BIOS biedt podium voor uiteenlopende visies Verslag Dag van de Integriteit, 19 november 2009 BIOS biedt podium voor uiteenlopende visies Verslag Dag van de Integriteit, 19 november 2009 Rijk en Politie krijgen vanaf 1 januari 2010 een nieuwe klokkenluidersregeling. Dat zei Andrée van Es, directeur-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties op het ministerie van BZK, op de eerste Dag van de Integriteit. Van Es presenteerde daar ook het eerste Jaarboek Integriteit 2010 van het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS). Met de Dag van de Integriteit en met het jaarboek wil BIOS het debat over de integere overheid stimuleren en de onderlinge kennisdeling tussen overheidsorganisaties versterken. Mede op die manier beoogt BIOS bij te dragen aan de ontwikkeling van duurzaam integriteitsbeleid. Meer dan 100 belangstellenden betraden op 19 november de Gulden Middenweg in het Utrechtse Geldmuseum om aan deze dag deel te nemen. Tijdens de dag belichten een groot aantal deskundige sprekers uit diverse disciplines die ‘integriteit’ en leiden masterclasses. Debat als kruisbestuiving De Dag van de Integriteit onderstreept, volgens hoofd BIOS Alain Hoekstra, het belang van integriteit als kernwaarde, vervlochten met de dagelijkse praktijk van de publieke sector. Deze eerste dag biedt deskundigen uit vele disciplines een podium. De visies lopen uiteen van vooral regels en structuur tot de cultuurbenadering en combinaties van beide. Het debat daarover met elkaar is belangrijk, aldus Hoekstra. Daarom wordt deze Dag van de Integriteit een jaarlijks terugkerend evenement. Ook het Jaarboek Integriteit wordt een jaarlijkse uitgave. Met het debat van vandaag willen we alvast komen tot een vruchtbare kruisbestuiving, zodat u aan het eind van de dag met nieuwe kennis, nieuwe energie en enthousiasme naar huis terugkeert. Hoeksteen van het sociale leven Het Jaarboek Integriteit 2010 van BIOS laat zien dat we, een kleine twintig jaar na de uitspraak van Ien Dales ‘een beetje integer bestaat niet’, een stuk verder zijn. Aldus DG Andrée van Es. Wat integer gedrag is bepalen we grotendeels zelf met ons eigen geweten, gewoonten en cultuur. Integriteit is de hoeksteen van het sociale leven. Eerlijk handelen is nodig omdat mensen elkaar willen kunnen vertrouwen in relaties, vriendschappen en in het maatschappelijk verkeer. Ook organisaties vertonen gedrag en zijn wel of niet betrouwbaar. Als de overheid, vaak in de persoon van ambtenaren, het vertrouwen verspeelt, verliest het openbaar bestuur het gezag en kan het niet effectief functioneren. Lees de volledige speech> Deugdethiek: integriteit als deugd Paul van Tongeren, hoogleraar wijsgerige ethiek, directeur Centrum voor Ethiek Radboud Universiteit Nijmegen, buitengewoon hoogleraar ethiek Hoger Instituut voor Wijsbegeerte Katholieke Universiteit Leuven. Van Tongeren benadert integriteit als onderdeel van het grotere domein van kwaliteit. Net als bij kwaliteitszorg is er bij integriteitszorg sprake van wetten, instituties en instrumenten die ons helpen meten, verbeteren en in stand houden. Maar wat meten we dan precies? Als we meten, meten we gedrag, niet de houding waar dat gedrag uit voortkomt. Het gedrag is het eindresultaat, maar aan de houding kun je werken. Integriteit is dus geen kwestie van alles of niets. In weerwil van de vaak herhaalde uitspraak van Ien Dales is er altijd meer en minder mogelijk. Je kunt groeien en je houding perfectioneren. We zijn voortdurend bezig onze houding en ons karakter te vormen. De deugdethiek richt zich op die vormende kant. Hoe doen we dat zo goed mogelijk; wat is de beste houding en hoe vinden we die? Daarbij vertalen we goede voorbeelden naar ons eigen handelen. We vragen ons af welke interne kwaliteitsstandaard we willen naleven. Dat is dus geen regel, maar de aspecten die van waarde zijn voor wat je doet. Voor een voetballer bijvoorbeeld hoeft het niet het aantal doelpunten te zijn dat hem tot een goed speler maakt. Zomerfestival De masterclass met