GESCHIEDENIS BOVENBOUW

advertisement
GESCHIEDENIS BOVENBOUW
HAVO ACTIVITEITENBOEK
antwoorden hoofdstuk 1
1
Van jagen en verzamelen naar landbouw
ORIËNTATIEKENNIS – EXAMENSTOF – BEVRAAGD
Antwoorden op de basisvragen
De zwart genummerde vragen gaan over de door de overheid voorgeschreven examenstof van tijdvak 1.
Bij vragen over stof ter aanvulling op die examenstof zijn de vraagnummers rood en onderstreept.
Blok 1
KA-01 De levenswijze van jagers en verzamelaars
(par. 1)
1
Wat waren de kenmerken van de levenswijze van jagers-verzamelaars?
- Zij leefden in kleine groepen.
- Zij leefden van het verzamelen van planten en vruchten, van de jacht en van de visvangst.
- Zij verzamelden alleen maar voedsel voor korte tijd. In de meeste gevallen waren zij daar de hele dag
mee bezig.
- De groepen bleven zelden lang op dezelfde plek, want zij moesten verder trekken als er in de omgeving geen voedsel meer te vinden was. Zij leefden daarom in de open lucht, in grotten of in zeer eenvoudige hutten.
- Alle groepen maakten gebruik van eenvoudige werktuigen, gemaakt van hout, stenen en botten.
- Omdat de groepen klein waren, was er geen ingewikkelde organisatie nodig om de groep te besturen.
- Op veel plaatsen zijn aanwijzingen gevonden (bijvoorbeeld beeldjes van moedergodinnen) dat zij de
natuur door magie probeerden te beheersen.
KA-02 Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
(blz. 13-14 Handboek)
2
Waar zijn de eerste sporen van landbouw gevonden? Uit welke tijd dateren die sporen?
In het Midden-Oosten, uit ongeveer 7000 voor Chr.
3
Wanneer vond de overgang van jagen en verzamelen naar landbouw plaats in Europa? (toelichting
afbeelding blz. 13)
Tussen 7000 en 3000 voor Chr.
4
Op welke wijze ontdekten mensen daar de landbouw?
Daar ontdekten mensen het eerst hoe men door de zaden van wilde planten te zaaien het volgend jaar
kon oogsten en hoe bepaalde dieren konden worden getemd en als ‘huisdier’ worden gehouden. Deze
dieren leverden trekkracht en voedsel (melk, eieren, vlees).
5
Als gevolg waarvan ontstonden dorpen?
De mensen hoefden niet meer voortdurend rond te trekken. Daardoor konden zich landbouwgemeenschappen ontwikkelen in de vorm van dorpen.
KA-03 Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
(blz. 14-15 Handboek)
6
Als gevolg waarvan ontstonden steden?
Oogsten konden zoveel opleveren dat niet iedereen meer in de landbouw hoefde te werken en er andere
beroepen konden ontstaan:
- eerst alleen ambachten als timmerman of smid,
- later ook nieuwe beroepen als huisbediende, koopman, kunstenaar, geleerde, soldaat, bestuurder,
priester.
Zo groeiden sommige grote dorpen uit tot plaatsen waar de meeste mensen niet meer van de landbouw
leefden: steden.
7
Welk belangrijk gevolg had het ontstaan van dorpen en steden voor de sociale verhoudingen tussen
de mensen?
Er ontstonden gelaagde samenlevingen.
havo - hoofdstuk 1
–1–
© WPE - Sprekend verleden bovenbouw
Het ontstaan van staten
(blz. 14 Handboek)
8
Waardoor ontstonden de eerste staten in Mesopotamië?
Politieke leiders van sommige steden slaagden erin gebieden samen te voegen tot staten als Soemerië en
Babylonië.
9
Wie hadden in de nieuwe staten de meeste macht?
Koningen en priesters
10 Waarom is het niet toevallig dat in deze eerste staten:
a het schrift ontstond?
In deze staten werd het leven steeds ingewikkelder. Bestuurders en handelaren kregen behoefte aan een
schrift.
b de eerste rechtsregels in de geschiedenis werden opgetekend?
Het samenleven in een staat met een bestuur en een bevolking die in verschillende lagen was verdeeld,
bracht nieuwe problemen met zich mee. Dus ging men rechtsregels optekenen.
