Latere jaren - WordPress.com

advertisement
1. Allereerst moeten jullie aangeven in je eigen woorden wat de definitie van staatsinrichting
is
Het beheren van een land/sameleving doormiddels van regels uit de wet.
2. Tijdens de instructie heb ik een beeld gegeven van de staatkundige macht in Nederland
tussen 1815 en 1848. Maak een schematisch overzicht van de staatkundige macht in 1848 (en
latere jaren).
koning
minister
1815-1848
Eerste kamer
(staten)
benoemd
tweede kamer
(generaal)
kiescollege
verantwoording
kiest
koning
volk
minister
Latere jaren
Eerste kamer
(staten)
Provincial
staten
De besilsingen worden vastgelegd
benoemd
verantwoording
kiest
tweede kamer
(generaal)
Dit is waar wij (het volk) mee kan beslissen
volk
3. Maak duidelijk wat het belangrijkste verschil is tussen beide overzichten
Dat de koning veel en veel minder te zeggen heeft hij benoemt de de ministers maar hoeft niet
overal betrokken bij worden.
4. Verklaar waarom in die tijd alleen de liberalen in staat waren een verandering te eisen van
de koning? Gebruik in je antwoord de woorden: rijkdom, armoede, sociale kwestie en
onderwijs.
De liberalen hadden geld en waren rijk en hadden macht. De liberalen hadden onderwijs
gekregen en konden dus lezen en schrijven en wisten wat slim was om te doen en wat ook heel
belangrijk was dat ze vrijetjd hadden om dit allemaal waar te maken omdat ze niet de hele dag
hoefte te werken omdat ze het geld al hadden.
5. Geef aan of je censuskiesrecht democratisch vindt
Nee, ik vind het niet demoncratisch van wegen twee redenen:
-Wanner een vrouw haar mening over het land wil delen en zo hopen dat er iets mee gedaan
wordt voor de welvaart en welzijn van de mensen maar als ze niet welkom is op basis van het
geslacht vindt ik dat er dus niet gestend wordt volgens de meningen van het land waneer de
helft van nhet volk niet welkom is
- En als van de mannen alleen de mannen welkom zijn die een bedrag afstaan om hum mening
te geven weten ze aleen de mening van mannen die het op economisch gebied goed hadden
anders konden zegeen deel van hun inkomen weggeven. Dus de mannen op de werkvloer die
hard moeten werken en niet genoeg hebben of ook nog een deel af te staan kennen ze de
mening niet van.
6. Zoek op internet drie afbeeldingen waarvan jij vindt dat ze uit deze tijd (1815-1848) komen
en geef daarbij aan wat er op de afbeelding staat en wat het verband is met deze tijdsperiode
-ik heb willem ll gekozen omdat de koning toen veel macht had in
vergelijking met nu en de koningin.
Ik heb ook torbecke gekozen omdat dangzij hem is zijn wij
nu een democratische sameleving (met een koningin)
de grondwet is dus een van de belangrijkste
gebeurtenis van af die tijd werd er wat er in de
grondwet stond gedaan en had de koning de titel maar
bijna geen macht meer.
7. Koppel de volgende termen:
Onschendbaarheid
-
absolutisme
grondwet
-
2e kamer
1848
-
Thorbecke
ministeriële verantwoordelijkheid -
koning
rijke burgers
-
liberalen
censuskiesrecht
-
conservatief
Download