Een zangstuk van David HEER, U doorgrondt mij en kent mij, U kent mijn zitten en opstaan, al van verre doorziet U mijn gedachten. Van mijn gaan en komen kent U de maat, U bent vertrouwd met al mijn gangen. Er komt geen woord over mijn tong, of, zie, Heer, Gij kent het volkomen! Gij hebt uw hand op mij gelegd ! Uw kennen is mij wondervreemd, te hoog om erbij te kunnen. Waarheen moet ik om uw geest te ontgaan? Waarheen om uw oog te ontvluchten? Stijg ik op naar de hemel: U bent daar. lig ik in het dodenrijk: U bent daar. Neem ik de vleugels van de zon in de morgen, laat ik mij neer aan de einders van de zee, dan zou ook daar uw hand mij leiden, uw rechterhand mij vasthouden. Als ik zeg: ‘Laat het stikdonker mij omringen en laat het licht om mij heen in nacht veranderen’. dan is het donker niet donker voor U: als de dag zou de nacht oplichten, want donker en licht zijn gelijk voor U. U bent het die mijn kern hebt gevormd, die mij weefde in de schoot van mijn moeder. Dank voor het ontzagwekkend wonder dat ik ben, voor het wonder van uw werken; hoe ga ik U ter harte. Mijn gebeente had voor U geen geheimen toen ik in het verborgen werd gemaakt, werd samengeweven in de diepten van de aarde. Ik was nog vormloos, maar uw oog zag mij. al mijn dagen stonden in uw boekrol gegrift, gevormd en wel, maar nog niet één was begonnen. O God, uw gedachten zijn voor mij te groots, de som ervan is voor mij te machtig. Ik kom er niet uit en blijf met U bezig. Klom ik op tot de hemel, ook daar zou uw hand mij geleiden ! Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, vors mij en ken mijn gedachten. Tekst uit: Bijbel op CD-Rom uit de grondtekst vertaald Willibrordvertaling herziene uitgave 1995 [email protected] http://users.skynet.be/all Zang: Mandatum novum - abdij Grimbergen