Preek Opstandingskerk 27 juni 2010 Broeders en zusters, Wat is Jezus ongeduldig in deze evangelielezing. Zo kortaf en veeleisend. Hierbij moeten we wel bedenken, dat de sfeer waarin Jezus zijn leerlingen roept er één is van: de wereld vergaat! De wereld zoals die er toen uitzag, is ook vergaan, toen de Romeinen Jeruzalem innamen en de tempel verwoestten. Voor de joodse en christelijke gelovigen verging toen hun wereld. Door heel het evangelie, en ook in veel brieven van apostelen voelen we dat naderende einde. Het is dichtbij, chaos en ellende, dood en verderf, ontrouw en verraad, zelfs binnen families, binnen gezinnen. En dan is het nu of nooit. Familiebijeenkomsten die voorgaan, welnee. Daar is geen tijd voor, je familie kan zich zelfs tegen je keren. In zo’n situatie komt het op ieder persoonlijk aan. Wat kies je dan: familie, of geen familie? Zo radicaal is Jezus hier: geen afscheid, niet achterom kijken, vooruit, met mij mee! Die beruchte zin ‘laat de doden hun doden begraven’ is ons te hard. Het herinnert aan oorlogssituaties waarin het begraven van dode kameraden door de commandant wordt verboden, omdat de vijand te dichtbij is en de troepen zich nu moeten terugtrekken of hergroeperen, meteen. In de evangelietekst is het duidelijk, dat de tijd dringt. De openingszin laat dat al horen: de tijd naderde dat Jezus van de aarde zou worden weggenomen; en vastberaden ging hij op weg naar Jeruzalem. Zijn dood tegemoet - wel gevolgd door zijn opstanding en opneming in de hemel, maar toch: wie weet dat hij zijn dood tegemoet gaat en voor die tijd nog van alles moet doen, die heeft erg veel haast. Normaal laat je een begrafenis in de familie voorgaan; en als je een poos op reis gaat, neem je eerst uitgebreid afscheid. Dat spreekt vanzelf, omdat je ervan uitgaat dat deze wereld er straks ook nog zal zijn. En je familie bestaat al generaties lang voor jou, en zal ook lang na jou nog bestaan. Maar als je de wereld op een crisis ziet afstevenen, en niets zal daarna nog zijn zoals het was; en als het middelpunt van de crisis, de grootste breuk in de geschiedenis, Jezus zelf zal zijn, zijn lijden en sterven en doorgang naar een nieuw bestaan – niets zal meer zijn zoals het was – dan gelden de normale regels niet meer. De mensenzoon is nergens thuis, heeft geen rustplaats om zijn hoofd neer te leggen. Geen nest zoals de vogels; geen hol zoals de vossen (d.w.z. geen paleis zoals Herodes – vier hoofdstukken verder noemt hij deze tiran een vos: 13,32). Kortom, dit vogelvrije bestaan tekent de sfeer van een bezettingstijd die uitloopt op een politieke en militaire crisis, als Jeruzalem en haar tempel zullen vallen; en die geestelijk nog een heel andere, veel diepere crisis zal meemaken: als op Golgotha en in die grafspelonk de macht van de dood zelf verslagen wordt! Al de machten van hemel en aarde zullen wankelen. Daar is Jezus op gericht, daarheen is hij op weg. In het Samaritaanse dorp hebben ze dat meteen door: dit gezelschap is op doorreis, ze zullen niet voor langere tijd bij hen te gast zijn. Vanuit horeca-oogpunt niet interessant, zulke gasten voor één nacht – gaat u maar verder, u bent hier niet welkom. De leerlingen zijn boos en zouden wel vuur uit de hemel willen zien neerdalen op deze mensen, zoals de oudtestamentische profeten wel deden. Alsof ongastvrije Samaritanen even erg zijn als vijandige Baäldienaars. Jezus bestraft hen streng: wie verlangt naar dit soort machtsvertoon, denkt zelf in Baäls-termen van baas-boven-baas. Samaritanen, ook al doen ze bepaalde dingen misschien anders dan men in Jeruzalem propageert, het zijn geen afgodsdienaars maar medegelovigen! Blijft de radicaliteit waarmee Jezus zijn volgelingen roept. Hij is op weg om de dood zelf te verslaan - de definitieve bekroning van de menselijke geschiedenis – daarom vragen de engelen bij het graf: wat zoek je de Levende bij de doden? Als je vader die begraven moet worden belangrijker