Vragenuur Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde. Vragen van het lid Van Ojik aan de minister van Buitenlandse Zaken over het bericht "Bouw woningen Oost-Jeruzalem definitief". De heer Van Ojik (GroenLinks): Mevrouw de voorzitter. Het gebeurt al jarenlang en het gebeurt keer op keer: Israël ondermijnt het vredesproces met de Palestijnen door de systematische uitbreiding van nederzettingen die de Westbank reduceren tot een gatenkaas met heel grote gaten. Dit maakt de verwezenlijking van een levensvatbare Palestijnse staat onmogelijk. Dat concludeert ook de Europese Unie in het Area C Report. Daarin staat dat een tweestatenoplossing vrijwel uitgesloten is omdat de uitbreiding van de Israëlische nederzettingen, de verwoesting van Palestijnse huizen en het weigeren van bouwvergunning aan Palestijnen op de Westoever aanhouden. En toen kwam vorige week het nieuws dat Israël nog eens 800 woningen gaat bouwen in Oost-Jeruzalem. Onder protest van de Europese Unie, dat wel. Lady Ashton noemt het besluit illegaal en betreurenswaardig. Steunt de minister deze lijn? Heeft hij zelf ook protest aangetekend bij Israël? Heeft hij bijvoorbeeld de Israëlische ambassadeur op het matje geroepen? En welke consequenties zal de minister verbinden aan dit funeste beleid van Israël? Dat beleid is namelijk een klap in het gezicht van de Europese Unie en dat van de minister, die altijd claimt dat zijn goede vriendschap met Israël het juist mogelijk maakt om Israël op het rechte pad te brengen. Welke maatregelen denkt de minister in EU-verband en namens Nederland te treffen nu opnieuw duidelijk is dat Israël zich niet inzet voor vrede en het vredesproces op deze wijze ondergraaft? Minister Rosenthal: Mevrouw de voorzitter. De feiten door de heer Van Ojik gemeld over de bouw van bijna 800 woningen in de nederzetting Gilo in Oost-Jeruzalem, zijn zoals ze zijn. In reactie op de vragen van de heer Van Ojik kan ik melden dat de Nederlandse regering de bouw van nederzettingen beschouwt als illegaal beschouwt en als een obstakel voor de vrede. Dat hebben wij meermalen gezegd. Wij hebben dat meermalen rechtstreeks aan Jeruzalem meegedeeld. Ik heb het ook face to face tegen de Israëlische leiders gezegd. Er kan geen misverstand over bestaan. Ook deze beslissing van de Israëlische autoriteiten wordt dus door Nederland afgewezen. Op dat punt is er dan ook een eensgezind protest uitgegaan van de Europese Unie. In haar verklaring noemt Hoge Vertegenwoordiger Ashton het Israëlische voornemen illegaal en betreurenswaardig. Ze noemt het een bedreiging voor de tweestatenoplossing en een obstakel voor de onderhandelingen over oplossing van het conflict. Ik ga nu in op de derde vraag van de heer Van Ojik. Nederland beschouwt nog altijd als leidraad nummer één de Kwartetverklaring van september vorig jaar. Dat heb ik dezer dagen onder meer gewisseld met de secretaris-generaal van de Arabische Liga, toen ik in Caïro was. In die verklaring wordt gevraagd om een tweestatenoplossing, om het erkennen van grenzen van voor juni 1967 inclusief landswaps -- dat zeg ik er met nadruk bij -- om een overeengekomen oplossing met betrekking tot de status van Jeruzalem en om een overeengekomen oplossing met betrekking tot het probleem van de vluchtelingen. Dat punt van de landswaps, de landruil, is het punt waarop we nu en in de toekomst moeten mikken. Het kan geen verbazing wekken, ook niet bij de heer Van Ojik, dat de rechtstreekse onderhandelingen de eerste en enige oplossing die we hebben voor het Israëlisch-Palestijnse conflict zijn. Dat is niet alleen een lijn die uit Israëlische hoek komt. Wanneer ik president Abbas van de Palestijnse Autoriteit spreek, zoals ik herhaalde malen heb gedaan, is zijn mededeling dat hij drie prioriteiten heeft. Prioriteit nummer één is onderhandelen, prioriteit nummer twee is onderhandelen en prioriteit nummer drie is onderhandelen. De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Het probleem is dat de tweestatenoplossing, waar wij allemaal voor zijn, door het eenzijdige optreden van Israël door de illegale bouw van woningen steeds verder weg raakt en dat het onderhandelen, onderhandelen, onderhandelen, waar wij allemaal voor zijn, op dit punt een oplossing nu juist niet dichterbij brengt. Daarom vroeg ik de minister -- ik herhaal mijn vraag -- wat Nederland, mede in EU-verband, gaat doen met betrekking tot Israël, behalve zijn treurnis uitspreken over hetgeen is gebeurd. Heeft de minister de Israëlische ambassadeur op het matje geroepen om hem van het Nederlandse standpunt op de hoogte te stellen? Is het denkbaar dat het associatieverdrag van de EU met Israël ter discussie wordt gesteld en eventueel wordt opgeschort als de onzalige uitbreiding van de nederzettingen door de bouw van woningen op deze manier doorgaat? Wij delen kennelijk de analyse van het probleem. De vraag is: wat doet de minister om te proberen datgene wat er nu aan de hand is, te stoppen? Minister Rosenthal: Ten eerste: ik heb de Israëlische ambassadeur in Den Haag niet op het matje geroepen, maar hij is bekend met het standpunt van de Nederlandse regering, ook over het besluit om te bouwen in Gilo. Ten tweede: in de gegeven omstandigheden moeten wij het associatieverdrag juist niet aanpakken. Om het vredesproces weer op gang te krijgen, kijkt de Europese Unie vooral naar het moment waarop de batterij weer een beetje opgeladen kan worden. Dat zal onmiddellijk na de presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten zijn. Hoe wij het ook wenden of keren -- dat punt breng ik voortdurend naar voren -- de Europese Unie kan van alles en nog wat willen, maar uiteindelijk zijn het de Verenigde Staten die, zoals internationaal wordt gezegd, "in the driver's seat" zitten. Ten slotte: misschien verschijnt Israël niet erg voortvarend aan de onderhandelingstafel, maar ik kan met goede reden zeggen dat de Palestijnse Autoriteit er van haar kant ook werkelijk alles aan doet om het de Israëli's mogelijk te maken om geen stappen te zetten. Dat zeg ik uit eigen ervaring, op basis van de vele discussies die ik de afgelopen maanden met beide partijen heb gevoerd. De heer Van Ojik (GroenLinks): De minister zegt dat hij de ambassadeur niet op het matje heeft geroepen, dat we het associatieverdrag niet ter discussie moeten stellen en dat het niet alleen aan Israël ligt. Dat mag allemaal zo zijn, maar wij zijn het er kennelijk over eens de bouw van die woningen een oplossing van het probleem in ieder geval verder weg brengt. De vraag blijft