Van Tongeren richt zich op een casus: Een gemeente wil een groot zomerfestival organiseren. Niet alleen omdat dat leuk is voor de eigen inwoners, maar ook voor het imago buiten de gemeentegrenzen. Volgens de recente veiligheidsvoorschriften voldoet een gepland bouwwerk niet aan de eisen. Als gemeenteambtenaar moet u groen licht geven voor de bouw. Wat doet u? Van Tongeren laat het lot bepalen welke deugd als vertrekpunt dient voor de discussie. De virtuele dobbelsteen zegt ‘verstand’. Dat vraagt om een bepaalde manier van kijken: wat is de eerste vraag die we onszelf moeten stellen? Als ambtenaar kijk je in de eerste plaats naar het doel: waar richt ik mij op, wat is mijn taak. Vervolgens kijk je naar de huidige omstandigheden. Waar moet je rekening mee houden? Na enige discussie luidt het antwoord op vraag 1: een geslaagd festival is het doel, maar ook veiligheid en economisch profijt kun je tot de publieke belangen rekenen. De omstandigheden zijn: mogelijke claims van leveranciers wanneer je het festival af zou blazen, tijdsdruk. Het gaat erom dat je een afweging maakt en je besluit kunt rechtvaardigen. Bijvoorbeeld: het festival is het doel, dat gaat door en daarbij heb ik de volgende afwegingen gemaakt: veiligheid is een voorwaarde en we nemen maatregelen om te zorgen dat we daar recht aan doen. Deze afwegingen rechtvaardigen het besluit. De geest van de wet Joanne Kellermann, lid van de directie van de Nederlandsche Bank Integriteit is in het belang van de overheid. Ieder incident brengt het vertrouwen in die overheid schade toe. Dat geldt zeker wanneer het gaat om de spaarcenten van de burger. Financiële instellingen moeten dus solide zijn. Niet alleen in bedrijfseconomisch opzicht, ook moreel. De Nederlandsche Bank (DNB) heeft natuurlijk een externe rol, als toezichthouder op financiële instellingen, maar ook intern streeft DNB naar integriteit en soliditeit, vertelt Kellermann. Afgelopen september heeft de DNB een self assessment uitgevoerd en toen bleek dat we weliswaar aan de regels voldoen, maar we zien ook ruimte voor verbetering. Integriteit en soliditeit zijn voorwaarden voor een gezond financieel stelsel. Het toezicht op integriteit beperkte zich tot nu toe vooral op de ‘hardere’ kant: het beleid, de vertaling in de administratieve processen, toezicht en evaluatie. DNB richt zich nu ook op cultuur. Dat is lastig, de normen daarvoor zijn opener en daarmee doe je veel meer een beroep op het eigen normbesef. We hebben bij de Enron-affaire gezien waar het toe leidt wanneer de controlerende instanties alleen kijken naar de letter van de wet. Hier werd de geest van de wet heel vernuftig genegeerd. DNB gaat zeker meer letten op die open normen. De stabiele financiële sector heeft duidelijk ook een morele component. Je moet ook beslissingen nemen waar geen regels voor bestaan. Over de afweging die je dan maakt, moet je later verantwoording kunnen afleggen. Overigens is dat, vooral in de rol als toezichthouder, niet altijd makkelijk. DNB heeft immers een geheimhoudingsplicht, zodat je niet altijd je keuzes kunt toelichten. Een integere bedrijfscultuur baseert zich op belangrijke elementen: bespreekbaarheid, voorbeeldgedrag, uitvoerbaarheid, transparantie en handhaving. Hoe meet je dat? In de masterclass wisselen de deelnemers daarover in groepjes van gedachten. Conclusies: om te beginnen moet er een cultuur van veiligheid en vertrouwen heersen of worden bevorderd, als voorwaarde om de juiste gegevens boven tafel te krijgen. Om de beleving en de ervaringen van medewerkers te meten, kun je een medewerkerstevredenheidsonderzoek inzetten. Besteed aandacht aan de medewerkers, maar ook aan de buitenwereld, zoals burgers en andere belanghebbenden. Een belangrijk onderdeel van het meetproces is het gesprek, bijvoorbeeld in de vorm van burgerpanels, met medewerkers en in dilemmadiscussies. Bij het aspect uitvoerbaarheid kun je denken aan risicoanalyses en preventief het beleid toetsen op integriteitsrisico’s. De conclusies uit de masterclass