Achilles en Hektor

advertisement
1
Alfons WOUTERS
Onderzoekseenheid Griekse Studies
KU Leuven
Universiteit Derde Leeftijd
13 mei 2008
Achilles en Hector. Hoe zat dat nu weer?
De Ilias en Odysseia van Homerus behoren volgens alle hedendaagse
literatuurwetenschappers tot de machtigste scheppingen van het Griekse, ja zelfs van
het universeel menselijke genie en sommigen durven zelfs stellen — erg verregaand
— dat epen qua impact op de westerse cultuur alleen met de Bijbel kunnen vergeleken
worden. In elk geval duurt die impact nu al meer dan 2500 jaar, vanaf de Griekse
vazenschilderkunst uit de VIIe-VIe eeuw v. Chr. tot en met de hedendaagse film (cf.
Troy uit 2004).
Al van lang voor onze tijdrekening hebben deze epen zonder enige
onderbreking ook in het westerse onderwijsprogramma een grote rol gespeeld. En
zelfs in het taalgebruik van vandaag zitten de Homerische verhalen nog diep
ingebakken. Men denke maar aan beeldspraak als ‘het paard van Troje binnenhalen’,
‘tussen Scylla en Charybdis laveren’, ‘[niet] naar het Sirenengezang luisteren’, een
‘Paris-oordeel’, een ‘Achilles-hiel’, een ‘Homerisch gelach’, een ‘twistappel’ enz.
Verder blijven de grote week- en maandbladen, althans die van ietwat betere
kwaliteit, het brede publiek inlichten over de zoektocht (sinds enkele jaren gesponsord
door Daimler-Chrysler en Siemens) van archeologen naar de wereld van Homerus, of
over de nog steeds voortdurende touwtrekkerij over het eigendomsrecht van de
beroemde schat van Priamus.
En vanzelfsprekend is Homerus nooit ver weg in het wetenschappelijk
onderzoek en onderwijs over de oud-Griekse taal en cultuur aan de universiteiten.
Het opzet van het college bestaat er dan ook in een beeld op te hangen van de
recente vooruitgang in de Homerus-Forschung en in het onderzoek naar de
historiciteit van de Trojaanse oorlog. Soms moet bij deze ‘Stand der Forschung’ ook
wel wat verder in het verleden worden teruggegrepen.
We voorzien drie delen.
In een eerste, eerder voorbereidend luik zullen we Homerus’ twee groten epen
voorstellen. De aandacht zal daarbij gaan naar de oeroude mythe over de grote oorlog
die de mooie, maar ontrouwe Helena van Sparta ontketende, en naar de manier
waarop Homerus dit internationaal conflict en wat er op volgde, heeft ‘bezongen’.
Uiteraard zullen we ook proberen een idee te geven van de buitengewone artistieke
kwaliteiten van de Ilias en de Odysseia (met lectuur, in vertaling, van een aantal
passages).
2
In het tweede onderdeel onderzoeken we wat we de dag van vandaag meer
weten dan een halve eeuw geleden over Homerus zelf, over de periode waarin hij
leefde en vooral over de manier waarop hij die twee enorme gedichten heeft kunnen
creëren? Of, m.a.w., hoe denken de specialisten op dit ogenblik over de al eeuwen
oude ‘Homerische kwestie’?
Antieke tradities, waarvan sommige tot de Ve eeuw voor onze tijdrekening
opklimmen, situeerden Homerus ergens rond 800 v. Chr. Volgens Herodotus (ca. 450
v. Chr.) bv. leefde de dichter van de Ilias en de Odysseia ‘zo’n vier eeuwen geleden’.
Dat was uiteraard vanwege de vader van de geschiedschrijving een pure gok, want
over archiefmateriaal beschikte hij zeker niet en ook voor andere personen en feiten
blijken zijn dateringspogingen meestal nogal fantasisievol te zijn. Homerus zou
volgens de overlevering als rhapsode of zanger-verteller rondgereisd hebben in de
streek van Smyrna (het huidige Izmir) en op de eilanden vlak voor dat deel van de
Klein-Aziatische kust. Verschillende steden en eilanden, zoals bv. Chios, gaan er ook
de dag van vandaag nog prat op de geboorteplaats te zijn van de grootste Europese
dichter ooit. Dat Homerus blind was deduceerde de volkse traditie allicht uit het feit
dat ook Demodocus, de hofzanger bij koning Alcinous in de Odysseia, het zicht had
verloren.
