Maandag (aan de grond nog een graadje vorst) Uit diep verscholen holen genadeloos gejaagd over het landschap volhouders uit vervlogen tijden komen om het leven en komen tot niets. En ze blijven natuurlijk logeren. Verwonderlijk is dat niet op de eerste lentedag Optimale weersomstandigheden een onbegrijpelijk mooi voorjaar, op de meeste bedden liggen nog de ene fout op de andere gestapeld, een smerige, dunne deken de zwartgeblakerde maan rauw vlees Ik volg het niet zo, eerlijk gezegd. veel te moe om me nog in het nieuws te verdiepen ik snap heel veel dingen niet. Dat ik steeds denk: zo alles explodeerde water, roet en licht gebogen in de wind donkere sluier van oliebranden zonder rumoer in naam van denkbeeld in de zonnige stad aardbevingen en gifdampen bergen uit de lucht de straatkant maar brokstukken geven plastic oranje doeken op de daken maar de deur was open rode wijn vloeit vanzelfsprekend op zijn plaats bloedende man, zoon, broer Geen tank staat stil Ik heb een kip gekocht ik weet zeker dat ik daarvoor word beloond En toen? wachten op de reprise naakt geknield garantie tegen zelfbedrog