Paulus’ overwinningslied over dood en graf Ds. R. Boogaard – 1 Korinthe 15:55-57 (Pasen) Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen: Psalm 89: 7, 19 1 Korinthe 15: 35-58 Psalm 68: 7, 10 Psalm 106: 26 Psalm 43: 4 Gemeente, de tekst vindt u in 1 Korinthe 15, de verzen 55 tot en met 57. We lezen daar Gods Woord aldus: Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? De prikkel nu des doods is de zonde; en de kracht der zonde is de wet. Maar Gode zij dank, Die ons de overwinning geeft door onze Heere Jezus Christus. Het thema van de preek is: Paulus’ overwinningslied over dood en graf. 1. Zijn heilige spot met de dood 2. Zijn verklaring van de kracht van de dood 3. Zijn dankzegging voor zijn overwinning over de dood 1. Zijn heilige spot met de dood Gemeente, in het teksthoofdstuk bestrijdt Paulus de dwaling van sommigen in de gemeente van Korinthe, die leerden dat er geen opstanding van het vlees is. Ze pasten de leer van de opstanding, zoals die in de schriften van het Oude Testament geleerd wordt, toe op de wedergeboorte. En het kan niet ontkend worden dat de wedergeboorte in Gods Woord een opstanding genoemd wordt. Ze wordt ook wel een eerste opstanding genoemd. Maar als er een eerste opstanding is, dan moet er ook een tweede opstanding zijn. En de geestelijke opstanding of de wedergeboorte wordt in Gods Woord duidelijk van de opstanding van het vlees onderscheiden. Denk bijvoorbeeld maar aan de profetie van Jesaja: Uw doden zullen leven, ook mijn dood lichaam, zij zullen opstaan; waakt op en juicht, gij, die in het stof woont! (Jes.26:19) Daar spreekt de profeet dus duidelijk over de opstanding van het vlees. En de Heere Zelf zegt tot Daniël aan het einde van zijn levensweg: Maar gij, Daniël, ga heen tot het einde, want gij zult rusten en zult opstaan in uw lot in het einde der dagen. (Dan.12:13) Maar vooral ligt de opstanding van het vlees verzekerd en verankerd in de opstanding van Christus Zelf. Daarom voert Paulus in dit hoofdstuk eerst veel bewijzen aan van die opstanding van Christus. Hij spreekt over velen die Hem gezien hebben. Meer dan vijfhonderd broeders op eenmaal, zegt hij, van welken het merendeel nog overig is. U kunt het bij hen www.prekenweb.nl 1/12 Ds. R. Boogaard – Paulus’ overwinningslied over dood en graf navragen. En dan zegt hij wat het belangrijkste is voor u en voor mij. En dat was het ook het belangrijkste voor de apostel Paulus: En ten laatste van allen is Hij ook van mij als van een ontijdig geborene gezien. (1 Kor.15:8) Daarna spreekt Paulus over het onvoorstelbare dat Christus niet opgewekt zou zijn en er geen opstanding van het vlees zou zijn. Hij zegt: ‘Dan is ook uw geloof ijdel. Dan zijn verloren die in Christus ontslapen zijn.’ Dan neemt hij een beeld uit de natuur. Hij wijst op een graankorrel die in de aarde gezaaid wordt en waaruit nieuw leven wordt voortgebracht. Kijk, zegt de apostel, zo zal het ook in de opstanding zijn. Alleen met dit verschil dat een graankorrel weer verderfelijke graankorrels voortbrengt. Maar als het lichaam van Gods Kerk ter aarde daalt, dan zal dat onverderfelijk opgewekt worden. Want, zo zegt hij, dit verderfelijke moet onverderfelijkheid aandoen, en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen. En wanneer dit verderfelijke zal onverderfelijkheid aangedaan hebben, en dit sterfelijke zal onsterfelijkheid aangedaan hebben, alsdan zal het woord geschieden, dat geschreven is: De dood is verslonden tot overwinning. Daar citeert de apostel de profeet Hosea. En dat betoog van de apostel over de opstanding loopt uit op een overwinningslied, een jubelzang of zegelied over dood en graf. En die jubelzang begint hij met het uitdagen van de dood. Hij begint zijn lied met een heilig spotten met de dood. Want hij roept uit: Dood, waar is uw prikkel? Zoals op meer plaatsen in Gods Woord wordt hier ook op de dood een personificatie toegepast. Dat wil zeggen: de dood wordt verbeeld een persoon te zijn. Zo wordt hij in Gods Woord onder andere ‘de koning der verschrikking’ genoemd. Meestal wordt de dood ook nu nog afgebeeld als een geraamte of een skelet. Zonder oren, zonder ogen en voorzien met een lange zeis. En zoals de landman het gras voor zijn voeten wegmaait, zo maait de dood het leven van de mens af. Het beeld wordt ook gebruikt door de dichter in Psalm 49, waar gesproken wordt: De dood maait ook dier kind’ren leven af. Zij volgen hen, als schapen