Door de spectaculaire vooruitgang, op het einde van de XIXe en in eerste helft
van de XXe eeuw, van vier disciplines, de archeologie, de paleografie, de linguïstiek
en de narratologie, werd dit zeer grove beeld van de traditie deels bevestigd, maar
vooral enorm verfijnd. Er kwam om te beginnen een grote bijdrage van de
archeologie. Door de opgravingen van Heinrich Schliemann (in 1876-77) in de
Peloponnesus en later die van Arthur Evans (1900-1931) te Knossos op Kreta leerde
de westerse wereld het voordien totaal duistere IIe millenium v. Chr. kennen, waarin
de Griekse beschaving tussen de XVIe en de XIIe eeuw reeds een eerste hoogtepunt
bereikte. In deze Myceense cultuur, zo genoemd naar Agamemnon’s hoofdstad, moet
Homerus al voorgangers gehad hebben. De ontcijfering in 1952 — en dan zitten we
bij de paleografie — van het Lineair B-schrift door de jonge Engelse architect
Michael Ventris, bracht een uiterst welgekomen geschreven context voor het rijke
archeologische materiaal dat in de decennia daarvoor was opgedoken. De linguïstiek
van haar kant toonde aan dat het Grieks van Homerus een artificiële taal is, een
‘Kunstsprache’, die alleen door barden werd gebruikt en die een mengeling was van
verschillende Griekse dialekten. De narratologie tenslotte maakte duidelijk dat de Ilias
en de Odysseia alle kenmerken vertonen van de ‘oral poetry’. Het was Milmann Parry
die in zijn studie L’ Épithète traditionnelle dans Homère (Paris, 1928) aantoonde dat
Homerus een geniale singer-songwriter moet geweest zijn. Men moet hem situeren in
een lange traditie van mondelinge vertelkunst waarin precies dezelfde technieken
(epitheta als de ‘helmboswuivende’ Hector, de ‘snelvoetige’ Achilles; formulaire
verzen en ganse scènes) werden gebruikt als diegene die tot voor kort nog de barden
in voormalig Joegoslavië, in Turkije en op de westkust van Ierland hanteerden.
We zullen aan het einde van dit onderdeel uiteraard ingaan op het nieuwe
Homerus-beeld dat deze disciplines samen hebben opgeleverd.
3
In het derde onderdeel zal het onderzoek worden voorgesteld over de vraag of
de oorlog die Homerus in de Ilias navertelt, echt plaats vond en of zijn Odysseia een
reële dwaaltocht beschrijft van een Grieks aanvoerder en zijn mannen, voor wie de
thuisreis naar Ithaca, na de val van Troje, inderdaad tien jaren in beslag nam.
In het onderzoek naar de historiciteit van de Trojaanse oorlog kan men drie
fasen onderscheiden. De eerste fase brengt ons opnieuw bij Heinrich Schliemann die,
na te Mycene het paleis van Agamemnon te hebben ontdekt, absoluut wilde bewijzen
dat die vorst inderdaad een grote strafexpeditie uitvoerde tegen de machtige stad aan
de Bosporus. Maar is het goud dat Heinrich Schliemann in de Hissarlik-heuvel vond
en waarover de Russen sinds 1993 met de Duitsers bakkeleien, wel dat van koning
Priamus?
De tweede fase begon met de nieuwe grootschalige opgravingen die het Deutsches
Archäologisches Institut in 1988 op de Troje-site begon en die nog steeds worden
voortgezet.
Als een derde fase kan men de recente ontwikkelingen in de studie van de Hettitische
teksten beschouwen.
We zullen moeten besluiten dat de laag waarin Schliemann zijn goud vond, eeuwen
ouder was dan de periode waarin Homerus zijn Ilias situeert en dat hij — in
tegenstelling met wat hij in zijn talloze voordrachten en in verscheidene boeken
beweerde — dus nooit enig historisch bewijs heeft geleverd voor de Trojaanse oorlog.
Zo’n absoluut bewijs heeft ook het meest recente archeologisch onderzoek nog niet
gebracht, al evolueren bepaalde hypotheses, vooral gesteund op de ‘Hettitische
connectie’, meer en meer naar quasi-zekerheden toe.
Sinds de oudheid al hebben meer of minder geleerde enthousiastelingen ook de
reisweg van Odysseus proberen in kaart te brengen. Dat is geen makkelijke opdracht.
Volgens een van de meest veelzijdige geleerden uit de Oudheid, Eratosthenes, was het
zelfs onmogeljk. Hij zou gesteld hebben dat “alleen hij die de schoenmaker terugvindt
die de zak maakte waarin Aeolus de winden verzamelde om ze aan Odysseus mee te
geven, ons kan inlichten over Odysseus’ route” (cf. Strabo I 2, 15). Toch kan men op
internetsites massa’s hypotheses vinden, de ene al wat ernstiger dan de andere. We
willen kort aandacht besteden aan een zeer recent – en naar ik meen, vrij ernstig onderzoek van een graecus samen met een geophysicus naar Homerus’ beschrijving
van het eiland Ithaca.
Ter afronding worden kort twee recente bestsellers voorgesteld van een
Amerikaans psychiater die de Homerische epen betrekt in zijn behandeling van het
Post-Traumatic Stress Disorder (PTSD) bij Vietnam-veteranen. Hebben we dan toch
nog niet de ganse wijsheid van de oudste Europese dichter ontdekt?
De voordracht wordt ook met beeldmateriaal geïllustreerd.
4
Download