Taal Blok 4 - Jozefschool Hillegom

advertisement
Taal groep 7 blok 4
de evenaar
denkbeeldige lijn die horizontaal over het midden van de aarde loopt
internationaal
in verschillende landen
het jaargetijde
het seizoen
de keerkring
breedtecirkel tussen de evenaar en de noord- of zuidpool
de kruin
het bovenste topje van je hoofd
nationaal
in 1 land
het noordoosten
noordoostelijke richting of streek
plaatselijk
het was op een bepaalde plaats
de poolcirkel
denkbeeldige lijn vlakbij de noord- en zuidpool
het zuidwesten
zuidwestelijke richting of streek
het aandenken
voorwerp dat je herinnert aan iets
de bas
man met lage zangstem
de benodigdheden
wat je nodig hebt
het bestuur
groepje mensen die de leiding hebben
het commentaar
wat je ergens van vindt
dierbaar
wat je heel erg belangrijk vindt
de directrice
vrouwelijke directeur
de lieveling
wie je het liefst vindt
de president
voorzitter of hoofd van een republiek
de puree
tot pap geperste of gewreven aardappelen, tomaten enz.
de acteur
toneel- of filmspeler
de atlete
vrouw die aan atletiek doet
de autocoureur
bestuurder van een raceauto
de basketballer
iemand die aan basketbal doet
de musical
een toneelstuk of film met liedjes en dansen
de regisseur
leider van toneelopvoeringen, film- en televisieopnamen
de repetitie
de oefening
de tennisster
vrouw die aan tennis doet
de turnster
vrouw die turnt
de volleybalster
vrouw die aan volleybal doet
Woorden kun je onthouden met een woordpad. Op een woordpad zet je woorden in een
bepaalde volgorde. De pijlen geven de volgorde aan. Bijvoorbeeld wat eerst komt en wat
daarna. Of je gebruikt een woordpad om woorden met elkaar te vergelijken.
Bij het woordpad kun je een zin of een tekst schrijven en een tekening maken of een
plaatje zoeken. Je hebt dan een woordkaart gemaakt.
Woorden kun je ook onthouden met een woordpodium. Met een woordpodium geef je aan
wat op de eerste, tweede en derde plaats komt. Bij het podium kun je een zin schrijven
en een tekening maken of een plaatje zoeken. Je hebt dan een woordkaart gemaakt.
Als je uitleg geeft, kun je dat met gebaren doen. Als je een uitleg doet met gebaren,
voer je ze langzaam en duidelijk uit. Als je iets uitlegt, kun je je stem op verschillende
manieren gebruiken. Als je vertelt, maak je gebruik van spreekpauzes. Dan zeg je even
niets. Bijvoorbeeld om een verhaal spannender te maken of om de luisteraar de tijd te
geven om alles te begrijpen.
Een zin in de gebiedende wijs is een bevel of een goede raad. In zo’n zin staat geen
onderwerp. Meestal klinkt het dwingend. Vaak staat er een uitroepteken achter de zin.
In een meningtekst schrijf je wat jouw mening is. Je schrijft ook waarom je iets vindt.
Dat noem je argumenten. Een meningtekst herken je aan woorden als ik vind of volgens
mij. In een doetekst schrijf je op hoe je iets moet doen. Je doet dat stap voor stap.
Met een actietekst wil je bereiken dat mensen iets gaan doen. In een actietekst staan
vaak werkwoorden zoals: koop, geef, bestel, kies, protesteer.
In oud taalgebruik zie je vaak werkwoordsvormen als; neme, leve, hore, moge. Het
werkwoord eindigt dan meestal op een –e. je zag deze vormen vooral in kookboeken.
Meestal geven ze een wens, aansporing of aanwijzing weer.
Als je iets ontkent,zeg je dat het niet zo is. In een ontkennende zin staat bijvoorbeeld
dat je iets niet doet, niet wilt of niet weet. In een zin kun je de ontkenning aangeven
met de woorden niet, nooit en geen. In een zin kunnen ontkennende woorden staan zoals:
niets, niemand en nergens. Sommige delen van een woord geven een ontkenning aan:
ontwennen, onmogelijk en zorgeloos.
Download