11 Waar en wanneer ontstonden elders staten als in Mesopotamië?
- Ongeveer 2500 v. Chr. langs de rivier de Indus (India)
- Ruim 2000 v. Chr. aan de oevers van de Gele rivier (China)
- Ongeveer 3000 v. Chr. in het Nijldal (Egypte)
Blok 2
Prehistorie in Nederland
(blz. 15 Handboek)
12 Hoe oud zijn de oudste in ons land gevonden werktuigen?
Deze zijn 200.000 tot 150.000 jaar oud.
13 a Wat zijn de bekendste monumenten uit de Prehistorie in ons land?
De hunebedden
b En wat is van de cultuur in die tijd bekend?
De hunebedbouwers gaven aan gestorvenen grafgeschenken mee voor in het hiernamaals. Ze waren
landbouwers en bouwden lemen boerderijen, hanteerden houten en stenen werktuigen en maakten potten om hun voorraden in te bewaren. Hun samenleving was schriftloos.
Blok 3
Het Oude Egypte
(par. 3)
14 Wanneer werd de landbouw in het Nijldal het belangrijkste middel van bestaan?
Tussen 5000 en 4000 voor Chr.
15 Waartoe diende de waterhuishouding?
Om ervoor te zorgen dat het water niet direct wegstroomde van het land, als het waterpeil van de rivier
ging zakken. Het vruchtbare slib had zo de tijd om zich op de bodem vast te zetten.
16 Op welke manier droeg de waterhuishouding bij tot het ontstaan van Egypte als staat?
Om de waterhuishouding te regelen was een goede organisatie nodig. Dorpen gingen samenwerken.
Sommige dorpen veroverden het grondgebied van anderen. Zo ontstonden grote gebieden, elk geleid
door een koning.
Rond 3100 voor Chr. verenigde koning Menes van Boven-Egypte en Beneden-Egypte tot een staat.
17 Noem vier nadelen van het leven in een staat voor de gewone man.
- Hij moest een deel van zijn inkomsten als belasting afstaan.
- Hij was verplicht werkzaamheden te verrichten voor de waterhuishouding en openbare werken.
- In oorlogstijd moest hij als soldaat dienen.
- Hij had bijna geen invloed op het bestuur van de staat.
18 Noem drie voordelen van het leven in een staat voor de gewone man.
- De waterhuishouding werd goed geregeld.
- Men werd beschermd tegen vijanden uit binnen- en buitenland.
- Men kon meer beroepen kiezen.
havo - hoofdstuk 1
–2–
© WPE - Sprekend verleden bovenbouw
19 Noem vier redenen waardoor met de opkomst van staten oorlogen ontstonden?
- Om grenzen te beschermen
- Om grondgebied te veroveren voor de eigen bevolking
- Voor de roem van een koning
- Om te profiteren van de welvaart van een ander volk
20 Op welke manier ontstond een gelaagde samenleving?
Toen Egypte een staat werd, werden de problemen van het samenleven ingewikkelder. Er moest veel
worden geregeld. Sommige mensen kregen meer macht en/of meer bezit dan anderen.
21 Waarom vereerden de Egyptenaren hun farao als een god?
De Egyptenaren schreven de overstroming van de Nijl toe aan de goden. Omdat de farao de waterhuishouding leidde, vereerden zij hem als een god.
22 Waarom hadden de priesters veel invloed?
- Zij verzorgden de tempels en leidden de verering van de goden.
- Zij bezaten rond de tempels veel grond.
- Zij bestuurden hun bezittingen zelf.
23 Wie hadden in het Oude Egypte veel macht?
Hoge ambtenaren (de vizier, gouverneurs), generaals en priesters
24 Waardoor gingen de Egyptenaren veel goden aanbidden?
In het begin had bijna ieder dorp een eigen god. Toen Egypte steeds meer een eenheid werd, gingen de
Egyptenaren goden van elkaar overnemen.
25 Schrijf in één zin op waarom de Egyptenaren sommige dieren heilig vonden.
Sommige dieren hadden volgens de Egyptenaren heel bijzondere eigenschappen.
26 Waarom is er van de meeste gebouwen in de Egyptische dorpen weinig bewaard gebleven?
Omdat ze gemaakt waren van gebakken klei en riet.
