Zelfstudieopdracht 8.

advertisement
Zelfstudieopdracht 8
Stap 1
Syndroom van Down: Aangeboren aandoening die berust op een
chromosomale afwijking en gepaard gaat met mentaal achterblijven en
mongoolachtig uiterlijk. In 95 procent van de gevallen is sprake van
trisomie 21, dat wil zeggen dat er in alle lichaamscellen drie
exemplaren van chromosoom 21 voorkomen. De kans op het krijgen
van een mongooltje stijgt met de leeftijd van de moeder. De afwijking
kan vanaf de tiende week van de zwangerschap worden vastgesteld
Sporadisch: zelden
Ziekte van Alzheimer: De ziekte van Alzheimer is de meest
voorkomende vorm van dementie. Het begint vaak sluipend met
stoornissen in het geheugen. Naarmate de ziekte vordert verliest
iemand steeds meer vaardigheden en raakt uiteindelijk volledig
afhankelijk van anderen.
DVZ-Schaal: Dementie is moeilijk vast te stellen bij mensen met een
verstandelijke beperking. Met de DVZ is het mogelijk om dementie op te
sporen in een vroeg stadium. De vragen van de DVZ zijn zo geformuleerd
dat zij te beantwoorden zijn voor mensen met een lichte, matige of
ernstige verstandelijke beperking. De DVZ is een hetero-anamnestische
vragenlijst bestaande uit 50 items en in te vullen door de familie of
groepsleiding. Deze items vallen onder acht subschalen: Kort geheugen,
Lang geheugen, Oriëntatie in plaats en tijd, Spreken, Praktische
Vaardigheden, Stemming, Activiteit en Belangstelling en Storend Gedrag.
Healthwatch: preventief, jaarlijks onderzoek. De co-morbiditeit van
iemand met syndroom van down wordt vastgesteld door middel van een
gestructureerd screeningsprogramma.
Stap 2
Wat is mijn rol als zorgverlener bij iemand met syndroom van down
waarbij het vermoeden bestaat dat hij alzheimer heeft?
Stap 3 en 4
alzheimer
downsyntroom
DVZ schaal
Gediagnostiseerd
Hulp bij dagelijkse begeleiding
Health watch onderzoek
Herhaling
Dementie bij zwakzinnigen
Structuur bieden
Ritueel
Begeleiding
hulp echt nodig of spelletje?
Inrichting
Mens
Fysiologisch
- alzheimer
- down syndroom
- dementie zwakzinnigen
Psychologisch
- ritueel
- herhaling
Sociaal cultureel
Spiritueel
Ontwikkelingsbepaald
Omgeving
- structuur
- begeleiding
- instelling
Ziekte/Gezondheid
-
Verpleegkundige:
- DVZ-schaal
-
Gediagnosticeerd
Structuur
Verpleging
Health watch
Begeleiding
Hulp echt nodig of spelletje?
Stap 5
Na mijn zelfstudie weet ik syndroom van down en alzeimer
uittewerken via sonja mail of bijlage 1. (beide bij langs gaan)
Syndoom van Down:
wat is de oorzaak:
De oorzaak is dat de chromosomen tijdens de meiose niet normaal
scheiden (Ross and Wilson, anatomie en fysiologie in gezondheid en
ziekte, blz. 451). Soms ritsen de chromosomen tijdens de meiose niet
goed los. twee chromosomen worden dus verkeerd verdeeld over de
geslachtscellen, hierdoor wordt een chromosoom meer overgedragen.
Ouders met down hebben in bepaalde gevallen meer kans op een kind
met syndroom van down. Oudere vrouwen dan 35 jaar krijgen sneller
een kind met syndroom van down dan een jonger iemand.
(http://www.merckmanual.nl/mmhenl/sec23/ch266/ch266b.html?qt=sy
ndroom%20van%20down&alt=sh#ind23-ch266-ch266b-18467 ,
http://www.gezondheidsplein.nl/aandoeningen/downsyndroom/item34143 )
wat zijn de symptomen:
Een persoon met syndroom van down heeft uiterlijke kenmerken.
mensen met down hebben scheefstaande ogen en een extra huidplooi
over de binnenste ooghoek. In de ogen hebben ze witte vlekjes aan de
rand van de iris, de schedel is klein en heeft in verhouding weinig
achterhoofd. De oren zijn vaak assymetrisch, de mond is relatief klein en
de tong groot en gegroefd. Ze hebben vaak dun en steil haar. Verder
hebben mensen met down vaak een korte dikke nek, korte armen en
benen, korte brede handen, kleine kromme pinken en ruimte tussen de
eerste en de tweede teen.
