheid van Keizer Constantijn, de 1e Chr. keizer. Het einde van de klassieke periode. Het Romeinse rijk is dan al in verval: Germanen, Hunnen en Vandalen die noch met de klassieke cultuur noch met het christendom banden hebben, vallen het rijk binnen en voor Europa breken de donkere eeuwen aan. Veel van wat bereikt is door de Grieken en Romeinen raakt hier in vergetelheid. Sta.Constanza, Rome Catacomben Chr. als ‘herder’, Ravenna Sarcofaag Byzantijnse cultuur Het Romeinse rijk viel uiteen in een WestRomeins en een Oost-Romeins rijk De hoofdstad van het Oost-Rom.rijk – Byzantium-werd Constantinobel (Istanbul). Vermenging van laat-Romeinse, christelijke en Oosterse cultuur. Kenmerken: Statig, mystiek; de glans van het Rijk Gods op aarde. Koepelkerken, mozaïeken en iconen. Hagia Sophia Hagia Sophia fragment Maximianus met gevolg. San Vitale, Ravenna Byzantijnse cultuur Beroemde voorbeelden van Byzantijnse bouwkunst buiten Byzantium San Marco Venetië Basiliuskathedraal Moskou Samenvatting * Klassiek oudheid is de benaming voor de Griekse en Romeinse beschaving. * Griekse beschaving van de vijfde tot de tweede eeuw voor Chr. * Romeinse beschaving loopt door tot in de 4e eeuw. * 313 einde vervolging van christenen, Romeinse rijk valt uiteen. * Er volgt een periode van weinig belangstelling in het culturele erfgoed. * Griekse bouwers en Romeinse constructeurs hebben veel invloed op latere westerse bouwkunst. * Theaters, stadions, bruggen en kerken eeuwenlang gebaseerd op klassieke voorbeelden. * Grieken hebben veel belangstelling voor muziektheorie en schoonheidsleer. * Muziek en dans bij Grieken en Romeinen deel van de opvoeding. * Krijgsdansen, wapendansen en worsteldansen zij training voor jonge mannen. Westerse theatergeschiedenis begint bij de Grieken en Romeinen. * Invloed van de Klassieke Oudheid ook op het gebied van: politiek, filosofie en wetenschap. * Goed of slecht, mooi of lelijk zijn ook beïnvloed door de klassieken.