zijn in bovenstaande paragraaf verwerkt. Derde generatie integriteitsbeleid Edgar Karssing, associate professor Business Universiteit Nyenrode We zijn op weg naar de derde generatie integriteitsbeleid, stelt Karssing. ‘Generatie’ staat in dit verband voor: visie op integriteit. In de ideale situatie bouwen generaties voort op wat ze van het verleden hebben geleerd. Ze houden de sterke punten vast en lossen de problemen van de vorige generatie op. De eerste generatie integriteitsbeleid in Nederland, in de jaren’90, richtte zich vooral op incidenten van fraude en corruptie. Dat is een negatief uitgangspunt, je legt de nadruk op het voorkomen van misstanden in plaats van op de kwaliteit van het werk. De tweede generatie besteedt ook aandacht aan cultuur en mentaliteit. Wat zijn de waarden achter de regels? In de derde generatie gaat het over professioneel handelen: hoe doe ik mijn werk goed. Integere ambtenaren en bestuurders dienen het publieke belang. Dat betekent dat ze de goede dingen doen en die doen ze goed. Hoe bereik je dat? Integere ambtenaren zijn zorgvuldig: door rekening te houden met de rechten, belangen en welzijn van alle belanghebbenden. Wat ze doen is uitlegbaar, ze nemen besluiten op basis van goede argumenten. Ze zijn standvastig: houden bij verleidingen de rug recht. Een valkuil is dat in de huidige samenleving veel mensen vooral leuke dingen willen doen met hun leven. We zullen dan ook afspraken moeten maken over hoe we met elkaar omgaan om vreedzaam te kunnen samenleven en vruchtbaar samen te werken. Vanuit die optiek willen we ons werk doen. Integriteit 3.0 In de masterclass werpt een deelnemer de vraag op of de term integriteit nog wel de juiste is. Tegenwoordig wordt daar zoveel aan opgehangen dat je je kunt afvragen of het begrip nog actuele waarde heeft. Karssing draagt ZUS aan: Zorgvuldig, Uitlegbaar, Standvastig. Een van de deelnemers verwijst naar een model dat je kunt gebruiken om iemands professionaliteit te bepalen: A = C x H. Daarbij staat A voor kwaliteit van de ambtenaar, C voor competenties en H voor houding. Deze methode pakt ook positief uit voor medewerkers die iets minder scoren op competenties maar wel een enorm arbeidsethos hebben. Bij de nieuwe generatie integriteitsbeleid is, in de visie van Karssing, vertrouwen een belangrijk uitgangspunt. Medewerkers die het management niet vertrouwen, willen terug kunnen vallen op regels, duidelijkheid en de ondernemingsraad. Intern onderzoek bij de politie Magda Berndsen, korpschef Politie Friesland, portefeuillehouder Integriteit Elke politieorganisatie heeft een bureau voor integriteitsonderzoek dat een intern onderzoek kan instellen bij plichtsverzuim of een strafbaar feit. Een beleid dat als fair wordt ervaren is: juist, rechtvaardig, zorgvuldig, onbevooroordeeld en heeft aandacht voor de onderlinge persoonlijke wisselwerking. Als iemand wordt verdacht, moet nog maar bewezen worden of die verdenking klopt. Als dat niet zo is, moet de betrokkene weer met opgeheven hoofd kunnen terugkeren, stelt Berndsen. Bovendien moeten we rekening houden met de enorme impact die zo’n onderzoek heeft op het thuisfront. Soms blijkt een onderzoek in opdracht van de korpsleiding of districtschef te draaien om een functioneringsprobleem dat de leidinggevende niet aankan. Wanneer je in een vroeg stadium over dat functioneren in gesprek gaat, kun je een onderzoek voorkomen. Ook een goed vooronderzoek is in dat opzicht essentieel. Je moet voortdurend afwegen wat je de betrokkene aandoet. Zijn ordemaatregelen nodig dan moet de leidinggevende altijd zelf de betrokkene meedelen dat hij tot schorsing of buitendienststelling overgaat. Is de betrokkene ook verdachte, dan is het zaak hem goed op zijn rechten en plichten te wijzen. Zorg voor opvang, ook voor de familie en eventueel voor de leidinggevende die immers niet altijd de opdrachtgever is voor het onderzoek. De kern is dat je verantwoordelijkheid kunt afleggen over besluiten die je op basis van het onderzoek neemt. Het onderzoeksbureau