Iemand met down is altijd verstandelijk gehandicapt. De ontwikkeling
verloopt ongeveer net zo als bij kinderen alleen dan langzamer.
http://www.gezondheidsplein.nl/aandoeningen/downsyndroom/item34143
De kenmerken van down:
 kleine gestalte
 brede neusbrug
 plooi aan de binnenkant van het oog
 dikke en gegroefde tong, vaak openhangende mond
 huidplooi over de breedte van de handpalm
 hartgebrek (in de helft van de gevallen aanwezig)
 gezichts- en gehoorproblemen (frequent aanwezig)
 in de vroege jeugd: verhoogde kans op leukemie
 motoriek: spierslapte (hyptonie) waardoor er meer kans is op
spraakproblemen
 op latere leeftijd: ziekte van alzheimer.
(verplegen van verstandelijk gehandicapten, drs. G.T.M. Burger, blz 14)
wat is de prevalentie:
In Nederland komt syndroom van down iets vaker voor dan gemiddeld.
Wereldwijd is de prevalentie 10 per 10.000 , in Nederland is dat 16 op
10.000.
Een verklaring hiervoor is de leeftijd waarop de vrouwen kinderen
krijgen.
https://www.cyberpoli.nl/faq/268
wat is de diagnostiek bij zwangerschap:
Een vrouw van 36 jaar of ouder kan een vlokkentest of een
vruchtwaterpunctie laten uitvoeren, dit omdat ze op haar leeftijd meer
kans heeft op een kind met syndroom van down. Deze onderzoeken
tonen dan aan of het kind normale chromosomen heeft. Andere
methodes zijn een tripletest en een echo.
(http://www.gezondheidsplein.nl/aandoeningen/downsyndroom/item34143 )
Wat zijn de kenmerken van de stoornis:
uiterlijke kenmerken:
 De oogspleten zijn nauwer en lopen schuin omhoog
 de neus en de oren zijn klein in verhouding
 een vlak achterhoofd
De tong is groot
 de mond staat open
 korte vingers aan een brede hand
 slechts een handplooi
 de armen en benen zijn naar verhouding kort
 het haar is dun en valt slap
Niet uiterlijke kenmerken:
 verstandelijke beperking
 een hartafwijking in de helft van de gevallen
 slechthorendheid en problemen met de ogen
 heupdysplasie
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/aandoeningen/109624-syndroomvan-down-kenmerken.html

Welke gradaties zijn er (ontwikkelingsfasen):
de meest voorkomende vorm is trisomie 21. In sommige gevallen zijn er
naast de cellen met trisomie-21 ook normale cellen aanwezig, dan
spreken we van mozaïcisme. Bij 4% van het aantal gevallen is materiaal
van het 21e chromosoom afgebroken en vastgeraakt op een ander
chromosoom, zodat in de cellen het normale aantal van 46
chromosomen aanwezig is en daarbij het extra stuk chromosoom 21,
deze vorm heet translocatie.
(verplegen verstandelijk gehandicapten, drs. G.T.M. Burger, blz. 14)
onder- en overvraging:
Mensen met syndroom van down worden regelmatig overvraagd. De
ontwikkeling verloopt langzamer omdat ze een
ontwikkelingsachterstand hebben en omdat mensen met wie ze in
aanraking komen vaak verkeerd inschatten op welk niveau de persoon
met het downsyndroom zit. Bovendien loopt de ontwikkeling op de
verschillende levensgebieden vaak niet gelijk, waardoor het voor
anderen nog moeilijker is om in te schatten wat nog te moeilijk is of
waar de persoon met syndroom van down goed in is.
http://www.verstandelijkbeperkt.nl/verstandelijkebeperking/bijkomende-problematieken/agressie/
Mensen met syndroom van down worden ook regelmatig ondervraagt.
Er wordt van de mensen met syndroom van down snel gedacht dat ze
bepaalde dingen niet kunnen, niet slim genoeg zijn om dingen te doen.