27 Waar lieten farao’s zich begraven?
In piramiden en rotsgraven
28 Waarom waren in Egypte en Mesopotamië schrijvers belangrijke personen in de samenleving?
Het schrift van hiërogliefen en van ‘spijkerschrift’ was bijzonder moeilijk te leren. Het kostte jaren.
havo - hoofdstuk 1
–3–
© WPE - Sprekend verleden bovenbouw
Antwoorden toepassingsvragen examenstof
Blok 1
Bijna alles wat we weten van volken uit de Prehistorie komt uit onderzoek van materiële bronnen.
Toch kennen we van sommige prehistorische volken de naam van hun aanvoerder.
Leg uit waardoor:
a we voor volken uit de Prehistorie meestal alleen over materiële bronnen beschikken,
Een juist antwoord bevat een aanduiding van de kern van het begrip Prehistorie (het desbetreffende volk
kende zelf geen schrift) waardoor over volken zonder schrift alleen informatie kan worden gehaald uit
materiële bronnen, omdat er verder geen bronmateriaal voorhanden is/alleen bronnen van duurzaam
materiaal zijn overgebleven.
b maar soms de naam van hun aanvoerder kennen.
Een juist antwoord bevat een uitleg dat, terwijl het ene volk nog schriftloos was, een volk met schrift in
dezelfde tijd al over dit prehistorische volk kon schrijven.
c Vragen a en b zijn ontleend aan een pilot-examen in 2006. Van welke definitie van het begrip
Prehistorie gaan de opstellers van de vragen a en b uit?
Van de definitie: Prehistorie is de tijd waaruit nog geen geschreven documenten bestaan (Van Dale). Met
de Prehistorie van een volk bedoelen de opstellers van de vragen a en b dus de tijd waarin niet door dat
volk werd geschreven.
d In welk opzicht verschilt deze definitie van de definitie in het Handboek van Sprekend verleden
(blz. 12)? Beide definities kun je in woordenboeken en literatuur tegenkomen.
Geen van beide kan dus fout worden gerekend. Maar voor welke definitie valt het meest te zeggen,
als je wilt praten of schrijven over de overgang van Prehistorie naar historie? Maak een keuze en verdedig die met argumenten.
1
(Deels uit: pilot-examen 2006)
Mogelijk antwoord:
Het verschil is, dat het in de definitie van Sprekend verleden van belang is dat er over een volk geschreven
wordt, en in de andere dat het volk zelf kan schrijven (in welke taal dan ook).
Voor de definitie van Sprekend verleden valt het meeste te zeggen, omdat
- je bij de andere definitie pas kan praten of schrijven over de overgang van Prehistorie naar historie
voor een volk, wanneer dat een eigen schrift heeft ontwikkeld; bij de andere definitie zou een volk nog
eeuwen ‘in de prehistorie leven’, terwijl er elders in de wereld bibliotheken vol met boeken over dat
volk kunnen bestaan;
- het erom gaat dat de fase van (uitsluitend) mondelinge overlevering is afgelopen en is vervangen door
een periode waarin informatie schriftelijk bewaard blijft; het maakt dan niet uit wie er over een volk
schrijft (het volk zelf of een ander volk), het gaat er om dát er geschreven bronnen zijn die informatie
bieden over dat volk;
- de definitie van Van Dale kan betekenen dat de Prehistorie voor de hele wereld beëindigd was, op het
moment dat ergens in de wereld het schrift was uitgevonden (±3000 voor Chr.).
2
Gebruik schema 1. Vergelijk de kenmerken van de cultuur van jagen en verzamelen met die van landbouwculturen.
a Neem het schema vergroot over in je schrift of download het (SV-Digitaal).
b Kies eerst vijf kenmerken. Vul deze in de kolom ‘Kenmerken’ in.
c Vul dan de kolom ‘Jagen en verzamelen’ in met gegevens uit paragraaf 1.
d Vul tenslotte de kolom ‘Landbouw’ in met gegevens uit paragrafen 2 en 3.
havo - hoofdstuk 1
–4–
© WPE - Sprekend verleden bovenbouw
Kenmerken
Omvang groepen
Jagen en verzamelen
Kleine groepen
Middelen van bestaan Verzamelen van planten en vruchten,
van de jacht en van de visvangst
Woonplaats
Geen vaste woonplaats: de open lucht,
grotten of zeer eenvoudige hutten
Werktuigen en
Eenvoudige werktuigen van hout, stegebruiksvoorwerpen nen en botten
Bestuur
Geen ingewikkelde organisatie
Landbouw
Grote groepen (dorpen, steden en staten)
Akkerbouw en veeteelt
Vaste woonplaats: boerderijen, dorpen
of steden
Meer en ingewikkelder werktuigen, ook
van ijzer (gemaakt door ambachtslieden)
Samenleving werd ingewikkelder (gelaagde samenleving): koningen met
bestuursapparaat en rechtsregels
Kalenders en opgravingen
3
Waarom werd het ontwerpen van een kalender een noodzaak, toen verzamelaars boeren werden?