dus: welke resultaten heeft het Israël-vriendelijke beleid, waar de minister altijd voor heeft gestaan, uiteindelijk opgeleverd? Ik kan niet anders dan constateren dat het op dit punt geen resultaat heeft opgeleverd. Ik hoop dat in het nieuwe kabinet dat wij krijgen, waar de Partij van de Arbeid waarschijnlijk deel van zal uitmaken, opnieuw zal worden nagedacht over wat er moet gebeuren om deze zaak te veranderen. Minister Rosenthal: Ik hoor niet zozeer een vraag als wel een betoog van de heer Van Ojik. Ik stel daar enkel het volgende tegenover. De Nederlandse regering voert een evenwichtig beleid, ook met betrekking tot het Israëlisch-Palestijnse conflict. Niet voor niets stelt de Palestijnse Autoriteit van haar kant de wijze waarop Nederland bijdraagt aan economische projecten en veiligheidsprojecten in de Palestijnse gebieden zeer op prijs. Ik mag ook wijzen op het feit dat Nederland succesvol was bij het weer wat meer op gang krijgen van de export vanuit de Westbank en Gaza via het neerzetten van containerscanners op twee plekken. Hierover hebben wij al meermalen van gedachten gewisseld. Dit soort zaken doen wij. Wij zijn daar heel praktisch mee bezig en dit wordt van beide kanten zeer gewaardeerd. Het gaat echter om onderhandelen, onderhandelen, onderhandelen in rechtstreekse onderhandelingen tussen de Israeli's en de Palestijnse Autoriteit. De heer Van der Staaij (SGP): Er is op internationaal en Europees niveau heel veel stampij over de bouw van woningen in Jeruzalem, maar het blijft zo stil bij de echte dreiging. Kijk eens wat er in Iran aan de orde is. De bouw van een kernwapen lijkt soms wel minder reacties uit te lokken dan het bouwen van een aantal woningen in Jeruzalem. Wil de minister zorgen voor evenwicht, zodat ook de problemen met Iran hoog op de agenda blijven staan? Minister Rosenthal: Vanzelfsprekend beschouwt de Nederlandse regering de Iraanse dreiging, het nucleaire programma, als een van de belangrijkste risico's dat ons boven het hoofd hangt. Daarover mag geen enkel misverstand bestaan. Natuurlijk neemt de Nederlandse regering ook bij tijd en wijle kennis van de al te verontrustende taal die men in Iran spreekt over Israël. De heer Sjoerdsma (D66): De minister veroordeelt de nederzettingenbouw in Jeruzalem en Oost-Jeruzalem terecht. Hij doet dit nu weliswaar richting Jeruzalem, maar ik hoop dat hij dit in de toekomst ook richting Tel Aviv zal doen. Als er in andere landen dingen fout gaan, zoals in Ghana, Suriname en Jemen, onderneemt Nederland actie. Dan stoppen wij projecten en korten wij op ontwikkelingsgeld. Zou het niet consistent zijn om diezelfde voorwaarden ook op Israël van toepassing te laten zijn? Minister Rosenthal: Betreffende het korten op gelden kan ik de heer Sjoerdsma op zijn wenken bedienen, maar dan precies op een andere manier dan degene die hij voor ogen heeft. De Palestijnse Autoriteit doet soms dingen die Nederland zeer onverstandig vindt, zoals het aanvragen van een lidmaatschap van de UNESCO. Nederland was daartegen. Ik wijs de heer Sjoerdsma erop dat de Nederlandse regering niet de budgettering voor de Palestijnse Autoriteit en voor de UNESCO heeft gestopt, zoals de Amerikanen, maar integendeel gewoon onverkort is doorgegaan met het ondersteunen van de Palestijnse Autoriteit bij veiligheidsprojecten en economische projecten. Wij gebruiken, met andere woorden, steeds de kernzin dat wij aan de ene kant Israël niet in de hoek moeten zetten en voortdurend belagen -- zoals hier soms ook wel het geval lijkt -- en aan de andere kant de Palestijnen niet moeten straffen zodra zij onverstandige dingen doen, zoals de unilaterale stappen in het kader van de Verenigde Naties. De heer Ten Broeke (VVD): Mijn vraag richt zich juist daarop. De VVD-fractie steunt overigens de standaardlijn ten aanzien van zowel Israël als de Palestijnen. De VVD-fractie veroordeelt dus de bouw van illegale nederzettingen. Kan de minister zich echter inspannen om eenzijdige stappen van de Palestijnen voor staatserkenning, die zojuist zijn aangekondigd tijdens de Algemene Vergadering der Verenigde Naties, tegen te gaan? Ik stel voor dat de minister de wortel en de stok daarbij gelijkmatig hanteert en niet, zoals de heer Sjoerdsma zonet aangaf, alleen en uitsluitend naar één kant. De voorzitter: Kan de minister een beetje bondig antwoorden? Minister Rosenthal: Ik zal in dit geval heel bondig antwoorden. Mijn antwoord is ja. De heer Van Bommel (SP): Er wonen inmiddels meer dan een half miljoen Israëli's in bezet Palestijns gebied. Waar legt de Nederlandse regering de grens? Met de mond wordt namelijk iedere keer beleden dat het bouwen van huizen in bezet gebied wordt veroordeeld, maar het gaat toch maar door. Uiteindelijk is een tweestatenoplossing daardoor onmogelijk. Waar ligt de grens voor de Nederlandse regering? Wanneer zegt zij "genoeg is genoeg"? Het is namelijk al te veel. Minister Rosenthal: Ook hierop zal ik bondig antwoorden. Ik leg daar geen grens bij en ik wijs erop dat het Quartet Statement voor de Nederlandse regering overeind staat. Daarin is punt één voor het Israëlisch-Palestijns conflict nog altijd de tweestatenoplossing. Ik hoop ook dat de heer Van Bommel dat onderschrijft. De voorzitter: Ik dank de minister voor de komst naar de Kamer. Vragenuur Vragen van het lid Jasper van Dijk aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat het roc Zadkine in Rotterdam aan de rand van de afgrond staat. De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. "Rotterdamse scholenreus Zadkine aan rand afgrond", kopte de Volkskrant de afgelopen vrijdag. Het bestuur van deze mbo-school met 18.000 leerlingen en 2.000 man personeel heeft een tekort van ruim 30 miljoen euro opgebouwd. Oorzaak is onder andere het aankopen van kostbaar vastgoed op A-locaties. Het doet denken aan het wanbestuur op andere scholen zoals ROC Leiden of Amarantis. Meerdere scholen staan inmiddels onder verscherpt toezicht. De bestuurders gedragen zich als een soort zonnekoningen en besteden miljoenen aan prestigeprojecten. Onderwijs is bijzaak geworden. "Vroeger liep ik gewoon binnen bij de directeur met een vraag. Nu weet ik amper wie het is", zegt een docent. Over doorgeslagen schaalvergroting gesproken. En als die puinhoop dan aan het licht komt, moet er bezuinigd worden: op het onderwijs. Een kwart van het personeel wordt ontslagen, waaronder ook leraren. Ziet de minister dit als een incident of erkent zij dat er een structureel probleem is met het bestuur van grote scholen en een overheid die op afstand is geplaatst? Wij staan hier namelijk niet voor het eerst. Hoe gaat de minister bovendien voorkomen dat leraren worden ontslagen en dat de kwaliteit van het onderwijs wordt aangetast door de enorme bezuinigingen die nu gaan plaatsvinden? En klopt het dat de oud-bestuursvoorziter van Zadkine nog tot januari wordt doorbetaald? Gaat de minister ervoor zorgen dat dit soort bestuurders eindelijk een keer aansprakelijk wordt gesteld en niet wegkomt met een goudgerande regeling? Is de minister aan het onderhandelen over een financiële steun aan Zadkine van 30 tot 40 miljoen euro? Welke eisen gaat zij daaraan stellen? Gaat de minister eisen dat onderwijsbestuurders zich niet langer gedragen als projectontwikkelaars maar als dienstbare schoolleiders? Gaat zij eisen dat de schaalvergroting wordt aangepakt en dat het geld naar het klaslokaal gaat in plaats van naar de kas van die bestuurders? Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Voorzitter. Ik zal proberen de vele vragen zo kort en krachtig mogelijk te beantwoorden. In algemene zin zijn de heer Van Dijk en ik het altijd zeer met elkaar eens over het feit dat bestuurders dienstbaar moeten zijn aan de instelling waarvoor ze werken en dat ze moeten streven naar de menselijke maat. Dat kan binnen een kleine instelling maar dat kan ook klein binnen een grote instelling. Al vanaf het begin van mijn staatssecretariaat vind ik het heel belangrijk dat er een goede bedrijfsvoering is binnen een roc-instelling, zodat deze instellingen ook daadwerkelijk toekomen aan datgene waarvoor ze zijn ingesteld, namelijk goed onderwijs. Het is duidelijk dat de situatie bij roc Zadkine zorgelijk is. Daarover ben ik al een aantal weken met het roc in gesprek. Het ministerie van OCW is actief betrokken bij Zadkine. Wij hebben aangedrongen op een spoedig herstel van de financiële positie in het belang van personeel, studenten en ouders. Wat dat betreft heeft de heer Van Dijk gewoon een punt. Dat is namelijk het dienstbare doel. Het bestuur is doordrongen van de ernst van de zaak. Er zit een nieuw college van bestuur met twee zeer ervaren mensen, in zowel financieel als bestuurlijk opzicht. Zij zetten er volop de schouders onder. De instelling is door de inspectie onder de hoogste vorm van financieel toezicht geplaatst. Ik verwacht van alle onderwijsinstellingen een fatsoenlijke bedrijfsvoering, ook van Zadkine. Zadkine maakt op dit moment een herstelplan, op aandringen van het ministerie van OCW en de inspectie. U hebt daar al het een en ander over kunnen lezen in de krant. Daar zitten een aantal maatregelen in. Eén ding is heel duidelijk: het zittende bestuur probeert het primaire proces, de leerkracht en de klas, zo veel mogelijk te ontzien. Daarnaast probeert het door samenwerking met het Albeda College een aantal zaken in Rotterdam beter aan te pakken. Dit is een momentum dat wij, het ministerie, willen benutten om ons bezig te houden met macrodoelmatigheid, zoals een verstandig gebruik van gebouwen, zodat een en ander duurzaam gebeurt voor de toekomst. De heer Jasper van Dijk (SP): De minister leest een lijstje op van punten die inderdaad al in de krant stonden, maar ik wil dat zij antwoord geeft op mijn eerste vraag. Durft zij toe te geven dat er niet meer sprake is van een incident, maar van een structureel probleem? Dit gebeurt namelijk niet voor het eerst. Denk aan Amarantis of Inholland. Telkens gaat het om bestuurders die zich als een zonnekoning gedragen en totaal niet ter verantwoording worden geroepen, ook hier niet. De bestuurders hebben alle vrijheid om te doen wat ze willen. Daar moet een keer paal en perk aan gesteld worden. Dit kan zo niet. Gaat de minister de oud-bestuurder die in dit geval de hoofdverantwoordelijke is voor de puinhoop daar, aansprakelijk stellen? Of kan hij gewoon met de noorderzon vertrekken en krijgt hij een goudgerande vertrekregeling? Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: In zijn eerste vraag schetst de heer Van Dijk een algehele malaise. Ik stel vast dat wij in Nederland ongeveer 60 mbo-instellingen hebben. Een paar mbo-instellingen vragen inderdaad extra zorg. Ik ben daar klip-en-klaar over en ik ben er ook nooit onduidelijk over geweest. Bij de instellingen waar dat nodig is, zitten we er vanuit het ministerie en de inspectie bovenop, om te zorgen dat ze zo snel mogelijk weer goed op de rails komen. Ik roep de heer Van Dijk echter wel op om voorzichtig te zijn met het creëren van het beeld dat het niet klopt in het mbo-veld. Er zijn heel veel instellingen waar gewoon op een goede manier prima onderwijs wordt gegeven. Ik kan heel veel instellingen opnoemen, maar daar begin ik niet aan. Die lijst is gelukkig nog altijd vele malen langer. Hoe wordt er omgegaan met bestuurders? Bestuurders werken zolang ze in functie zijn naar vermogen. Op een bepaald moment komen er nieuwe bestuurders. De nieuwe bestuurders hebben geconstateerd dat men bij het Zadkine op een aantal punten heeft geanticipeerd op problemen, maar dat men er nog niet is. Die slag moet nu verder gemaakt worden. Er moet nog harder worden gewerkt aan het herstel. Daar is het huidige bestuur mee bezig. Daarmee heb ik geen oordeel over het vorige bestuur. De voorzitter: Mijnheer Van Dijk, nog een klein minuutje. De heer Jasper van Dijk (SP): Dat laatste verbaast mij zeer: "geen oordeel over het vorige bestuur". Het vorige bestuur heeft de puinhoop veroorzaakt. Het zou de minister sieren als zij zou zeggen dat zij ziet dat er een structureel probleem is met bestuurders die alle ruimte krijgen om miljoenen aan belastinggeld te verspillen. Daar komt het op neer. Het zou haar sieren als zij het niet steeds zou bagatelliseren met de opmerking dat het om een paar uitzonderingen gaat. We staan hier namelijk niet voor het eerst. Telkens moeten we weer in de media lezen dat het misgaat. Is de minister het mij eens dat schoolbestuurders geen projectontwikkelaars moeten zijn, maar gewoon scholen moeten besturen? Is zij het met mij eens dat de minister over de huisvesting moet gaan? Wil de minister haar standpunt en de gang van zaken op papier zetten, zodat wij er zo snel mogelijk uitgebreider op terug kunnen komen in een debat? Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Mijn antwoord op de eerste vraag is dat een schooldirecteur primair gewoon schooldirecteur is. Ik vind de benaming "schooldirecteur" trouwens altijd heel mooi. Een schooldirecteur is dus niet primair projectontwikkelaar. Er zal af en toe gebouwd moeten worden om te huisvesten. Vind ik dat het ministerie dit moet doen? Ik heb altijd aangegeven dat ik dit niet vind. Het is primair de verantwoordelijkheid van de mbo-instelling zelf. Zo hebben we het wettelijk ook geregeld. Kom ik met een groot schrijven? In de afgelopen maanden heb ik daarover al vaker gesproken met de heer Jasper van Dijk. Er komt een rapport van de Commissie onderzoek Amarantis en er komt een onderzoek naar de financiële situatie in het mbo. Deze beide onderzoeken komen bij elkaar, met een reactie op hoofdlijnen vanuit het ministerie, van de dan aanwezige minister. Daar kan de Kamer dan uitgebreid een debat over voeren. De heer Van Meenen (D66): Ik houd de minister het volgende voor. De D66-fractie is het in hoge mate eens met de SP, hoewel mijn fractie een iets andere toon zou kiezen en ik met de minister deel dat het op veel plaatsen goed gaat in het mbo, gelukkig wel. Toch is mijn fractie er ook van overtuigd dat er sprake is van een patroon. De minister reageert nu op de situatie bij Zadkine met verscherpt toezicht, zoals zij dat ook heeft gedaan bij ROC Leiden, dat ook werd genoemd. Dat is echter een reactie achteraf. Dan is het al gebeurd. De voorzitter: Wat is uw vraag? De heer Van Meenen (D66): Mijn vraag is of de minister bereid is om met ons te kijken naar toezicht vooraf. Sterker nog, is de minister op dit moment bezig met een risicoanalyse van situaties die zich in de toekomst nog gaan voordoen? Dat moet een risicoanalyse zijn van bouwprojecten die de roc's van plan zijn te ondernemen. Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Wat betreft de laatste vraag van de geachte afgevaardigde van D66 zeg ik dat wij op dit moment bezig zijn met een financiële analyse. Wij hebben hier veel met elkaar gediscussieerd over het gebruik van derivaten. Onder meer GroenLinks heeft daarover indringende vragen gesteld. Wat dat betreft is de inspectie de zaak op dit moment inderdaad in beeld aan het brengen. Zij onderzoekt hoe het zit met de financiële positie van het mbo-veld. Het tweede punt is dat de heer Van Meenen natuurlijk gelijk heeft, maar dat de waarheid altijd in het midden zit. Er zijn heel veel instellingen die het goed doen, maar er zijn ook instellingen waar het niet goed gaat. In de afgelopen jaren hebben wij in de Kamer het stelsel versterkt om ervoor te zorgen dat wij op termijn een situatie hebben waarin de instellingen binnen dat stelsel goed functioneren. Dat is de eerste taak. De heer Beertema (PVV): Ik heb een heel concrete vraag aan de minister. Deze schooldirecteur ging niet door het leven als schooldirecteur. Nee integendeel, hij ging door het leven als CEO, en ook nog als CEO van een "one tier board". Dat betekent dat de zogenaamde "non-executive members" van de board de controlerende taak hebben die de raad van toezicht normaal heeft. Wij spreken nog steeds van een school! De voorzitter: U had een concrete vraag! De heer Beertema (PVV): De staatssecretaris heeft de vorm indertijd heel nadrukkelijk afgeraden. Toch is daarvoor gekozen. Waarom heeft de vorige minister dat dan wel toegestaan? Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Eerst ga ik in op het punt van CEO's en weet ik veel. Ik word daar ook echt niet goed van. De voorzitter: U hebt echt 30 seconden voor het beantwoorden van deze vraag. Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dat waren 10 seconden. Dan heb ik nog 20 seconden. De "one tier board" die wij kennen in het mbo, is geen voorstel geweest van de toenmalige staatssecretaris, die nu minister is. Het is hier geamendeerd. Uiteindelijk heeft Zadkine daarvan gebruikgemaakt, maar ik heb in het kader van het herstelplan inmiddels aangegeven dat dit moet veranderen. Per 1 januari wordt het gewoon een raad van toezicht en een bestuur. Ik houd ook niet van dat type toezicht. Mevrouw Schut-Welkzijn (VVD): Ik denk dat wij het erover eens zijn dat belastinggeld naar onderwijsinstellingen zou moeten gaan ten behoeve van onderwijs van goede kwaliteit en niet ten behoeve van falende investeringsbeslissingen van bestuurders. Dat heb ik wel vernomen. Is de minister het met de VVD eens dat het ministerie van Onderwijs of het ministerie van Financiën nu dan ook geen garanties of overheidssteun zou moeten geven aan roc Zadkine? Gaat zij dat doen? Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dat ben ik eens met mevrouw Schut. Ik vind dat de instellingen dit zelf moeten oplossen. Bij Amarantis hebben wij ervoor gekozen om een extra inzet te geven. Dat heb ik indertijd heel goed afgestemd met de gehele Kamer. Deze twee instellingen, die ik op dit moment heel dicht bij mij heb, hebben niet gevraagd om extra financiële ondersteuning. Mijn signaal is ook geweest dat zij het zelf moeten oplossen. Mevrouw Jadnanansing (PvdA): In hoeverre neemt de minister in het herstelplan ook de mogelijkheid op tot het opknippen van Zadkine, zodat wij teruggaan naar de menselijke maat? Dan komen de deelnemers en de docenten eindelijk gewoon eens toe aan onderwijs en geraken zij niet in een enorme toestand waarin zij elkaar niet eens meer kennen. De heer Van Dijk vertelde net inderdaad al dat docenten niet meer weten wie hun manager is. Daar moeten wij vanaf. Wij moeten terug naar de menselijke maat. Neemt de minister het opknippen van Zadkine mee als mogelijkheid? Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: In het kader van de gescheiden verantwoordelijkheden is het goed om aan te geven dat Zadkine zelf een herstelplan maakt. Vanuit het ministerie maar ook vanuit de Kamer is al een paar maal gezegd dat men moet zorgen voor een goede samenwerking met regionale collega's, in dit geval het Albeda College, op basis van macrodoelmatigheid en op basis van huisvesting. Het nemen van een besluit over opsplitsing en dergelijke is niet aan ons. Dat is aan de instelling zelf. Ook Amarantis heeft uiteindelijk zelf gekozen voor opsplitsing. Dat kan een voorbeeld zijn, maar het is niet aan ons om daarover te beslissen. De heer Klaver (GroenLinks): De minister zegt geen oordeel te willen uitspreken, ook niet over het bestuur. Ik doe dat wel. Het is volslagen belachelijk dat een bestuur van een school investeringsbeslissingen heeft genomen die het onderwijs in gevaar brengen. Collega Van Meenen zei al dat er in november een onderzoek wordt gedaan naar de positie van scholen, waarbij vooral wordt gekeken naar hun derivatenposities en naar de risico's die zij lopen. Wordt in dat onderzoek ook meegenomen welke risico's zij specifiek lopen bij de bouw van nieuwe locaties of bij bestaande locaties? Als dat niet wordt meegenomen, is de minister dan bereid dat alsnog toe te voegen aan hetzelfde onderzoek? Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Het onderwerp van onderzoek is breder dan de derivaten. De derivaten hebben wij op uw verzoek toegevoegd aan het onderzoek waarbij wordt gekeken naar de financiële positie van het mbo. Het is moeilijk om de vraag over nieuwe locaties en bestaande locaties et cetera te beantwoorden. Ik denk dat het goed is om met de Kamer af te spreken dat ik binnen een of twee weken een brief stuur waarin staat wanneer de Kamer de resultaten van het onderzoek kan verwachten. Op dit punt zal ik dan ook ingaan. Mevrouw Leijten (SP): De minister zegt net in antwoord op de vraag van de VVD dat er vanuit het ministerie geen enkele steun naar Zadkine zal gaan. Ontkent de minister dan ook dat het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het ministerie van Financiën in onderhandeling zijn over overheidshypotheken op de panden van Zadkine en een herfinanciering van leningen? Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dat is een heel andere zaak. Schatkistbankieren is een vrij gebruikelijk fenomeen. Er zijn minstens tien à twaalf instellingen die schatkistbankieren. Het is echter meer een service die het minister van Financiën biedt om op een goede en verantwoorde manier leningen aan te gaan et cetera. Daarin wijkt Zadkine niet af. Mevrouw Schut vroeg of er extra geld naar deze school toe gaat. Ik heb daarop gezegd wat mijn reactie richting Zadkine is geweest. Die vraag is ook niet gesteld aan ons. Vragenuur Vragen van het lid Schouten aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht "SCP-directeur Schnabel bezorgd over gevolgen crisis voor dertigers". Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Voorzitter. De crisis treft de ene na de andere groep. We hebben hier al vaker gesproken over de problemen voor de jeugd en jeugdwerkloosheid, maar ook over de kansen van ouderen op de arbeidsmarkt en de pensioenproblematiek. Afgelopen weekend luidde de directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, de heer Schnabel, echter de noodklok over de jonge gezinnen en de eenoudergezinnen. Zijn stelling was: te veel wordt gedacht dat die groep zich wel redt. Terecht benadrukt hij dat er met name bij de eenoudergezinnen problemen zijn rondom de inning van alimentatie, dat de werkloosheid deze groep steeds meer parten gaat spelen en dat de problemen op de woningmarkt deze groep juist treffen. Wat de ChristenUnie betreft, is het belangrijk dat er een langetermijnperspectief wordt geschetst over de wijze waarop we deze problemen gaan aanpakken. In het Lenteakkoord hebben we daarmee een start gemaakt. Herkent de staatssecretaris het beeld dat de directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau schetst over de problematiek van jonge gezinnen en eenoudergezinnen? Wat is concreet zijn beleid op dit punt? Staatssecretaris De Krom: Voorzitter. Deze vraag gaat onder andere over de positie van jonge gezinnen. De heer Schnabel sprak van dertigers. De gevolgen van de crisis zijn niet alleen voelbaar voor deze groep maar ook voor andere groepen. Mevrouw Schouten wees daar zelf ook al op. Wij hebben gezegd dat alle inkomensgroepen in Nederland de gevolgen zullen ondervinden van de financieel-economische crisis. Dat geldt dus ook voor deze groepen. Dat geldt voor ouderen maar ook voor jongeren. Mevrouw Schouten vroeg naar het beleid ten aanzien van alleenstaande ouders. Dat is in het bijzonder de groep waarvoor de heer Schnabel in het interview aandacht vraagt. Het risico op armoede voor de gezinnen waarover de heer Schnabel het heeft, is de laatste jaren aanzienlijk gedaald. In 2000 leefde de helft ten minste één jaar onder de lage-inkomensgrens en in 2010 nog maar een kwart. Van alle groepen is ook de koopkrachtontwikkeling over de periode 2002-2012 voor de groep alleenstaandeoudergezinnen het meest gunstig, namelijk 9,5%. Een van de redenen daarvan is, zoals mevrouw Schouten weet, de introductie van het kindgebonden budget. Het kabinet heeft ook een scherp oog voor het zo gelijkmatig mogelijk verdelen van de effecten van de financieel-economische crisis over alle inkomensgroepen. Dat was een uitgangspunt voor de begroting in 2012 en dat was het ook bij de opstelling van de begroting voor 2013. Mevrouw Schouten weet dat omdat zij zelf nauw betrokken is geweest bij de totstandkoming van het begrotingsakkoord 2013. Het algemene beeld is dus dat alle inkomensgroepen er last van hebben en deze groep ook. Mevrouw Schouten (ChristenUnie): De staatssecretaris is vooral ingegaan op de problematiek van éénoudergezinnen. Mijn vraag was breder en betrof specifiek ook de werkloosheid. Er zijn partijen, CNV Jongeren en 50PLUS, die nu al de handen ineenslaan om de jeugd- en de ouderenwerkloosheid aan te pakken. Juist de dertigers lijken soms tussen wal en schip te gaan vallen. Heeft de staatssecretaris al contact gehad met de sociale partners om ook deze groep in het vizier te hebben wat betreft de risico's van werkloosheid? Het is vooral van belang om van werk naar werk goed te stimuleren. In 2009 hebben wij daar ooit al convenanten over afgesloten voor de jeugdwerkloosheid. Is de staatssecretaris bereid om met de sociale partners te bekijken of het mogelijk is om regionale convenanten op te zetten om van werk naar werk juist voor jonge gezinnen mogelijk te maken? Staatssecretaris De Krom: Van de problematiek van de werkloosheid in het algemeen weet mevrouw Schouten dat die stijgende is, maar ook dat conform de huidige vooruitzichten de verwachting is dat na 2015 de trend zal dalen. De jeugdwerkloosheid loopt harder op dan de gewone werkloosheid. Dat is niet atypisch, want je ziet altijd in een periode van economische neergang dat die werkloosheid dan harder oploopt. Het omgekeerde geldt ook. Als de economie aantrekt, daalt de jeugdwerkloosheid sneller dan de algemene werkloosheid. Dat neemt niet weg dat ik dit zorgelijk vind, vooral als het gaat over de jeugdwerkloosheid. Ik teken er wel bij aan dat Nederland, als je de prestaties afzet tegen die in andere landen in Europa, één van de laagste werkloosheidscijfers kent. Wat dat betreft doen wij het goed, maar dat neemt niet weg dat de trend niet goed is. Het beste wat je kunt doen, is de economie weer aan de praat krijgen. Daarop waren de inspanningen van het kabinet vooral gericht. Mevrouw Schouten (ChristenUnie): Maar met het op gang trekken van de economie vlot het nog niet, om