SCHEMA 19E EEUW • BEELDENDE KUNST • De belangrijkste namen en stijlen zijn onderstreept, probeer ze te onthouden. De minst belangrijke staan tussen haakjes • NAAM LEERLING ....................................................................... Schema_19eE; v0: 0404; v1: 1104; v2: 1204; v3: 1511 69% Schilder- en tekenkunst Invullen: belangrijkste werk kunstenaars Feiten en (stijl)kenmerken 1800 Neoclassicisme 1775-1825 en daarna ..................... • Onderwerpen: historiestuk met heldendaden uit geschiedenis (klassieke oudheid, eigen nationale verleden); Frankrijk: David (Eed der Horatii, 1784; De dood van Marat, 1793; • Details (architectuur, kleding) zeer nauwkeurig op hun historische juistheid beoordeeld; • Voorkeur voor enorme afmetingen Neoclassicisme Roof van de Sabijnse vrouwen, 1799), Ingres (Het Turkse Bad, 1862; (historiestukken); • Beeldende middelen: - nadruk op (lineaire) vorm en niet op kleur en toon (‘ingekleurde tekening’); statische compositie; - vormgebonden kleurgebruik; - zeer gladde schilderwijze; - pijnlijk precieze stofuitdrukking; ‘bepaalde ook tekeningen. Gros (zowel classicist als romanticus) Nederland: (Pieneman, Kruseman) ........................... ruimte’; - toneelmatig (emoties, poses en opstelling personen). 1820 Romantiek 1820-1850 en daarna ............................. ‘Vol Verlangen naar het Onbereikbare Andere’ Frankrijk: Géricault (Vlot v.d. Medusa, 1819), Delacroix Algemene kenmerken van de Romantiek: (De Vrijheid voert het Volk aan, 1830; De dood van Sardanapalus, 1827). • Het vluchten uit de werkelijkheid (maatschappij, alledaagse werkelijkheid, verlangen naar verloren het ‘paradijs’/het ongerepte) Romantiek Gros (Napoleon op het slagveld van Eylau, 1808)(paarden) .............. • Het belang van (de uitdrukking van) persoonlijk gevoel en emotie. er zijn de hele 19e eeuw Duitsl.: Friedrich (mystieke eenwording met natuur), (Runge) • Thema's: Verleden; Vreemde culturen/exotische; Dromen/sprookjes/mythen/fantasie/angstvisioenen; Natuur (Goddelijk mysterie/ historische invloeden merk- Engeland: Blake, (Fuseli) ...... (droom, angstvisioen) ...... geweldige natuurkrachten–nietige mens/wreed); Emoties en drama (bijv. verbeelding erotiek, heroïek, wreedheid en geweld). Landschap: Constable (Hooiwagen, 1821; snelle olieverf schet- • Beeldende middelen doen 'barok' aan: - losse, schilderachtige schilderwijze; - sterk licht-donkercontrast; - beweeglijke baar in de romantisch/ sen; God in de natuur), Turner (natuurgeweld in vage schilderijen) ... compositie; - niet-objectgebonden kleurgebruik; - toneelmatige belichting (‘spotlight’). academische kunst Spanje: Goya ... (hofschilder, angsten van de eigen tijd, ook in • De voorstelling is vol drama en felle emoties en vol beweging. etsen met aquatint, enkele litho's; De executies van de derde mei, 1814)... • Het historiestuk op groot formaat is favoriet. • Soms: vaagheid of onvoltooidheid (Turner, Goya). Nederland: (Schelfhout, Koekoek, Nuyen, Scheffer) > Nederland: zoetige Romantiek, die sterk teruggrijpt op de Gouden, 17e eeuw. (tussen Romantiek en Realisme) 1850 Realisme (tussen Realisme en Impressionisme) 1865 Impressionisme 1880-1900 Postimpressionistische stromingen (aanloop tot de moderne schilderkunst) 1885-1910 Symbolisme en Jugendstil/ Art Nouveau • School van Barbizon 1837-1850 ............................ > • Weergeven van de natuur zoals die echt is (naturalisme), dus niet mooier gemaakt. Frankrijk: Corot, Millet, (Rousseau, Daubigny) ... • Afbeelden van eenvoudige mens (niet langer: afbeelden belangrijke personen). • 1839: uitvinding fotografie: Daguerre • Overbrengen persoonlijk emotie die de natuur losmaakt (STEMMING). • (Prerafaelieten 1843-1860 ...................................... • En plein air schilderen (met name studies). Engeland: Rossetti, Burne-Jones, Hunt, Millais, ... • Romantisch: inspiratie door ongerepte schoonheid van de vrije natuur. Morris) ...................................................................... • Werkwijze was wat losser en schilderachtiger (niet glad en netjes). • Nog de gebruikelijke, stemmig bruine kleuren van de Romantiek, maar gebruikten geen conventionele composities. Realisme 1850-1865 en daarna ................................ > De eerlijke, juiste waarneming staat centraal: ‘net echt’ geschilderd (dit hoeft niet altijd ‘fotografisch’ te zijn). Frankrijk: Courbet (Begrafenis te Ornans, 1849-50) ................ Het realisme van het Realisme ging verder dan ‘net echt’: - onopgesmukt, niet geïdealiseerd, ellende en lelijkheid van Daumier ....... (karikatuur) ............................... alledag; - gewoon, levensecht, niet toneelmatig; - weergave van de alledaagse realiteit: arbeider en alledaagse onderwerpen; (Doré) ....... (houtgravures) ............................... - eigentijds, dus geen onder werpen uit het verleden (goden/helden); - afbeelden van de zichtbare werkelijkheid (geen ideeën/ Duitsland: Menzel ....................................................... fantasieën); - 'eerlijke' schilderwijze, niet al te artistiekerig; - kunstenaar maakt geen emotionele keuze, feitelijk verslag als in krant. Frankrijk: Manet ....... Le Déjeuner sur l'herbe, 1863; Olympia, > • Direct naast elkaar plaatsen van lichte en donkere kleuren, geen geleidelijke overgangen. 1863; De terechtstelling van keizer Maximiliaan, 1867 ........................ • Platheid van de schilderijen: weinig licht schaduwwerking en duidelijke contour rond de vormen (< Japanse houtsneden). (Boudin), Jongkind (uit Nederland) .......... • Gebruik van echte kleuren in de schaduw. • Realisme (eigentijds, over gewone mensen, feitelijk verslag, zonder emotionele keuze). • Soms: ongepaste, brutale onderwerpen. • Soms impressionistisch qua schilderwijze. Nederland: Haagse School. Hoogtepunt 1870-90 .. > • Landschappen met SFEER, leven van alle dag, gewone mensen (Realisme). J. Israëls, gebroeders Maris, Mesdag, • Schilderachtige en tonalistisch: schilders van het ‘Gekleurde Grijs’. (Roelofs, Weissenbruch, Bosboom) ....... Beeldhouwkunst Invullen: belangrijkste werk Feiten en (stijl)kenmerken Neoclassicisme ............................................. • Gebruik van klassieke thema's, klassieke houdingen, klassieke, ideale naakt; • Pijnlijk precieze stofuitdrukking, zeer Italië: Canova .............................................. gedetailleerd; • Glad gepolijst (wit) marmer, koel en streng uiterlijk; • Monumentaal; • Gebruik eenvoudige grondvorm; Denemarken: (Thorvaldsen) ........................ • Strenge, statische compositie; • Duidelijk vooraanzicht, niet ruimtelijk beeld; • Soms wordt de omgeving van het beeld Frankrijk: (Houdon) ...................................... mee gebeeldhouwd, als een soort stenen ‘environment’. Romantiek ..................................................... > • Het gebruik van de beeldende middelen doet vaak ‘barok’ aan: • Frankrijk: Rude (Het vertrek van de vrijwilligers, - sterk licht-donkercontrast door grote verspringingen in het oppervlak 1836), Barye (natuurgeweld: vechtende dieren), - beweeglijke compositie. (Carpeaux) ................................................... • Precieze stofuitdrukking. • De voorstelling is vol drama en felle emoties en vol beweging. • Voor thema's en onderwerpen: zie schilderkunst Romantiek. • Plaatsing van standbeelden ............. > In alle landen: gedurende de gehele 19de eeuw verrezen standbeelden van helden uit heden en verleden: van helden in alle landen van Europa - Het liefst opvallend op een plein; - De stofuitdrukking is meestal zeer precies en glad; - De beelden zijn geplaatst op gedurende de hele 19e eeuw. hoge sokkels, zodat ze boven het gewone volk verheven waren: je moest tegen de helden kunnen op zien. Nieuwe ontwikkelingen in de grafiek rond 1800 • Rond 1768: uitvinding aquatint (diepdruk). In combinatie met de lijnets: effect van een gewassen pentekening. • 1797: Aloys Senefelder: uitvinding lithografie (vlakdruk). Effect van een KRIJTtekening, maar ook alle INKTtechnieken zijn mogelijk (bijv. pen of penseeltekening). • 1775: uitvinding van de houtgravure (hoogdruk). Dit had grote gevolgen, vooral voor de reproductiegrafiek: de houtgravure is een soort houtsnede (dus hoogdruk), maar dan een met zeer fijne details (zoals tot dan alleen mogelijk bij diepdruk), gemaakt in keihard kops hout met een burijn. Voordeel: afbeeldingen kunnen met een hoge graad van detaillering in één drukgang worden gedrukt, samen met het letterzetsel (letters zijn namelijk ook in hoogdruk). Realisme ........................................................ Beeldhouwers zijn meer afhankelijk van opdrachtgevers dan schilders, want hun materialen zijn duur. De nieuwe Frankrijk: Daumier (karikaturen van politici) ........ opdrachtgevers hielden echter meer van Salonkunst dan van Realisme. Dus veel beeldhouwwerk dat tot het Realisme België: (Meunier) (mijnwerkers als nieuwe helden) . kan worden gerekend is er dus niet. Kunst in de maatschappij van de 19e eeuw • Ontstaan van romantische beeld van de kunstenaar: steeds minder waren adel en kerk de opdrachtgevers van de kunstenaar > steeds minder opdrachten > Beeldend kunstenaar gaat steeds meer voor zichzelf werken > verkoop via de vrije markt en veel armoede onder kunstenaars. • De nieuwe kunstkopers uit de 19de eeuw: de nieuwe rijken, fabrikanten, koopmannen, industriëlen (vóór 1800 werd vooral door de kerk en de adel) stimuleerde begrijpelijke kunst vol anekdotische details in academische, burgerlijk romantische stijl (= winnaars van de Salon) en kochten geen Neo-classicisme (te intellectueel, te verheven, te sober). • De opkomst van de avant-garde kunst (kunst die voorop loopt, vernieuwende/progressieve kunst), de kunstkritiek, de kunstgeschiedenis en de musea. • Het academisme en de Salon (belangrijkste, drukst bezochte, jaarlijkse tentoonstelling Parijse Salon van Schone Kunsten die sinds 1737) tegenover de avant-garde stromingen. Impressionisme 1863-1890 en daarna ..................... > 1 'Schilders van het licht’: - zwart afgezworen; - schaduw met kleur; - niet de lokale kleur, maar de impressieve kleur. Impressionisme ............................................. > Rodin was de belangrijkste beeldhouwer van het eind van de 19e eeuw. Frankrijk: Monet, ........................................................ 2 Vluchtige indruk van zichtbare wereld weergeven; MOMENT-OPNAME door: - vegen en toetsen; - radicale afsnijding Frankrijk: Rodin ............................................ Hij was meer een 'modelleerder' (klei/was) dan een 'hakker' (marmer). Op het eind van zijn leven had hij vele Renoir, ...................................................... (< snapshot-fotografie en Japanse houtsnede). 3 Schildertechniek: - gebruik witte ondergrond; - gebruik vrij zuivere kleu- ........................................................................ assistenten die zijn beelden in brons afgoten. Pissarro, Morisot, ................................... ren (tubeverf-1841); - daardoor kleurrijker dan daarvoor; - in losse vegen en verftoetsen; ‘nat-in-nat’; in één drogende laag. ........................................................................ Hij ontdekte dat beeldhouwkunst zonder verhalende functie net zoveel zeggingskracht kan hebben als mét een verhalende functie. Dit is een belangrijke stap naar de abstracte beeldhouwkunst. Whisler (uit V.S.), Sisley (uit Engeland) 4 Vormen vaag, vlekmatig karakter, daardoor ‘onaf’ karakter. 5 Compositie en de ruimte-uitbeelding beïnvloed door: snapshot Degas .... schetsmatig geboetseerde • Door het beweeglijke oppervlakte van zijn beelden, hecht het licht zich er mooi aan: ‘beeldhouwen met licht’ . soms: Manet, Degas .............................. fotografie (radicale afsnijdingen) van vormen door de rand en de Japanse houtsnede (zonder plasticiteit v. vormen, radicale danseresjes in was. Zij dienden als voorstudie voor zijn • Het groeiproces van dode materie tot beeld is goed na te voelen in zijn bronzen beelden (opgezet in klei of was). Amsterdamse Impressionisten, 1880-1910 ................ randafsnijdingen en soms scheve projectie). 