Floris Barnhoorn Economie H7-9 H7 Verkoopbereidheid: bedrag dat de aanbieder minimaal per eenheid product wil ontvangen, voor hij tot aanbod overgaat Productensurplus: verschil tussen marktprijs en verkoopbereidheid Als de verkoopbereidheid hoger is dan de marktprijs zal de producent niet aanbieden. Aanbod de gezamenlijke producenten hangt af van: - Prijs van het aangeboden product - Prijs van ingekochte goederen en diensten - Gebruikte technieken - Aantal aanbieders Standard aanbodsvergelijking: qa =ap + b De aanbodcurve kan verschuiven: - Langs de curve, verandering van prijs door vraag bijvoorbeeld - Verschuiving van de lijn, kan door paar factoren worden veroorzaakt: - afname prijs ingekochte goederen en diensten - verbetering productietechnieken - toename aanbieders H8 Evenwichtsvoorwaarde: gevraagde hoeveelheid gelijk aan de aangeboden hoeveelheid -10p + 5000 = 15p – 3000 -25p = - 8000 25p = 8000 P = 8000/25 = 320 Evenwichtsprijs q= 15 X 320 – 3000 Evenwichtshoeveelheid totale surplus: consumentensurplus + productensurplus pareto-optimum: situatie waarin de som van het consumentensurplus en producentensurplus maximaal is. Niemand kan zijn situatie verbeteren zonder dat dit ten koste gaat van de positie van een ander. Dit komt alleen voor op perfect werkende markten, H9 Stel de consumentenprijs is 23$, 3$ daarvan gaat naar de overheid. De producent houd 20$ over, producentenprijs. Dit is een vorm van indirecte belastingen of kostprijsverhogende belastingen. Twee soorten indirecte belastingen: - Belasting als een vast bedrag per eenheid product accijns - Belastingen als een percentage van de producentenprijs BTW Door belastingen, verschuift de aanbodcurve naar links, de evenwichtsprijs wordt hoger. Bij accijns verschuift de gehele lijn, bij btw verschuift de lijn terwijl hij steeds minder schuin gaat staan. Check pagina 101 Effect van een accijns tot 103 Floris Barnhoorn Redenen voor belasting: - Overheden hebben middelen nodig om uitgaven te doen. We hebben collectieve goederen nodig die alleen de overheid kan kopen, zoals defensie en dijken. - Economische ongelijkheid tussen burgers verminderen. Uitkeringen moeten betaald kunnen worden. Afwenteling: mate waarin een belasting ten koste gaat van het consumentensurplus en producentensurplus. Bij volkomen inelastische vraag gaat de belasting geheel ten koste van het consumentensurplus. Bij een relatief elastische vraag gaat het grotendeels ten koste van de producent en deels van de consument. Als de overheid wilt dat bepaalde goederen of diensten beschikbaar zijn voor alle mensen voor een lage prijs, voeren ze subsidies in. Ze betalen dan deel van de productie kosten. Kostprijsverlagende subsidie. Subsidies zijn tegengestelde belastingen. De aanbodcurve gaat omlaag. Prijsregulering/restricties: maximale of minimale prijs voor schrijven Na de tweede WW waren er twee problemen: - Agrarische producten waren op de wereldmarkt goedkoper dan in EU - Evenwichtsprijs van landbouwproducten was zo laag, boeren hadden klein inkomen. Vraag nam te langzaam toe, terwijl productiviteit toe nam. Om de boeren te helpen richtte de landen het EEG op, met de volgende pijlers: - Goedkope invoer uit niet-Europese landen belasten met heffingen (invoerrechten), dus producten werden even duur buiten europa - Minimumprijs binnen europa, garantieprijs voor de boeren - Exportsubsidies zodat boeren naar niet-Europese landen kon exporteren Er waren twee grote bezwaren voor deze maatregelen: - Boeren buiten EU, zoals derde wereld landen, konden moeilijk de EU markt betreden - Minimumprijs leidde tot grote overschotten, door de hoge prijzen wouden de boeren meer produceren, terwijl consumptie ontmoedigd werd. Overschotten werden vaak gekocht door de overheid, die verkochte het dan weer aan derde wereldlanden met vaak grote verliezen. De burgers betalen uiteindelijk de kosten van het beleid want wij betalen die minimumprijs die te hoog is en wij betalen de overschot opslag door middel van belastingen. Overschotten werken ook op de arbeidsmarkt, door een minimumloon in te stellen krijg je te maken met werkloosheid. Er is dan voor die loonprijs te veel aanbod en te weinig vraag. Een maximumprijs is het tegenovergestelde en zorgt dus voor een tekort. Zwarte markt: markt waar onwettige economische transacties plaats vinden. Quota: maximum aan ingevoerde hoeveelheid Door de wereldmarktprijs die lager ligt dan de evenwichtsprijs in een land, zullen aanbieders minder aanbieden terwijl er nog wel meer vraag is, de aangeboden hoeveelheid zal moeten aangevuld worden met geïmporteerde goederen. Autarkie: niet importeren, alles uit eigen land. Handelsliberalisatie: proces waarbij beschermende maatregelen zoals invoerrechten en quota worden verminderd. Argumenten voor tijdelijke bescherming: - Antidumpings argument: onder kostprijs verkopen - Opvoedingsargument: zonder bescherming kunnen nieuwe industrieën niet ontwikkelen Floris Barnhoorn - Zelfvoorzieningsargument: niet afhankelijk willen zijn van andere landen bij een bepaald product Door toename bevolking gaat de aanbodscurve naar rechts, welvaart neemt toe.