Verdediging ‘dienend getuigen, getuigend dienen’ Jake Schimmel, 6 mei 2015 Ik wil beginnen met zeggen dat ik het fijn vind dat jullie hier allemaal zijn, en om jullie van harte welkom te heten bij mijn scriptieverdediging. Het zal misschien niet altijd even makkelijk te volgen zijn omdat jullie niet zo in het onderwerp zitten als de docenten en ik, maar ik hoop dat jullie de essentie ervan toch goed kunnen meekrijgen. De titel van mijn scriptie is ‘dienend getuigen, getuigend dienen’. Het is een praktisch-theologisch onderzoek over hoe binnen missionair werk evangelisatie en diaconaat elkaar op een goede manier kunnen aanvullen, theologisch en in de praktijk. Kunnen evangelisatie en diaconaal werk samengaan, en zo ja, wat is een goede manier om dat te doen? Voor we beginnen met het zoeken naar antwoorden, is het eerst belangrijk om duidelijk te krijgen wat de probleemstelling eigenlijk is; en om van daaruit de hoofdvraag en de deelvragen te formuleren. Het eerste probleem begint bij het begrip ‘missionair’. Missionair is een woord dat tegenwoordig veel wordt gebruikt, maar dat ook veel verschillende betekenissen kan hebben. Sommigen zien missionair en evangelisatie als synoniemen, voor anderen is missionair breder, en scharen diaconaal werk er ook onder. En waarom zijn we eigenlijk missionair als kerk? Wat zegt dat? Van hieruit heb ik de eerste deelvraag geformuleerd: wat is de theologische basis onder missionair werk, en hoe verhouden de begrippen missie, diaconaat en evangelisatie zich tot elkaar? Het tweede probleem is dat ik vaak zie dat evangelisatie en diaconaat als twee verschillende dingen worden gezien, en dat ze dus ook helemaal los van elkaar functioneren. Is dat terecht? De deelvraag die daaruit voortvloeit, is: hoe kunnen diaconaat en evangelisatie elkaar theologisch gezien aanvullen? Het derde probleem is dat veel kerken en christenen in deze tijd een ambivalente houding hebben tegenover het woord ‘evangelisatie’. Voor sommigen is het belangrijk en zelfs onmisbaar, anderen zijn er allergisch voor. Volgens hen moet de kerk proberen om er pretentieloos te zijn voor haar omgeving. Hoe kun je als kerk getuigend en dienstbaar aanwezig zijn in je omgeving en daarbij aan de ene kant je identiteit behouden, en die ook laten zien, maar aan de andere kant de ander niet overrompelen? Om een antwoord te vinden op die vraag heb ik onderzocht hoe diaconaat en evangelisatie elkaar aanvullen in de praktijk, en daarvoor heb ik drie plaatsen uitgekozen: de Postmoderne Devotie in Zwolle, het voedselloket en een pioniersplek in Almere en de Koningskerk in Rotterdam. Mijn doel hierbij is om kerken handvaten te geven over hoe ze hier handen en voeten aan kunnen geven. Ik wil met jullie beginnen door op zoek te gaan naar de betekenis van het woord ‘missionair’. Waarom doen kerken aan missionair werk? Zoals je misschien wel is opgevallen, is het woord missionair de laatste tien jaar behoorlijk in de mode. Er worden verschillende betekenissen aan gegeven: relevant zijn voor de omgeving, uitnodigend kerk zijn, diaconaal aanwezig zijn in je omgeving. Veel kerken zijn hiermee bezig, omdat hun ledenaantal terugloopt. Maar de vraag is of dat de enige reden zou moeten zijn om missionair te willen zijn. In de afgelopen 500 jaar betekende missie vooral de verspreiding van het christelijk geloof naar niet-christelijke landen. Maar in de twintigste eeuw ontstond er een crisis in het denken over missie. De groei van de kerk was niet langer vanzelfsprekend, en ook het Westen werd steeds meer zendingsgebied. Het