Gemeente van onze Heer Jezus Christus, Mag ik u vanmorgen even

advertisement
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Mag ik u vanmorgen even meenemen?
Dan gaan we op reis, terug in de tijd.
We gaan naar Augsburg, een stad in het zuiden van Duitsland, niet ver van München. We
zijn in het najaar van 1942.
De dagen worden korter, het is vroeg donker.
We zien onszelf terug in een antiekzaak.
(Tussen haakjes: de klanten en de eigenaar zien ons niet)
Er zijn mooie dingen te koop, oude meubels, lampen, oude voorwerpen, mooie beelden.
Jochen en Anni staan ook te kijken, ze bewonderen verschillende beelden.
Anni is een al wat oudere vrouw, middelbaar, ze is 52 jaar. Ze is getrouwd met Jochen, die
veel jonger is. Maar dat is niet erg, leeftijdsverschil merk je niet als er liefde in het spel is.
Jochen en Anni kijken, rekenen, twijfelen. Het is hier allemaal niet goedkoop.
Eigenlijk willen ze twee beelden kopen: er is een beeld van een zegenende Christus, een
beeld dat hen raakt, ontroert. Dit beeld dóet hen iets…. En er is een beeld van de opgestane
Christus…..
Een Christusbeeld dat zegent, en een beeld dat herinnert aan de levende, opgestane Heer.
Maar sámen zijn ze te duur, dat kunnen ze niet betalen. Ze rekenen het uit: ze hebben maar
geld voor één beeld.
Uiteindelijk wordt het de zegenende Christus.
Onzichtbaar vertrekken we ook weer uit deze antiekzaak, en we duiken een week later weer
op bij het huis van Jochen en Anni.
Samen met het beeld van de zegenende Christus, want dan wordt het beeld bij hen thuis
bezorgd.
Jochen schrijft ’s avonds in zijn dagboek:
‘Zoveel vredige rust, zoveel schoonheid omgeeft mij, en we hebben zo’n luxe reis achter de
rug……
Hoe kan je dan…. nee, waarom moet je dan zo beneveld, zo moe en verward en beklemd
zijn?’
Ondanks deze vrede, deze schoonheid, toch zo moe en verward, en beklemd…
Jochen, hij is 39 jaar oud, nog zo jong, denk ik.
En hij leeft in een tijd die wij ons tegenwoordig bijna niet meer kunnen voorstellen.
Het is 1942, het is een tijd van oorlog en geweld, een tijd van dictatuur, het recht van de
sterkste, een tijd van geweldige discriminatie en vervolging.
Jochen en Anni leven in de tijd van de veroveringen van Hitler Duitsland, in Hitler Europa.
Zoveel zwarte nachten….. hier en nu veroorzaakt door de zwarte uniformen, en de
bruinhemden van de SS, en de leer die zij verkondigen en in de praktijk brengen….
Jochen Klepper, zijn vader is dominee, een anti-semitische dominee ook nog. Jochen zelf
studeert ook theologie, maar híj wordt geen predikant, dát werk kan hij in deze tijd niet aan.
Hij kiest voor de journalistiek, en gaat werken bij de radio.
In 1931 trouwt hij met zijn Hanni. Hanni is weduwe, en heeft twee dochters, Brigitte en
Renate.
Dat is geen bezwaar, want ze houden van elkaar.
Het is wél moeilijk dat Hanni Joods is. En dat wordt in deze tijd niet geaccepteerd. In 1933
wordt Jochen dan ook ontslagen.
Hij houdt in deze jaren een dagboek bij. En hij beschrijft hierin hóe groot de dreiging is voor
iedereen die niet mee kan of wil doen met het nationaal-socialisme.
Hij schrijft over de nacht, die in Duitsland nu al zo lang duurt.
Hij spreekt zichzelf moed in, zichzelf, zijn vrouw Hanni, en zijn stiefdochters.
In de jaren dertig is het nog niet zo ver, maar straks, in de jaren veertig, zullen overal in die
zwarte nacht sterren stralen, heel andere sterren dan die aan de donkere hemel. Gele
Jodensterren…..
En in deze donkere tijden Jochen, hóe kun je dan nog spreken over God?
Een God, die wel diep verborgen lijkt te zijn.
