De titel - Gemeente `s

advertisement
De Bossche Educatieve Agenda 2017-2021
Versie 8 december 2016, zoals vastgesteld door de BEA-partners. Dit is de ‘platte tekst’-versie.
De versie in volledige opmaak, voorzien van foto’s verschijnt in januari 2017
Inleiding
De samenwerkende partners in ’s-Hertogenbosch – kinderopvang, primair en voortgezet onderwijs
en gemeente – vinden het van groot belang dat de kinderen en jongeren in de stad zich optimaal
kunnen ontwikkelen. Partners zijn zich ervan bewust dat zij – elk voor zich en in gezamenlijkheid –
blijvend grote inspanningen zullen moeten verrichten om aan te sluiten bij de eisen die de steeds
veranderende samenleving aan kinderen en jongeren, nu en in de toekomst, stelt.
Met de totstandkoming van deze Bossche Educatieve Agenda is een belangrijke vervolgstap gezet in
de samenwerking, vanuit een door alle partners gedragen visie dat kansen van kinderen verder
versterkt moeten worden. Partners richten zich daarbij op synergie, op meer en beter gebruik van
elkaars inzet en activiteiten. Dit komt ook tot uiting in een aangepaste overlegstructuur, voor een
goede, op elkaar afgestemde, voortgang en borging van de Agenda.
Begrippen als persoonsvorming en burgerschapsvorming zijn binnen deze visie essentieel, evenals
het bijbrengen van vaardigheden die in de 21e eeuw nodig zijn voor de economie van de toekomst:
leren leren, initiatief nemen, doorzettingsvermogen, samenwerken en creativiteit.
Dit vraagt om een andere inrichting van het onderwijs. En omdat de basis voor deze vaardigheden al
in de eerste levensjaren wordt gelegd, is de rol van de kinderopvang onmisbaar.
De Bossche Educatieve Agenda sluit aan bij en kan worden gezien als een operationalisering van de
visie van de gemeente, zoals verwoord in Voorrang voor Jeugd 2010-2014: “Alle jongeren
ontwikkelen zich optimaal, zowel in cognitief, sociaal-emotioneel als in fysiek opzicht. Zij hebben een
fijne jeugd en gebruiken hun talenten. Dit leidt tot maatschappelijke, economische en sociale
zelfstandigheid”. Bij de uitwerking van de Bossche Educatieve Agenda vervult de gemeente een
belangrijke rol vanuit haar wettelijke taken en haar verantwoordelijkheid voor het integraal
jeugdbeleid, zoals op thema’s als jeugdhulp, het bestrijden van onderwijs- en
ontwikkelingsachterstanden, peuterarrangementen, gezondheid, veiligheid en vrijetijdsinvulling.
In deze strategische Bossche Educatieve Agenda zijn vijf speerpunten benoemd waarop partners zich
in de periode 2017-2021 in gezamenlijkheid willen gaan richten. Partners zoeken daarbij continu naar
verbinding vanuit een gevoelde medeverantwoordelijkheid op de gemeenschappelijke thema’s.
Flexibele vormen van samenwerking vanuit een gedeelde ambitie en richting zijn daarbij effectiever
dan formele overlegstructuren. Gedeeld eigenaarschap op de benoemde thema’s is uitgangspunt en
wordt ondersteund door herkenbare doelen.
Partners kiezen voor de volgende thema’s, in onderlinge samenhang:
a) toekomstgerichte educatie
b) persoons- en burgerschapsvorming
c) ononderbroken ontwikkeling 0-18 jaar
d) verbinding opvang en onderwijs met jeugdhulp
e) kwaliteitsontwikkeling
1
Kenmerkend voor de aanpak van de samenwerkende partners in ’s-Hertogenbosch is dat voor de
opgenomen thema’s geldt dat:
 de daarin geformuleerde visie en doelstellingen door alle betrokken partners worden
onderschreven, en
 de focus ligt op gemeenschappelijke thema’s waarbij – per uit te werken activiteit binnen het
thema – steeds minstens twee partners gezamenlijk betrokken zijn.
Met het gezamenlijk ondertekenen van de Bossche Educatieve Agenda verklaren partners zich tot
het uiterste in te spannen om de hierin opgenomen ambities waar te maken en elkaar daar op aan te
spreken.
De Bossche Educatieve Agenda (BEA) zal worden geconcretiseerd in een door de gezamenlijke
partijen op te stelen ontwikkelagenda of uitvoeringsplannen.
Deze BEA (Kinderopvang, Primair en Voortgezet Onderwijs) is een nieuwe stap in de meerjaren
beleidsplannen 2017-2021 voor opvang en onderwijs. Eerdere stappen zijn de MBO-agenda en de
Ontwikkelagenda Kindcentra 0-13. Volgende stappen richten zich onder meer op de verbinding met
het speciaal onderwijs en praktijkonderwijs.