Toen verzamelaars boeren werden, gingen ze in bepaalde perioden van het jaar verschillende activiteiten
in de landbouw verrichten: zaaien in het voor- of najaar, oogsten in de zomer, slachten in het najaar. Deze
activiteiten werden ‘op de kalender geplaatst’.
N.B. Er zijn ook maanden genoemd naar die activiteiten: oogstmaand (augustus), slachtmaand (november).
4
Stel: Bij een opgraving vind je in laag 1 visfuiken, resten van speren, een vuistbijl, resten van vuurplaatsen en in laag 2 resten van een maalsteen en grondsporen van een ploeg.
In slechts één van beide lagen was een vaste woonplaats. Beredeneer in welke laag zich de vaste
woonplaats bevond.
(Uit: pilot-examen 2006)
Uit het antwoord moet blijken dat de oudste vaste woonplaats zich in laag 2 bevindt, omdat in die laag
resten zijn achtergebleven die wijzen op het voorkomen van landbouw (een voorwaarde voor vestiging op
een vaste plaats).
Opmerking
Alleen als na de keuze van laag 2 een juiste redenering volgt, mogen scorepunten worden toegekend.
Wie bouwden Stonehenge?
5
Gebruik beeldbron 1.
Een bewering bij deze beeldbron:
Stonehenge kan niet gebouwd zijn door jagers/verzamelaars, maar moet gebouwd zijn door landbouwers.
Leg deze bewering uit. Doe dat door:
– de leefwijze van jagers/verzamelaars op twee kenmerken te vergelijken met de leefwijze van
landbouwers en
– daarmee telkens uit te leggen waarom jagers/verzamelaars Stonehenge niet konden bouwen, en
landbouwers wel.
(Uit: pilot-examen 2006)
Een juist antwoord bevat:
twee verschillen tussen de leefwijze van jagers/verzamelaars en landbouwers, waarmee telkens uitgelegd
wordt dat jagers/verzamelaars Stonehenge niet konden bouwen en landbouwers wel.
Voorbeeld van een juist antwoord is (twee van de volgende combinaties):
- Jagers/verzamelaars zijn voortdurend bezig met het zoeken naar voedsel en hebben daardoor geen
mogelijkheid om zulke monumenten op te richten, in een landbouwsamenleving is in sommige seizoenen tijd over.
- Jagers/verzamelaars trekken in kleine groepen rond / leven in kleine gemeenschappen en hebben dus
nooit genoeg mensen om een arbeidsintensief project als dit te beginnen, landbouwgemeenschappen
blijven op één plaats / kunnen in grotere groepen leven waardoor zij in staat zijn zo’n monument op te
richten.
havo - hoofdstuk 1
–5–
© WPE - Sprekend verleden bovenbouw
Ontstaan van steden
6
Noem twee soorten bewijsmateriaal met behulp waarvan onderzoekers te weten zijn gekomen, dat
er in Mesopotamië een gelaagde samenleving bestond. Geef bij elk aan waaruit dit valt af te leiden.
Mogelijke antwoorden:
- Stenen met wetten erop gebeiteld, zoals die van Hammoerabi, waarin verschillende lagen genoemd
worden.
- Voorwerpen of reliëfs waarop mensen uit verschillende lagen staan afgebeeld.
7
Bij opgravingen in Nippur in Soemerië, het huidige Irak, werd in een tempel een bronzen lengtemaat
van ongeveer 1 m gevonden. Uit deze vondst blijkt dat Nippur een stedelijke samenleving is geweest.
Leg dit uit.
(Uit: pilot-examen 2011)
Er is pas behoefte aan vastgelegde standaardmaten (zoals deze) als er sprake is van een vaste gemeenschap / een verdere mate van ontwikkeling dan in een samenleving van jagers/verzamelaars / bij rondtrekkende stammen, omdat in een stedelijke gemeenschap standaardmaten nodig zijn (bijvoorbeeld voor
de handel / het oprichten van gebouwen).