vertegenwoordigt vooral de repressieve kant, de politie wil graag proberen om preventiever te werken. Dat kan bijvoorbeeld al bij de werving en selectie, door diploma’s en referenties te screenen. De politie wil betrouwbaar zijn. Daar hoort bij dat we informatie uit politiesystemen niet gebruiken voor privédoeleinden. Hoewel daar ook discussie over is: als je niet weet of je nieuwe buren ‘antecedenten’ hebben, kun je dan wel met ze omgaan? Het incident met de veelvuldig bekeken gegevens van de bekende voetballer is duidelijker: hier was geen sprake van ‘need to know’, maar van ‘nice tot know’. Zorgvuldig opereren, dat doe je bewust en dat hoort bij de beroepscode, niet bij de gedragscode. Het appelleert aan de professionaliteit. Integriteit is geen statisch begrip. Het belangrijkste is dat je het er met elkaar over hebt en dat we erover blijven nadenken. Wat is bijvoorbeeld het gevolg van het feit dat alle jongere collega’s op hyves te vinden zijn? Hoe ga je daar mee om? Hoeveel geef je bloot op zo’n vriendennetwerk? Daar moeten we over blijven praten, aldus Berndsen. Grenzen van het gedrag Deelnemers aan de masterclass willen onder meer weten in hoeverre de cultuur van de organisatie een rol speelt bij een intern onderzoek. Dat is een heel belangrijk aspect. Wanneer een incident naar boven komt dat iedereen eigenlijk ‘normaal’ vindt, wordt een eventuele sanctie niet begrepen, laat staan gedragen. Daarom moeten de grenzen van het gedrag voor iedereen duidelijk zijn. Als een onderzoek begint moet de omgeving dat ook als rechtvaardig beschouwen, anders heb je een probleem. Na het onderzoek is het goed om ook weer iets terug te spelen en de context te schetsen. Dat past bij de lerende organisatie. Je moet ook proberen om breder te kijken dan het incident, alleen dan trek je lessen uit het gebeurde. Wat is de rol van de interne communicatie? Hoeveel moeten collega’s te horen krijgen? Dat is afhankelijk van de situatie, maar geruchten gaan via de verwarmingsbuizen, meent Berndsen. Daardoor ontstaat een geheel eigen dynamiek. Om dat te voorkomen is er een communicatieprotocol, afgestemd met de ondernemingsraad. Soms kan de betrokkene zelf daar ook een rol in spelen. Er is een voorbeeld van een collega die een stukje schreef voor de korpskrant, onder het motto: dat heb ik ervan geleerd, doe er je voordeel mee. Dat werkte heel goed. Maar niet iedereen gaat daar op die manier mee om. Zoiets lukt alleen op vrijwillige basis, nooit onder druk. Van theorie naar plannen Maarten de Jong, voorzitter Netwerk Bedrijfsethiek Nederland en voormalig directeur Department of Institutional Integrity bij de Wereldbank in Washington Integriteit in de praktijk: hoe kunnen we theorieën omzetten in een planmatige aanpak voor de organisatie? De Jong heeft naar eigen zeggen ‘met vallen en opstaan’ ervaring en inzichten opgedaan. Integriteit en cultuur hebben gemeen dat ze uitgaan van kernwaarden, beide staan of vallen met onderling vertrouwen en met het geven en nemen van verantwoordelijkheid. Een ander gemeenschappelijk kenmerk is de borging door het proces van voortdurende verbetering. Wederzijds vertrouwen werkt. De top van de organisatie geeft vertrouwen door medewerkers eigen verantwoordelijkheid toe te kennen, de medewerker geeft dat vertrouwen op zijn beurt terug aan de top. Wederzijds vertrouwen heeft een positieve invloed op motivatie en prestaties en zou een centrale plaats moeten innemen in het integriteitsplan. Ook het gevoel dat de medewerker heeft over de rechtvaardige behandeling, bijvoorbeeld doordat het beloningsbeleid in balans is, heeft een positief effect. Het spreekt voor zich dat te veel controle, of geïnstitutionaliseerd wantrouwen, de prestaties negatief beïnvloeden. Integriteit als professionele verantwoordelijkheid gaat verder dan regels naleven. De (morele) professionele verantwoordelijkheid houdt in dat je zelfstandig en professioneel handelt en vrijwillig verantwoording aflegt. Het management doet er bij het opstellen van het