Hierna wordt ingegaan op:
1) de vijf thema’s, met een eerste aanzet voor de doelstellingen en beoogde resultaten;
2) de organisatie voor de uitwerking van de educatieve agenda;
3) de financiën.
2
1) De vijf thema’s
a) Toekomstgerichte educatie
Met het brede begrip educatie wordt gedoeld op de ontwikkeling van en het onderwijs aan kinderen
/ jongeren in de periode van 0 tot 18 jaar.
Toekomstgerichte educatie cultiveert en bevordert de van nature nieuwsgierige houding van
kinderen en jongeren. Door het leren stellen van relevante kritische vragen en ontwikkelen van
strategieën om antwoorden op die vragen te vinden, ontwikkelen ze kennis die ze kunnen gebruiken
om verbanden te leggen en om tot nieuwe inzichten te komen. Belangrijk daarbij zijn het kunnen
reflecteren op hun leerproces en samenwerking met anderen.
Opvang en onderwijs brengen jongeren kennis en vaardigheden bij, die hen in staat stelt zich verder
te ontwikkelen en flexibel met ontwikkelingen te kunnen omgaan, en rust hen toe voor een leven
lang leren. Eigentijdse educatie stimuleert de creativiteit van kinderen en jongeren, leert hen te
experimenteren en risico’s te nemen en leert hen omgaan met tegenslagen.
Toekomstgerichte educatie sluit aan bij de interesses en capaciteiten van leerlingen en daagt hen uit
die ten volle te ontwikkelen. Samen met de leerlingen worden hun talenten verkend en verder
ontwikkeld.
Leerlingen willen weten waarom ze leren wat ze leren, en zijn gemotiveerd als ze leren wat ze
interessant en aansprekend vinden. Dit vraagt om betekenisvol onderwijs: een samenhangend
onderwijsaanbod dat zich richt op leren in context, aan de hand van ‘het echte leven’.
Voor de voorschoolse periode vraagt dit om een stimulerende omgeving waarin spelenderwijs de
cognitieve, fysieke en sociaal-emotionele vermogens van jonge kinderen worden uitgedaagd, om hun
toekomstige kansen te vergroten.
In de periode daarna, in het primair en voortgezet onderwijs, krijgen de kinderen / jongeren een
brede basis aan kennis en vaardigheden om zich voor te bereiden op het vervolgonderwijs en om als
verantwoordelijk burger aan de maatschappij te kunnen deelnemen. Eigenaarschap voor het eigen
ontwikkelproces is daarbij belangrijk. Met een gevarieerd aanbod en de mogelijkheid zich naar eigen
vermogen, interesse en manier van leren te ontplooien, kunnen leerlingen zich optimaal
ontwikkelen. Nieuwe technologieën worden daartoe maximaal benut.
Bij toekomstgerichte educatie hoort educatief partnerschap van de ouders: een wederzijdse
betrokkenheid van ouders en school of opvangorganisatie teneinde optimale omstandigheden te
realiseren voor de ontwikkeling en het leren van kinderen / jongeren, thuis en op school. Daartoe
gaan zij, binnen de pedagogische driehoek kind-ouder-school, met elkaar in gesprek en werken ze
zoveel mogelijk samen.
Om te blijven aansluiten bij de sterk veranderende samenleving neemt het ontwikkelen van de
zogenaamde 21e eeuwse vaardigheden binnen de kindcentra een belangrijke plaats in. Dan gaat het
over: samenwerken, communiceren, verbanden leggen, ondernemen, burgerschap, ICTvaardigheden, democratische omgangsvormen en het vermogen om creatief te kunnen handelen.
3
Deze vaardigheden zijn niet nieuw, maar in de steeds complexere en veranderende samenleving
neemt het belang ervan wel toe. Daarom moeten deze vaardigheden aan bod komen in alle fasen en
niveaus van de ontwikkeling van kinderen.
Naast de samenwerking tussen onderwijs onderling en onderwijs en opvang , werken we hierbij
samen met de educatieve partners in de stad.
Doel
 versterking van het concept
onderzoekend en ontwerpend
leren
(fundamentele vaardigheden)
Onderzoekend en ontwerpend Leren
heeft als doel om kinderen
competenties te laten ontwikkelen die
samenhangen met de wetenschappelijk
manier van werken of te werken als
ontwerper. Het onderzoeks- en
ontwerpproces biedt voor zowel de
leerlingen als de leerkracht handvatten
om aan alle fasen van onderzoek en
ontwerp aandacht te besteden en zich
daarbij te richten op het ontwikkelen
van de bijbehorende vaardigheden.
Het is een onderwijsleerstrategie die
sterk een beroep doet op de vaardigheden van het leren in de 21e eeuw.
 versterking van het ondernemend
leren (toegepaste vaardigheden)
Door ondernemend leren op te nemen
in het lesprogramma van het basis- en
voortgezet onderwijs en in de
buitenschoolse opvang, kunnen
kinderen / jongeren hun ondernemende
vaardigheden al vroeg ontwikkelen.