8
Waarom wordt de taal beschouwd als de belangrijkste uitvinding?
Met behulp van de (gesproken en geschreven) taal konden mensen nauwkeuriger gegevens uitwisselen.
Veel nauwkeuriger dan de dieren en de mensensoorten die dat niet konden. Zo konden ook herinneringen en kennis bewaard blijven voor volgende generaties.
Staten en hun oorlogen
9
Met het ontstaan van staten deed ook het ontstaan van oorlogen zijn intrede in de geschiedenis.
a Welke oorzaken van het ontstaan van oorlogen worden genoemd op blz. 16 van het Handboek?
1 Beschermen van grenzen
2 Veroveren van grondgebied voor de eigen bevolking of voor de roem van een koning
3 Profiteren van de rijkdom van een ander volk
b Spelen één of meer van deze oorzaken ook in onze tijd nog een rol bij het ontstaan van oorlogen?
Kun je voorbeelden noemen uit de laatste honderd jaar?
Mogelijke voorbeelden:
1 In 1991 viel Irak het buurland Koeweit binnen. Een leger onder de vlag van VN kwam tussenbeide om
de grenzen van Koeweit te beschermen / garanderen.
2 Hitler veroverde in de Tweede Wereldoorlog grondgebied in Oost-Europa omdat hij leefruimte voor
het Duitse volk wilde hebben; hij deed het vermoedelijk ook voor zijn eigen roem.
3 Japan veroverde in de Tweede Wereldoorlog delen van Azië vanwege grondstoffen (ijzer, steenkool,
olie) die het zelf niet had.
c Kun je nog andere mogelijke oorzaken van het ontstaan van oorlogen noemen?
Mogelijke antwoorden:
- Om een land of volk te straffen: in 1914 verklaarde Oostenrijk-Hongarije de oorlog aan Servië, omdat
de troonopvolger van Oostenrijk was vermoord door Serviërs.
- Om een bedreiging van de samenleving te bestrijden: vanaf 9 september 2001 voerde president Bush /
de VS een ‘oorlog tegen terrorisme’.
Al kort na het ontstaan van staten gingen sommige staten ertoe over andere staten te veroveren.
Hoewel de meeste staten hier op de lange duur weinig succes mee hadden, zijn er in de loop der eeuwen telkens nieuwe pogingen ondernomen om andere staten en volken te overheersen.
a Noem twee voorbeelden van staten uit later tijd die hierin aanvankelijk wel, maar op den duur
niet slaagden.
Mogelijke voorbeelden:
- Frankrijk veroverde rond 1800 onder leiding van Napoleon grote delen van Europa. Napoleon werd in
1815 definitief verslagen in de slag bij Waterloo.
- Duitsland veroverde in de Tweede Wereldoorlog een groot deel van Europa. Na vijf jaar werden die
gebieden weer bevrijd.
10
havo - hoofdstuk 1
–6–
© WPE - Sprekend verleden bovenbouw
b Noem twee voorbeelden uit later tijd van volken die nog steeds door een of meer andere volken
worden overheerst.
Mogelijke voorbeelden:
- De Palestijnen wonen in gebieden (de Westoever van de Jordaan, de Gazastrook), die sinds 1967 door
Israël worden gecontroleerd.
- De Tibetanen worden sinds 1951 overheerst door China.
Blok 2
Prehistorie in Nederland
11 Gebruik beeldbronnen 2 en 3 (blz. 10) en tekstbron 1.
In 1897 werd in de venen bij Yde het lijk van een ongeveer zestienjarig meisje gevonden. Deze vondst
gaf aanleiding tot twee hypothesen (voorlopige conclusies) over de leefwijze van het volk waartoe dit
meisje behoorde.
Het volk dat leefde bij de venen in de buurt van Yde:
– straft misdadigers door ze in het veen ter dood te brengen en
– voert geen straf uit, maar offert mensen in het veen.
Ondersteun elke hypothese met een aan de bronnen ontleend argument.
(Uit: pilot-examen 2006)
Voorbeeld van een juist antwoord is:
Het volk bij de venen van Yde
- straft misdadigers door hen ter dood te brengen, want het meisje is door geweld omgekomen (de
strop om haar nek en de afdruk daarvan in haar hals) / Tacitus schrijft over deze gewoonte;
- brengt mensenoffers, want het meisje is ter dood gebracht vóór ze in het veen wordt gelegd (ze is niet
verdronken) / er is een mooie mantel over haar heen gelegd / heeft nog bruikbare kleding meegekregen (een lange mantel versierd met kleurige banen)
Opmerking
Alleen als een bewering met een juist argument ondersteund wordt, mag een scorepunt worden toegekend.
