Een economische contrarevolutie

advertisement
Blik van De Beer, Zeggenschap december 2006 nr.4
Redt het sociaal kapitalisme
Paul de Beer
De afgelopen 25 jaar heeft zich in Nederland een stille revolutie voltrokken.* Destijds – ik spreek nu
van de jaren zeventig – was de markt het probleem en de overheid de oplossing, nu wordt de overheid
alom als het probleem gezien waarvoor de markt een oplossing moet bieden. Toen verhoogden we de
belastingen omdat we meer publieke goederen en diensten wensten, nu moet de publieke sector
krimpen omdat we de belastingen willen verlagen. Toen waren werkloosheid en armoede het gevolg
van slecht functionerende markten en onrechtvaardige maatschappelijke structuren, nu is iemand er
zelf verantwoordelijk voor als ie werkloos of arm is. Toen moest de economische ontwikkeling ten
dienste staan van zekerheid en de kwaliteit van het bestaan, nu accepteren we meer onzekerheid en
minder kwaliteit als dat de economische groei ten goede komt.
Het opmerkelijke van deze revolutie is dat hij langzamerhand door vrijwel alle politieke stromingen is
aanvaard, om maar niet te zeggen omhelsd. De revolutionairen van het eerste uur bevonden zich
natuurlijk aan de rechterzijde van het politieke spectrum, en in de jaren tachtig verzetten de linkse
partijen zich nog heftig tegen hun neoliberale gedachtegoed. Maar beetje voor beetje hebben ook de
linkse partijen schoorvoetend steeds meer elementen van de neoliberale agenda overgenomen. Of het
nu gaat om de flexibilisering van de arbeidsmarkt – tegenwoordig populair bij GroenLinks –, de wens
om fors in de overheidsbureaucratie te snijden – en vogue bij de PvdA –, of de opvatting dat de
belastingen niet omhoog mogen – inmiddels ook geaccepteerd door de SP. Er blijven natuurlijk
verschillen tussen links en rechts, maar die betreffen eerder de nuances, de details, dan de hoofdlijnen
van het economisch beleid.
De dominante analyse van de werking van de hedendaagse economie gaat ervan uit dat een
ontwikkeling in de richting van het Angelsaksische vrijemarktkapitalisme onvermijdelijk is.
Globalisering en de opkomst van nieuwe economieën als India en China, het gebrek aan concurrentie
en de starheid van onze markten – de arbeidsmarkt in het bijzonder –, de hoogte van de collectieve
lasten, de sterke nadruk op bescherming in plaats van activering, deze en nog veel meer factoren
zouden ons sociaal-economische bestel op den duur onhoudbaar maken. Deze diagnose berust echter
niet op feiten en gedegen wetenschappelijk onderzoek, maar vooral op ideologie en angst. Landen met
hoge lasten en veel sociale bescherming presteren niet slechter dan landen met lage lasten en weinig
bescherming. De voordelen van marktwerking, flexibilisering en concurrentie spreken volgens de
theorieboekjes van de economen weliswaar vanzelf, maar zijn in de praktijk ver te zoeken. De
naoorlogse geschiedenis heeft juist bewezen dat de sociale variant van het kapitalisme die in
1
Noordwest-Europa tot ontwikkeling is gekomen, uitstekend kan presteren. Van dit ‘Rijnlandse’ model
van sociaal-kapitalisme hebben we de afgelopen decennia echter steeds meer afstand genomen.
Concurrentie geldt tegenwoordig als de belangrijkste voorwaarde voor een welvarende economie.
Samenwerking dreigt daardoor in verdrukking te komen en wordt zelfs steeds vaker gelijkgesteld met
schadelijke samenspanning.
Marktwerking is tegenwoordig de oplossing voor alle vormen van overheidsfalen. Maar wie pleit er,
als markten falen, ooit nog voor dat de overheid de rol van de markt moet overnemen?
Flexibiliteit is iets waar je eigenlijk niet meer tegen kunt zijn, zeker als je haar tegenover starheid
plaatst. Maar als flexibiliteit een doel op zich wordt en ten koste gaat van zekerheid, is er meer
verloren dan gewonnen.
Financiële prikkels in de vorm van prestatiebeloning, bonussen, en dergelijke, zijn tegenwoordig het
instrument om mensen tot topprestaties aan te zetten. Maar ondertussen verliezen steeds meer
werkenden hun intrinsieke motivatie, omdat ze nog slechts worden afgerekend op kwantitatieve
targets in plaats van op de kwaliteit van hun werk.
Misschien wel de belangrijkste omkering van waarden die de afgelopen decennia heeft plaatsgevonden
is dat efficiency steevast voorrang krijgt boven rechtvaardigheid. In de praktijk betekent dit dat we het
lot van de minst bevoorrechten ondergeschikt maken aan het abstracte belang van economische groei
en daarmee een vrijbrief bieden aan de meest bevoorrechten in de samenleving om zich schaamteloos
te verrijken.
De pleitbezorgers van het neoliberalisme hebben nu zo’n vijfentwintig jaar de tijd gehad om te
bewijzen dat zij het recept hebben voor een gezonde, duurzaam houdbare economie. Zij hebben
gefaald. De innovatiekracht van de Nederlandse economie schiet tekort, de productiviteitsgroei is ver
teruggevallen, de conjunctuurschommelingen worden steeds groter, de sociale bescherming is
verminderd en de armoede is gegroeid. Het wordt tijd om een ander recept uit te proberen. Een recept
dat niet komt overwaaien uit Amerika, maar waarvoor we inspiratie kunnen putten uit het beste wat de
sociale variant van het kapitalisme, die na de Tweede Wereldoorlog in West-Europa tot ontwikkeling
is gekomen, heeft voorgebracht.
* Deze column is gebaseerd op mijn inleiding bij de presentatie van Het Sociaal-Kapitalistisch Manifest van de
progressieve denktank Waterland op 8 november 2006 (zie www.waterlandstichting.nl).
2
Download