Scholen en opvang helpen jongeren zich
voor te bereiden op hun toekomst en
hun eigen leven vorm te geven.
Ondernemend leren versterkt de
specifieke vaardigheden die jongeren
daarbij goed kunnen gebruiken, zoals
initiatief nemen, het omzetten van
ideeën in daden, creativiteit en
communiceren en stimuleert een
flexibele en proactieve houding. De
Beoogde resultaten
 Er zijn ontwikkelpleinen in
kindcentra (thematisch, verdiepend,
gespecialiseerd).
 Het concept onderzoekend en
ontwerpend leren is verder met
elkaar uitgewerkt.
Betrokken partners
BEA-partners
KO
PO
VO
Bestaande initiatieven
De gemeente ’s-Hertogenbosch werkt
samen met betrokken partners uit
onderwijs en bedrijfsleven aan de
versterking van ondernemend onderwijs
in deze stad en regio onder de naam ’sH
Ondernemend Onderwijs. Het is een
lerend netwerk onder begeleiding van
een projectteam. Dit projectteam
begeleidt scholen en organisaties om
ondernemende initiatieven en projecten
op te zetten en verder uit te breiden en
te bestendigen, door deze te
implementeren en in te bouwen in de
dagelijkse les- en beroepspraktijk.
Betekenisvol onderwijs ontstaat door
levensechte vraagstukken uit
bedrijfsleven en samenleving in het
onderwijs te integreren.
BEA-partners
KO
PO
VO
gemeente
4
andere partners
MBO
HBO
bedrijfsleven
KvK
Regiogemeenten
AgriFood Capital
omgeving van de school dient als
leeromgeving; docenten en leerlingen
werken met ondernemers en andere
partners uit de buurt aan ‘levensechte’
opdrachten.
 versterking toepassing ICT
Door het gebruik van ICT in het
onderwijs, goed ingepast in de
onderwijskundige visie en uitvoering
daarvan, zijn leerlingen meer
gemotiveerd, presteren ze beter en
leren ze sneller. ICT is daarbij geen doel,
maar een middel om gepersonaliseerd
leren te ondersteunen en meer
maatwerk voor de leerling te realiseren.
ICT kan er – mits op een goede manier
ingezet en in aanvulling op bestaande
middelen – aan bijdragen dat leerlingen
op hun eigen manier en in hun eigen
tempo kunnen leren.
 Versterkingvan de relatie formeel
en informeel leren: jongerenwerk,
sport, cultuur
Er zijn projecten op de domeinen
wetenschap & techniek, natuur & groen,
voeding & gezondheid en kunst &
cultuur.
Beoogde resultaten BEA
 Er is een verbinding van onderwijs
met de praktijk door ondernemers
op scholen uit te nodigen.
 De praktijk wordt in de kindcentra
gebracht met medewerking van
ouders.
 Kindcentra en VO-scholen blijven
investeren in de moderne digitale
ontwikkelingen gericht op het
ontsluiten en delen van informatie,
het bijbrengen van ‘mediawijsheid’,
het werken met learning
communities, gebruik van creatieve
apps, tablets etc.
 Alle scholen gebruiken in 2021
dagelijks digitaal leermateriaal in
het primair proces.
 De leraren hebben up-to-date ICTbasisvaardigheden en zetten deze in
hun lespraktijk in.
 BEA-partners zoeken daartoe
samenwerking met ICTopleidingsinstituten (zoals de
Jheronymus Academy of Data
Science).
 Er zijn concrete, inhoudelijke
verbindingen gelegd tussen de BEApartners met (educatieve) partners
buiten opvang en onderwijs.
Naast de traditionele schoolse
leerarrangementen ontstaat er behoefte
aan leerarrangementen waarbinnen
onder andere ruimte is voor informeel
leren, leerarrangementen waarbij het
leren in de school wordt verbonden met
leren buiten de school. Hierbij worden
leerdoelen gekoppeld aan activiteiten in
de context waarin leerlingen zich buiten
schooltijd bevinden en waarin zij
worden uitgedaagd zich te ontwikkelen.
BEA-partners
KO
PO
VO
BEA-partners
KO
PO
VO
gemeente
andere partners,
waaronder
Jeugdsportfonds
Jeugdcultuurfonds
Bureau Babel
KlupUp
5
b) Persoons- en burgerschapsvorming
Belangrijk doel van persoons- en burgerschapsvorming is te bevorderen dat ieder individu kan en wil
bijdragen aan de maatschappij waarvan hij / zij deel uitmaakt, op een wijze die aansluit bij de eigen
persoonlijkheid en talenten.
Dat begint al heel vroeg, talentontwikkeling en persoonlijkheidsontwikkeling. De kinderopvang en de
peuterarrangementen zijn hiervoor al ingericht, in samenhang met het onderwijs. Het onderwijs
draagt verder bij aan de vorming van zelfstandige volwassenen die maatschappelijk verantwoord
kunnen en willen handelen, zowel op de arbeidsmarkt als in de samenleving. De school van de
toekomst is daarmee een belangrijke vormende omgeving en oefenplaats.