het eufemistisch te stellen. De groep van de dertigers komt in de problemen omdat zij waarschijnlijk met een hoge restschuld komen te zitten als zij hun huis verkopen, dit in combinatie met de werkloosheid. Mijn fractie heeft al langer gepleit voor de mogelijkheid om de restschuld tijdelijk mee te financieren met de nieuwe hypotheek, waarvoor dan aftrek mogelijk is, als daarover dan ook wordt afgelost. De commissie-Van Dijkhuizen, die zich bezighoudt met de herziening van de belastingplannen, heeft dit voorstel ook gedaan, juist om te voorkomen dat de groep dertigers straks met een heel hoge schuld komt te zitten. Daarvan zal de staatssecretaris van Sociale Zaken -- misschien deze staatssecretaris straks -- ook weer last krijgen. Is de staatssecretaris bereid om in de ministerraad voor de ideeën van onze fractie over de restschuld, en wat de commissie-Van Dijkhuizen al heeft bepleit, een lans te breken in de ministerraad en dit te gaan regelen? Staatssecretaris De Krom: Ik denk dat deze boodschappen niet zozeer waren gericht aan het huidige kabinet als wel aan het volgende. Ik vind ook niet dat het echt op mijn weg ligt om vanuit mijn positie nu commentaar te geven op de plannen die de commissie-Van Dijkhuizen naar voren heeft gebracht. Dat laat ik over aan een volgend kabinet. Ik heb nog een opmerking over de jeugdwerkloosheid. Mevrouw Schouten wijst er terecht op dat de sleutel in de regio's ligt. Dat is ook de reden waarom het kabinet heeft gezegd dat de acties die nog steeds voortvloeien uit het actieplan jeugdwerkloosheid dat door het vorige kabinet in de steigers is gezet, de initiatieven die in de regio's zijn genomen, moeten worden doorgezet. Wij hebben er eerder dit jaar met alle betrokkenen uitvoerig over gesproken. De minister van Onderwijs en de collega van VWS waren erbij. Het lijkt mij heel goed als een volgend kabinet dat doorzet, los nog van de vraag of je weer 0,25 miljard erin zou moeten stoppen. De aanvliegroute via die regio's vind ik een heel goede. Wij hebben er ook op doorgezet. De heer Omtzigt (CDA): In aansluiting op de vraag van mevrouw Schouten merk ik op dat ook de CDA-fractie graag een brief van het kabinet ontvangt. Wat doen wij met 700.000 huishoudens en bij een verdere prijsdaling 1 miljoen huishoudens waarvan de woning minder waard is dan de hypotheek en die nu niet kunnen verhuizen? Dat is het echte probleem van die 30-plussers. Dat laat de commissie-Van Dijkhuizen duidelijk zien. Als het kabinet geen besluit wil nemen, wil de staatssecretaris dan wel een brief aan de Kamer sturen over datgene wat hij zou kunnen doen samen met de staatssecretaris van Financiën? Staatssecretaris De Krom: Het lijkt mij geëigend dat dit verzoek ook aan de staatssecretaris van Financiën wordt voorgelegd, want dit ligt echt op zijn terrein. De heer Omtzigt (CDA): Ik hoop van harte dat zij dat met zijn tweeën, het liefst nog voor maandag wanneer het belastingplan wordt besproken, aan de Kamer kunnen doen toekomen. Staatssecretaris De Krom: Wij zullen zien. Vragenuur Vragen van het lid Madlener aan de minister van Financiën over het bericht "EU wil half miljard euro extra van Den Haag". De heer Madlener (PVV): Voorzitter. Nederlanders worden flink gepakt in de portemonnee door dit kabinet. De Brusselse bureaucraten, beter bekend als de Brusselse zakkenvullers, blijven geld uitgeven alsof het water is. Terwijl Nederlanders inmiddels de hoogste benzineprijzen van Europa betalen en onze koopkracht daalt, lijkt het alsof in Brussel de bomen tot in de hemel reiken. En wat doet de Europese Unie? Die zet de geldkraan nog verder open: geld voor de Franse en Poolse boeren, extra geld voor de Palestijnen, voor Turkije, voor Egypte. Ik heb drie jaar in het Europees Parlement rondgelopen. Daar worden constant voorstellen aangenomen die Nederland heel veel geld kosten. Zojuist, bijna terwijl wij dit gesprek hebben, heeft het Europees Parlement weer ingestemd met 7% erbij voor 2013. Door al die verspilling in het Europees Parlement is er een enorm gat ontstaan in de begroting voor dit jaar. En wat staat er in de krant een paar dagen geleden? Dat Nederland dat mag gaan betalen. De minister spreekt vaak met zijn collega's in Brussel. Hij weet ook hoe het daar gaat. Wanneer gaat hij nu eens keihard "nee" zeggen tegen die Brusselse bureaucraten? Wanneer slaat hij met de vuist op tafel en zegt hij: genoeg is genoeg, niet weer 7% erbij? Elke keer weer, in kleine stapjes, zijn wij het die de prijs betalen. Een heleboel landen betalen helemaal niets, maar krijgen alleen geld. Zij vinden het best en zij stemmen daar natuurlijk altijd voor. Zelfs onze eigen collega-Europarlementariërs stemmen daar soms voor. Collega's van de heer De Jager of van de VVD stemmen daarvoor. Waar zijn wij mee bezig? Op deze manier, stapje voor stapje, wordt Nederland uitgekleed. In Brussel sturen ze de rekening naar ons toe. Wanneer stoppen wij met de pinautomaat van Brussel te zijn? Minister De Jager: Voorzitter. Dank voor de vragen, want ze geven mij de gelegenheid om nog eens het regeringsstandpunt uiteen te zetten. Dat standpunt is overigens in de afgelopen jaren heel erg in lijn geweest met deze wens van de Tweede Kamer. Wij zijn heel duidelijk tegen een reële stijging van de begroting. Ik kreeg daarnet op mijn iPad het bericht door dat het Europees Parlement bijna 7% stijging wil. Ik vind dat in deze tijd onbegrijpelijk. De heer Madlener is zelf lid van het Europees Parlement geweest. Misschien heeft hij er meer inzicht in waarom het Europees Parlement zoiets eist. Wij zijn op dit punt bondgenoten. Het kan niet. Nederland zal tegen dit soort voorstellen stemmen. Wij zullen ons niet onthouden, maar absoluut tegenstemmen. Op 9 november hebben wij de eerste begrotingsraad. Een dag daarvoor spreekt de Tweede Kamer met het kabinet om die bijeenkomst voor te bereiden. Er is dus ook voor de collega's van de heer Madlener de gelegenheid om daarover van gedachten te wisselen. Wij zullen proberen om op die bijeenkomst van 9 november een blokkerende minderheid te verzamelen. Voor het meerjarenkader is unanimiteit nodig. Wij kunnen onze hakken in het zand zetten -- dat zullen wij ook doen -- tegen voorstellen die absoluut tegen ons Nederlandse standpunt ingaan. Bij de begroting van jaar op jaar is een gekwalificeerde meerderheid voldoende, zolang het onder het maximum van het meerjarenkader valt. Nogmaals, wij zullen proberen een blokkerende minderheid te vormen met gelijkgezinde landen als het Verenigd Koninkrijk. Bij de suppletoire, aanvullende