6 Naar eigen waarneming, direct naar de natuur (niet naar fantasie), vaak en plein schilderijen .......................................................... • Het ‘onaffe’ karakter van veel van zijn marmeren beelden. Rodin ontdekte de beeldende mogelijkheden van de I. Israëls, Breitner, (Robertson, Verster) .................... air. 7 ONDERWERPEN: landschappen, naakten, (stads)mensen in hun vrije tijd (< Japan). Italië: (Rosso) ... beelden hebben onaf karakter ....... kapotte beelden uit de Klassieke Oudheid en de ‘Slaven’ van Michelangelo, zonder armen en benen. In Postimpressionistische stromingen en kunstenaars: > Thema's: De vrouw bezig met haar toilet, baadsters, paardenraces, maar vooral het theaterleven (ballet). Schilderijen, pastelkrijt navolging hiervan liet hij niet essentiële delen van het menselijk lichaam in zijn beelden weg. Hij was de ‘uitvin• Frankrijk:– Lautrec ... (affiches in litho) ..., ... Degas ... tekeningen en beeldjes in was. Gebruik nadrukkelijke afsnijding en ongebruikelijke standpunten. der’ van de ‘torso' (lichaam zonder hoofd, armen of benen). – Pointillisme (Divisionisme, Neo- .......... > Seurat wilde het Impressionisme wetenschappelijk benaderen: - Schilderen in zeer kleine stipjes van zuivere, ongemengde • In tegenstelling tot de Impressionistische schilders was voor Rodin de geestelijke inhoud, de boodschap van zijn Impressionisme): Seurat, Signac ........ kleuren; op een afstand gezien, vloeien deze kleurstippen ineen tot mengkleuren; de kleuren worden als het ware in het oog werk wél van groot belang. Hierin vond hij aansluiting bij de Symbolisten. – (Les Nabis: Bonnard, Vuillard) ........... gemengd (optische kleurmenging); - Vibrerend karakter door niet gelukt divisioneren; - Composities en vorm: meetkundige • expressie: Munch (Noor) en Ensor (België) ........... grondvormen; - Gepointilleerde rand of lijst om schilderij. • – Symboliek: Paul Gauguin (Frankrijk) .................. > - vereenvoudigde, vlakke, omlijnde vormen; - weinig schaduwwerking, ontbreken slagschaduw; - decoratieve composities; - felle, niet-natuurlijke kleuren; - impressief kleurgebruik naast plaatselijke kleur; - primitivisme zoekt hij in Bretagne, later Tahiti. – Constructie: Paul Cézanne (Frankrijk) ................ > - natuur opgebouwd uit meetkundige vormen; - donkerder contouren; - evenwicht in kleur (oker en blauwgrijs) en vorm; - rechthoekige penseelstreken in ritmisch patroon; -versmelting voor- en achtergrond. – Expressie: Vincent van Gogh (Nederland) ........ > - vereenvoudigde vormen; - nadruk op de contour; - weinig of geen plastiek en slagschaduw; - felle kleuren, sterke kleurcontrasten; - dikke verf in vegen: werkwijze goed te zien; neerslag van innerlijke gemoedstoestand (GEVOEL/EMOTIES). Symbolisme (inhoud) 1885-1900 en daarna ........... • DOEL: uitbeelden van de waarheid die verscholen ligt achter de zichtbare realiteit; - wilden de verbeelding en fantasie terug, kunst Jugendstil (soms voor de vormgeving) ..................... met een INHOUD; - verbeelding van gevoel en emoties (< Romantiek), maar dan op psychisch persoonlijker niveau; - zij waren Oostenrijk: Klimt, Schiele ........................................... tegen l’art-pour-l’art-kunst van de Impressionisten. België: Van de Velde .................................................. • THEMA'S: Christelijke symboliek, mythologie, de (tot ongeluk leidende) liefde, de levensloop, mystiek, erotiek, droom/visioen, Frankrijk: Moreau, Gauguin, les Nabis, .................. Egypte/Klassieke Oudheid/Middeleeuwen, femme fatale (Judith en Salomé) met donkere haren en slangen (symbool van Redon, Denis, (Puvis de Chavannes) ........ verderf en verleiding), femme fragile (bruidje met leliën en wit gewaad: kwetsbaarheid en onschuld); veelgebruikte contrasten: Duitsland: Böcklin, Von Stück, Klinger ..................... goed-kwaad, ziel-lichaam, mens-dier, dood-leven. Nederland: J. Toorop, Prikker ................................... • VORMGEVING: Niet één soort vormgeving: soms realistisch, soms klassieke invloeden, meestal niet naturalistisch, heel vaak Engeland: Burne-Jones, Prerafaelieten ..................... Jugendstil vormgeving (vloeiende organische, gestileerde plantvorm, vlak, omlijnd) Symbolisme/Jugendstil ................................ Er is niet sprake van één soort vormgeving binnen het Symbolisme. België: Van de Velde, Minne ...................... Sommige kunstenaars werkten realistisch, meestal met klassieke invloeden (Duitsers, Zwitsers, Puvis de Chavannes). Duitsland: Klinger ........................................ Meestal echter werd afgeweken van een naturalistische vormgeving, omdat de uitbeelding van de onzichtbare werkelijkheid het doel was van de symbolist. Met allerlei middelen werd dan het belangrijkste in schilderij of beeld benadruk, bijvoorbeeld door stilering, waarbij de Jugendstil vormgeving het meest werd gebruikt. SCHEMA 19E EEUW • ARCHITECTUUR en AMBACHTELIJKE & INDUSTR. VORMGEVING • De belangrijkste namen en stijlen zijn onderstreept, probeer ze te onthouden. De minst belangrijke staan tussen haakjes. Ambachtelijke en industriële vormgeving Architectuur Invullen: belangrijkste werk kunstenaars Feiten en (stijl)kenmerken 1800 Neoclassicisme 1775-1825 en daarna ..................... Door de belangstelling voor het (klassieke) verleden, voortkomende uit de ontdekking van Pompeji en de oorspronkelijke Griekse Neoclassicisme Duitsland: (Langhans), Schinkel .................................. kunst (Winckelmann) werden vele architecten beïnvloed door de bouwwerken uit de Klassieke Oudheid. Kenmerken Neoclassicisme: klassieke invloeden gedu- Frankrijk: (Boulée, Ledoux) .......................................... • Gebouwen streng, koel, klassiek uiterlijk (tempelfronton: zuilen,timpaan, architraaf, (half)zuilen/pijler/pilaster, triomfbogen enz; Engeland: (Adam: interieur), Soane ........................... • Overwegend koele kleuren: wit en grijs; • Gladde wanden, weinig decoratie; • Klassieke ornamenten: palmetten, guirlandes, rende gehele19e eeuw • Berlijn: Brandenburgerpoort, 1794; Hoofdwacht, 1816 en Schouwburg, 1818 en Oude Museum, 1825 (Schinkel); acanthusbladeren, voluten, grotesken, eierlijsten en parellijsten, gevleugelde leeuw- en mensfiguren, amortjes, leeuwenpoten aan • Londen: Britisch Museum, Bank van Engeland, 1788; • Amsterdam: Mozes en Aäronkerk, Haarlemmerpoort; meubels, cassettenplafonds, zuilen en pilasters enz.; • Zuilen zijn vaak constructief toegepast, niet louter decoratief.; • Eenvoudige • Frankrijk: Architectuur fantasieën, Newton cenotaaf, 1784 (Boullée); Magdalena kerk, 1842; Arc de Triomphe, 1837. grondvormen als kubus, bol, piramide, cirkel, vierkant, (Gulden) rechthoek; • Vaak: opvallend streng symmetrische bouwwerken. 1820 Overige Neo-stijlen 1820-1850 en daarna ............. • Neo-byzantijns/exotische stijlen: exotische sfeer (Sacre Coeur); • Neo-romaans: stoer, mannelijk en christelijk (voor kerken, Neo-Romaans, Neo-Gotiek .. Houses of Parliament , Londen, grote gebouwen gebruikt); • Neo-gotiek (kenmerken: pinakel, hogel, spitsboog, luchtboog, driepas, waterspuwer, kruisbloem, Neo-stijlen Neo-Renaissance, ........................................................ kruisgewelf, verticalisme enz.) verwees naar de christelijke Middeleeuwen (voor kerken), in Engeland gezien als 'nationale', want er zijn de hele 19e eeuw Neo-Barok .. Opéra, Parijs .., Eclecticisme ... (zie Cuypers) .... christelijke stijl (Houses of Parliament); • Neo-barok (kenmerken Barok: speelse navolging klassieke vormen en bouwelementen historische invloeden merk- Engeland: (Nash), Barry en Pugin . Houses of Parliament .. (doorbroken tympaan, dubbele tympaan, dubbeling zuilen enz), drukke versiering, veel beelden, beweeglijke gevelwand met veel baar Nederland: Cuypers .. Centraal Station, Rijksmuseum (A'dam) .. licht-schaduwwerking (verspringingen, uitstekende lijsten enz.), verschillende kleuren gebruikt in de gevel.) gaf een uiterlijk vol pracht en praal (bouwwerken tijdens Napoleon III) en stemde meer overeen met de romantisch-burgerlijke ideeën over kunst van de nieuwe opdrachtgevers (fabrikanten en industriëlen); • Eclecticisme: gebouwen samengesteld uit meer dan één historische stijl. Romantische invloeden sinds eind 18e eeuw: Een tuin die geheel is aangelegd, maar er uit moest zien als ongerepte natuur: een kunstwerk dat er niet mocht uitzien als een kunstEngelse, of romantische of landschapstuinen .......... werk. Snelstromende beekjes, slingerende paden, meren, groepen gemengde bomen, klassieke tempels, ruïnes, grotten enzovoort. nieuwe