Wie zijn kansen in de maatschappij wil benutten, moet zich als persoon kunnen ontwikkelen en zijn
positie ten opzichte van anderen in de samenleving vinden. De kinderopvang en het onderwijs
helpen leerlingen te ontdekken wie ze zijn en willen worden, wat ze belangrijk vinden en hoe ze zich
tot anderen en de wereld om hen heen verhouden. Leerlingen leren zelfstandig keuzes maken en
verantwoordelijkheid dragen voor hun eigen handelen. Ze ontwikkelen een ondernemende,
initiatiefrijke houding: ze worden weerbaar, krijgen zelfvertrouwen en leren dat het plezierig is om
samen met anderen tot een mooi resultaat te komen.
Persoonsvorming houdt ook in dat leerlingen op een gepaste manier vorm leren geven aan hun
emoties en rekening houden met de positie, de belangen en de gevoelens van anderen. Respect,
hulpvaardigheid en empathie helpen hen met anderen samen te leven. Zo ontdekken ze wat ze nodig
hebben om voor zichzelf en voor anderen te zorgen. Die basis draagt bij aan hun welzijn en hun
sociale gedrag in hun latere leven. Persoonlijkheid is ook een belangrijke voorspeller voor later
succes, er is alle reden hier een gezamenlijk oog voor te hebben.
Kinderopvang en onderwijs waar bijgedragen wordt aan persoonsvorming motiveren en vormen
leerlingen in brede zin. Het sluit aan bij wat ze aanspreekt, maar verbreedt ook hun horizon en laat
ze kennismaken met zaken waar ze niet uit zichzelf mee in aanraking komen.
Naast persoonsvorming richt het onderwijs zich op burgerschapsvorming, en laat het de leerling
kennis maken met zijn/haar rechten en plichten, de democratische rechtsstaat en de collectieve
waarden in de Nederlandse samenleving. Hij/zij leert omgaan met vrijheid en verantwoordelijkheid
en leert over grenzen heen te kijken door middel van internationale, globale oriëntatie. Versterking
van sociale vaardigheden is van belang.
Doel
 Persoonsvorming
Jongeren kennen zichzelf; kunnen
reflecteren op eigen talenten /
kwaliteiten / ontwikkelpunten. Ze
ontwikkelen een actieve lerende en
onderzoekende houding. Ze hebben
zicht op vervolgopleidingen en de
arbeidsmarkt; kunnen verantwoorde
keuzes maken.
Beoogde resultaten
 Onderwijs dat aansluit bij de
talenten van de leerling en deze
stimuleert (gepersonaliseerd).
 Vaardige docenten / mentoren /
leerlingbegeleiders.
Gevolg: afname VSV’s, thuiszitters.
Versterking LOB in de VO-scholen met
als gevolg goede keuze vervolgopleiding,
minder studiewisseling.
6
Betrokken partners
BEA-partners
KO
PO
VO
gemeente
andere partners
- bestuurs-, wijk en
dorpsraden
- non-profitorganisaties
Scholen bieden leerlingen een brede
vorming: cognitief, sociaal, cultureel en
motorisch.
 De gemeente voert een
vestigingsbeleid voor de
Kinderopvang dat aansluit bij deze
brede verantwoordelijkheid.
 Burgerschapsvorming
1) Versterking van de verbinding met
de wijk / stad /samenleving;
vergroten maatschappelijke
betrokkenheid leerlingen.
 PO/VO: Sociale Veiligheid
 PO: uitbreiden aantal wijkgerichte
vrijwilligersactiviteiten door
basisschoolleerlingen;
 VO: vormgeven MaS *
(maatschappelijke stage)
* De MaS bestaat uit vrijwilligerswerk
voor een non-profitorganisatie of een
maatschappelijk project van een bedrijf
waar géén sprake is van een
winstoogmerk. Door de MaS maken
jongeren kennis met en leveren ze een
bijdrage aan allerlei aspecten en
onderdelen van de samenleving, hetgeen
bijdraagt aan hun maatschappelijke
betrokkenheid. Hun waarden- en
normenbesef wordt gevormd/versterkt.
2) Versterking zicht op de
democratische rechtsstaat, rechten
en plichten van burgers, collectieve
waarden van de Nederlandse
samenleving.
Bestaande initiatieven
In het kader van deze doelstelling zijn er
de jongerenambassadeurs, een initiatief
van de Gemeente ’s-Hertogenbosch. Dit
betreft een groep ambitieuze jongeren
tussen 16 en 28 jaar, die zich 8 uur per
week inzetten voor de stad:
 Ze geven de gemeente gevraagd en
ongevraagd advies over beleid dat
jongeren aangaat;
 Activering;
 Ze organiseren of bezoeken
debatten, trainingen en workshops
en andere activiteiten over
onderwerpen die voor jongeren
relevant zijn.