fundament onder missie moest opnieuw doordacht worden, omdat missie werd geassocieerd met kolonialisme en de verspreiding van de Westerse cultuur. In Katholieke en Protestantse kring kwam er steeds meer aandacht voor een heel fundamenteel besef: dat niet de kerk het doel is van missie, maar Gods Koninkrijk; en dat missie niet alleen gaat om onze activiteiten, maar om wat God in ons doet. Missie is ten diepste Gods missie, en Hij schakelt ons daarbij in. Dit veranderde het denken over missie totaal. Deze nieuwe visie leidde in de jaren ’60 wel tot een spanning. Sommigen vonden dat missie in eerste instantie getuigen is van het geloof, evangelisatie. Anderen zagen missie als het bouwen aan gerechtigheid. Lange tijd stonden deze bewegingen lijnrecht tegenover elkaar, maar in de loop van de tijd kwam er binnen de eerste beweging er meer aandacht voor het besef dat evangelisatie samen moet gaan met het bouwen aan een rechtvaardige wereld, en bij de tweede beweging kwam meer aandacht voor dat bouwen aan gerechtigheid niet losgekoppeld kan worden van het evangelie. Missie is Gods ‘ja’ tegen deze wereld. Zijn liefde en aandacht gaan allereerst uit naar de wereld, en door missie neemt de kerk deel aan wat Hij in die wereld doet. Missie is je als christen inzetten om onrecht, verdrukking, armoede, discriminatie en geweld tegen te gaan. Als kerk kun je je ogen niet voor die realiteiten sluiten. Maar missie is ook evangelisatie, het verkondiging van de redding die Christus ons heeft gebracht, en het oproepen van mensen om zich te bekeren en een rechtvaardig leven te leiden. Gods missie omvat zowel diaconaat als evangelisatie. Ik zal nu eerst kort de begrippen evangelisatie en diaconaat belichten. Evangelisatie is letterlijk het brengen van goed nieuws. Het is getuigen van wat God heeft gedaan, doet en zal doen in ons leven. Het is delen van het goede nieuws dat God heeft ingegrepen in ons bestaan door zijn Zoon Jezus naar deze wereld te laten komen, van de redding die Hij gebracht heeft. Evangelisatie is uitnodigend, niet dwingend of dreigend. Het omvat zowel woorden als daden. Het is niet alleen gericht op kerkgroei of het weghalen van mensen bij andere geloofsgemeenschappen, maar het is gericht op het bekendmaken wie God is. Diakonia is ‘dienen’. Diaconaat gaat om barmhartigheid en om gerechtigheid, om er zijn voor de ander waar dat nodig is. Het is niet alleen gericht op mensen binnen de kerk, maar ook op mensen buiten de kerk, vanuit het besef dat ieder mens beelddrager is van God. Het is de taak van christenen om te werken aan gerechtigheid omdat God dat ook doet. Hij komt op voor de wees en de weduwe. Waarom horen diaconaal werk en evangelisatie bij elkaar? Om die vraag te beantwoorden wil ik met jullie kijken naar twee theologen: Chris Wright en Lesslie Newbigin. Chris Wright is een oudtestamenticus die erg benadrukt hoe belangrijk het is dat missie niet is wat wij doen, maar dat het gaat om wat God door ons heen doet. In zijn boek “The Mission of God” (de naam zegt het al) laat hij zien hoe God Abraham heeft geroepen en Israël heeft uitgekozen met als doel dat alle mensen Hem leren kennen. En uiteindelijk zijn door Israël en door Jezus ook de christenen betrokken in die missie van God. In het Oude en Nieuwe Testament leren we volgens Wright het holistische karakter van Gods missie kennen. Daarmee bedoelt hij dat die missie alle dimensies van het leven omvat. God is niet alleen gericht op onze ziel, maar op heel ons leven. Jezus is de beloofde Messias, door wie wij vergeving van zonden