materialen in Nieuwe materialen in de architectuur sinds1800: • De ARCHITECT werd opgeleid aan de kunstacademie en ontwierp de mooie buitenkant, de 'verpakking’ van de constructie van ­­– vooral gietijzer en smeedijzer (soms beton) het gebouw. Hij gebruikte hiervoor een historische stijl, die paste bij de GEVOELSsfeer die het gebouw moest uitstralen volgens de de architectuur van werden gebruikt als nieuw constructiemateriaal opdrachtgever: hij koos uit een ‘stijlenboek’. – glas als 'gordijnmuur' vanaf 1850 .......................... • De INGENIEUR berekende de (onzichtbare) constructie van een gebouw en stond lager in aanzien (werd niet gezien als kunstenaar. de 19e eeuw – staal-skeletbouw sinds 1890 .................................. Hij maakte steeds vaker gebruik van een geraamte van modern, niet ‘artistiek’ materiaal (smeed-, gietijzer). – gewapend beton-skeletbouw vanaf 1890 en ...... • Na 1850 werden de nieuwe materialen steeds meer onbedekt gelaten. verder gedurende de hele 20ste eeuw 1850 Ingenieursbouw 1860 Arts & Crafts Ingenieursbouw vanaf 1850-1900 ........................... Engeland: .... (Iron Bridge 1779, 1e gietijzeren brug) .................. Paxton .... Chrystal Palace,1850-51 ...................... Frankrijk: - Labrouste .... Bibliothèque National, 1850, Parijs ... - Eiffel .... Eiffeltoren,1885-89, vloeistaal; ................ brug over de Tuyère; binnenconstructie Vrijheidsbeeld (Frans geschenk aan de V.S.) .. Overal: stationsoverkappingen De Industriële Revolutie .............................................. (volks)woningbouw in de 19e eeuw 1880 Verenigde Staten representatieve gebouwen19e eeuw 1890 Jugendstil/ Art Nouveau – arbeiderswoningen .................................................. Eind 19eE:- particulieren, stadsuitbreidingen > 'speculatiebouw ' - opkomende vakbeweging, woningbouwverenigingen. – nieuwe rijken (fabrikanten, zakenlieden) ............... Engeland: (Webb, Voysey) ...................................... Verenigde Staten: F.L.Wright ................................... Amerikaanse prairiestadjes konden uitgroeien na de ontsluiting van het platteland door de aanleg van spoorwegen (1825 1e spoorlijn in Engeland). Bijvoorbeeld Chicago, na de brand van 1870. Chicago School: Richardson ....................................... Sullivan ............................................ F.L.Wright ......................................... Voor representatieve gebouwen bleven de klassieke en andere historische invloeden het belangrijkste ... Rijksmuseum, Amsterdam, 1880 (Cuypers) ..................... Jugendstil/Art Nouveau 1890-1910 .......................... België: Horta ... Maison Horta, 1895, Brussel ...................... Van de Velde (invloed op Bauhaus) ......... Spanje: Gaudi .............................................................. Schotland: Mackintosh ... Glasgow Art School 1898-1909 ...... Frankrijk: Guimard ... Metro ingangen, Parijs ....................... Feiten, (stijl)kenmerken Neo-classicistische meubel en interieur Gebruik van de strakke lijn, het gladde vlak, de duidelijke constructie en de klassieke ornamenten. 1800-1820 Empirestijl (tijdens Napoleon) Deze stijl werd vooral gebruikt voor gebruiksvoorwerpen, meubels, interieurs, en mode. Stijlkenmerken: - Gebruik van klassieke vormen en ornamenten. - Toepassing ornamenten uit Egypte en het Nabije Oosten. - De goudkleurige, fijne decoraties steken af tegen een gladde, meestal donkere achtergrond (vaak zwart of donkerrood). - De mode voor dames: lange, ruim hangende, fijn-geplooide en licht gekleurde gewaden, onder de borst opgehouden door lint/centuur en laag decolleté, geïnspireerd op Klassieke Oudheid, evenals de haardracht. Industriële Revolutie (eind 18e eeuw in Wales begonnen, want daar was steenkool ruim voorhande) • Door de mechanisatie sinds de Industriële Revolutie werd het ambachtelijke handwerk teruggedrongen ten gunste van machinale productie. • Steeds belangrijker hierbij werden préfabricage en standaardisering van onderdelen, die in serie en in een geautomatiseerd productieproces (lopende band) werden vervaardigd. • Hierdoor werd de productie