FACULTEIT DER RECHTSGELEERDHEID VAKGROEP FISCAAL RECHT 'DE FISCAALJURIDISCHE PROBLEMEN OMTRENT DE OBJECT- EN SUBJECTBEPALING IN DE ALGEMENE GEMEENTELIJKE EN DE ALGEMENE PROVINCIALE BELASTINGEN' ONDERZOEKSPROJECT IN OPDRACHT VAN DE GEMEENSCHAPSMINISTER VAN BINNENLANDSE AANGELEGENHEDEN EN OPENBAAR AMBT M.B.T. ', JANUARI - DECEMBER 1990 1. DOEL VAN ONDERZOEK In meerdere Gemeenten en provincies wordt geëxperimenteerd met het vervangen van diverse heffingen op een aantal specifiek belastbare feiten door respectievelijk algemene Gemeentebelastingen en algemene Provinciebelastingen. Andere Gemeenten overwegen de invoering van een dergelijke heffingsmethode, gezien de betere financiële planningsmogelijkheden die er het gevolg van zijn Een mogelijke veralgemening van zogenaamde algemene belastingen zou het plaatsgebonden en casuïstisch karakter dat tal van lokale belasting kenmerkt in grote mate kunnen doen verdwijnen, maar zou voor de gedecentraliseerde besturen ook de afhankelijkheid van de opbrengsten van een bepaald type van belastingheffing sterk doen toenemen. De noodzaak van een grondige analyse van de problemen die eigen zijn aan deze nieuwe vorm van lokale belastingheffing en dit meer specifiek op het gebied van de bepaling van de belastbare grondslag en inzake de vaststelling van het belastingsubject, blijkt uit de verschillende initiatieven die in dit kader worden overwogen of ontplooid. Doel van de algemene ,Provinciale en Gemeentelijke belastingen is de financiering van de verschillende diensten die door deze gedecentraliseerde besturen worden verzorgd en die kunnen gegroepeerd worden onder de noemer 'algemene service-verlening'. Onder deze algemeneserviceverlening kunnen de activiteiten worden ondergebracht die geen voordeel verschaffen aan een specifieke groep belastingsubjecten, maar integendeel door iedereen kunnen gebruikt worden. Aangezien de traditionele financieringsvormen van de gedecentraliseerde besturen, zoals de opbrengsten van het Provincie- en Gemeentefonds, de opcentiemen op de Onroerende Voorheffing en voor de Gemeenten de aanvul lende belasting op de Personenbelasting, ontoereikend bleken om de lasten van de algemene dienstverlening te bekostigen, hebben deze besturen overeenkomstig hun fiscale autonomie meerdere specifieke belastingen ingesteld. Deze belastingen waren en zijn evenwel voornamelijk casuïstisch in die zin dat specifieke indicatoren als belastbare grondslag in aanmerking worden genomen om welbepaalde groepen belastingsubjecten te laten bijdragen tot de financiering van deze kosten. Dergelijke casuïstische belastingen zoals deze op honden, tennisterreinen, kegelbanen, bankautomaten, benzinepompen en talrijke andere zijn bovendien erg plaatsgebonden, daar de gedecentraliseerde besturen vrij kunnen bepalen of en in welke mate zij een specifieke indicator als belastbare grondslag zullen aanduiden. Het in aanmerking nemen van een specifieke indicator kan volstaan indien het saldo van de te financieren kosten beperkt is en het bestuur een bepaalde categorie belastingplichtigen wenst te treffen, waarvan op basis van waarneembare professionele activiteit of draagkracht geoordeeld wordt dat zij een groter voordeel halen uit de verstrekte algemene service- verlening of daartoe sociaal gezien meer moeten bijdragen. Voornamelijk ingevolge het toenemend financieel belang casuïstische belastingen wordt de werkzaamheid ervan evenwel steeds meer in in twijfel getrokken. Naarmate dit te financieren saldo (verschil tussen kosten en traditionele financieringsvormen) immers groter wordt, kan het aantal specifieke indicatoren die als belastbare grondslag in aanmerking moeten worden genomen dermate stijgen, dat de sociale en fiscale verantwoording van voornamelijk het niet in aanmerking nemen van bepaalde indicatoren vragen oproepen Voorgaande is dan voornamelijk het gevolg van de opvatting dat de bestaande casuïstische belastingen niet verder kunnen opgetrokken worden zonder ernstige distorsies te veroorzaken op het vlak van de vergoeding van algemene dienstverlening, terwijl ook het doen stijgen van de traditionele belastinginkomsten wordt verworpen. De inningmechanismen eigen aan de traditionele belastingen hebben immers een vertraagde uitwerking van een dergelijke beslissing tot gevolg. Op grond van die vaststellingen moet de heffingstechniek van de algemene belasting dan ook gezien worden als alternatief voor verschillende object gebonden belastingen. Dergelijke algemene belastingen hebben dan ook als doel iedereen die een beroep kan doen op de algemene dienstenverlening tot de kosten van die dienstverlening te laten bijdragen. Het onderzoek naar de correcte omschrijving van de in de algemene belasting aangewende object- en subjectbepaling moet dan ook de finaliteit van de belasting tot leidraad hebben. Een eerste element dat moet onderzocht worden, betreft de door bet belastingreglement aangeduide subjecten die de belasting verschuldigd zullen zijn. Er moet nagegaan worden welke omschrijving van bet belastingsubject het best aansluit met de doelstelling van de algemene belasting en in hoeverre bepaalde omschrijvingen geen al te grote vestigings- en invorderingsmoeilijkheden veroorzaken. Uitgaande van een kritische analyse van de