Een God, die in dit donker woont?????
En toch zoek je naar deze God, juist nu het zo moeilijk is.
Jochen Klepper houdt het vol, hij zoekt steun in teksten uit de bijbel, in liederen en gebeden.
En hij schrijft. Hij schrijft in een dagboek, en hij schrijft liederen.
Hij schríjft niet alleen, hij stelt ook alles in het werk om in ieder geval zijn dochters te laten
vertrekken uit Duitsland.
Brigitte, de oudste, ontvlucht Duitsland in 1939.
Maar Renate blijft bij hen, voor haar is er nog geen mogelijkheid om te vluchten.
Kan iemand dit lang volhouden?
Jaren van vervolging en dreigende deportatie?
De verleiding om je eigen dood te bespoedigen is groot.
Ook hier schrijft hij over: (een fragment uit 1941)
‘En steeds vraag ik me af, of de aanhoudende wens om te sterven ook breken met het
geloof, een breken met God betekent. En steeds weer, zonder het mooier te maken dat het
is, moet ik zeggen: nee!’
De wens om te sterven is niet een breken met God.
Dit houden we even vast. Dit is een boodschap, ook voor ons, in moeilijke tijden. Zelfs de
dood, en de doodswens, is niet een breken met God.
Nu gaan we naar december 1942:
Renate, hun jongste dochter, heeft een inreisvisum naar Zweden gekregen. Vraag niet hoe
moeilijk dat is geweest.
Op 10 december moet Adolf Eichmann persoonlijk zijn toestemming geven.
En, Eichmann weigert…..
Dan schrijft Jochen Klepper in zijn dagboek:
‘Deze middag was de zitting bij de veiligheidsdienst.
We zullen nu sterven – ach, ook dat ligt bij God.
Vannacht gaan wij samen dood.
Boven ons staat in de laatste uren het beeld van de zegenende Christus, die om ons strijdt.
Oog in oog met hem eindigt ons leven.’
Oog in oog met die zegenende Christus hebben zij die nacht een einde aan hun leven
gemaakt.
Zó donker was het, zó uitzichtloos.
Ze wisten dat ze twee dagen later gedeporteerd zouden worden, een zekere reis naar de
dood.
Gemeente, waarom vanmorgen dit verhaal over Jochen Klepper?
Waarom in deze Adventstijd aandacht voor zo’n donker gebeuren uit de geschiedenis?
Het donker waarin zoveel mensen zich toen, en ook nog nu, maar dan weer anders,
bevinden?
Kijkt u maar eens naar het lied dat we zo meteen, na de verkondiging, gaan zingen. Het is
één van de allermooiste adventsliederen dat ik ken.
Dit lied is geschreven door Jochen Klepper.
De Jochen Klepper over wie wij vanmorgen zoveel horen.
Hij heeft ons deze prachtige woorden nagelaten.
Hij schreef het in 1937, toen de dreiging al heel groot was, en alsmaar werkelijker werd.
In dit lied zijn veel van de woorden gebruikt uit de schriftlezingen van vanmorgen.
Daarom las ik ook niet een aaneengesloten verhaal vanmorgen, maar juist deze
verschillende fragmenten.
Want in deze schriftwoorden straalt al het licht door, waar Jochen zo naar verlangt.
En juist in de tijd van Advent, in deze weken voor Kerst, voor de geboorte van het Kind in
Betlehem, is het goed om deze woorden te horen, te lezen en te zingen.
Advent: we mogen ons voorbereiden op de komst van Jezus Messias, óók in ons eigen leven.
Oók, en misschien wel juíst, als het zo donker is om ons heen.
De woorden van gezang 130, ik hoef ze denk ik niet uit te leggen.
Ze zijn een geschenk aan ons, van een mens, die moest leven in het donker, en die ons
meegeeft dat er tóch, eens, een morgen zal zijn. Want in stille pracht staat de ster van Gods
genade, aan het einde van de nacht….
Ik hoop dat dit lied dit jaar met u, met mij, mee zal gaan in deze weken naar het Kerstfeest
toe. En ik hoop dat er bij ons allen, óók als het donker is, licht zal mogen zijn, als troost en
bemoediging voor de weg die wij allen moeten gaan.
Amen.
Download