krijgen. Die zijn leven heeft gegeven, en weer is opgestaan. Maar Jezus kondigde ook Gods Koninkrijk aan. En hij benadrukte dat het liefhebben van je naaste als jezelf net zo belangrijk is als het liefhebben van God. Een holistische missie vindt volgens Wright haar basis in een holistische theologie van het kruis. Het verlossende werk dat God heeft gedaan doordat Christus voor ons stierf is goed nieuws voor elk gebied van ons leven dat door zonde en dood is aangeraakt. De wereld heeft een holistisch evangelie nodig, omdat de wereld een holistische puinhoop is, zegt hij. De tweede theoloog die ik wil noemen is Lesslie Newbigin. Newbigin benadrukte dat als we naar de evangeliën kijken, we daar zien dat woord en daad niet los van elkaar kunnen functioneren. In de evangeliën staat centraal wat Jezus doet: het genezen van zieken, het uitdrijven van demonen, het voeden van de hongerigen. En de dingen die Jezus zegt hebben vaak betrekking op wat Hij doet. Met zijn woorden legt Jezus zijn daden uit. Hij zegt dat het Koninkrijk van God nabij is gekomen. Hij roept mensen op om zich te bekeren. Zonder zijn woorden wist niemand waarom Jezus deed wat hij deed. Maar zonder zijn daden zouden zijn woorden betekenisloos zijn. In de kerk moet dat eigenlijk ook zo zijn, zei Newbigin. De christelijke gemeenschap is er niet voor niets: Jezus zelf heeft die gemeenschap gesticht. Ze is er om de aanwezigheid van Gods Koninkrijk te belichamen en aan te kondigen. Dat is niet iets wat christenen zelf kunnen organiseren, het is het werk van God. Waar een gemeente is die diep geworteld is in Christus, en die daaruit leeft, is die realiteit aanwezig. Is Christus zelf aanwezig. Volgens Wright en Newbigin horen evangelisatie en diaconaat bij elkaar. Maar daar is niet iedereen het mee eens. In zijn dissertatie ‘Gastvrijheid’ doet Sake Stoppels onderzoek naar inloopcentra. In veel inloopcentra zijn de vrijwilligers er vaak terughoudend in om te getuigen naar de bezoekers. Deze centra hebben vaak hun basis in de presentietheologie. Deze theologie heeft oudere wortels, maar is vooral belangrijk geworden sinds de jaren ´60, toen mensen uit onvrede het roer in de kerk wilden omgooien. De basis ligt in God, die ´er is´ voor ons. Het doet een kritisch appel op de kerk om daar te zijn waar God aanwezig is. Hij gaat voor ons uit, de wereld in. Presentie is tussen de mensen zijn vanuit het evangelie, in plaats van met het evangelie. De kerk kan niet langer bepalen wat de samenleving nodig heeft. Ze moet de ander als subject behandelen, en daarom moeten christenen bescheiden zijn met wat ze tegen de ander zeggen. Dit heeft tot gevolg dat het christelijk geloof in de inloopcentra nauwelijks ter sprake komt. Het doel is het schenken van koffie en aandacht. Kerk en geloof worden volgens Stoppels eerder genoemd bij wat het werk in de inloopcentra niet is dan bij wat het wel is. Stoppels vraagt zich echter af of je de ander niet iets wezenlijks onthoudt door het geloof niet ter sprake te brengen. Hij erkent dat het doel van de inloopcentra niet kan zijn dat de bezoekers in God gaan geloven. Dan is er sprake van een verborgen agenda. Maar de deur naar Christus moet wel opengehouden worden, zegt hij. Dat is een spanning die altijd aanwezig moet blijven binnen diaconaal werk. Het is de spanning tussen enerzijds maximale terughoudendheid om het geloof ter sprake te brengen, en anderzijds maximale bereidheid om je geloof te delen, als de ander daarnaar vraagt. Want ook het uitnodigen van mensen om een relatie aan te gaan met God is een