goedkoper en sneller, terwijl onderdelen makkelijker vervangbaar waren. • De nieuwe fabricagewijze en de nieuwe materialen leidden niet tot een nieuwe vormgeving. De producten zagen er slecht 'handgemaakt' uit. Vaak werd de oude rococo-vormgeving van de voorafgaande periode gebruikt. • Sinds 1850 kwam er steeds meer utiliteitsbouw (fabrieken, pakhuizen, kantoren, stations, ziekenhuizen enzovoort). Aan de bouw hiervan kwam vaak geen architect meer te pas, alles werd gedaan door ingenieurs. • Er verrezen veel gebouwen van smeed- en gietijzer die slechts met glas werden dichtgemaakt. Deze manier van bouwen werd mogelijk door: - de opkomst/verbetering van het gietijzerprocédé; - de vernieuwingen in het productieproces (zie volgende punt: serieproductie, préfab, in onderdelen); - glas kon in grote oppervlakken worden gewalst). • Préfabricage en standaardisering (afmetingen, materialen enz.) van onderdelen, die in serie, machinaal in een geautomatiseerd productieproces (lopende band) werden gemaakt. Hierdoor werd sneller en goedkoper bouwen/fabriceren mogelijk en onderdelen makkelijker vervangbaar. Bovendien kon van dezelfde onderdelen een heel ander bouwwerk in elkaar worden gezet. 1860 Arts & Crafts (1861 tot ca. 1900) Arts & Crafts beweging invloed op Van de Velde (Jugenstil) en die weer op Bauhaus (20e eeuw). Engeland: (Webb, Voysey, Crane) volgden de ideeën van Morris na. John Ruskin (dichter, kunstcriticus en kunstenaar) en William Morris wilden culturele verhef> De Industriële Revolutie leidde tot urbanisatie in de 19e eeuw. Daarbij kwam nog de algemene bevolkingstoename. Samen fing van de arbeider door confrontatie met goede vormgeving in leefomgeving. • Kritiek van Morris: - hij had kritiek op het lage niveau van vormgeving van de toegepaste zorgde ze voor een snelle groei en verpaupering van de 0ude binnensteden (kelderwoningen). kunsten uit zijn tijd; - hij had ook kritiek op de arbeidsomstandigheden van de arbeider (die waren > - aan volkswoningbouw werd door de overheid nauwelijks iets gedaan. slecht: lange werktijden, eentonig en zwaar werk) - wel iets door: filantropische instellingen, utopistisch-socialistisch rijken, fabrikanten (voor eigen arbeiders) • Vormgevings doel Morris: Verbetering van het kwaliteitsniveau van de producten. Het niveau - Ruskin en Morris (Arts & Crafts): arbeider recht op een eigen huisje met tuintje (idee van tuinsteden ontstond). zou volgens hem vanzelf stijgen, als zijn sociale doelstellingen werden verwezenlijkt. > Deze nieuwe rijken deden de adel na in de stijl van de landhuizen die ze lieten neerzetten. • Sociale doelen Morris: - verbetering van de arbeidsomstandigheden; - de arbeider moest zelf > Zorgden voor vernieuwing landhuizen eind 19e eeuw. weer verantwoordelijk zijn voor zijn eigen producten, zodat hij weer lol zou krijgen in zijn werk; > Ontwikkelde Prairiehouses (horizontaal, luifels, brede dakranden, gebouw vloeit over in natuur) zie architectuur 20ste eeuw. - de leefomgeving van iedereen moest verbeteren, ook van die van de arbeider, door een betere Hoogbouw kon ontstaan door: 1. stijgende grondprijzen (door de ontsluiting van de prairiesteden door de aanleg van spoor- vormgeving van de producten. wegen); 2. hoogte als statussymbool; 3. de uitvinding van de elektrische lift; 4. de aanwezigheid van rotsgrond; 5. de toepassing van • Ideaal Morris: herleven ambachtelijke manier van werken uit de Middeleeuwen. een nieuwe constructiewijze: staalskeltbouw met gordijnmuur/vliesgevel. • Wat Morris maakte: - architectuur (belangrijkste kunst); - gehele leefomgeving (meubels, behang, textiel, boekdrukkunst, glasschilderkunst enz.) > Vormgeving nog stoer 'romaans' van karakter. Kenmerken van het werk van Morris: - functie meer centraal; - vormgeving is robuust met > Eerste 'moderne' architect: 'Form follows function'. Constructiewijze: staalskeltbouw met gordijnmuur/vliesgevel. een Middeleeuwse sfeer; - wel versiering, maar die leidt niet af van de functie; - patroonontwerpen > Leerling van Sullivan. Horizontale Prairiehouses, zie architectuur 20ste eeuw. F.L.Wright had grote invloed op Berlage (Ned). – een terugkeer naar het