12
Het volk waarbij het meisje van Yde hoorde, leefde enerzijds wel en anderzijds niet in de Prehistorie.
Leg dit uit.
Als uitleg staat in het correctiemodel:
‘Uit het antwoord moet blijken dat:
– enerzijds dit volk nog geen eigen schrift had (waardoor zij nog in de Prehistorie leefden),
– anderzijds dit volk niet meer in de Prehistorie leefde, want de Romeinen schrijven over deze volken.’
Van welke definitie van het begrip Prehistorie gaan de makers van dit antwoord uit?
(Deels uit: pilot-examen 2006)
Van beide definities:
- in het eerste deel van de definitie dat een volk in de Prehistorie leeft, zolang ze zelf nog geen eigen
schrift hebben;
- in het tweede deel van de definitie van Sprekend verleden, omdat ze in dit deel zeggen dat de Prehistorie van die volken was afgelopen, omdat de Romeinen over hen schreven, en zij zelf nog geen schrift
hadden.
Blok 3
De Egyptische manier van schilderen
13 a Stel je voor dat er een foto was gemaakt van wat en wie je op de grafschildering bovenaan blz. 16
van het Handboek ziet. Wat precies zou op een foto anders te zien zijn dan op de grafschildering?
- De hoofden zijn van opzij geschilderd en de ogen van voren.
- De schouders zijn van voren geschilderd en het hoofd van opzij.
- De beide duimen aan de (te grote) handen zijn aan dezelfde kant geschilderd.
- De spullen op de tafel zijn bovenop elkaar geschilderd, terwijl ze op een foto achter elkaar zouden
liggen (of van de tafel zouden vallen).
havo - hoofdstuk 1
–7–
© WPE - Sprekend verleden bovenbouw
b Waarom beeldden de Egyptische kunstenaars de lichaamsdelen van mensen zo anders uit?
Als je iemand van opzij tekent dan lijkt het of hij maar één schouder heeft. Een oog van voren is volledig,
een oog opzij niet. Als je de duimen zo zou schilderen als op een foto dan zou je vaak een van de twee
duimen niet zien. In het hiernamaals hadden de mensen liever twee schouders , twee duimen en hele
ogen ter beschikking.
c Waarom was het voor de Egyptenaren heel belangrijk om dieren en voorwerpen zo te laten schilderen?
De schilderingen werden gemaakt voor het graf en het gebruik in het hiernamaals. Wat je niet kon zien of
maar een beetje, was er dan ook niet of maar een beetje.
14
De oudste grote stedelijke gemeenschappen ontstonden bij grote rivieren zoals de Nijl. Leg uit waarom langs de Nijl stedelijke gemeenschappen ontstonden.
(Deels uit: pilot-examen 2009)
Een juist antwoord bevat de volgende elementen:
- een juist voorbeeld van een oude stedelijke gemeenschap in een rivierdal/een oude rivierdalbeschaving (bijvoorbeeld Thebe in Egypte aan de Nijl),
- met een juiste uitleg van het belang van de rivier voor de stedelijke gemeenschap (bijvoorbeeld door
de irrigatie / de jaarlijkse overstromingen van de Nijl kon er genoeg voedsel voor de stedelijke gemeenschap worden geproduceerd).
havo - hoofdstuk 1
–8–
© WPE - Sprekend verleden bovenbouw
Eenheden
Wat is er gebeurd met de mensen in het veen?
(AB blz. 11)
Hoe kwamen deze mensen om? Er zijn onder de onderzoekers verschillende veronderstellingen in
omloop. Bedenk zelf zoveel mogelijk verklaringen.
Mogelijke verklaringen:
a Ze zijn het slachtoffer van misdaden (overval, moord).
b Ze zijn geofferd aan een god of aan goden, bijvoorbeeld als tegenprestatie voor de turf uit het
veen.
c Ze zijn in het moeras / het veen gegooid als straf voor hun (mis)daden.
d Ze zijn verdwaald in het moeras en verdronken.