naar het graf. Paulus noemt het wapen van de dood niet een zeis, maar een prikkel. Dat is het beeld van een dier dat gewapend is met een dodelijke gifangel. Zoals in de kleine insectenwereld een bij en een wesp een angel hebben, zo vinden we ook in de grotere dierenwereld dieren met een gifangel. Denk maar aan een slang, een adder, en ook aan een schorpioen die een angel in zijn staart heeft. Zo is de dood een monster dat niets en niemand ontziet. Volk na volk, geslacht na geslacht brengt hij zijn dodelijke steken toe en doet hij ten grave dalen. Rusteloos en onvermoeid gaat de dood voort onder het menselijk geslacht. En dan niet alleen de bejaarden, ook mensen in de kracht van hun leven, onmisbare vaders of moeders neemt hij weg. Soms brengt hij een enig kind zijn dodelijke steek toe. Denk maar aan de zoon van de weduwe te Naïn. Hij heeft geen eerbied voor het grijze haar. Hij heeft geen medelijden met het jonge kind dat nog nauwelijks of soms nog niet eens het levenslicht aanschouwde. www.prekenweb.nl 2/12 Ds. R. Boogaard – Paulus’ overwinningslied over dood en graf Er is geen held onder de mensen die de dood weerstaan kan. Prediker 8 vers 8 zegt over de mens: Hij heeft geen heerschappij over de dag des doods; ook geen geweer in deze strijd; ook zal de goddeloosheid haar meesters niet kunnen verlossen. Dan staat de meest bekwame arts machteloos. Dan helpt er geen geld, geen eer, geen goed op de wereld. Maar de dood is ook doof. Dat wil zeggen: dan helpen ook de meest plechtige beloften van betering van het leven niet. Al zou u dan beloven uw hele leven God te dienen en de zonde te haten, als de dood komt, dan moet u volgen, onvoorwaardelijk. En voor velen is de dood dan ook met recht, zoals hij genoemd wordt: een koning der verschrikking. En zo is het ook met het graf. Want als Paulus uitroept: Hel, waar is uw overwinning? moeten we bij het woord ‘hel’ niet denken aan de plaats van de verdoemden, maar aan het dodenrijk. Dat wil zeggen: aan de begraafplaats, dus aan het graf. Daar wordt ook op gewezen door de kanttekenaren. Ze zeggen: ‘De apostel schijnt hier van de wegneming van de tijdelijke dood te spreken, dus daarom moeten we er het graf door verstaan.’ Het was beter en makkelijker geweest als het ook gelijk zo vertaald was geweest. We hebben immers niet altijd de kanttekening bij de hand als we de Bijbel lezen. Ook ten aanzien van het graf past de apostel de personificatie toe. Hij stelt het graf voor als een vorst die veel overwinningen behaald heeft. En dat is ook zo. Want zo onvermoeid de dood is, zo onverzadigbaar is het graf. Het graf, zegt Gods Woord, zegt nooit: ‘Het is genoeg.’ Het is de cipier van de dood die de verslagenen van de dood bewaart. En er is niemand die uit die gevangenis ooit ontkomen kan of zal. En nu daagt Paulus dood en graf uit met een heilige spot en hij roept: ‘Dood, waar is je prikkel, je wapen, je gifangel? Waar denk je me mee te verschrikken? Welk kwaad denk je me te kunnen doen? Waar denk je me verderf mee aan te brengen? Dood, waar is je prikkel?’ En zo zegt hij ook van het graf: ‘Waar is uw overwinning, uw zege, uw roem?’ De apostel durft de dood, die giftige adder, wel met de blote hand vast te grijpen en te zeggen: ‘Welk kwaad denk je me nu te kunnen doen?’ En tegen dat nare, donkere graf: ‘Waar is je overwinning? Welke roem denk je op me te behalen?’ Is dat geen overmoedige taal van de apostel? Zo lijkt het wel. Maar het is geen overmoedige of hoogdravende taal. Het is geloofstaal! Want de apostel ziet hier door het geloof op de morgen van de opstanding. Op die dag dat Christus wederkomen zal op de wolken des hemels en de graven zullen worden geopend en de doden opgewekt worden. Dat zal voor de apostel en voor al Gods kinderen een zalige opstanding zijn, als Jezus, hun dierbare Heere, hun machtige Verlosser, hun enige Zaligmaker over het stof zal opstaan. Als de Laatste over hun lichaam dat vergaan is. En Hij zal dat stof weer opwekken. Dan zullen zij uit hun vlees God aanschouwen. En die God, mogen ze met Job zeggen, zal voor hen geen vreemde zijn. Dan zal voor al Gods kinderen gezegd kunnen worden dat de dood niet meer over hen heerst. Wat ze nu leven, dat leven ze Gode, tot in alle eeuwigheid. ‘Ja’, zegt misschien iemand, ‘maar als nu Henoch of Elia zoiets gezegd hadden, dan was het nog begrijpelijk geweest, want die hebben de dood niet gezien. Maar Paulus moet eerst ook nog sterven. Paulus moet zelf ook nog naar het donkere graf, waar zijn lichaam tot vertering zal overgaan. En nu kan Paulus wel ruim spreken over wat achter de dood ligt, maar Paulus staat er hier toch nog voor? En het zal toch nog minstens een tiental jaren duren voor Paulus aan het eind van zijn aardse loopbaan is? Hoe kan Paulus dan nu www.prekenweb.nl 3/12 Ds. R. Boogaard – Paulus’ overwinningslied over dood en graf al zeggen hoe het in zijn sterfuur zal zijn? Dat is toch wel wat overmoedig? En leert de praktijk het niet, dat het in het gezicht van de dood, wat voor Gods kinderen het gezicht van de eeuwige haven der behoudenis is, nog geweldig stormen kan?’ We hebben al meerdere mensen ontmoet, en u misschien ook, die in hun leven zo ruim over de dood konden spreken. Ze konden zo ruim spreken over de dag dat ze zouden sterven en de heerlijkheid zouden erven. En toen de dood kwam en het op sterven aan kwam, toen bleek dat er nog grote moeiten, strijd en benauwdheden doorworsteld moesten worden, zodat ze zich met de discipelen in het schip waanden in de nood van de baren. En ze hebben uitgeroepen: Heere, behoed ons, wij vergaan! (Matth.8:25) Past het dan niet om wat bescheidener te spreken over het sterven? En toch, gemeente, de apostel Paulus neemt er geen woord van terug. Ook in het licht van zijn eigen naderend sterven, roept hij uit: Dood, waar is uw prikkel? Graf, waar is uw overwinning? De apostel doet er niets af en dat kan de apostel doen. Waarom? Omdat hij in Christus is. Want door het geloof met Christus verenigd te zijn, betekent dat de dood voor ons van karakter veranderd is. Het gif van de dood is voor Paulus en voor al Gods kinderen, ook al missen ze er de bewustheid van, een tegengif geworden. Het vergif van de dood is een heilzaam medicijn, een geneesmiddel geworden voor al Gods kinderen. Door de dood leggen ze een lichaam der zonde en des doods af, dat hen hier zo vaak heeft doen zuchten: Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? (Rom.7:24) De poort van de dood is voor al Gods kinderen een poort tot het eeuwige leven geworden, waardoor ze mogen gaan in de eeuwige heerlijkheid. De weg van het sterven is voor Gods Kerk een weg geworden, waardoor ze in het bezit gesteld worden van die erfenis die voor hen bereid is van voor de grondlegging der wereld en die Christus met Zijn bloed heeft betaald. De dood brengt hen in de onmiddellijke en storeloze gemeenschap met de drie-enige God. Daar zullen ze het Lam zien in Zijn heerlijkheid, en in het Lam de drie-enige God. Daar zullen ze Vader, Zoon en Heilige Geest aanbidden en de dankzegging en de lofverheffing toebrengen tot in alle eeuwigheid: ‘Het was door U, door U alleen, om het eeuwig welbehagen!’ En zo is ook het graf van karakter veranderd voor Gods kinderen. Die nare, duistere grafspelonk is veranderd in een rustplaats. Dat is een rustbed geworden. De profeet Jesaja getuigt ervan: De rechtvaardige komt om, en er is niemand die het ter harte neemt; en de weldadige lieden worden weggeraapt, zonder dat er iemand op let, dat de rechtvaardige weggeraapt wordt voor het kwaad. (Jes.57:1) Ik heb iets gelezen van de godzalige Perkins, een vermaard Engels theoloog, die er dit van zegt: ‘Dood en graf beroven ons niet van de gemeenschap met Christus. Er is een geestelijke en zeer reële gemeenschap tussen Christus en tussen de gelovigen en daar kan dood en graf geen verandering in brengen.’ Want ook in het graf blijft het lichaam van Gods kinderen nog met hun Hoofd Christus verenigd. Daar wordt door Gods kinderen vaak heel weinig bij stil gestaan. Toch erkent de apostel de kracht van de dood. Dat verklaart hij in vers 56, als hij zegt: De prikkel nu des doods is de zonde; en de kracht der zonde is de wet. Hier komt de apostel www.prekenweb.nl 4/12 Ds. R. Boogaard – Paulus’ overwinningslied over dood en graf dus terug op het wapen van de dood, op de prikkel van de dood. Dat is onze tweede gedachte: 2. Zijn verklaring van de kracht van de dood Paulus zegt: Het is de zonde die de dood zijn prikkel geeft. Ja, de bezoldiging der zonde is de dood. Had de mens niet gezondigd, hij zou ook niet moeten sterven. Want de dood behoort niet bij onze natuur, maar de dood is een gevolg van de zonde en een loon op de zonde. Het is dan ook de zonde die het voor de zondaar en de zondares zo verschrikkelijk maakt om te moeten sterven. Als de dood in het gezicht komt, dan komen ook de zonden