Typen redeneringen WELKE GEDACHTEGANG HEEFT DE SCHRIJVER (OF SPREKER) GEBRUIKT BIJ HET VERDEDIGEN VAN HET STANDPUNT? STANDPUNT - ARGUMENTEN ARGUMENTEN - CONCLUSIE Welke typen redeneringen onderscheiden we? Oorzaak en reden. Vb: Je moet echt stoppen met roken (standpunt): je kunt er longkanker van krijgen (argument=reden). Oorzaak vindt plaats ongeacht jouw wil of keuze, reden geeft aan dat je zelf een keuze hebt gemaakt. Verband tussen oorzaak en gevolg wordt causaliteit genoemd. Voor- en nadelen. Vb: Proefwerkweken moeten worden afgeschaft (standpunt): de stress onder leraren en leerlingen zal dan snel afnemen (argument=voordeel) Typen redeneringen -3 Vergelijking. Vb: Spijbelaars zijn in onze school beter af dan aanwezige leerlingen (standpunt). De schoolverzuimers liggen ‘s morgens nog lekker op één oor, terwijl de aanwezigen doodmoe in de banken hangen (argument=vergelijking:verschil). Voorbeelden. Vb: De taal verloedert (standpunt): jongeren gebruiken veel Engelse woorden, sms-taal en ze zeggen allemaal ‘hun’ hebben (argument=voorbeelden). Typen redeneringen -4 Gezaghebbende bron. Vb: Natuurlijk mag je het woord ‘falbala’ neerleggen bij Scrabble (standpunt): het staat in Van Dale (argument=gezaghebbende bron). Kenmerk of eigenschap. Vb: Je moet je tanden niet poetsen vlak nadat je een sinaasappel hebt gegeten (standpunt). Door de inwerking van de zuren uit citrusfruit wordt je tandglazuur week (eigenschap). Je poetst het glazuur dan zo weg. Argumentatieschema Voorbeeld van een argumentatieschema Oorzaak en gevolg (causaliteit) Gevolg B zal optreden Steeds meer vrouwen zullen longkanker krijgen Want oorzaak A is aanwezig Want door de emancipatie zijn meer vrouwen gaan roken En als A aanwezig is, dan zal B optreden En als iemand veel rookt, zal longkanker optreden Drogredenen:argumentatiefouten Onjuist beroep op causaliteit. Vb: Het was veel te onrustig in het lokaal, daardoor zal ik wel weer een onvoldoende voor Frans gehaald hebben. Verkeerde vergelijking. Vb: Ik vind het veel te gevaarlijk jou alleen te laten beslissen. Kleine kinderen laat je ook niet alleen oversteken. Vals autoriteitsargument. Vb: Morgen wordt het slecht weer. Mijn opa, die het aan zijn likdoorns kan voelen, heeft het zelf gezegd. Argumentatiefouten -2 Overhaaste generalisatie. Vb: Freddy heeft weer een onvoldoende gehaald. Die Valken zijn ook geen studiehoofden. Cirkelredenering. Vb: Dit is een saai boek want ik vind er niets aan. Argumentatietrucs De persoonlijke aanval. Vb: Ja, maar zij bent ook altijd zo’n zeur. Ontduiken van de bewijslast. Vb: Ik mag thuiskomen wanneer ik wil. Moet ik daar nog een reden voor geven? Vertekenen van een standpunt. Vb: Jantje: Vooral op uitgaansavonden zie je in de stad vechtpartijen. Pietje: Dat kun je niet menen, dat mensen die uitgaan vechtersbazen zijn! Argumentatietrucs -2 Bespelen van het publiek. Bv: zielig doen, zaken bespotten, grapjes maken enz. De inhoud van de argumenten doet dan niet meer ter zake, alleen het effect.