wezenlijke dienst aan mensen. Mensen van binnen en buiten de kerk zoeken naar zin in een absurde wereld. Het inloopcentrum mag een plek zijn waar hun vragen ter sprake mogen komen, en waar, met behoedzaamheid en bescheidenheid, maar ook met overtuiging, het evangelie van Jezus Christus ter sprake mag komen. We zijn aangekomen bij het derde deel van de scriptie, over het praktijkonderzoek: hoe vullen diaconaal werk en evangelisatie elkaar aan in de praktijk? Ik heb dat op drie plaatsen onderzocht. Het eerste deel van mijn onderzoek heb ik gedaan bij de Postmoderne Devotie in Zwolle. Deze beweging is gebaseerd op de Moderne Devotie, een lekenbeweging uit de laat-14e eeuw, waarbij mensen zich toewijdden aan een leven met God, in dienstbaarheid aan de naaste. Mink de Vries probeert deze beweging op een eigentijdse manier opnieuw vorm te geven. Een van de manieren om dat te doen is door gemeenschapskringen op te richten. De leden van die kringen bidden voor hun wijk, en het is de bedoeling dat hun gebeden niet op zichzelf blijven staan, maar uitmonden in praktische inzet voor de omgeving. Ze vinden het belangrijk om daar te laten zien dat ze christen zijn, door heel praktisch mensen te helpen. Zo waren ze tijdens mijn onderzoek bezig om kerstpakkettenacties op te zetten voor mensen met een laag inkomen, en ook begreep ik dat veel van hen mantelzorgers of vrijwilligers waren op verschillende plekken. Voor de mensen van de Postmoderne Devotie is missionair werk ook altijd diaconaal. Het kan niet zonder die combi, zegt Mink de Vries. Het is belangrijk om je geloof in daden te laten zien, en daarbij hoop je dat mensen die dat zien vanzelf vragen gaan stellen over je geloof. Volgens Mink is missionair zijn niet het opzetten van bepaalde activiteiten, maar is het leven vanuit de navolging van Jezus: door een liefdevolle houding te hebben naar de mensen om hem heen, en door met mensen het geloofsgesprek aan te gaan als ze daarnaar vragen. Het tweede deel van mijn onderzoek heb ik gedaan in Almere. Daar heb ik het Voedselloket Almere bezocht, een soort supermarkt waar mensen die dat nodig hebben gratis boodschappen mogen doen; en de pioniersplek De Schone Poort. Het Voedselloket is een initiatief van verschillende kerken in Almere en van het Rode Kruis. Een van de vrijwilligers vertelde me dat hier vrijwilliger zijn voor haar een manier was om maatschappelijk betrokken te zijn en haar geloof handen en voeten te geven. Het voedselloket is vooral een diaconaal project. Maar weinig dingen wijzen erop dat het een initiatief is van de kerken, al was het aan kleine dingen te zien, zoals een vrijwilliger die een kettinkje met een kruisje omhad. Evangelisatie is geen doel van het werk dat daar gebeurt. Toch vertelde een van de bezoekers me heel enthousiast dat ze sinds kort christen was geworden. De bezoekers leken zich er dus wel van bewust dat het van de kerken uitgaat. De pioniersplek was in een andere wijk, Almere Poort. Toen Pieter ter Veen stopte met zijn werk als predikant zijn hij en zijn vrouw in deze wijk gaan wonen. Maar toen ze merkten dat er geen kerk was in Poort, besloten ze om zelf te gaan pionieren. Volgens Pieter is het doel van hun werk niet om een gemeente te starten, maar om als christen aanwezig te zijn in hun omgeving. Zijn vrouw en hij zetten van alles op in de wijk, zoals een buurttuin, een levende Kerststal, waar ik ook even in mocht meespelen, als wijze, en het kerkcafé, dat wekelijks plaatsvindt in de kerkbus die ze hebben gekocht. Die bus geeft ze zichtbaarheid. Ook probeert