Daarnaast is er sinds september 2015
het Bossche kinderparlement. Elke
basisschool in ’s-Hertogenbosch kan
hierin leerlingen afvaardigen.
7
- bedrijfsleven
BEA-partners
KO
PO
VO
gemeente
VO: in school hebben leerlingen zitting
in leerlingen- en
medezeggenschapsraad; veel leerlingen
nemen deel aan diverse debatten
binnen school, en aan interscholaire
debattoernooien (Model European
Parlement; Model United Nations):
oefenplaats.
Scholen bieden leerlingen internationale
oriëntatie o.a. door
uitwisselingsprojecten met buitenlandse
scholen.
Beoogde resultaten BEA
 Uitbreiding aanbod
vrijwilligerswerk: bijv. aandacht
voor de omgeving: schone wijken;
geen zwerfafval
 Contact jongeren-ouderen
 Contact jongeren-vluchtelingen
Resultaat: kennis van / begrip voor
elkaar
c) Ononderbroken ontwikkeling 0-18 jaar
De samenwerkende partners zetten zich in voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren van 0-18
jaar. Gewerkt wordt aan een ononderbroken ontwikkeling die kinderen en jongeren in staat stelt hun
talenten te ontplooien in omgevingen die daar volledig op zijn ingericht, een ontwikkeling zonder
drempels en onnodige hobbels, passend voor elk kind.
Het gaat hierbij om zowel de horizontale als de verticale lijn. Langs verticale lijnen wordt de
doorlopende ontwikkeling van een kind gevolgd in leeftijd en/of ontwikkelingsfasen. Langs
horizontale lijnen werken de diverse voorzieningen op eenzelfde ontwikkelingsmoment van een kind
aan een compleet aanbod. Een kind gaat bijvoorbeeld naar school, daarna naar de buitenschoolse
opvang en vervolgens naar huis.
Kinderopvang, buitenschoolse opvang en onderwijs kunnen niet functioneren los van de samenleving
en de andere spelers in de keten, of beter gezegd: het netwerk. Ieder zal moeten inspelen op
veranderingen in de verbanden waarbinnen kinderen en jongeren zich bewegen. Bij het realiseren
van een doorgaande lijn zijn verschillende partners noodzakelijk en complementair aan elkaar.
Naast opvang, onderwijs en gemeente zijn diverse andere partners in de regio van belang om
leerlingen goed voor te bereiden op het vervolgonderwijs, de arbeidsmarkt en een succesvolle rol in
de samenleving: lerarenopleidingen, bedrijven, wetenschappelijke en onderzoeksinstituten,
organisaties voor welzijn, cultuur, sport e.d.
Met de ontwikkeling van de kindcentra 0-13 in de gemeente ’s-Hertogenbosch zetten kinderopvang
en primair onderwijs, samen met de gemeente, al stevig in op de doorgaande ontwikkeling tussen
opvang, voorschool en onderwijs.
8
Een vloeiende overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs kan worden bemoeilijkt door
de grote verschillen in pedagogisch-didactische infrastructuur. Dit geldt in het bijzonder voor
leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte of hulpvraag. Het onderstreept het belang van
inzet op een doorgaande leer- en zorglijn. Hiermee kunnen problemen tijdig gesignaleerd en
opgepakt worden en ongewenste situaties als bijvoorbeeld thuiszitten en voortijdige schooluitval, zo
veel mogelijk worden voorkomen.
Belangrijke aandachtsgebieden bij de overgang van primair naar voortgezet onderwijs zijn het adviesen keuzeproces, toelatingsbeleid, doorlopende ondersteuningsarrangementen, de verbinding met
jeugdhulp en de rol van ouders.
Doel
 versterking ontwikkeling van
peuters van 0 tot 4 jaar met extra
aandacht voor spel- en
taalontwikkeling, en het tegengaan
van (taal)achterstanden bij peuters
/ kleuters1
Beoogde resultaten
Bestaande initiatieven
De gemeente ’s-Hertogenbosch
subsidieert peuterarrangementen voor
peuters van 2,5 tot 4 jaar (binnen een
kinderdagverblijf). De kinderen
ontwikkelen zich spelenderwijs met
leeftijdgenootjes onder begeleiding van
pedagogisch medewerkers. Er wordt
gewerkt met voorschoolse methodieken,
observatiemethoden en deskundige
medewerkers.
Betrokken partners
BEA-partners
KO
PO
gemeente
Daarnaast is er een door rijk en
gemeente gesubsidieerd VVE-aanbod, in
de vorm van programma's die de
pedagogisch medewerkers en
leerkrachten gebruiken
om de taalontwikkeling te stimuleren.
In de gemeente ’s-Hertogenbosch
bevinden zich 16 VVE-locaties met 36
groepen.