in het gezicht. Dan vliegen de zonden, door ons bedreven, ons aan. En dat is het wat het sterven voor de zondaar zo beangstigend maakt. Want die zonden doorsteken zijn geweten en stellen hem de straf op de zonde in al zijn schrikkelijkheid voor ogen. Daarom is de prikkel van de tijdelijke dood, ook de prikkel van de eeuwige dood. O gemeente, als een mens onder het Evangelie of buiten het Evangelie verloren gaat, dan zal hij eeuwig moeten ervaren welke prikkel de eeuwige dood heeft. De prikkel van de dood is de zonde. En die zondelast, hier bedreven in het lichaam, zal in alle eeuwigheid op de verdoemden rusten. Die zal altijd het geweten doorsteken. De Heere Jezus spreekt over de worm die niet sterft en over het vuur dat niet uitgeblust wordt tot in alle eeuwigheid. De prikkel van de dood is de zonde. Hier in de tijd al, maar ook buiten Christus tot in alle eeuwigheid. Het zijn onze zonden die ons in de eeuwigheid eeuwig zullen doorsteken, als we geen verzoening vinden in het dierbare bloed van het Lam. Daarom moeten we vóór alle dingen bang zijn van de zonden. U hoeft van God niet bang te zijn, wordt er wel eens gezegd, als u maar bang bent van de zonde. Wat is het een voorrecht, maar wat is het ook noodzakelijk, dat tussen wieg en graf onze zonde verzoend wordt, dat onze schuld bij God wordt uitgedelgd, dat we als een strafwaardig en doemschuldig mens onze Rechter hier om genade leren bidden en niet los kunnen laten voordat dat bloed der verzoening gesprengd is op onze schuldige ziel. O, dat schuldige, zichzelf bij God aanklagende volk mag het ook ervaren dat er een Borg en Zaligmaker gekomen is, Die het getuigd heeft: Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen (Matt.9:13), maar de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren was. (Luk.19:10) Toch wordt ook aan Gods kinderen bevestigd: Gij zijt stof en gij zult tot stof wederkeren. (Gen.3:19) Al is hun sterven geen straf op de zonde, want Christus heeft de straf voor Zijn ganse Kerk volmaakt gedragen, dus ook de straf van de tijdelijke dood. Maar dan blijft toch de tijdelijke dood voor Gods kind een gevolg van de zonde. Christus heeft de dood gedood, de dood zijn prikkel ontnomen, voor Zijn Kerk gemaakt tot een poort ten leven en een weg tot de eeuwige zaligheid. En nu kunnen Gods kinderen die dood toch opnieuw een prikkel geven. Niet ten aanzien van de eeuwige dood, vanzelf. Dat is onmogelijk. Maar wel ten aanzien van de tijdelijke dood. Hoe dan? Door in zonde te vallen en er niet uit op te staan. Onbeleden en onvergeven zonden liggen als een last op het geweten en doen met schrik en vreze denken aan de dood. www.prekenweb.nl 5/12 Ds. R. Boogaard – Paulus’ overwinningslied over dood en graf Nu is en blijft de apostel Paulus ook een zondaar. Hij moest van zichzelf getuigen: Het goede dat ik wil, dat doe ik niet, en het kwade dat ik niet wil, dat doe ik. (Rom.7:19 Maar de apostel mag ook zeggen: Ik sterf alle dagen, hetwelk ik betuig bij onze roem, die ik heb in Christus Jezus, onze Heere. (1 Kor.15:31) Dat wil zeggen: Paulus leeft niet over de zonden heen. In de weg van heiligmaking liggen er bij Paulus geen onbeleden en onvergeven zonden op zijn geweten. Hij heeft elke dag dat bloed der verzoening tot reinigmaking nodig. Elke dag moet Paulus met zijn witte kleed van heiligmaking weer komen bij het wasvat. En dan is het voor Paulus een wonder dat het elke keer weer gereinigd wordt. Ik hoorde eens een vrouw, een moeder in de genade, zeggen: ‘Iedere avond moet ik met mijn kleedje weer terug naar de Heere en vragen of Hij het weer wit maken wil. En iedere avond doet de Heere het en dan krijg ik er nooit een standje bij.’ Paulus geeft de dood niet opnieuw een prikkel in handen. De dood is voor Paulus een overwonnen vijand. Hij sterft alle dagen en oefent zichzelf tot godzaligheid. Hier wordt dus een slordige levenswandel veroordeeld. Een wat makkelijker leven, een beetje met de wereld mee, een beetje geven en nemen… ‘Nee’, zegt Paulus, ‘de prikkel des doods is de zonde!’ Wees gewaarschuwd, volk, ook al heeft Christus de prikkel voor u weggenomen, geef door een slordige levenswandel de dood niet opnieuw een prikkel in de hand. Dan is er nog iets. Want zo zegt hij in de tekst: De kracht der zonde is de wet. Gemeente, onze natuur is zo verdorven dat wij nalaten wat geboden is en najagen wat God verboden heeft. En dat openbaart zich al in de prille jeugd bij het kind, maar ons hele leven is er vol van. Ik noem maar een voorbeeld. De Heere verbiedt de zonde en de werelddienst en zegt: ‘Heb de wereld niet lief en word deze wereld niet gelijkvormig.’ En wat doen we? Hoe is ons leven? Waarheen zijn de uitgangen van ons hart? Naar het zien- en zingenot, ondanks onze godsdienst, ondanks een rechtzinnige belijdenis, om toch nog zoveel mogelijk de balans een beetje in evenwicht te houden? Een beetje met de wereld mee, en toch ook nog een rechtzinnig christen blijven? Dat is veelal het leven van de mens. De Heere heeft geboden: En dit is Zijn gebod, dat wij geloven in de Naam van Zijn Zoon Jezus Christus, en elkander liefhebben, gelijk Hij ons een gebod gegeven heeft. (1 Joh.3:23) In God geloven, in Christus geloven, en elkaar liefhebben. Vanuit de liefde tot God de liefde tot elkaar beoefenen. Kom, ga met ons en doe als wij! Wat is de praktijk van ons leven? Nu zegt de apostel: De kracht van de zonde is de wet. En daar bedoelt de apostel met de wet speciaal de eis van het werkverbond: Doe dat en gij zult leven. (Luk.10:28) En van die wet van het werkverbond zegt hij in Romeinen 7: Die wet is heilig in haar gebod, die is rechtvaardig in haar bedreiging en die is goed in haar beloften. Maar nu heeft die wet, die goed is, een veroordelende kracht. Want de mens heeft gezondigd en heeft zich gesteld tegen de wet. Hij is een overtreder van de wet geworden. En nu vervloekt de wet de overtreder. De wet geeft aan de zonde een verdoemende kracht. En zo heeft de zonde door de wet het vermogen om de mens te houden onder de verbintenis van de eeuwige straf en van de helse pijn. www.prekenweb.nl 6/12 Ds. R. Boogaard – Paulus’ overwinningslied over dood en graf Maar in het licht van Paulus’ leven verandert er niets in zijn overwinningslied. Want Paulus is niet meer onder de wet, maar onder de genade. Paulus zegt: Ik ben door de wet aan de wet gestorven, opdat ik Gode leven zou. (Gal.2:19) Is hij dan vrij van de wet? Wel van de eis van de wet. Heeft hij dan niets meer te maken met de wet? O ja! Hoe lief heb ik Uw wet! Zij is mijn betrachting de ganse dag. (Ps.119:97) Dat is zijn vermaak, om in de inzettingen van de Heere te mogen leven en te wandelen. Christus heeft hem verlost van de vloek van de wet. Christus heeft voor hem de eis van de wet volbracht. Hij heeft de straf, door de wet op de zonde gedreigd, gedragen. En nu heeft Hij die wet aan Paulus gegeven tot een regel van het leven, tot een wet van de liefde. Gemeente, in het werk van Christus ligt nu de overwinning van Paulus over dood en graf. En daarom, Paulus komt de eer er niet van toe. Maar van die overwinning komt God alleen de eer toe, in Christus. Paulus was vroeger ook een slaaf en een prooi van de dood. En daarom eindigt hij met de lofverheffing Gods en hij roept ervan uit: Maar Gode zij dank, Die ons de overwinning geeft door onze Heere Jezus Christus. We staan daarbij stil in de derde gedachte: 3. Zijn dankzegging voor zijn overwinning over de dood God heeft Zelf gezorgd dat dood, hel en graf overwonnen vijanden zijn voor Zijn Kerk. God heeft daartoe hulp besteld bij een Held, bij Eén Die machtig is om te verlossen. Bij Hem, Die getuigen kon: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. (Matt.28:18) Hij heeft de zonde van Zijn Kerk geëigend. Datgene wat de dood als een prikkel gegeven was, dat heeft Hij overgenomen. Onze overtredingen zijn op Hem geweest. De straf op de zonde heeft Hij gedragen. Ja, zo diep heeft Hij de smart ervan gevoeld, dat Hij in grote benauwdheid heeft uitgeroepen: Mijn ziel is geheel bedroefd, tot de dood toe. (Matt.26:38) En aan het kruis heeft Hij het uitgeklaagd: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? (Matt.27:46) Hij moet de eeuwige dood sterven. O, Hij heeft ten diepste het woord van de tekst ingeleefd: De prikkel nu des doods is de zonde. Christus heeft moeten ondergaan wat de zonde teweeggebracht heeft. Dat heeft Hem doen kruipen als een worm in het stof. Hij heeft er onder het Oude Testament al van uitgeroepen, bij monde van David: Baren des doods hadden mij omvangen; beken Belials verschrikten mij. Banden der hel omringden mij, strikken des doods bejegenden mij. (2 Sam.22:5-6) Maar in die strijd heeft de Leeuw uit de stam van Juda overwonnen. Hij heeft de dood gedood. Hij heeft het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht. Hij heeft overwonnen over het graf en is er