Pieter in zicht te krijgen welke problemen er spelen in zijn wijk. Hij probeert niet alleen met mensen het geloofsgesprek aan te gaan, maar hij helpt ook mee te bouwen aan een sociaal netwerk. Volgens Pieter en zijn vrouw kan missionair zijn niet zonder betrokkenheid op wat er in de wijk speelt. Het derde deel van mijn onderzoek heb ik gedaan in Rotterdam, in de Koningskerk. In deze kerk is er elke week voedselbank, op vrijdag. De voedselbank is in eerste instantie diaconaal, maar voor Joris van der Spek, de kerkelijk werker, is het ook een manier om in aanraking te komen met mensen buiten de gemeente, mensen die je anders niet zou ontmoeten. De gemeenteleden willen graag betrokken zijn op de mensen die in hun wijk komen, en die naar de voedselbank gaan. Dat is te merken als je de voedselbank bezoekt: de bezoekers komen niet alleen voor het voedselpakket, maar komen ook om een praatje te maken, en ze krijgen een bakje koffie. Een bezoeker vertelde dat toen hij zelf niet bij de voedselbank kon komen, er een vrijwilligster naar hem toe kwam met een voedselpakket. Ze raakten aan de praat, en ze vroeg hem of hij het op prijs zou stellen om een keer met de kerkelijk werker af te spreken. Zo is hij in contact gekomen met Joris, met wie hij een goede band heeft opgebouwd. Inmiddels heeft hij ook een keer de kerkdienst bezocht, en heeft hij meegedaan aan de Alphacursus. Er is een speciale Alpha voor bezoekers van de voedselbank, na afloop. Mensen die dat willen kunnen daar naartoe gaan. Het is een vrijplaats, waar ruimte is voor gesprek en voor vragen, ook voor kritische vragen. Joris van der Spek vindt het belangrijk dat het vrijblijvend is. Wel wil hij in de cursus laten zien waarom hij gelooft, en hij laat dan de keuze aan de bezoekers of zij er iets mee willen doen. Soms komen daar erg mooie dingen uit, en soms ook niet, zegt hij. Aan deze verhalen zie je dat er verschillende keuzes worden gemaakt wat betreft het combineren van diaconale activiteiten met activiteiten met een evangeliserende functie. Bij het Voedselloket in Almere wordt het geloof niet expliciet ter sprake gebracht, en in de Koningskerk wel. Wel zag iedereen die ik sprak diaconaal werk als een vorm van missionair werk. Het is een manier om je geloof handen en voeten te geven in je omgeving, of je dat met woorden doet of niet. Naast de manier waarop diaconaat en evangelisatie elkaar aanvullen werk ik in mijn scriptie nog vier thema’s uit die hieraan raken. De eerste is de verborgen agenda. Het hebben van een verborgen agenda betekent dat je relatie met een ander instrumenteel is. Dat je iets zegt of doet waar je eigenlijk iets anders mee wilt bereiken, in dit geval dat je diaconaal werk doet met als doel dat de ander daardoor tot geloof komt. De vraag is of angst voor het hebben van een verborgen agenda christenen niet verlamt om iets van hun geloof te laten zien in het werk dat ze doen. Marten van der Meulen laat in zijn dissertatie zien dat de waarde van kerken en christenen om bij te dragen aan de samenleving juist kan liggen in hun religieuze identiteit. Volgens Sake Stoppels komt daarbij dat mensen verwachten dat er in een geloofsgemeenschap ruimte is om te praten over geloof en zin. Als christen mag je dus verlangen dat de ander geraakt mag worden waar jij door geraakt bent, zolang de relatie met de ander niet instrumenteel wordt, of je stopt met het liefhebben van de ander ‘om niet’. Uiteindelijk moet niet het winnen van zieltjes centraal staan, maar de mens om wie het gaat. In de Koningskerk vind ik dat dit op een mooie