Ze worden aangesproken alsof ze kleine kinderen zijn. Dit kan voor
gedragsproblemen zorgen omdat ze niet het maximale uit hun doen en
laten kunnen halen. Mensen met syndroom van down zijn wel
ondernemers, snel bereid iets te leren of te doen met de juiste
begeleiding.
co-morbiditeit:
 hartafwijkingen: Kan vaak gediagnositiceerd worden tijdens de
zwangerschap, daardoor is het aantal mensen met syndroom van
down met hartproblemen erg gedaald.
 longen: Meer dan 30% van de kinderen met downsyndroom heeft
last van een piepende ademhaling. Dat is meer dan de kinderen
zonder het downsyndroom. Het probleem lijkt samen te hangen
met de afwijkingen die bij het syndroom horen zoals: slapte van
de luchtwegen, spierslapte, immunologische afwijkingen die de
kans op een virusinfectie verhogen en anatomische afwijkingen,
zoals een klein longvolume en loncysten.
 ogen: oogafwijkingen komen vaak voor er vragen om opsporing
en behandeling. Kinderen met syndroom van down hebben vaak:
cataract, aangeboren of verworven strabismus, nystagmus,
blefaritis, verstopte traanbuizen, keratoconus en glaucoom.
 KNO-gebied: vooral vanwege de nauwe aangezichtskwesties
hebben kinderen met het syndroom van down vaker knoproblemen. gehoorverlies komt veelvuldig voor. en een
verminderd gehoor veroorzaakt vaak problemen met de spraaken taalontwikkeling.
 schildklier: de prevalentie van verworven schildklierafwijkingen
zijn bij kinderen met syndroom van down 50 keer hoger dan bij
kinderen zonder syndroom van down.
 huid: Pubers met het syndroom van down hebben vaak last van
hardnekkige huidproblemen.
 vruchtbaarheid: Meisjes met syndroom van down zijn net zo
vruchtbaar als meisjes zonder het downsyndroom. Jongens
daarentegen zijn sterkt verminderd vruchtbaar.
 motoriek: de motorische ontwikkeling is vertraagd.
 zenuwletsel: epilepsie komt bij 8% van de kinderen met
downsyndroom voor.
 spijsvertering: coeliakie komt bij mensen met downsyndroom
ongeveer 10 keer zo vaak voor dan bij de normale Nederlandse
bevolking.
http://www.henw.org/archief/volledig/id5490-de-zorg-voor-kinderenmet-downsyndroom.html#comorbiditeit
systeem informatie:
verpleegkundige diagnosen:
 risico op ineffectieve ademhaling
 risico op huidbeschadiging bij ruw, droog huidoppervlak en slappe
extremiteiten.
 risico op obstipatie bij afgenomen maagperistaltiek.
 risico op overvoeding bij toegenomen consumptie ten gevolge van
verveling samen met beperkte fysieke activiteit en verlaagd
metabolisme
 zelfzorgtekort bij fysieke beperkingen
 inadequate voedselinname van zuigeling bij neurologische
stoornis
 risico op ineffectief omgaan met de gezondheid van het kind bij
onvoldoende kennis over aandoening, thuiszorg, educatie en
maatschappelijke dienstverlening.
carpenito, blz 787
Alzheimer:
Wat is de oorzaak?
Bij de ziekte van Alzheimer ontstaan er in de zenuwcellen van de
hersenen ophopingen van een bepaald eiwit, beta-amyloïd. De afbraak
van dit eiwit verloopt niet goed. Onderzoekers denk dat door de
ophopingen, plaques, de zenuwcellen en de verbindingen tussen deze
zenuwcellen te gronde gaan. Hierdoor kunnen de hersenen niet goed
meer functioneren en sterven zenuwcellen af. Ook ontstaan er tangles
(kluwen). Het ziet er uit als een wirwar van draadvormige eiwitten in een
zenuwcel, die het functioneren van de zenuwcel onmogelijk maakt,
waardoor de hersencel sterft.
www.Alzheimer-nederland.nl
Wat zijn de symptomen?
In het algemeen kost alles waar je het hoofd bij moet houden meer
inspanning: een gesprek volgen, plannen maken, dingen op een rijtje
zetten, problemen oplossen en beslissingen nemen. Daarnaast is er vaak
moeite met:
• het leren van nieuwe informatie, het onthouden van wat er net gezien
of gehoord is. Uiteindelijk verdwijnt ook de kennis die al langere
tijd in het geheugen zat;
• de oriëntatie. Zowel in tijd (niet meer weten welke dag, maand of jaar
het is) als in plaats (niet goed meer weten waar je bent);
• het gebruiken en begrijpen van taal (afasie);
• het herkennen van voorwerpen en geluiden om je heen en waar ze
voor dienen (agnosie);
• het uitvoeren van handelingen; meestal is er moeite met de volgorde
van de handelingen om tot iets te komen (apraxie);
• het denken en het beoordelen van situaties.