1
2 Geef daarna aan welke verklaring(en) je meer waarschijnlijk acht dan andere.
Mogelijke antwoorden:
Verklaringen b en c zijn meer waarschijnlijk dan a en d:
- Dat verschillende veenlijken naakt gevonden zijn, maakt verklaring d erg onwaarschijnlijk.
- De sporen op het lichaam wijzen uit dat deze mensen door geweld om het leven zijn gebracht. Bij
meerdere veenlijken zijn bovendien uiteenlopende sporen van geweld gevonden: zowel een strop
om de nek, als gebroken benen, als een snede in de keel, als klappen op het hoofd. Wanneer roof
het motief was (verklaring a), dan zijn die verschillende soorten sporen niet waarschijnlijk.
- Er zijn ook andere opvallende sporen gevonden: sommige veenlijken waren kaalgeknipt; dit wijst
op bestraffing van een (mis)daad.
- Dat de lichamen in het moeras / het veen zijn gevonden, wijst er eerder op dat ze zijn geofferd of
gestraft: men geloofde waarschijnlijk dat er goden woonden in het moeras of men zag het moeras
als een onheilspellende plek, dus geschikt om terdoodveroordeelden achter te laten.
Op de site van het Drents Museum staat over de veenlijken zonder verdere toelichting de volgende zin: ‘Veel van de veenlijken zijn na hun ontdekking weer herbegraven, weggegooid of tot geneesmiddel vermalen.’ Ben je van Lotje getikt als je hier iets van Lotje getikt vindt? Als je iets van
Lotje getikt vindt, wat vind je dan van Lotje getikt?
Mogelijke antwoorden:
- Het 'weggooien' en tot geneesmiddel vermalen van een stoffelijk overschot wordt in onze cultuur
als onaanvaardbaar beschouwd, dat doe je niet met overledenen.
- Het plaatsen van deze zin op de site zonder op de vreemde aspecten ervan in te gaan wekt de
indruk dat het museum het gebeurde normaal vindt, of stimuleert in elk geval dat de lezer het gebeurde als normaal ziet.
3
havo - hoofdstuk 1
–9–
© WPE - Sprekend verleden bovenbouw
Hammoerabi’s oog om oog, tand om tand
(AB blz. 12)
Hieronder staan drie conclusies.
Plaats de letter A bij de conclusie die naar jouw mening met zekerheid kan worden getrokken uit
de wetsregels.
Plaats de letter B bij de conclusie die naar jouw mening niet kan worden getrokken uit de wetsregels.
Plaats de letter C bij de conclusie waarvan niet met zekerheid kan worden vastgesteld of die juist
is.
a Als iemand een diefstal had gepleegd, dan werd hem de hand afgehakt.
B. De bepalingen 3 en 8 gaan wel over hand afhakken bij overtredingen. Maar ze betreffen speciale
gevallen, niet diefstal.
Bovendien blijkt uit bepaling 2 dat bij diefstal van vee de straf bestaat uit het zoveelvoudig teruggeven van het gestolene, niet uit de hand afhakken.
b In de samenleving ten tijde van Hammoerabi waren sommige mensen meer
bevoordeeld dan anderen.
A. Dat blijkt uit bepalingen 11 en 12.
c De mensen mochten in geen geval het recht in eigen hand nemen.
C. Uit geen enkele wet blijkt dat het verboden zou zijn, maar de wetten van Hammoerabi hadden
waarschijnlijk wel de bedoeling te voorkomen dat het recht in eigen hand werd genomen.
1
Verdeel met twee klasgenoten de onderstaande drie onderwerpen ten tijde van Hammoerabi.
Bestudeer alle wetsregels. Formuleer bij jouw onderwerpen één eigenconclusie. En geef daarbij
aan op welke wetsregel(s) uit het wetboek van Hammoerabi jouw conclusie is gebaseerd.
a De kenmerken van de gelaagde samenleving
Mogelijke conclusies:
1 De priesters en het hof vormden een bovenlaag.
Dat blijkt uit artikel 2.
2 De hogere lagen hadden meer rechtsbescherming.
Dat blijkt uit de artikelen 2, 11 en 12.
b De stand van de medische zorg
Mogelijke conclusie:
1 Er waren veeartsen en artsen die gecompliceerde operaties uitvoerden.
Dat blijkt uit de artikelen 7 en 8.
c De aard van het strafrecht
Mogelijke conclusies:
1 Vaak gold het principe ‘oog om oog, tand om tand’.
Dat blijkt uit de artikelen 4, 5 en 6.