begroting voor dit jaar wordt voorgesteld om alle tegenvallers bij de lidstaten naar binnen te schuiven. Dat is voor ons niet acceptabel. Dat geldt ook voor de voorgestelde stijging van 7%. Wij zullen ons daar met hand en tand tegen verzetten. De heer Madlener (PVV): Ik hoor het de minister zeggen en ik heb het hem al vaker horen zeggen, maar telkens weer luisteren ze in Brussel niet. Wat heeft de minister gedaan om dit bij zijn collega's in Brussel voor elkaar te krijgen? Ik hoor hem met zoveel woorden zeggen: wij gaan onze hakken in het zand zetten bij de meerjarenbegroting. Is hij bereid om dat hier uit te spreken? Is hij bereid om hier te zeggen dat hij met een veto zal dreigen, net als de Engelse premier Cameron dat gedaan heeft? Premier Cameron onderhandelt met een veto op tafel. Is minister De Jager bereid om hier te zeggen dat hij ook bereid is dat veto in te zetten? Hoe gaat de minister de Nederlandse Europarlementariërs toespreken, zijn eigen partijgenoten die meedoen aan het hele spel om steeds meer geld van de Nederlandse belastingbetaler af te pakken en aan Brussel over te maken? Wat heeft de minister gedaan? Gaat hij straks een briefje naar Barroso sturen dat hij geen cent extra krijgt? Kan hij garanderen dat er geen cent extra Nederlands belastinggeld gebruikt zal worden om de begroting van 2012 voor het Europees Parlement te dichten? Minister De Jager: Over het algemeen is het niet aan ministers om parlementariërs de oren te wassen, ook geen Europarlementariërs, helaas. Ik zou het misschien wel eens willen, maar deze collegaparlementariërs zijn meer in de gelegenheid om bij hun fracties in het Europees Parlement het Nederlandse standpunt zo veel mogelijk uit te dragen. Ik dacht dat ik al vrij duidelijk was geweest. Als wij in de meerjarenbegroting iets voorgesteld krijgen waar wij echt tegen zijn, dan zullen wij tegenstemmen. Dat betekent daar een veto, want tegenstemmen betekent een veto. Overigens is dat aan de minister-president. Uiteindelijk komt het ook op de Europese Raad terecht. In Nederland gaat het om de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, de minister-president en de minister van Financiën, maar uiteindelijk komt dit soort discussies bijna altijd op de Europese Raad terecht. Daar beslissen de regeringsleiders. Nederland zit er heel stevig in. Bij de meerjarenbegroting hebben wij veel meer macht, want daar is de Nederlandse stem nodig. Die zullen wij gebruiken om een voor ons acceptabele oplossing te vinden. Hetzelfde geldt voor de begroting. Alleen kun je daarbij overstemd worden, maar wij doen ons best. De voorzitter: Ik neem aan, minister, dat u zo-even vanuit uw hart sprak en niet namens de regering toen u zei dat u parlementariërs wel eens de mond zou willen snoeren. Minister De Jager: Nee, ik zei het iets voorzichtiger. Er zat volgens mij nog een woordje tussen. Je zou het misschien weleens willen weten, maar daarbij gaf ik aan de intentie dat ik dat dus niet moet doen. Ik zal het dus ook niet doen. Overigens mogen deze parlementariërs hun collega's in het Europees Parlement misschien best aanspreken. De voorzitter: Dat is uitlokking, minister, dat mag ook niet. Ik geef het woord aan de heer Madlener. De heer Madlener (PVV): We moeten partijgenoten zeker aanspreken op hun gedrag in het Europees Parlement, want zij zitten daar namens Nederland. Het is niet in het Nederlands belang dat zij onze onderhandelingspositie verkwanselen. Ik heb de minister horen zeggen dat hij eventueel bereid is een veto in te zetten. Dat zie ik als een dreigement in de goede richting à la Cameron. Dus ik neem aan dat er een briefje gaat naar de onderhandelaars in Brussel. Verder is het goed dat de minister die blokkerende minderheid gaat zoeken, zodat er geen cent belastinggeld van Nederland gebruikt wordt om de spilzucht van het Europees Parlement en de Europese Commissie te financieren. Ik zou graag willen dat dit parlement stap voor stap op de hoogte wordt gehouden over welke pogingen de minister onderneemt en over wie zijn partners in dezen zijn. Minister De Jager: Voorzitter. De terminologie die hier zo nu en dan wordt gebezigd kan ik niet overnemen. Ik constateer dat een tamelijk Kamerbrede meerderheid hier heel stevig in zit. Wij volgen in de Raad de roep van de Tweede Kamer om de begroting niet meer dan met de inflatie te laten stijgen. Absoluut. Verder houden we de Kamer uiteraard op de hoogte. Er komen ook weer voorstellen aan die we de Kamer zullen toezenden. Waarschijnlijk vindt er op 8 november een algemeen overleg plaats over de Ecofin-Raad en de begrotingsraad waarover wij dan hier kunnen spreken. Dat is dus nog voor de volgende begrotingsraad, maar daarvoor zullen wij de Kamer nog een brief sturen met de informatie die we hebben De voorzitter: Dank voor uw komst naar de Kamer. Mededelingen Mededelingen De voorzitter: Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld: Roemer, Smits, Keijzer en Ulenbelt. Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen. De voorzitter: Ik heb een brief ontvangen van onze collega mevrouw Sap, die ik u nu zal voorlezen. "Geachte voorzitter, beste Anouchka, Ik had me mijn afscheid van de politiek anders voorgesteld. Toen ik in september 2008 mijn entree maakte, sprak de Miljoenennota hoopvol van een breed welvaartsbegrip en stond de staatschuld op een historisch laag niveau van 40 procent. Nu ik in oktober 2012 vertrek, is dat brede welvaartsbegrip volledig achter de horizon verdwenen en eist de staatsschuld met een recordniveau van 72 procent weer alle aandacht op. Het zou te veel eer zijn om deze ontwikkeling op het conto van mijn financieel woordvoerderschap en politiek leiderschap te schrijven. Daarover zal zélfs de partijtop van GroenLinks het met me eens zijn. Maar u weet, en ik weet ook, dat dit niet de werkelijke reden is van mijn vertrek uit het parlement. Dat is het interne en partijpolitieke conflict dat volgde op een slechte verkiezingsuitslag en dat u via de media nauwkeurig heeft kunnen volgen. Dit is de plaats noch de tijd om daarbij stil te staan. Via u wil ik wel al die mensen bedanken die mij de afgelopen weken hartverwarmende berichten hebben gestuurd. Ik dank de leden en kiezers van GroenLinks die hun vertrouwen in mij hebben uitgesproken en ik bedank hen en al die anderen die mij ook de afgelopen weken zijn blijven steunen. Het spijt me erg dat ik hen moet teleurstellen door mijn Kamerlidmaatschap te moeten neerleggen. In de vier jaar dat ik Kamerlid was, is de wereld als een gevolg