manier gedaan wordt. Hier wordt aan de bezoekers van de voedselbank ruimte geboden om over het geloof in gesprek te gaan, maar niet op een dwingende manier. Er is een Alphacursus, maar die is alleen voor mensen die zelf aangeven dat ze daar behoefte aan hebben. De mensen die ik sprak, en die aan de Alpha deelnamen, deden dat vanwege de warmte en de gastvrijheid die ze bij de voedselbank hadden ervaren. Het tweede thema is Gods missie. In de praktijk zag het besef terugkomen dat missie niet is wat wij doen, maar dat het is wat God doet. De mensen die ik sprak willen in hun werk afhankelijk zijn van God. Volgens Mink de Vries is missionair zijn geen activiteit, maar een houding, waarbij je je laat leiden door de Heilige Geest en door Jezus Christus. Joris van der Spek zag zichzelf als een schakeltje. Hij kan niet zorgen dat mensen gaan geloven, God doet dat. Dat maakt dat hij ontspannen in zijn werk kan staan. God doet zijn werk in mensen, ook waar zijn kunnen stopt. Daarnaast kwam het besef van Gods missie terug in dat de groei van de kerk niet gezien wordt als het doel van missie. Integendeel: missionair zijn doe je door als kerk niet naar binnen maar naar buiten gericht te zijn. Het is als kerk uit je veilige omgeving stappen, en in je omgeving Gods Koninkrijk zichtbaar te maken, door er als christen aanwezig te zijn. Het derde thema is de rol van gebed. Gebed is een belangrijke schakel tussen evangelisatie en diaconaal werk. Gebed kan je helpen om een liefdevolle houding aan te nemen naar je omgeving. Het doen van voorbede is een manier om er te zijn voor de ander. Daarin kun je de nood van een ander bij God neerleggen. En ik zag dat mensen het erg op prijs stelden als er voor ze werd gebeden, bijvoorbeeld bij de Alphacursus. Het vierde thema gaat over de vrijwilligers. Diaconaal werk is niet alleen een getuigenis voor de bezoekers, maar ook voor de vrijwilligers die eraan meewerken. Meedoen aan diaconale activiteiten is een laagdrempelige manier voor mensen om bij het werk van de kerk betrokken te raken of te blijven, als andere dingen nog een stap te ver zijn. We zijn aangekomen bij de conclusie. Ik begon deze scriptie met de vraag: Hoe kunnen binnen missionair werk diaconaat en evangelisatie elkaar theologisch en praktisch op een natuurlijke manier aanvullen? Op basis van mijn literatuuronderzoek en mijn praktijkonderzoek concludeer ik dat ze elkaar kunnen aanvullen. Theologisch gezien hebben evangelisatie en diaconaat een gedeelde basis in het besef dat missie Gods missie is; en in het evangelie zelf, dat goed nieuws is voor alle dimensies van het leven. Christenen mogen in woord en daad volgelingen zijn van Jezus, en ze mogen als kerk een gemeenschap vormen die Gods Koninkrijk belichaamt en aankondigt. Ook praktisch gezien kunnen evangelisatie en diaconaat op een natuurlijke manier samengaan. Diaconaal werk moet geen middel worden om mensen te bereiken, maar in diaconaal werk kunnen christenen wel hun identiteit laten zien, en als mensen ernaar vragen of erin geïnteresseerd zijn, mogen ze getuigen van de hoop die in hen is. Wat mij erg aansprak, was dat in het onderzoek naar voren kwam dat missionair zijn geen activiteit is, maar een houding, die je als persoon en als geloofsgemeenschap hebt. Aan de ene kant een houding van belangeloze en liefdevolle dienstbaarheid aan de ander; en aan de andere kant een houding van bereidheid om te vertellen over je geloof. Zolang dat op een bewuste manier gebeurt mogen deze twee zijden elkaar op een ontspannen en natuurlijke manier aanvullen.