2 De straffen waren streng. Op veel vergrijpen stond de doodstraf.
Dat blijkt uit de artikelen 1, 2, 9 en 10.
Wissel je conclusie uit met je klasgenoten. Zijn jullie het eens met elkaars conclusies?
2
Plaats het 'oog om oog' tegenover de opvatting van Nederlandse juristen dat zware straffen
iemand niet beter maar slechter maken en dat zware straffen uit den boze zijn. Wat is jouw visie? Geef er argumenten voor.
Door de leerlingen
3
a Hoe betrouwbaar is de wetgeving van Hammoerabi als bron, als je meer te weten wilt komen
over de samenleving in die tijd?
De wetgeving is zeer betrouwbaar als bron, want zij was juist voor die samenleving bedoeld. Voor
Hammoerabi had het geen zin onjuiste gegevens over de samenleving in zijn wetten op te nemen.
Wel is de wetgeving onvolledig als bron: heel veel staat er niet in.
4
havo - hoofdstuk 1
– 10 –
© WPE - Sprekend verleden bovenbouw
b Hoe representatief is die wetgeving voor het denken van de Babyloniërs toen?
De wetgeving zal representatief zijn voor het denken van de bestuurders van het rijk. Voor een groot
deel van de bevolking zal het ook representatief zijn, want waarschijnlijk kon een vorst geen wetgeving opleggen en doorvoeren zonder steun of instemming van een groot deel van de bevolking.
havo - hoofdstuk 1
– 11 –
© WPE - Sprekend verleden bovenbouw
Het ontstaan van steden in het Oude Egypte: een opzet voor een
film maken
(AB blz. 13)
1
2
Verdeel het ontstaan van de eerste steden in het Oude Egypte in vijf fasen. Omschrijf elke fase in
één zin. Zorg ervoor dat per fase in de zin één van de volgende woorden of woordcombinaties
voorkomt (hier alfabetisch geordend): akkerbouw en veeteelt –ambachten – gelaagde samenleving – landbouwoverschotten - nieuwe beroepen.
Bedenk voor elke fase één of enkele scènes. Leg daarbij uit dat in elke fase het aantal activiteiten
en daardoor ook het aantal inwoners van de stad toenemen.
a Beschrijf in enkele zinnen wat je wilt uitbeelden.
b Kies bij elke fase één of enkele beeldbronnen die bij de uitwerking van de scènes kunnen worden gebruikt.
Beschrijving van fasen en scènes
Scènes voor het ontstaan van een stad in vijf fasen:
Fase-scène 1: Akkerbouw en veeteelt worden uitgevonden
Beelden tonen dat de Egyptenaren akkerbouw en veeteelt toepassen en in dorpen bij elkaar gaan
wonen.
Fase-scène 2: Door de landbouwoverschotten kunnen mensen op dezelfde plek blijven wonen en met
meer mensen samenleven dan vroeger
Beelden illustreren landbouwoverschotten, waardoor landbouwers op dezelfde plek blijven wonen.
Stenen huizen in plaats van de hutten van takken en bladeren van vroeger.
Fase-scène 3: Niet iedereen hoeft meer voedsel te zoeken: ambachten ontstaan
Beelden illustreren dat niet iedereen de hele dag meer bezig hoefde te zijn met jagen of verzamelen
of met de landbouw. Ambachten ontstaan, zoals het ambacht van timmerman, van smid en van metselaar.
Fase-scène 4: In een ingewikkelder wordende samenleving ontstaan nieuwe beroepen
Beelden tonen dat naast oude ambachten nieuwe beroepen ontstaan, zoals dat van huisbediende,
koopman, kunstenaar, geleerde, soldaat, bestuurder en priester (zie HB blz. 14). Toenemende ongelijkheid in de samenleving.
Fase-scène 5: In de stad ontstaat een gelaagde samenleving.
Beelden tonen dat sommige inwoners rijker en machtiger worden dan anderen. Een koning, de farao,
komt aan het hoofd te staan. Belastingen worden geheven om bestuurders en een leger te betalen.
Het schrift wordt gebruikt om veel vast te leggen.
Vijftien beeldbronnen
Hieronder volgen de vijftien beeldbronnen (inclusief de afbeeldingen in het AB) met toelichting, die
de leerlingen kunnen vinden op SV-Digitaal:
havo - hoofdstuk 1
– 12 –
© WPE - Sprekend verleden bovenbouw
Download