triomfantelijk uit herrezen. En voor wie heeft Hij nu overwonnen? De tekst zegt het: Gode zij dank, Die ons de overwinning geeft. Dat zijn dus al Gods kinderen. Dat zijn die sterkgelovigen, ja, maar ook die zwakgelovigen. Dat zijn de geoefenden in het leven van de genade, ja, maar ook de eerst beginnenden. Hij sluit heel Jezus’ gemeente in. Dat wil vanzelf niet zeggen dat ze er allemaal de bewustheid van hebben of er allemaal de troost van zouden hebben. Maar ze horen er wel bij. Hij zegt: Die ons de overwinning geeft. Dus dat is ook dat schuldige volk, die neergebogenen onder de last van de zonde, die verbrokenen van hart vanwege de www.prekenweb.nl 7/12 Ds. R. Boogaard – Paulus’ overwinningslied over dood en graf droefheid naar God om God. Dat zijn zij die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid van Christus. Dat zijn zij die oprecht hun schuld en strafwaardigheid voor God belijden, die smeken om ontferming, om genade, om verzoening in dat dierbare bloed van het verbond. Dat is dat volk dat sterven leert aan alle verwachting van hun kant en voor Wie Jezus dierbaar geworden is. Die vanwege de ontdekking van de Heilige Geest met alles wat in hun leven gebeurd is, steeds ellendiger, ongelukkiger worden, voor wie het steeds onmogelijker wordt. En die ondanks wat in hun leven gebeurd mag zijn, het leren uitroepen: ‘Hoe kom ik nog ooit met God verzoend?’ Kortom: allen die Zijn verschijning hebben lief gekregen. Voor hen heeft Hij de zonde verzoend. Voor hen heeft Hij de wet vervuld. Die wet kan niet meer verdoemen. Wie in Christus is, die is niet meer onder de wet, maar onder de genade. De dood heeft Hij overwonnen. De dood is een slaap geworden, een ontbinding van ziel en lichaam. De apostel en Gods kinderen mogen wel eens zeggen: Hebbende begeerte om ontbonden te worden en met Christus te zijn, want dat is zeer verre het beste. (Filipp.1:23) Het leven is mij Christus en het sterven gewin. (Filipp.1:21) Het graf is een overwonnen vijand. Het is nu een zoete rustplaats waar de Heere Zelf waakt over het stof van Zijn kinderen. En dat is de oorzaak dat de apostel mag uitroepen: Dood, waar is uw prikkel? Graf, waar is uw overwinning? Want Gods kinderen mogen reeds hier in die overwinning delen. De tekst staat niet in de toekomende tijd: ‘Gode zij dank, Die ons de overwinning zal geven…’ Nee, de tekst staat in de tegenwoordige tijd: Gode zij dank, Die ons de overwinning geeft. Dat wil zeggen dat die overwinning reeds hier in beginsel het deel van Gods Kerk is. Gods kinderen zijn reeds hier zalig. Ze zijn zalig in hope. En dat doet ze blijmoedig leven en naar het sterven soms verlangen. Als God een mens bekeert, dan is het vaak zo dat zo’n jongen of meisje, zo’n man of vrouw als het ware met de dood op de hielen loopt. Dat hoeft geen kenmerk van genade te zijn! Als onze ogen geopend worden voor het feit dat we zondaar zijn en op reis zijn naar de eeuwigheid, dan kan vrees het hart bezetten. Er zijn wel kinderen van God die een tijd lang haast niet durven gaan slapen, uit vrees om aan deze kant van het graf niet meer wakker te worden. Als zo’n kind van God oefeningen verkrijgen mag in het leven van de genade, dan mag het bij ogenblikken iets gaan ervaren van de overwinning over de dood. Hoe dan? Als het geloof gericht mag worden op Christus. Als de Heere Zijn Woord toepast aan het hart. Als er eens avondmaal gevierd mag worden in Zijn gemeenschap. Dat zijn ogenblikken waarin zij, al zijn ze dan nog zwak in het geloof, betrekking krijgen op de dood. Dan zijn er ogenblikken in het leven dat ze verlangen naar de heerlijkheid, naar de storeloze gemeenschap met God. Dat is wel een kenmerk van genade. Kijk dat maar eens in je leven na. Heeft u ooit wel eens betrekking gekregen op de dood? Als Gods kinderen het in hun hart een ogenblik ruim krijgen, dan zijn dat ook ogenblikken dat ze verlangen naar de gemeenschap met de Heere, terwijl ze niet kunnen sterven en er dan toch betrekking op krijgen. Daar wordt in beginsel al iets van de overwinning over de dood geproefd. En naarmate dat geloof nu geoefend mag worden en op mag wassen in Christus, Die het Hoofd is, naar die mate mag ook van die overwinning iets ervaren worden. www.prekenweb.nl 8/12 Ds. R. Boogaard – Paulus’ overwinningslied over dood en graf En nu is het een groot verschil, gemeente, of we bij tijden een betrekking en soms een sterke betrekking mogen kennen op de dood - en dat is Gods kind niet vreemd - of dat we met Paulus mogen komen tot de verzekering van het geloof en met hem mogen uitroepen: Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? Dat is een groot onderscheid. Maar naar de mate dat het geloof hier geoefend mag worden, leren Gods kinderen iets van die overwinning. Maar die overwinning wordt heerlijker ingeleefd in het uur van het sterven. Dan mogen ze het Woord van de Heere ervaren: Zalig zijn de doden die in de Heere sterven van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat ze rusten mogen van hun arbeid. (Open.14:13) Dan mogen ze gewaar worden dat de dood van zijn prikkel beroofd is. Dat is een zalig sterven. Maar de volle overwinning zullen ze pas ontvangen in de morgen van de opstanding. En wanneer dit verderfelijke zal onverderfelijkheid aangedaan hebben, en dit sterfelijke zal onsterfelijkheid aangedaan hebben, alsdan zal het woord geschieden, dat geschreven is: De dood is verslonden tot overwinning. En voor deze overwinning dankt de apostel nu de God en Vader van onze Heere Jezus Christus: Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. (Rom.11:36) De zaligheid is uit God. De Borg is gekomen uit het vaderhart van God. Het is het welbehagen van God de Vader dat Zijn Kerk gezaligd zal worden. Paulus zegt: Gode zij dank, Die ons de overwinning geeft door onze Heere Jezus Christus. En dat doet de apostel ook uit naam van alle gelovigen van alle tijden en plaatsen. Gods kinderen stemmen ook zo graag in met Psalm 106 vers 26. En wij doen het ook, voordat we met een woord van toepassing eindigen. Geloofd zij Isrels grote God! Zijn gunst schenk’ ons dit heilgenot, Zo zullen wij Zijn goedheid danken. Dat al wat leeft Hem eeuwig eer’! Al ‘t volk zegg’ amen, op mijn klanken! Juich, aarde, loof de Opperheer! Gemeente, wat wordt er in onze dagen gespot met de dood. Een onheilige, een goddeloze spot met dood en graf hoort u overal. En de mensen die volop in het dagelijkse leven staan, worden er genoeg mee geconfronteerd. Er zijn er ook die zeggen: ‘Je moet bereid zijn om plaats te maken voor anderen en je moet ook bereid zijn om zij die na ons komen zo goed mogelijk te dienen.’ Dat houdt de visie van de moderne theologie in. Arme mens, die niet boven de wijsheid van de heidense wijsgeren uit de dagen van de apostel Paulus uitgekomen is. We laten het voor wat het is. Ook onder ons zijn er, vrees ik, anderen. Mensen zoals Bileam, die, als ze horen hoe Christus de dood overwonnen heeft voor Zijn Kerk, als ze horen dat dood en graf overwonnen vijanden zijn, in hun hart zeggen: Mijn ziel sterve de dood des oprechten, en mijn uiterste zij gelijk het zijne. (Num.23:10) Dat is toch een voorrecht, als je zo tegen je sterfdag op kunt zien. Want laten we maar eerlijk zijn, alle vrees die een mens heeft is bijna altijd te herleiden tot die ene vrees voor de dood. Als de dood er niet mee gemoeid zou zijn, dan zouden we voor zoveel zaken niet meer bang zijn. Een operatie ondergaan www.prekenweb.nl 9/12 Ds. R. Boogaard – Paulus’ overwinningslied over dood en graf valt niet mee, maar als je van tevoren maar weet dat de dood er niet mee gemoeid is… en vul het zelf maar aan. Als je dan zo tegen de dood opzien kunt zoals Paulus hier doet, wat is dat een voorrecht! En dat is mogelijk, gemeente. Maar daar is wel een voorbereiding voor nodig. Hoe dan? Wel, door je met God te laten verzoenen. Alleen in de vereniging met Christus, in de verzoening van onze zonden in Zijn bloed, daarin alleen is het mogelijk om in het sterven te leunen en te steunen op Zijn aangebrachte gerechtigheid. Om zonder verschrikking de dood tegemoet te zien. Want alleen Zijn gerechtigheid redt van de dood. Maar daarbuiten zal ook alles ontvallen. Wat u dan ook heeft, alles zal wegvallen. Als uw grond voor de eeuwigheid bij de poorten van de dood zal blijken een zandgrond te zijn, dan zult u wegzinken naar het eeuwig verderf. Daarom, terwijl het nu nog het heden is, onderzoek uzelf nauw hoe het staat voor God. Het is groot als de Heere van ons afweet, onuitsprekelijk groot als we uit de doodstaat zijn opgewekt tot een nieuw leven. Dat is noodzakelijk. Met minder kan het niet. Het is noodzakelijk om zoals Mattheüs geroepen te worden uit het tolhuis: Volg Mij! (Matt.9:9) Als u dat mist, dan is het nog te krijgen. Maar rust er niet op. Maak er uw grond niet van, want het kan nooit de grond zijn voor de eeuwigheid. Wat