SAVES F. Van Deuren Bestuur, politiek en democratie door de geschiedenis heen (episode 1: Van prehistorie tot Romeinse overheersing in onze streken) De prehistorie Voor wat de politiek in de prehistorie betreft, zijn we snel uitgepraat. De eerste mensen waren nomaden die in kleine groepen leefden. Er was geen behoefde aan een gecentraliseerd bestuur want er was niets om te centraliseren. De mens probeerde te overleven. De mannen hielden zich bezig met de jacht en de visvangst terwijl de vrouwen vruchten gingen plukken. Diegene die de beste was in één of andere activiteit nam de leiding. Bijvoorbeeld de beste jager leidde de jacht. Een echte leider was er niet. Tussen 9000 en 4700 v.C. werd de mens sedentair. Men ging over naar domesticatie van dieren en ontwikkelden cultuurgewassen door gerichte pluk. Door de geleidelijke verbetering van de voedselvoorziening en een minder gevaarlijke levenssituatie kwam er een bevolkingsgroei. Bijgevolg werden de nederzettingen niet alleen omvangrijker, maar ook gestructureerder. In deze gevestigde maatschappijen is het mogelijk dat naast landbouwers, herders of veetelers, die voor de eigenlijke voedselvoorziening instonden, steeds meer individuen een specifieke taak vervulden. Naar gelang ieders afkomst en persoonlijke bekwaamheid bewogen deze 'beroeps'activiteiten zich op religieus, militair, politiek of economisch vlak. In deze periode zien we groepen priesters, krijgers, ambtenaren en ambachtslui verschijnen. Stilaan zou deze nieuwe economische orde vertaald worden in een systeem van macht, gebaseerd op solidariteit en sociale ongelijkheid. In grotere leefgemeenschappen kreeg elk lid steeds een eigen plaats of rang toebedeeld. Deze positie was grotendeels afhankelijk van de afstamming. Er ontstonden sociale groepen die niet om familiale redenen, maar door andere belangen met elkaar verbonden waren. Aldus werd de sociale organisatie heel wat complexer. Aan het hoofd van een sedentaire gemeenschap stond meestal een sterke leider. Hij nam belangrijke beslissingen, zoals de aanleg van versterkingen of wegen, een cultusplaats, irrigatie- of dreinagewerken enz. Als veldheer of rechter loste hij conflicten op. De opbrengst van het land, die als belasting in natura geïnd werd, verdeelde hij onder nietvoedselproducerende klassen zoals politieke ambtenaren, militairen, handwerkslieden, slaven,… 1 SAVES De vroeg-Keltische en Keltische beschaving (ca. 750-700 v.C. tot Romeinse overheersing) De verspreiding van deze cultuur was vooral het werk van kleine, krijgzuchtige ruiterbendes die herhaaldelijk vanuit Midden-Europa, expedities en veroverings- en rooftochten ondernamen. In deze periode kwamen er nieuwe sociale klassen op. Uiteraard waren er in eerste instanties de boeren en de veetelers die verspreid leefden op het land en in dorpen. Nieuw was dat deze agrarische bevolking gedomineerd werd door een krijgersklasse (een militaire toplaag), die de drager was van de vroeg-Keltische cultuur. Enkele clans of families verkregen de controle over mijnen, productiecentra en handelswegen, zodat hun rijkdom en macht toenamen. Deze evolutie blijkt uit het verschijnen van versterkte hoogtenederzettingen, de zgn. heuvelforten. De meeste van deze heuvelforten waren permanent bewoond; andere dienden waarschijnlijk enkel tot tijdelijke toevluchtsoorden in periode van gevaar. De heuvelforten groeiden uit tot echte ambachtelijke en commerciële centra. IJzer-, brons-, en edelsmeden, pottenbakkers en glaswerkers vestigden zich naast de rijke leidersklasse in de hoogtenederzettingen. Ze vormden een eigen stand, een soort 'middenklasse'. In onze moderne maatschappij groeperen we al deze kleine zelfstandigen nog steeds onder het begrip 'middenstand'. Rond ca. 500-450 v.C. was er naast de vroeg-Keltisch cultuur (bekend onder de naam Hallstatt-cultuur) de komst van een nieuw volk, de Kelten (bekend onder de naam La Tènecultuur). 