platte vlak in. Hij ging uit van vlakke, voor behang, stoffen e.d., hielden gestileerde, omlijnde vormen, ontleend aan de natuur. Weinig of geen overlapping en plasticiteit. De historische stijlen bleven voor dit soort gebouwen het belangsrijkste, omdat deze stijlen meer overeenstemden met de • Dit deed hij in navolging van het gotische plantornament en als reactie op de naturalistische, romantisch-burgerlijke ideeën van de 19de eeuwer over schoonheid, de glorie van het verleden en de opvattinplastische plantpatronen van het Victoriaanse tijdperk, die toen in zwang waren in Engeland. gen over culturele waarden, macht en traditie. • Morris maakte vele ontwerpen die op zijn ateliers werden uitgevoerd. In 1861 richtte hij zijn eigen firma op in Londen: Morris, Marshall, Faulkner & comp. • Vloeiende organische vormen, ontleend aan de natuur: sierlijk slingerende, gestileerde plantvormen groeien in allerlei bochten. 1890 Jugendstil/Art Nouveau 1890-1910 • Voorliefde voor asymmetrie. Zie hiernaast bij architectuur • Onbekt gebruiken van glas en ijzer/staal (wel in Jugenstil vormen gebogen) België: Horta ................................................... > Huizen en interieurs in België (• Bij tweedimensionale producten (in navolging van de Ambachtelijke Beweging in Engeland) komt daar bij: Van de Velde .................................... > Invloed op Bauhaus (20e eeuw) - vlak en decoratief; - toepassing van vlakke kleuren; - donkere omlijningen van patronen en voorstellingen; - de licht-schaduw Spanje: Gaudi ................................................ > Persoonlijke stijl met soms werking ontbreekt vaak.) Schotland: Mackintosh .................................. Jugenstil versieringen Frankrijk: (Lalique) .......................................... > Sieraden Verenigde Staten: (Tiffany) ............................ > Glas-in-lood (ramen, lampen) Arts & Crafts 1861-1900 ........................................... Engeland: Webb, Morris ............................................. The Redhouse, woonhuis van Morris zelf, gebouwd samen met Philip Webb, 1859. Oriëntatie 1775 Mozart, Goethe 1768 uitvinding aquatint 1775 Bewick: uitvinding houtgravure v.a. 1780 Industriële Revolutie, Wales/Engeland 1775-83 Amerikaanse Revolutie 1789-1815 Franse Revolutie 1797 Senefelder: uitvinding lithografie 1800 Beethoven, Schubert, Chopin 1799 Napoleon 1804-15 - Napoleon keizer - opkomst kranten - opkomst nationalisme - opkomst liberalisme 1807 stoomschip 1820 Goethe, Chopin 1824 Noordhollands kanaal 1825 eerste spoorlijn in Engeland 1831 scheiding noord en zuid Nederland 1837-1901 koningin Victoria van Engeland 1839 Daguerre: uitvinding fotografie 1840 - Wagner, Verdi, Dickens, Flaubert, Baudelaire - in Engeland: wetten tegen slechte werk - omstandigheden van de arbeiders 1848 revoluties in alle Europese steden 1848 Marx/Engels: Communistisch manifest 1850 wereldbevolking 1,2 miljard na 1850 - verwestering van Japan - ontsluiting van China en Rusland 1853-56 - Krimoorlog - opkomst socialisme 1855 eerste Parijse wereldtentoonstelling 1859 Darwin's evolutietheorie 1860 Dostojevski, Tolstoj, Zola, Bizet, Tjaikovski, Verdi 1862-90 Bismarck eerste minister in Pruisen 1861-65 - Amerikaanse Burgeroorlog - spoorlijnen over en door de Alpen 1867 Marx: Das Kapital 1869 Suezkanaal 1870-71 Frans-Duitse oorlog 1870 Monier: gewapend betonbouw 1876 - Otto: viertaktmotor - Bell: telefoon - ontwikkeling gloeilamp - electrische locomotief 1880 - Satie, Mahler - Pasteur/Curie ontwikkelen vaccins 1880-1914 hoogtepunt imperialisme, ver- deling van koloniën onder de lan- den van Europa 1881 Meisenbach: autotypie 1885 Daimler, Bentz: auto met benzinemotor 1890 driekleurendruk 1893 Diesel: dieselmotor 1895 - Marconi: draadloze telegrafie/radio - Röntgen: x-stralen - expedities naar de noord- en zuidpool 1900 1903 1905 - wereldbevolking 1,6 miljard - Freud: begin van ontwikkeling dieptepsychologie (droomduiding, psycho-analyse) - eerste Zeppelin - Radioverbinding over de Atlantische Oceaan - gebroeders Wright: eerste motorische vliegtuigvlucht - Ford: automobielfabriek Einstein: speciale relativiteitstheorie