Beoogde resultaten BEA
Het huidig aantal gesubsidieerde
dagdelen per week varieert van 2, voor
een regulier peuterarrangement, tot 4,
voor een VVE-peuterarrangement.
Ambitie is het aantal uren per week
peuterarrangementen te verhogen naar
10 uur per week voor een regulier
peuterarrangement en naar 20 uur per
week (4 contactmomenten van 5 uur)

1
Dit onderwerp maakt deel uit van de in ontwikkeling zijnde Ontwikkelagenda kindcentra 0-13 voor 20172021.
9
 versterking doorgaande lijn
voorschools – primair onderwijs
 versterking doorgaande lijn PO –
VO
 aansluiting onderwijs arbeidsmarkt
voor een VVE-peuterarrangement.
Daarnaast ligt er een wens om het
peuterarrangement eerder te starten,
vanaf de leeftijd van twee jaar.
Bestaande initiatieven
De kindcentra 0-13 waar alle
basisscholen in ’s-Hertogenbosch samen
met een kinderopvangorganisatie deel
van uitmaken2.
Beoogde resultaten BEA
Verdere doorontwikkeling kindcentra
volgens Ontwikkelagenda 2017-2021
 continue kennisuitwisseling om:
* zicht te hebben op programma /
leerlijn van de partnerorganisaties
en op de ontwikkellijn van de
jongere;
* meer kennis en ervaring opdoen
m.b.t. gepersonaliseerd leren;
- bestaande LOB-programma’s
verder te ontwikkelen en te
versterken in een doorgaande
leerlijn PO-VO en in aansluiting op
het vervolgonderwijs en de
arbeidsmarkt
 onderzoek naar de mogelijkheden
van (verticale en horizontale)
ontschotting; in dat kader ook
onderzoek doen naar Onderwijs 1014, ofwel een Tienercollege.;
 ontwikkeling van een volg- en
overdrachtssysteem waarin ook
competentieontwikkeling gevolgd
wordt;
 doorgaande lijn in het kader van
aanbod passend onderwijs
 monitoring schoolloopbaan, op
individueel niveau maar ook op
cohortniveau.
 versterking
loopbaanoriëntatiebegeleiding
(LOB), inclusief aandacht voor sector
techniek;
BEA-partners
KO
PO
gemeente
BEA-partners
PO
VO
gemeente
BEA-partners
VO
gemeente
andere partners

2
Zie hiervoor de Ontwikkelagenda kindcentra 0-13 voor 2017-2021.
10
 activiteiten gericht op betere
aansluiting arbeidsmarkt;
MBO
HBO
AgriFood Capital
WTE Zuid-Nederland
bedrijfsleven
d) Verbinding opvang en onderwijs met jeugdhulp
Een doorgaande lijn 0-18 jaar op gebied van zorg is van belang, waarbij opvang en onderwijs worden
ontzorgd. Scholen bieden passend onderwijs en kunnen ondersteuning bieden in het primaire
proces. Als meer nodig is, dient er een goed en transparant zorgaanbod door externe partners te zijn,
dat snel beschikbaar is, korte lijnen kent en het kind in zijn systeem ondersteunt. Communicatie met
de school en afstemming m.b.t. het leerproces is daarbij van groot belang.
Voor het jongere kind zal ingezet blijven worden op de totstandkoming van een zorgteam 0-13, of –
als dat er nog niet is – minimaal een zorgteam 0-4, een zorgteam 4-13, een intern begeleider van de
school die beide teams verbindt en warme kindoverdracht. De zorgteams zijn uitermate geschikt om
het kind in de volledige context te bezien: gezin, omgeving en opvang. Ook het Voortgezet Onderwijs
werkt in nauw overleg met het Samenwerkingsverband met multi-disciplinaire ondersteuningsteams
en kent een gezamenlijk geformuleerd ondersteuningsprofiel voor alle VO-scholen, aangevuld met
maatwerktrajecten.
Daarnaast levert een hechte samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp een voorname bijdrage
aan het ontwikkelingsperspectief van jeugdigen met specifieke onderwijs- en zorgbehoeften, zowel
op school als thuis. Een voorbeeld van die goede samenwerking vormen gezamenlijk uitgevoerde
programma’s van regulier en/of speciaal onderwijs en jeugdhulp. We spreken dan van onderwijszorgarrangementen, afgekort tot OZA’s, met een aansluiting op specialistische hulp.
Een onderwijs-zorgarrangement richt zich op een leerling met een onderwijs- en
ondersteuningsbehoefte en diens omgeving, waarin regulier onderwijs niet alleen kan voorzien. Doel
is het realiseren van een ontwikkelingsperspectief, inclusief het bevorderen van de schoolloopbaan
van de leerling, via een integrale aanpak op school, in de vrije tijd en thuis.
Het gaat om een arrangement waarin onderwijs en een (of meerdere) instelling(en) liefst structureel
samenwerken met ouders en leerling, op basis van één gezin, één kind, één plan en één regisseur.