subjectomschrijving in de reeds bestaande experimenten op provinciaal en Gemeentelijk vlak kunnen belastingtechnische, juridische en praktische voor en nadelen van verschillende door de algemene belasting als belastingplichtige aangewen subjecten worden geanalyseerd en vergeleken. In dit luik van het onderzoek komen dus ondermeer aan bod De subjectbepalinq als dusdaniq: De localisatie van het subject Juridische dubbele belasting Effectuering van de belasting De grondslag die in aanmerking wordt genomen om de algemene belasting te berekenen is een tweede element dat noodzakelijk bestudeerd moet worden met het boog op een sociaal en fiscaal verantwoord belastingbeleid Aangezien de fiscale autonomie van gedecentraliseerde besturen haar voornaamste beperking vindt in de onmogelijkheid een aantal objecten als belastbare grondslag in aanmerking te nemen, dient met bijzondere aandacht het wettelijk karakter van de objectbepaling en dus van de belasting zelf te worden onderzocht. Ook moet worden nagegaan of het in aanmerking genomen object aansluit bij de doelstelling van de algemene belasting en in hoeverre bepaalde grondslagen geen al te grote vestigings- en invorderingsmoeilijkheden veroorzaken. Voor een aantal algemene provinciale belastingen blijkt een specifieke objectbepaling te ontbreken, in die zin dat de belasting enkel functie is van de omschrijving van het belastingsubject. De belasting zal verschuldigd zijn ingevolge het voldoen aan de in het belastingreglement gestelde omschrijving van subject van de belasting Dergelijke algemene provinciale belastingen kunnen dan ook als lineair omschreven worden, daar een diversifiëring in functie van het draagkrachtbeginsel niet mogelijk is. Alhoewel een dergelijk systeem zeker de vestigings- en invorderingseenvoud ten goede kamt, is de wenselijkheid ervan toch niet zonder meer evident. In andere bestaande Provinciale en Gemeentelijke reglementen blijkt wel geëxperimenteerd te zijn met het in aanmerking nemen van een specifiek belastbare grondslag, waardoor enige diversificatie in de belastingheffing wordt beoogd. Voornamelijk in de huidige vormen van algemene Gemeentelijke belastingen blijkt het in aanmerking genomen object moeilijkheden te kunnen veroorzaken in functie van de bestaande wettelijke verbodsbepalingen. Ook voor de objectbepaling van de algemene belastingen moeten de belastingtechnische, juridische en praktische voordelen en nadelen besproken worden met als specifiek gegeven dat de mogelijkheden tot objectomschrijving hier beperkt zullen zijn in functie van het doel van de belasting. Daar de algemene belastingen gericht zijn op het laten bijdragen in de kosten van de algemene dienstverlening door alle subjecten die daarvan gebruik kunnen maken, moet de grondslag die diversificatie van de belastingheffing toelaten voor alle als belastingplichtige aangemerkte personen werkzaam kunnen zijn. Het onderzoek naar de objectbepaling zal dus meer bepaald betrekking hebben op Het kadastraal inkomen als belastingobject: Bepaalde experimenten en ontwerpen van algemene Gemeentebelastingen namen het kadastraal inkomen als belastingobject. In functie van de grondslagbepaling moet de draagwijdte van art. 351,1° W.I.B. te gronde worden bestudeerd, met inbegrip van een aantal algemene rechtsbeginselen en toepassingsregels van het fiscaal recht.. Alternatieve grondslagen: De mogelijkheid van alternatieven dient onderzocht te worden in het licht van de beperkingen die verband houden met het doel van de belasting en met inachtneming van de gevolgen op het vlak van de administratieve organisatie die vereist is voor de effectuering van de belasting. Effectuering van de belasting: de wenselijkheid van diversificatie van de algemene belasting doet problemen ontstaan op het vlak van opsporing van de belastbare materie en op het vlak van de vestiging en invordering van de verschuldigde belasting. De verhouding tussen algemene en casuïstische belastingen: de wenselijkheid van de opheffing van een aantal casuïstische belastingen op specifieke indicatoren ingevolge de invoering van de algemene belasting. Dit onderzoekselement zal zowel object- al subjectgebonden bedenkingen bevatten. In functie van het object van de algemene belasting moet worden nagegaan of de diversificatie in voldoende mate de kosten van dl algemene dienstverlening spreidt tussen de gebruikers zodat dl casuïstische belasting overbodig wordt. Subjectgebonden bedenkingen vloeien voort uit de territorialiteitsbegrenzing van de algemene belasting. De opheffing van bepaalde casulïstische belastingen moet worden onderzocht in functie van de afwezigheid van belasting die het gevolg is van het feit dat een algemene belasting noodzakelijk een domiciliebegrip toepast. Dergelijke problematiek bestaat voornamelijk bij de casuïstische belastingen die gekoppeld zijn aan een bepaalde dienstverstrekking, zoals bv. de afgifte van administratieve stukken. 2. ONDERZOEKSRESULTATEN Het onderzoek heeft geleid tot een onderzoeksverslag van 155 p dat door de opdrachtgever werd verspreid naar de verschillende Vlaamse gemeenten. In dit verslag wordt ondermeer gewezen op de waarschijnlijke onwettigheid van de op het kadastraal inkomen gebaseerde algemene gemeente- en provinciebelastingen