er ook in uw leven gebeurd moge zijn, erken er de Heere voor als het van God is, maar zoek er geen Borg in! Want er is maar één Naam onder de hemel gegeven door Welke wij moeten zalig worden. En dat is alleen de Naam van Christus de Gekruisigde. Nu hangt deze jubelzang van de apostel samen met zijn beleving op een ander gebied; zijn beleving ten aanzien van de gerechtigheid van Christus. Daar schrijft hij van in de brief aan de Galaten: Maar het zij verre van mij, dat ik zou roemen anders dan in het kruis van onze Heere Jezus Christus. (Gal.6:14) Dat is zijn enige grond. En dan zegt hij erbij - en dat maakt ook uit waarom dat hij die jubelzang aanheffen kan in de heiligmaking: Waardoor de wereld mij gekruisigd is, en ik der wereld. Dat is de weg, gemeente. Dat is een voorbereiding voor het sterven. Kinderen, jongens, meisjes, vaak genoeg sterven er ook kinderen. Je bent nooit te jong om te sterven. Je bent ook nooit te jong om bekeerd te worden. Zoek de Heere en leef! Ouderen en ouden, bedenk: buiten Christus is geen zaligheid! En kinderen van God: een nauw leven geeft een ruim sterven. De antinomiaan wil er niet van weten. Die wil leven naar het vlees en de zaligheid ingaan. Maar Gods Kerk leert het: een nauw leven geeft een ruim sterven. Bedenk vaak dat de dag van uw dood eerder komen kan dan u verwacht. We moeten de dood ook verwachten. Omdat we de dood niet verwachten, daarom overvalt hij ons zo vaak. Daarom is het: Gelijk een dief in de nacht. (1 Thess.5:2) Een mens stelt altijd uit, in plaats van de dood te verwachten. En er is zo weinig nodig om een mens te doen sterven. En als de dood komt, vrees dan niet, want hij zal u geen kwaad doen. Nu is er misschien iemand die zegt: ‘Ja, maar ik ben er al wat mee aangevallen, dat ik zo’n benauwde dood zal hebben, dat ik zo’n harde doodstrijd zal moeten doormaken.’ Dan mogen Gods kinderen wel eens zeggen: ‘Ik ben niet bang voor wat achter de dood ligt, maar ik zie zo op tegen de dood zelf.’ Een vrouw zei in haar laatste weken tegen me: ‘Dominee, de www.prekenweb.nl 10/12 Ds. R. Boogaard – Paulus’ overwinningslied over dood en graf dood zal me toch zo’n welkome bode zijn als hij komt, maar ik ben alleen bang voor het werk wat hij moet doen.’ En dat kunnen Gods kinderen zo begrijpen. Ze kunnen er zo tegenop zien. En toch, al zou uw sterven moeilijk zijn, al zou u op uw sterfbed nog een doodstrijd te strijden hebben, dan nog geldt het woord: Vrees dan niet, want uw dood zal een zalige dood zijn! Hij, Die de hardste doodstrijd gestreden heeft aan het kruis, toen de satan gereed stond om Zijn ziel te grijpen, die Borg en Zaligmaker zal u ook in de doodstrijd ondersteunen. Hij zal u sterken en zal u doen overwinnen. Want, zo zegt ook de apostel: ‘Dood noch leven, tegenwoordige noch toekomende dingen, niets zal ons kunnen scheiden van de liefde Gods, die er is in Christus Jezus, onze Heere.’ Door de dood wordt u verlost van de zonde, wordt u voor eeuwig van uzelf verlost. Door de dood wordt u in de volkomen en storeloze gemeenschap gebracht met de drie-enige God. Dan zult u altijd bij de Heere mogen zijn. Iemand heeft eens gezegd: Drie dingen kwellen mijn gemoed: Het eerste is dat ik sterven moet. Het tweede doet het nog veel meer: Dat ik niet weet de tijd wanneer. En het derde doet het bovenal: Dat ik niet weet hoe ik varen zal. Maar Gods kinderen mogen er tegenover stellen: Drie dingen troosten mijn gemoed: Het eerste is dat ik sterven moet. Het tweede doet het nog veel meer: Dat ik dan ben bij mijne Heer’. En het derde doet het bovenal: Dat ik daar eeuwig blijven zal. Velen van Gods kinderen, zelfs de meeste, zijn met vrees voor de dood al hun leven aan de dienstbaarheid onderworpen. Maar al zou u er hier in de strijdende Kerk dan nooit toe gekomen zijn, er komt een dag, er komt een morgen, de morgen der zalige opstanding, dat u met de hele Kerk van alle eeuwen, van alle tijden en plaatsen verenigd zult uitroepen: Dood, waar is uw prikkel? Graf, waar is uw overwinning? Maar Gode zij dank, Die ons de overwinning gegeven heeft door onze Heere Jezus Christus! Amen. www.prekenweb.nl 11/12 Ds. R. Boogaard – Paulus’ overwinningslied over dood en graf Slotzang: Psalm 43:4 Dan ga ik op tot Gods altaren, Tot God, mijn God, de bron van vreugd; Dan zal ik, juichend, stem en snaren Ten roem van Zijne goedheid paren, Die, na kortstondig ongeneugt’, Mij eindeloos verheugt. www.prekenweb.nl 12/12