is dan het volgen van Mij, haak dan maar af. Dan is mijn grote toekomst van leven niet aan jou besteed. Wie meer met het verleden bezig is dan met de toekomst van de Heer, die is niet geschikt voor zijn Rijk. Is dat de boodschap? Maken we even een tussenstap, naar een andere radicale figuur met veel haast. Paulus laat zich in zijn brief aan Timoteüs zien als een gedreven mens, die Jezus Christus eerst had vervolgd, en nu toch hem mag dienen – wat een genade, wat een vergeving. Zijn vroegere fanatisme bestempelt hij nu als ongeloof (wel opmerkelijk, omdat de meeste geloofsfanatici ànderen ongelovig noemen). Als Jezus Christus gekomen is om zondaren te redden, dan is Paulus zelf de grootste zondaar geweest, maar ook de eerste geredde. Paulus met zijn ongeduld, en Jezus toonde hem zijn grote geduld. De Heer had hem in zijn woeste gang gestuit, hem met blindheid geslagen, tot hij inzag wie hij vervolgde: Jezus zelf, de opgestane Heer. Toen werd de achtervolger een volgeling, ontvanger van genade en eeuwig leven, de verkondiger daarvan – met Timoteüs zijn opvolger, daar is deze hele brief aan gewijd: adviezen over de opbouw van een gemeenschap van mensen die delen in die genade en dat eeuwige leven, en die iederéén daarin willen laten delen. Wie tegen Jezus zegt: Ik zal u volgen waarheen u ook gaat! is bereid alle schepen achter zich te verbranden. Hoe radicaal durven wij te zijn? Hoeveel veiligheid durven wij prijs te geven? Overigens: als het gaat om de grote toekomst van de Heer, waar alle tranen van de ogen worden afgewist (Jes. 65 en Openb. 21): juist bij onze uitvaartdiensten komt die toekomst sterk naar voren. Het is bij ons niet zo’n tegenstelling, want wij leven niet in de dreiging van een bezettingstijd of in een spoedige eindtijdverwachting. Jeruzalem ingenomen, de tempel verwoest: in zo’n nu-of-nooit-situatie zitten wij niet, al willen sommige evangelisten in onze tijd nog altijd die druk erop leggen. Maar dat hoeft niet meer. Onze plaats in de geschiedenis is anders. Wij leven na Pasen, na Hemelvaart. De macht van de dood is vergaan, niet de dood heerst maar de Heer die leeft. Dat de dood het laatste woord lijkt te hebben, dat voelen we nog vaak om ons heen, maar toch heeft dat zijn klem, zijn dreiging verloren. Ons geloof leeft daarvan! En daarom begraven wij onze doden juist wel, als volgelingen van Jezus die de dood heeft overwonnen. Tegelijk zal het onze opdracht blijven om geestelijk gesproken de dode wereld, de oude wereld achter ons te laten. Om vergeving en verzoening te ontvangen en uit te delen, om nu al deel te hebben aan het nieuwe bestaan dat Jezus voor ons opende. Zo zullen wij in deze wereld zijn. Een wereld waarin veel vergaat. Maar waarin ook dingen naar Gods wil zijn. Die zullen blijven, die zijn bestemd voor de eeuwigheid, en zijn daarom de moeite waard om voor te gáán. Vandaag en al onze dagen, tot in de eeuwen der eeuwen. Amen. (na de collecte): Aankondiging te organiseren bezoekactie, tijdens de koffie: Ik eindigde de preek met dingen die moeite waard zijn om voor te gaan. Eén van die dingen is het omzien naar elkaar. Omdat het vandaag de slotzondag is en tijdens de zomermaanden een aantal activiteiten dingen stilliggen, kunnen we proberen het omzien naar elkaar te laten doorgaan. Een aantal van u heeft voor het koffiedrinken na de dienst iets lekkers meegenomen, ook dat is een manier van zorgen voor elkaar. Nog een andere manier is een extra inzameling, tijdens de koffie. Niet van geld, maar van bezoekbriefjes. Als u deze zomer wel een bezoekje wilt ontvangen en ook wel eens zelf op bezoek wilt gaan, dan schrijft u uw naam en adres op. Dat papiertje doet u in de collectezak. Later mag u uit die collectezak één papiertje opvissen; dat wordt het adres dat u deze zomer een keer bezoekt. Iemand anders haalt uw briefje eruit en bezoekt u. Wanneer, dat kunt u meteen afspreken. Dat wordt nog een gezellige boel straks!