Preek op Witte Donderdag 2015 in de Dorpskerk Lukas 22: 14

advertisement
Preek op Witte Donderdag 2015 in de Dorpskerk
Lukas 22: 14-34
Broeders en zusters, dit is het. Dit is waar het om gaat. Dit is het hart van alle dingen. Hier vinden we
waar de kerk van leeft. En waar heel de wereld van leeft, zonder het te weten. Dit is het: dat er één is
die zichzelf geeft. Dat er één is die écht menselijk is, die uitdeelt. Die zichzelf uitdeelt.
Die maaltijd – daar wordt alles zichtbaar, daar wordt alles gezegd. Ja, je kunt de tekst op duizend
manieren lezen en interpreteren natuurlijk. En dat moet iedereen ook vooral lekker doen. Dat geeft
niks. Maar dit is het toch: Jezus die zichzelf uitdeelt. Die breekt en deelt en zegt: ‘Hier, pak aan, voor
jullie. Voor jou, voor jou… Hier, pak aan, en deel het met elkaar. En deel het uit, deel het verder.’
II
Jezus gaat aanliggen, samen met zijn vrienden, zijn leerlingen. Zij liggen aan, omdat dat de gewoonte
was in die tijd. Als je aan tafel ging, deed je dat half-liggend, op een soort ligbanken. Dat was niet
omdat ze toen de stoel nog niet uitgevonden hadden. Ze hadden weldegelijk stoelen, maar daarop
zaten de slaven. Die zaten eromheen tegen de muur, gereed om ieder moment te kunnen
opspringen om te bedienen. Die zaten op een stoel. Maar de vrijen, de gastheer, de gasten, die lagen
aan tafel, omdat die zich konden ontspannen, omdat die de tijd hadden.
En daarom lag je vooral aan tafel, als je Pesach vierde. Pesach, dat is het feest van de bevrijding, het
feest dat gaat over de uittocht uit Egypte. Als je aan tafel ging om die maaltijd te vieren, dan ging je
aanliggen. Want dan vierde je dat je juist geen slaaf meer was, dat je vrij was.
Nu heb je de tijd, nu kun je eindelijk achterover leunen, onderuit zakken. Nu ben je vrij. Want je God
heeft je bevrijd. Moet u ook eens doen, als u straks thuis komt. Niet nu al, want in onze cultuur staat
het wat onbeleefd als je dat in gezelschap doet. Maar als u straks thuis komt, dan schenkt u een glas
in, en pakt u wat lekkers. En dan zakt u onderuit. Voeten op de bank, of op tafel. En dan denkt u: ‘Zo,
geen slaaf meer. Geen slaaf meer van Egypte, of van welke heersende macht dan ook. Vrij.’
Zo ligt Jezus ook aan, met zijn leerlingen. Om Pesach te vieren. En dan gebeurt het. Dan maakt hij het
nog concreter, en brengt hij het nog dichterbij. Hij brengt zichzelf in het spel. Hij zegt: ‘Kijk, die
vrijheid, die moet bevochten worden. En dat doe ik voor jullie. Die vrijheid, die is er niet zomaar.
Nee, ik geef jullie die.’ En dan pakt hij dat brood, een matse, het brood van de Pesachmaaltijd, en
breekt het en deelt het uit. ‘Kijk, voor jou.’
III
Ja, en dan!? Lieve gemeente, en dan? Hoe is dan de reactie van de tafelgenoten? Hoe gaat het dan
verder aan tafel? Het wordt stil aan tafel natuurlijk. Ja, want hier wordt je stil van. En blij! Dat klinkt
wat erg eenvoudig, of wat kinderlijk maar zo is het toch. Hier kun je alleen maar stil en blij van
worden. Je kunt je hier alleen maar over verwonderen: ongelofelijk dat het zó is, prachtig. Dit, dit wat
hij zegt en wat hij doet – hier leven wij van. Zoals gezegd: hoe je het ook maar precies uitlegt, dat kan
alle kanten op, maar dit is het toch. De kern van alles.
Alleen – het is niet stil. En van blijdschap of verwondering is niets te merken. Uit niets blijkt dat de
tafelgenoten onder de indruk zijn. Er geschiedde gelijkhebberij onder hen. Hebben we dat nou goed
gehoord? Terwijl ze daar met elkaar aanliggen! Terwijl ze daar Pesach vieren. De woorden van Jezus
galmen nog na, hangen nog in de lucht. Maar het is niet stil. En er is niemand blij. Nee, ze begonnen
te twisten, te vitten. Plotseling, aan die tafel, gaat het erover wie van hen de grootste is. Wie van hen
als de belangrijkste geldt. Wie het voor het zeggen moet hebben. Wie er gelijk heeft. Plotseling zitten
ze als concurrenten aan die tafel. Er geschiedde gelijkhebberij onder hen.