integriteitsplan goed aan een spoorboekje te hanteren, met de belangrijkste integriteitsdoelen, de activiteiten om die doelen te bereiken, de tijdsvolgorde en de belangrijkste mijlpalen. In het plan moet achtereenvolgens aandacht worden besteed aan: visie; analyse en coördinatie; individueel integer handelen met training en educatie als randvoorwaarden; professionele samenwerking organisatorische inbedding. Bij al deze stappen is goed managen cruciaal. Het management moet zich bewust zijn van de betekenis maar vooral ook echt willen. Corruptie Voor de masterclass presenteert De Jong een case uit de praktijk van de Wereldbank. Het management was ervan overtuigd dat de integriteitsproblemen van de Wereldbank meevielen, maar: de besteding van de financiële middelen was nauwelijks te controleren; donorlanden verwachten dat het geld wordt uitgegeven; lokale gebruiken en samenwerkingsverbanden zijn niet bevorderlijk voor de helderheid van de procedures. Uit onderzoek naar geldstromen vanuit de projectfinanciering is gebleken dat corruptie voorkomt óók binnen de Wereldbank. Men weet echter niet exact hoe groot het probleem werkelijk is. Dat maakt het moeilijk om goed beleid te ontwikkelen. Bovendien is er sprake van angst voor imagoschade en van ‘integriteitsmoeheid’. De zaal discussieert over mogelijke oplossingen. Vanwege de omvang en complexiteit van het probleem lijkt het raadzaam om vooral kleine stappen te zetten en mensen een spiegel voor te houden. Een bottom-up-benadering zou kunnen omvatten dat bedrijven die corrupt gedrag hebben vertoond, op de zwarte lijst komen. Bedrijven kunnen ook samenwerkingsverbanden sluiten en daarbij beloven dat ze zich niet corrupt zullen gedragen. Soms kan de Wereldbank druk uitoefenen op een regering door als voorwaarde voor de verdere samenwerking te stellen dat een corrupte ambtenaar wordt teruggetrokken. Dat is echter een zwaar en vaak inefficiënt middel. Kostbare en tijdrovende maatregelen zijn nieuwe projectstructuren met meer controlemogelijkheden en controle van uitgevoerde projecten door forensisch accountants. Tot slot: het is niet goed om alleen te focussen op wat niet goed gaat. Maak de balans op en kijk ook naar de positieve resultaten. Wees tevreden met wat er is bereikt en besteed doorlopend aandacht aan verbeteringen. Dat is goed voor de samenwerking en zo zal wellicht steeds meer geld op de juiste plaats terechtkomen. ‘Extreme makeover’ Tica Peeman, bestuurskundige en directeur/eigenaar trainingsbureau De hiërarchische organisatie voldoet niet langer, stelt Peeman. De moderne medewerker is gewend aan het delen van informatie via communicatienetwerken. Organisaties blijven achter bij die behoefte. Regels en procedures kunnen het doen en laten van de ambtenaar die thuis inlogt op het netwerk van de organisatie, niet meer afdekken. De wereld is te complex geworden. Je kunt er bijna niet meer onderuit dat daardoor ambtelijke willekeur ontstaat. Medewerkers van de huidige generatie zijn minder gevoelig voor hiërarchische verhoudingen, vragen zich in plaats daarvan af: wil ik bij deze organisatie horen. Het volstaat niet om tegen medewerkers te zeggen dat de deur altijd openstaat, dat is volgens Peeman een dooddoener, je moet als manager zelf de stap naar ze toe zetten. Uit onderzoek blijkt dat vertrouwen schenken veel voordelen heeft: het stimuleert mensen om verantwoordelijk te handelen en dat past ook bij wat de burger verwacht van de overheid. Medewerkers handelen volgens een wijze die bij de organisatie past, maar daar hebben ze zelf over nagedacht. De besluitvorming is beter, evenals de prestaties, de betrokkenheid en de samenwerking. Het verzuim neemt af. Voorbeelden van ‘high trust’-organisaties die dit principe radicaal en succesvol toepassen zijn het Braziliaanse bedrijf Semco en het Nederlandse BSO/Origin van pionier Eckart Wintzen. Het vergt een ‘extreme makeover’ in organisatieopzet, met meer zelfsturende teams, een sterke cultuur, transparantie en een coachende, dienende leiderschapsstijl. Houding