Naast deze stoornissen kunnen er ook veranderingen in het karakter
ontstaan. Iemand wordt achterdochtig, onrustig of agressief.
Daarentegen kan iemand ook juist lustelozer (apathie) worden. Daarbij
kan de stemming snel omslaan. Bij sommige mensen met alzheimer kan
de achteruitgang heel snel verlopen, terwijl anderen nog jarenlang een
relatief gewoon leven kunnen leiden.
www.alzheimer-nederland.nl
Wat is de prevalentie? (=Het percentage van de bevolking op een
bepaald moment met een bepaalde aandoening, ziekte, enzovoorts.)
Op dit moment zijn er in Nederland ruim 260.000 mensen met
dementie. Dit aantal zal de komende jaren sterk toenemen. Daarover is
helaas geen twijfel. Wel verschillen wetenschappers van mening over de
omvang van de toename. Een belangrijke discussie, want een kleine
over- of onderschatting van het probleem betekent al snel een groot
tekort of overschot aan hulp en zorg. Maar waarom is dit onzeker?
Aantal nieuwe mensen met dementie
Verschillende recente bevolkingsonderzoeken laten een afname zien in
het aantal 'nieuwe gevallen' van dementie. Dit noemt men de
'incidentie' van dementie. De incidentie is niets anders dan het aantal
mensen dat gemiddeld in een jaar dementie krijgt. Volgens sommige
bevolkingsonderzoeken daalt de incidentie wel 25 tot 30%, ten opzichte
van bevolkingsonderzoeken uit de jaren 1980 en 1990.
Tabel 1: Incidentie van dementie
per 1000 inwoners in
Nederland.
Leeftijd
Naast de incidentie zijn er nog twee factoren die de hoeveelheid mensen
met dementie bepalen. De eerste is 'leeftijd'. De komende tientallen
jaren zal de bevolking in Nederland 'vergrijzen'. Kortom er komen steeds
meer ouderen bij. En dit is erg belangrijk voor het aantal mensen met
dementie. Na het 65e levensjaar verdubbelt de kans om dementie te
krijgen namelijk iedere 5 jaar. Dat is goed te zien in tabel 1. In deze tabel
staat dat van iedere duizend mannen tussen de 65 en 69 jaar er
gemiddeld 2,1 binnen een jaar dementie krijgen. De kans op dementie is
voor een 85plusser echter 15x zo groot!
Prevalentie
Een andere factor die een belangrijke rol speelt bij het berekenen van
het aantal mensen met dementie is de zogenaamde 'prevalentie'. Dit is
het aantal mensen dat op dit moment dementie heeft, per duizend
inwoners. Dit getal is veel groter dan de incidentie, omdat mensen
gemiddeld zo'n acht jaar met de ziekte leven.
Een Zweeds onderzoek uit de zomer van 2013 liet zien dat de
prevalentie van dementie niet afnam, terwijl de incidentie wel fors lager
werd. Hoe kan dat? De onderzoekers verklaren dit door de toegenomen
levensverwachting met dementie. Kortom; mensen leven gemiddeld
langer met dementie dan vroeger.
Toekomst
Voor de nabije toekomst lijkt het erop dat de huidige voorspellingen
kloppen. Voor de toekomst op langere termijn is dit onduidelijk. Er zijn
verschillende zaken die het aantal mensen met dementie kunnen laten
toe- of afnemen:
Afname
• Lagere incidentie (betere gezondheidszorg / betere levensgewoonten
zoals minder roken en minder hoge bloeddruk)
• Medicijnen die dementie voorkomen of genezen
Toename
Hogere incidentie door toename van slechte levensgewoonten als
overgewicht, diabetes en weinig bewegen
Hogere gemiddelde levensverwachting (leeftijd is de belangrijkste
risicofactor voor dementie)
Langer leven mèt dementie (waardoor de 'prevalentie' stijgt)
Medicatie die dementie vertraagt (waardoor mensen langer leven met
dementie)
Conclusie
Het aantal mensen met dementie zal naar verwachting nog sterk stijgen.
Dat komt door de toegenomen levensverwachting en de grote groep
mensen (babyboomers) die door hun leeftijd de komende jaren een
groot risico hebben op dementie.
Als de incidentie met 30% afneemt -zoals nu uit sommige onderzoeken
blijkt- dan nog neemt het aantal mensen met dementie met zeker 50%
toe. Aan de andere kant is het ook mogelijk dat de huidige
voorspellingen te laag zijn, door factoren die het aantal mensen met
dementie kunnen laten toenemen.