O nee… Lukas, wat doe je ons aan, dat je ons deze spiegel voorhoudt? Want dat is het, een spiegel.
Dit zijn wij. Ik bedoel: wij zitten met elkaar in de kerk, wij horen zondag aan zondag dit woord van
pure genade, wij zingen samen het loflied omdat het Pasen geweest is in de wereld. Wij delen met
elkaar wat hij aan ons geeft. Maar waar blijft dat? Even later begint de gelijkhebberij. En even voor
de goede orde: het gaat er hier niet om dat je het nooit eens met elkaar oneens mag zijn. En zelfs
niet dat je nooit eens ruzie mag maken. Het is heerlijk om het af en toe eens hartgrondig met elkaar
oneens te zijn. Anders worden we maar een duf zootje. Nee, het gaat om macht, om positie, om
belangrijkheid, om ‘ik was hier eerst’, het gaat om ‘wie heeft het hier voor het zeggen’…
We kennen allemaal wel van die situaties. Soms heel in het klein: ‘Ik was hier eerst.’ ‘Mijn plek, mijn
positie.’ Van die situaties die heel even, heel in het klein, openbaren dat we allemaal kleine koninkjes
in onze kleine koninkrijkjes zijn.
Ik vind het een ongelofelijk confronterend verhaal. Voor mijzelf ook. Voor ons allemaal. Zijn wij dit?
Wat zijn we dan ver van huis. Wat zijn we dan ver van wat Jezus zegt en doet.
IV
Je zou je kunnen afvragen: doet het er dan zoveel toe? Komt het er dan zo op aan? Die dingetjes
tussen ons zijn toch maar klein vergeleken met alles wat er gebeurt op het grote wereldtoneel… Ja,
maar dat is het nu juist! Het gáát om die wereld! Deze Heer wil dat er een gemeente is, omdat er
alsjeblieft in deze wereld ergens een plek moet zijn, waar mensen het met elkaar wagen om in zijn
geest te leven. In deze wereld van ons moet een plek zijn waar mensen dit met elkaar proberen: dit
delen, dit elkaar-dienen, dit goede samenleven.
Want wat is onze wereld een chaos! Wat is de wereld toch een jungle, waarin iedereen maar wat
probeert te overleven. Zie je, in die wereld móet ergens een plek zijn, een teken in de tijd, een poging
tot ánder leven. Een voorhoede van Gods koningschap. Zie je hoe het er op aan komt dat daarvan
iets waar wordt. Dat daarvan iets zichtbaar wordt. Onze wereld heeft het zo nodig. Die plek waar
mensen de oude woorden wegen. Om ze vervolgens ook te doen.
V
Je zou je kunnen voorstellen dat Jezus zou zeggen: ‘Bekijk het allemaal maar! Als het zo moet!’ Maar
nee, Jezus probeert alleen maar zijn lieve leerlingen weer terug te brengen bij waar ze zojuist waren:
dicht bij de kern. Jezus probeert nog een keer eenvoudig duidelijk te maken wie hij is, hoe hij is. Hij
zegt: ‘Kijk, wij liggen aan, als vrije mensen. Maar eigenlijk lijk ik meer op die slaven die daar zitten,
klaar om op te staan, gereed om te bedienen. Ik ben hier niet om de grootste te zijn. Ik ben in jullie
midden om jullie te dienen. Denk daar nog eens aan. En probeer het ook eens zo…’
En dan wordt Jezus heel persoonlijk. Dan spreekt hij heel direct Petrus aan, bij zijn doopnaam. En zo
direct spreekt hij een ieder van ons aan: Simon, Simon, de satan heeft wel geëist jullie te mogen
zeven als de tarwe. De satan probeert kampen te creëren, clubs, voorstanders en tegenstanders, wij
tegenover zij. De satan is de tweedrachtzaaier. (En tussen twee haakjes, onze satan, dat zijn wij
meestal zelf.)
Maar ik heb voor jou gebeden. Dat zegt hij. Beste Simon, beste Marco, beste vul je naam maar in – ik
bid voor jou dat je geloof niet bezwijkt. Ik bid voor jou dat je erbij blijft, dat je niet afdwaalt. Ik bid
voor jou dat het wat worden gaat.
En gemeente van Christus, wij zijn afhankelijk van dit gebed. Áls het wat worden gaat; als wij erbij
blijven, als wij niet afdwalen, als wij überhaupt geloven, als wij vertrouwen hebben, als het wat
worden gaat met die gemeente – dan is het door dit gebed. Voor de goede orde: niet door ons
gebed, maar door zijn gebed! Dit gebed zegt dat hij met ons verbonden blijft, ook als wij niet met
hem verbonden blijven.
Ja, als het wat worden gaat met ons, dan is het door zijn gebed. Maar die zin moeten we dan toch
ook omdraaien: hij bidt voor ons – en dus zal het wat worden met ons. Dat kán gewoon niet anders.
Lof zij u, Christus!
Download