in high trust organisaties In haar masterclass stelt Peeman dat je niet heel innovatief en flexibel kunt zijn zonder duidelijke kaders. Controle is belangrijk en dat accepteren mensen ook als er voldoende ruimte blijft. Door de andere houding van het management verdwijnt de controle niet, maar verandert die in sociale controle. Communicatie is hierbij een belangrijk punt, bijvoorbeeld het openlijk bespreken van salarisafspraken. Volgens de Cirkel van Acht kunnen mensen kiezen voor een houding of rol: ik laat mijn gedrag bepalen door de situatie: slachtofferrol; ik bepaal mijn gedrag: persoonlijk leiderschap. Hoe ga je om met een probleemsituatie? Afhankelijk van je houding kun je denken in problemen (DIP) of kijken in kansen (KIK). In het eerste geval, de negatieve cirkel, kan er sprake zijn van: balen, verzet tegen de situatie; beoordelen/veroordelen; gevoel: ik heb geen invloed; macht aan anderen geven; ineffectief gedrag (mokken/klagen). Hoe kun je nou vanuit de negatieve DIP-cirkel in de positieve KIK-cirkel komen? Wanneer een manager vertelt dat al zijn medewerkers zich in de negatieve cirkel bevinden, kun je je afvragen waar die manager zich dan zelf bevindt. Kijk als manager allereerst goed naar jezelf, voorbeeldgedrag is belangrijk. Besteed niet alleen aandacht aan de medewerkers met wie het niet goed gaat, maar juist ook aan de mensen die het heel goed doen. Hoe kun je interne concurrentie voorkomen, wil de zaal weten. Volgens Peeman helpen ‘openheid en bespreekbaar maken’ tegen gevoelens van beconcurreerd worden. Waarom is het moeilijk om uit je rol te stappen? Dat heeft te maken met het complexe geheel van je eigen kern, emoties, gedachten en imago’s. Tot slot buigen de deelnemers zich over de vraag: wat gebeurt er als je onder druk komt te staan? Welk imago neem je dan aan? Voor het goede leven Dagvoorzitter Paul Frissen (decaan en bestuursvoorzitter Nederlandse School voor Openbaar Bestuur, hoogleraar bestuurskunde en lid van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling) pleit, tot besluit, voor een democratische benadering van integriteit. De discussie moet ook gaan over: hoe verhoudt de overheidsorganisatie, respectievelijk de ambtenaar, zich tot de samenleving? Bestuurders ervaren de rechtstaat vaak als hinderlijk. Maar democratie gaat om het beschermen van de minderheid. De staat moet zich onthouden van wat burgers moeten willen en kan geen handvest voor verantwoord burgerschap opleggen. Andersom kan het volk wel een ander kabinet verlangen. De diamant, die volgens BIOS de vele facetten van integriteit representeert en staat voor transparantie en zuiverheid, is wat Frissen betreft het symbool van het goede leven. ‘Ik wens dat u uw nobele werk doet om burgers de mogelijkheid te geven dat goede leven te leiden.’ Jaarboek Integriteit 2010 Het Jaarboek Integriteit 2010 laat experts uit verschillende disciplines aan het woord over integriteit en integriteitsbeleid. Het boek biedt interviews, onder meer met Andrée van Es, en bijdragen van Tica Peeman, Paul van Tongeren, Edgar Karssing en vele andere deskundigen. Met dit boek wil BIOS het denken over en de vormgeving van integriteitsbeleid bevorderen. Het Jaarboek Integriteit 2010 heeft een praktische inslag, maar zoekt ook de link met wetenschappelijke inzichten. Laat u uitdagen om uw integriteitsbeleid van verschillende kanten te belichten en bestel het Jaarboek Integriteit 2010. BIOS is het onafhankelijke bureau dat het beleid op het gebied van integriteit voor de gehele Nederlandse overheid bevordert. Het uitgangspunt daarbij is dat overheden zoveel mogelijk in staat worden gesteld dat ze het integriteitsbeleid zelf invulling kunnen geven, zonder dat ze daarbij het integriteitswiel geheel opnieuw moeten uitvinden. Zie voor meer informatie www.integriteitoverheid.nl. BIOS is onderdeel van het CAOP. Het CAOP is het kennis- en dienstencentrum op het terrein van arbeidsmarkt en arbeidsverhoudingen in het publieke domein. Zie voor meer informatie www.caop.nl.