Stand ‘vermogensklem’ en de rol van het College Sanering. Geschiedenis In juli 2007 wilde de toenmalige minister Klink wettelijk regelen dat de waarde van het onroerend goed bij verkoop voor de zorg behouden zou blijven (de zogenaamde vermogensklem). De branches in de zorg hebben hiertegen gezamenlijk een procedure aangespannen en gewonnen (“het gaat niet aan dat de minister bij wet bepaalt waaraan instellingen hun geld besteden bij verkoop van hun eigendom”). De Raad van State gaf de branches gelijk: daar is geen wet voor nodig, want dat is al voldoende geborgd door het College Sanering. Toch wilde de minister (in navolging van de wens van de Tweede Kamer) per wet regelen dat de waarde van het onroerend goed wel voor de zorg behouden zou blijven. Hij ondernam twee acties: De minister zou met spoedwetgeving komen; De minister benadrukte nog eens de rol van het College voor de tussentijd. Actualiteit We informeren u over de stand van zaken van de beide punten. Spoedwetgeving: er is door het departement een wet voorbereid. Bij de voorbereiding heeft de Raad van State een advies uitgebracht (Nader Rapport, zie bijlage). De RvS heeft zwaarwegende bezwaren tegen het wetsvoorstel. Nu er bovendien een nieuw Kabinet is dat ook meer richting ‘de markt’ denkt dan het vorige Kabinet, heeft minister Schippers besloten het wetsvoorstel in te trekken. Er zal dus geen ‘Spoedwet vermogensbehoud zorginstellingen’ meer naar de Tweede Kamer gestuurd worden. Rol CSZ: de minister benadrukt wel de huidige rol van het College Sanering, met name waar het gaat over artikel 18 van de WTZi (het artikel over vervreemding van eigendommen) en over het Uitvoeringsbesluit WTZi. Samengevat is die rol: Het College bepaalt vooraf of goedkeuring door het College nodig is. Instellingen die hun gebouwen of terreinen blijvend willen afstoten, moeten dat dus vooraf melden bij het College. Het College kan dan bepalen dat de meerwaarde van de opbrengsten (ten opzichte van de boekwaarde) teruggestort wordt in het Algemene Fonds Bijzondere Ziektekosten, maar feitelijk gebeurt dat nooit, zeker niet als een instelling de opbrengst ook daadwerkelijk binnen de instelling (of: aan de zorg) besteedt. De praktijk wijst uit dat het College deze formulering ook ruim interpreteert, maar wel daadwerkelijk toeziet op besteding binnen dit kader. Bovendien hebben instellingen er zelf ook belang bij dat de opbrengsten binnen de instelling kan blijven. Voor het College gaat het over de verkoop (vervreemding) van grootschalige gebouwen en over terreinen/grond. Kleinschalige gebouwen zijn hiervan uitgezonderd. Met name gebouwen voor dagbesteding vallen (vielen) nog wel eens in een grijs gebied, maar het College stelt duidelijk: alle gebouwen exclusief kleinschalige gebouwen. De meeste ervaringen die we van instellingen vernemen, laten ook zien dat instellingen vaak geholpen zijn met de bemoeienis van het College Sanering (hoewel we ook van een enkele uitzondering weten). F. Mul 2 mei 2011.