Alzheimer Nederland hanteert voor haar voorspellingen de meest
betrouwbare gegevens. Vooralsnog zijn deze gebaseerd op de 'oude'
incidentie cijfers. Deze cijfers worden ieder jaar door TNO vastgesteld en
doorgerekend. Wanneer er harde bewijzen zijn dat het verwachte aantal
mensen met dementie toe- of afneemt, worden onze voorspellingen
uiteraard aangepast.
Wat is de diagnostiek bij zwangerschap?
Alzheimer kan niet bij de zwangerschap gediagnosticeerd worden.
Wat zijn de kenmerken van de stoornis?
Vroege fase:
• recente gesprekken of gebeurtenissen vergeten,
• zich herhalen,
• nieuwe ideeën trager begrijpen,
• de draad van een verhaal verliezen,
• verward zijn,
• minder vloeiend spreken,
• het moeilijk vinden om beslissingen te nemen,
• zijn interesse in andere mensen en activiteiten verliezen.
Midden fase:
• verward zijn over waar ze zijn,
• weglopen of de weg kwijtraken,
• verward zijn over de tijd,
• 's nachts opstaan omdat hun slaap/waakritme verstoord raakt,
• zichzelf of anderen in gevaar brengen door hun vergeetachtigheid bijvoorbeeld door het niet aansteken van het gas van het fornuis,
• zich op een ongewone manier gedragen, zoals bijvoorbeeld naar
buiten gaan in hun nachtkleding,
problemen hebben met de waarneming, en in sommige gevallen
hallucinaties hebben.
Late fase:
• moeite met kauwen en met slikken;
• aanzienlijk gewichtsverlies, ondanks te veel eten;
• incontinentie voor urine en later ook ontlasting;
• geleidelijk verlies van de spraak, hoewel zij soms een paar woorden
blijven herhalen of van tijd tot tijd schreeuwen;
• mensen kunnen onrustig worden en lijken soms te zoeken naar iets of
iemand;
• ze kunnen verdrietig of agressief zijn, vooral als ze zich bedreigd
voelen;
• tijdens persoonlijke verzorging (zoals baden en helpen bij het naar het
toilet gaan kunnen woede-uitbarstingen optreden, meestal omdat
de persoon niet begrijpt wat er van hem wordt gevraagd.
www.alzheimer-nederland.nl
Welke gradaties zijn er? (ontwikkelingsfases)
x
Onder – en overvraging (duiden van gedrag) →
http://www.kennispleingehandicaptensector.nl/docs/KNP/inspiratie/ma
rkant/Markant_katern_2_overvraging.pdf
X
Co morbiditeit → http://nl.wikipedia.org/wiki/Comorbiditeit
veel voorkomende somatische comorbiditeiten betreffen:
 een hart- en vaatziekte (30%),
 diabetes mellitus type 2 (20%)
 een bot- of gewrichtsaandoening (beide 20%).
Veelvoorkomende psychiatrische comorbiditeiten zijn:
 depressie (8%),
 psychose (6%)
 angst (4%).18)
www.nhg.org
Systeem informatie (hetero anamneses = Indien de patïent niet in
staat is persoonlijk aan het anamnestisch gesprek zinvol deel te nemen
(kind, hoogbejaarde, comatueze patïent of psychisch gestoorde
patïent) kan men het anamnestische gesprek voeren met een van de
familieleden.)
Informeer wanneer en hoe de problemen zijn begonnen, en hoe het
beloop in de tijd is.
Ga eerst na of de achteruitgang verklaard wordt door een:
•
delier. Hierbij is in korte tijd een stoornis ontstaan in het
bewustzijn (besef van de omgeving) en de aandacht (vasthouden
en kunnen verplaatsen). Ook kunnen er hallucinaties zijn. Een
delier heeft een somatische oorzaak; zie NHG-Standaard Delier bij
ouderen;
•
depressie. Sombere stemming en interesseverlies staan op de
voorgrond. Stoornissen in oriëntatie, herkenning, taal en praxis
ontbreken. Neem eventueel de Geriatrische Depressie Schaal af;
zie NHG-Standaard Depressie;10,32)
•
andere psychiatrische aandoening zoals alcoholverslaving of een
•
•
psychose, die kunnen imponeren als dementie;
subduraal hematoom (met name bij een recent hoofdletsel en/of
anticoagulantiagebruik);
bijwerking van medicatie, zoals geneesmiddelen met
anticholinerge effecten33) (bijvoorbeeld ‘oudere’ antihistaminica,
sommige anti-emetica, antiparkinsonmiddelen, antipsychotica,
sommige middelen tegen incontinentie of prostaathypertrofie, en
tricyclische antidepressiva (nortryptiline het minst)) en
benzodiazepines (zie bijlage II van de KKCZ Polyfarmacie bij
ouderen).