van de financieeleconomische crisis veranderd. Deze crisis heeft zichtbaar gemaakt dat de Haagse politiek nog maar weinig grip heeft op basale economische ontwikkelingen die het leven van mensen bepalen. Of je morgen nog een baan hebt, overmorgen nog een dak boven het hoofd en of er een toekomst is voor je kinderen: het zijn zaken die op het wereldtoneel en in de directiekamers van bankiers blijken te worden bepaald. Ik ben er ten diepste van overtuigd dat dit nieuwe besef van internationale afhankelijkheid ertoe moet leiden dat de politiek zich meer op Europees en internationaal niveau organiseert. Alleen als zij zich minder verliest in de waan van de dag en in plaats daarvan richt op het gezamenlijk aanpakken van de grote internationale uitdagingen herwint de politiek aan zeggingskracht. Hoe borgen we de mensenrechten wereldwijd? Hoe zorgen we dat welvaart terechtkomt waar deze nodig is? Hoe houden we de planeet leefbaar voor volgende generaties? Deze vragen zijn altijd mijn politieke leidraad geweest. Zo heb ik met veel voldoening deel uitgemaakt van de commissie-De Wit I, het parlementaire onderzoek naar de structurele oorzaken van de financiële crisis. Ondanks grote verschillen in politieke opvatting hebben wij gezamenlijk vergaande conclusies getrokken. Ik hoop dat de Kamer de belangrijkste conclusie, over het scheiden van nuts- en zakenbanken, nu snel en voortvarend ter hand neemt. Verandering van de structuur van het bankwezen is een noodzakelijk beschermingsmechanisme tegen een volgende crisis. Indachtig mijn politieke leidraad heb ik als kersverse fractievoorzitter verantwoordelijkheid genomen voor de politietrainingsmissie naar Kunduz. Helaas is de missie vanaf het begin ten prooi geweest aan politieke polarisatie, karikaturen en negatieve beeldvorming. Ik hoop van harte dat een evaluatie te zijner tijd ruimte biedt voor een oprechte beoordeling van nut en noodzaak, zodat de waardevolle ervaring die Nederland bezit op het vlak van politietraining en opbouw van de rechtsstaat, kan worden benut. De Nederlandse vrouwen en mannen in Kunduz, Mazar-e-Shariff en Kabul laten dag in dag uit zien hoe je naleving van mensenrechten in de weerbarstige praktijk bevordert. Ik wil hier nog eens mijn grote waardering uitspreken voor hun moeilijke maar waardevolle werk. De beste herinneringen uit mijn politieke loopbaan koester ik aan het Lenteakkoord, waarvoor GroenLinks samen met D66 en ChristenUnie de basis legde. Dit was politiek naar mijn hart: voorbij de polarisatie, zonder taboes samenwerkend en met het vizier gericht op het oplossen van grote maatschappelijke problemen. Hoewel de politieke en maatschappelijke euforie over het Lenteakkoord ruim voor de verkiezingen verdampte, ben ik er trots op dat GroenLinks voor het eerst landelijke verantwoordelijkheid kon nemen en sociale en groene resultaten boekte waarvan de formatieonderhandelaars nu profiteren. En ik denk met warmte terug aan de effectieve samenwerking met mijn politieke collega’s. Mijn verblijf hier was niet zonder rumoer, mijn opvattingen waren af en toe omstreden, daar ben ik me van bewust. Maar volksvertegenwoordiger word je niet om te behagen maar om te strijden voor je idealen en voor de mensen om wie je geeft. Het was mij een grote eer om volksvertegenwoordiger te zijn. Ik bedank de collega’s met wie ik vele levendige debatten heb gevoerd en zo fijn heb samengewerkt. Bovenal bedank ik de medewerkers van de GroenLinks-fractie en alle medewerkers van de Tweede Kamer voor de fantastische en vriendschappelijke ondersteuning. Ik wens jullie allen het allerbeste! Jolande Sap" (applaus) De voorzitter: Mevrouw Sap, Jolande, heeft mij laten weten dat zij vandaag niet aanwezig is. Ik weet echter dat zij thuis, samen met haar gezin, kijkt naar het voorlezen van de brieven. Daarom zal ik toch het woord rechtstreeks tot haar richten. Beste Jolande, Sinds 2 september 2008 bent u lid van de Tweede Kamer. Op de dag van uw beëdiging hield u binnen enkele uren daarna uw maidenspeech in een debat over mantelzorg waarmee u groot ontzag en waardering oogstte. Ik was daar destijds als woordvoerder van de VVD-fractie getuige van. U maakte al snel naam als specialist op het terrein van gezondheidszorg, financiën en sociale zekerheid. U viel op door uw deskundigheid en uw gevoel voor mensen. Samen met Ineke van Gent, uw fractiegenote, diende u in 2008 al een initiatiefvoorstel in over langdurig zorgverlof. In december 2009 werd u door de parlementaire pers gekozen als politiek talent van dat jaar. Wij kwamen samen terug van een werkbezoek uit Groningen toen u dat nieuws hoorde. U was trots en beduusd dat u in zo’n korte tijd dit al had bereikt. In de wandelgangen werd toen al stiekem gefluisterd dat u de gedoodverfde opvolgster van Femke Halsema zou worden. Na het terugtreden van Femke Halsema werd u op 16 december 2010 gekozen als voorzitter van de GroenLinks-fractie. Ondanks de korte tijd dat u pas lid was van de Tweede Kamer, blaakte u van zelfvertrouwen. U werd het nieuwe politieke gezicht van de fractie, met een altijd vrolijke blik en een warm woord voor collega’s. U maakte uw debuut in het fractievoorzittersdebat alsof u deze rol al jaren vervulde, zelfverzekerd en realistisch. U kruiste over uiteenlopende onderwerpen de degens met uw politieke opponenten. Niet onvermeld mag blijven dat u lid bent geweest van de Parlementaire Onderzoekscommissie Financieel Stelsel, waaraan u een niet onbelangrijke inbreng hebt geleverd. Uw laatste optreden was tijdens het debat met de informateurs over het tussenakkoord van VVD en PvdA, kort voordat u aftrad. Opnieuw sprak u daar vol trots over het mede door GroenLinks bereikte Lenteakkoord. U mag terugkijken op een politieke periode waaraan u een vakkundige, gedreven, moedige en strijdbare invulling heeft geleverd. Na het opzeggen van het vertrouwen in u zag u geen andere mogelijkheid dan uw functie als politiek leider, fractievoorzitter en Kamerlid van GroenLinks neer te leggen. U deed dit met pijn in het hart. In een interview heeft u zichzelf onlangs als volgt gekarakteriseerd: "Ik ben een ongelooflijke doorzetter. Als de berg hoger wordt, ga ik harder trappen. Van tegenslag word ik strijdlustiger, scherper en sterker." Ik hoop dat we daar op enig moment de resultaten van mogen vernemen. Uw flexibiliteit en uw aangeboren optimistische levenshouding staan daar zeker borg voor. Het ga u goed. (applaus) De voorzitter: Wij gaan weer over tot de orde van de dag. Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.