Kenmerkend is een integraal aanbod, waarin leraren en hulpverleners concreet samenwerken in de
klas of groep rond een leerling of groep leerlingen.
Voor een dekkend aanbod aan onderwijs, ondersteuning en jeugdhulp is nauwe samenwerking
tussen onderwijs en jeugdhulp (en voor het organiseren daarvan met de gemeente) noodzakelijk.
Doel
 ondersteuning kind en gezin zoveel
mogelijk in reguliere setting, zo
preventief en thuisnabij mogelijk
Beoogde resultaten
Bestaande initiatieven
Scholen voor PO en VO hebben binnen
hun SWV passend onderwijs afspraken
gemaakt over het niveau van de
basisondersteuning.
Betrokken partners
BEA-partners
KO
PO
VO
gemeente
Beoogde resultaten BEA
andere partners
11
 waar nodig integrale
ondersteuning door onderwijs en
jeugdhulp
 Er deel van de MKD kinderen kan
worden opgenomen in de reguliere
KO.
 BSO medewerkers ondersteunen
leerlingen binnen en buiten de klas.
 geïntegreerde arrangementen
onderwijs-zorg (OZA) voor PO en VO
gerealiseerd en doorontwikkeld.
 transparante professionele rollen en
verantwoordelijkheden, en zicht op
de ‘kaart’ voor optimaal gebruik van
elkaars expertise. Een ‘kaart-plus’
die fysiek vormt krijgt en periodiek
verbeterd wordt, en die leidt tot
groter, sneller en effectiever
loopvermogen (efficiënter
tijdsplanning).
 De samenwerking tussen partners
wordt uitgebreid, bijv. in projecten
met jeugdwerkers en straatcoaches,
en rondom thema’s als
leesbevordering, veiligheid,
burgerschapsvorming, enz.
 Er is een goede regie op de
processen van de samenwerking.
SWV-en PO en VO
BEA-partners
KO
PO
VO
gemeente
andere partners
SWV-en PO en VO
Jeugdhulp
Jeugdzorg
Jeugdwelzijn
e) Kwaliteitsontwikkeling
Het werken aan de eerste vier thema’s vraagt om continue aandacht voor de kwaliteitsontwikkeling
binnen de betrokken organisaties, als belangrijke randvoorwaarde. Daarbij kan worden gedacht aan:
 eigentijdse voorzieningen, zoals nieuwe toepassingen van ICT en digitale leermiddelen om
leerlingen optimaal te laten leren;
 scholen en opvangorganisaties als lerende organisatie, onder meer door professionalisering van
leraren, schoolleiders, pedagogisch medewerkers, LOB-ers etc.;
 het borgen van gerealiseerde kwaliteitsverbeteringen.
Hoewel de verantwoordelijkheid voor de eigen kwaliteitsontwikkeling bij de organisaties zelf ligt,
gaat het niet om een solitaire, organisatie-interne aangelegenheid. De inhoudelijke richting wordt
immers mede bepaald door de gezamenlijke doelen en ambities. Belangrijk is dat partners daarover
steeds de dialoog met elkaar aangaan.
Van belang is dat partners denken in mogelijkheden en niet in beperkingen, bijvoorbeeld als gevolg
van (soms vermeende) belemmerende regelgeving. Uitgangspunt is dat wat partners met elkaar
willen bereiken, in beginsel ook haalbaar is!
Doel
 ontwikkeling competentieprofielen
kindcentra
Beoogde resultaten
 Er zijn competentieprofielen van
medewerkers en leidinggevenden
kindcentra opgesteld.
12
Betrokken partners
BEA-partners
KO
PO
 continue professionele
ontwikkeling
De professionele ontwikkeling is gericht
op een beweging van start- naar
vakbekwaam naar meesterschap.
 draagvlak voor en voortvarende
aanpak van BEA
 Er is een klimaat waarin
professionals open staan voor
beoordeling door andere
professionals, en bereid zijn de
consequenties daarvan te
aanvaarden, al dan niet via het
bestaande registersysteem.
 gezamenlijke missie en statement;
 horizontale en verticale
verantwoording (en elkaar
aanspreken op handelen in
overeenstemming met de
uitgangspunten van de BEA);
 opzetten Stadsfoto 3.0;
 digitaal platform / BEA-loket;
 BEA-workshops en ontmoeting.
BEA-partners
KO
PO
VO
BEA-partners
KO
PO
VO
gemeente
2) Organisatie
Een goede, op elkaar afgestemde, voortgang van de Bossche Educatieve Agenda vraagt om een
heldere overlegstructuur, bij voorkeur gebruikmakend van de volgende (deels nog aan verandering
onderhevige) overlegvormen:
 de SSPOH, zijnde de gezamenlijke schoolbesturen primair onderwijs en twee vertegenwoordigers
vanuit de kinderopvang3, met deelname beleidsmedewerker vanuit de gemeente;
 het POVO, zijnde het overlegorgaan Primair Onderwijs en Voortgezet Onderwijs, eveneens met
deelname beleidsmedewerker vanuit de gemeente.