'Herodotus' spreekt in zijn werken als eerste over 'Keltoi' waarmee hij de bewoners ten noorden van de Alpen aanduidde. De term 'Galliërs' werd later ingevoerd door de Romeinen. Aan het hoofd van een stam stond meestal een 'raad', samengesteld uit de invloedrijkste leden van de aristocratie. Uit hun midden werd jaarlijks een gezagdrager gekozen. In samenspraak met de raad besliste hij over oorlog en vrede, sloot verdragen met andere stammen, inde belastingen enz. Desondanks bleven interne twisten en familievetes legio. Antieke auteurs beschouwen de Keltische samenleving als een standenmaatschappij. 'Caesar' schreef in zijn 'De Bello Gallico' dat de top van de samenleving bestond uit twee standen, de druïden en de ridders. Ze genoten veel aanzien en behandelden de plattelandsbevolking als onvrije onderdanen. De druïden waren voornamelijk van aristocratische afkomst en vormden een religieusintellectuele elite. Het waren de geestelijke en morele leiders van het volk. Hun eerste opdracht was de leiding in alle godsdienstaken. Daarnaast waren ze belast met de rechtspraak. Bij de Kelten heerste een ingewikkeld rechtssysteem, gebaseerd op weergeld en bloedwraak. Tenslotte waren ze de dragers en de verspreiders van de wetenschappelijke kennis. De aristocratische krijgers hielden zich voornamelijk bezig met politieke en militaire aangelegenheden op. De persoonlijke macht van deze ridders was gebaseerd op hun bezittingen en hun aantal onderhorigen de zogenaamde clientes en ambacti. In ruil voor tribuut en gewapende bijstand bekwam de lagere edele van de hogere in rang grond of vee en bescherming. Zo'n hiërarchie stoelde op onderlinge afhankelijkheid en verplichtingen. Ze doet denken aan de middeleeuwse feodaliteit en de ons meer vertrouwde 'leenheer-leenman' verhouding. Soms was een hele stam leenheer bij een andere stam. De clientes waren personen van niet-adelijke afkomst, maar met recht op bezit, die bescherming en veelal grond en vee te leen kregen van een door hen gekozen aristocratische 'heer'. Die kon dan op hun steun en een deel van de opbrengst rekenen. De vrije keuze van 2 SAVES een beschermheer scherpte de rivaliteit bij de adel aan. Een vrijgevige en militair succesvolle krijger had de grootste aanhang en bijgevolg de meeste macht. De ambacti vormden het gevolg of de persoonlijke lijfwacht van de Keltisch adel. Ze hedden zich voor het leven aan één 'heer' verbonden. Voor hun onvoorwaardelijke trouw en gehoorzaamheid deelden ze in eventuele buit. Onderaan de sociale piramide stonde de onvrijen of slaven. Ze hadden in principe geen rechten, enkel plichten. De discussie over de oorsprong en de herkomst van de Kelten is nog niet afgesloten. Zelfs het definiëren als één volk roept vragen op. Ze hebben zich nooit als politieke eenheid met gemeenschappelijke belangen en overkoepelende structuren geprofileerd, maar steeds als afzonderlijke stammen of groepen. Zoiets als een 'nationaal bewustzijn' was hen blijkbaar vreemd. Een uitzondering hierop vormt het gezamelijk verzet van alle 'Gallische stammen' tegen de Romeinse overweldigers in 52 v.C. onder leiding van 'Vercingetorix'. Einde van deze episode. Volgende episode: "Egypte onder de goddelijke macht van de faroa". Bibliografie DE WEVER, F., Prehistorie, Ped. H.I. K.H.K, 1998, 88 blz. 3