Met een evenwichtige vertegenwoordiging vanuit deze twee gremia, aangevuld met een bestuurlijke
vertegenwoordiging van de gemeente, kan worden gekomen tot een BEA-overleg.
Daarnaast is het van belang een goede verbinding te houden tussen het BEA-overleg en de ‘eigen’
overleggen / achterbannen van de aangesloten kernpartners, te weten:
 het overleg van de negen kinderopvangorganisaties, betrokken bij de kindcentra in
’s-Hertogenbosch4;
 het directeurenoverleg voortgezet onderwijs (DOVO).

3
De kinderopvang is nog niet aangehaakt bij de SSPOH. In het kader van de Ontwikkelagenda kindcentra 0-13
wordt op dit moment onderzocht of een vertegenwoordiging vanuit de kinderopvang aan dit gremium kan
worden toegevoegd, alsmede de wijze waarop e.e.a. juridisch kan worden vormgegeven. Vooralsnog wordt
uitgegaan van de werktitel: SKH (Samenwerking Kindcentra ’s-Hertogenbosch).
4
Op dit moment is er nog de Projectgroep 0-13, met daarin de SSPOH, Compas en de directies van de negen
kinderopvangorganisaties die betrokken zijn bij de kindcentra in ’s-Hertogenbosch, en de gemeente. Met het
toevoegen van twee vertegenwoordigers van de kinderopvang in SSPOH (zie de 1 e voetnoot), vervalt de
projectgroep in zijn huidige samenstelling en wordt dit het eigen overleg van de betrokken
kinderopvangorganisaties.
13
Tenslotte is er het Stedelijk Overleg Kinderopvang (STOK). Dit is een specifiek overleg tussen de
gemeente en alle kinderopvangorganisaties, vanuit de specifieke gemeentelijke (toezicht)taken.
De volgende organisatiestructuur wordt voorgesteld:
gemeente
 portefeuillehouder
 beleidsmedewerker
kinderopvang
 2 KO-leden SKH
PO
 2 PO-leden SKH
VO
 2 leden DOVO
Opdracht BEA-platform
De opdracht aan het BEA-platform luidt:
 het verkrijgen en behouden van draagvlak voor de BEA, en het in dat kader betrekken van de
eigen achterbannen in overleg kinderopvang, directeurenoverleg PO en DOVO;
 het bewaken van de voortgang van de ontwikkelagenda BEA, binnen de afgesproken kaders;
 het afstemmen van voorgenomen initiatieven van BEA-partners, voor zover deze raken aan de
gemeenschappelijke thema’s;
 het leggen van verbindingen met andere relevante partners, zoals de samenwerkingsverbanden
PO en VO De Meierij, het MBO en HBO, AgriFoodCapital.
Afhankelijk van het onderwerp is het mogelijk dat partners op afroep aanschuiven bij het BEAplatform.
 onderzoeken positie speciaal onderwijs
14
Werkwijze en vergaderfrequentie
Naast twee bijeenkomsten van het BEA-platform per jaar, kan worden gedacht aan één breed
netwerkoverleg rondom bepaalde thema’s, waarbij vertegenwoordigers van alle
kinderopvangorganisaties en het directeurenoverleg PO en DOVO aanwezig kunnen zijn.
3) Financiën
Uitgangspunt is dat de bekostiging van de BEA-activiteiten plaatsvindt door het gebundeld inzetten
van bestaande middelen van partners en door (voortzetting van) landelijke en gemeentelijke
subsidiëring op specifieke onderwerpen. Gemeentelijke subsidiëring vindt onder andere plaats via
het zogeheten Onderwijs Innovatiefonds.
Bronnen













Ons Onderwijs 2032, eindadvies (Platform onderwijs 2032, januari 2016)
Bestuursakkoord voor de sector primair onderwijs (10 juli 2014)
Sectorakkoord VO: Klaar voor de toekomst! (17 april 2014)
Kindcentra 2020: Ontwikkel de toekomst (september 2014)
Gelijk goed van start (SER-advies, 19 januari 2016)
Strategisch beleidsplan 2013-2016 SSPOH
Voorrang voor jeugd 2010-2014 (gemeente ’s-Hertogenbosch)
Een nieuw fundament, beleidsplan Jeugd 2015-2018 (gemeente ’s-Hertogenbosch)
Naar een lerende economie (WRR-rapport, 2013)
Passend onderwijs, samen sterk in maatwerk (SWV PO De Meierij, mei 2014)
Passend onderwijs in de Meierij (SWV VO De Meierij, versie oktober 2015)
Persoonlijkheid voorspelt succes (CPB, augustus 2014)
Ontwikkelagenda Kindcentra 0-13 ‘s-Hertogenbosch ‘De toekomst begint vandaag’ (najaar 2016)
15
Download