Bij aanwijzingen voor een van deze oorzaken dient dit eerst verder
gediagnosticeerd en behandeld te worden. Probeer medicatie met
anticholinerge effecten en benzodiazepines om te zetten in een
alternatief of te staken.
Vraag de patiënt en mantelzorger vervolgens naar (zie ook tabel 2):
 Problemen met het onthouden van nieuwe informatie. Vergeten
van afspraken, recente gesprekken of gebeurtenissen. Vaak
dingen kwijt zijn. In herhaling vallen. Verdwalen op een bekende
route. Problemen met het inschatten van tijd of het herkennen
van mensen (geheugen);
Andere cognitieve stoornissen:
 Moeilijker op woorden of namen komen. Moeite om een gesprek
te volgen of iets uit te leggen. Vergissingen maken in spraak of
schrijven (afasie).
 Problemen met gebruik van bestek, huishoudelijke apparaten of
aankleden (apraxie).
 Problemen met het herkennen van bekende gezichten,
voorwerpen of omgeving (agnosie).
 Problemen met plannen, organiseren, opeenvolgend handelen of
abstraheren (zoals financiën of medicatie beheren, een verjaardag
organiseren, of boodschappen doen) (uitvoerende functies).30
Beperkingen in het dagelijks, beroepsmatig of sociaal
functioneren door in de anamnese gerapporteerde problemen,
bijvoorbeeld blijkend uit het staken van hobby’s of
(vrijwilligers)werk, afname van sociale contacten,
relatieproblemen of toename van hulpbehoevendheid.31)
Informeer verder naar:
 recente life-events, zoals overlijden van een naaste of een
ziekenhuisopname;
 problemen met horen en zien;
 verminderde voedselinname of ongewild gewichtsverlies;24)
 mictieklachten (met name passend bij een urineweginfectie of
incontinentie);
 familiair voorkomen van dementie;8)

opleidingsniveau en/of (uitgeoefende) beroep (vanwege
beoordeling MMSE).36)
Heteroanamnese
Het is wenselijk de mantelzorger of informant apart te spreken, omdat
deze dan vrijuit kan spreken. Vraag naar de items uit de anamnese, naar
veranderingen in persoonlijkheid en gedrag (zoals verminderd inzicht in
het eigen functioneren, initiatiefverlies of verhoogde impulsiviteit)30) van
de patiënt en naar ongepast gedrag,23) zoals: agressie, apathie, of ander
sociaal onwenselijk gedrag (zie Probleemgedrag). Een hulpmiddel om
gedragsproblemen gestructureerd te inventariseren is de
Neuropsychiatric Inventory (NPI).
www.nhg.org
Verpleegkundige diagnosen
 risico op letsel, door het zich onvoldoende bevust zijn van gevaren
om zich heen.
 Chronische verwardheid bij gestoorde evaluatie van de
werkelijkheid ten gevolge van degeneratie van neuronen in de
hersenen
 Verminderde mobiliteit bij loopproblemen.
 Risico op verstoord gezinsfunctioneren bij de effecten die
dementie heeft op relaties, sociaal functioneren en geldzaken.
 Verminderde zorg voor huishouden bij verminderde
zelfredzaamheid of niet-beschickbare of geschickte hulp.
 Halfzijdige verontachtzaming bij (specificeer plek) ten gevolge van
neurologische pathalogie.
 Zelfzorgtekort (specificeer) bij (specificeer)
 Beslisconflict bij plaatsing van patienten in zorgvoorziening
 Overbelasting van mantelzorgers bij meervoudige zorgbehoeften
en ontoereikende mogelijkheden.
 Zwerfgedrag als gevolg van de ziekte van alzheimer
Carpenito bladzijde 722
Na mijn zelfstudie weet ik wat een healthwatch onderzoek inhoudt en
welke rol ik als verpleegkundige daar in heb.
De levensverwachting van mensen met syndroom van down is al enorm
toegnomen, maar toch blijven regelmatige controles belangrijk. Het
downsyndroom gaat samen met bijzondere aandoeningen en snellere
veroudering. Controle hiervan kan plaats vinden door een healthwatchprogramma. Een multidisciplinair health watch team bestaat uit een
AVG arts (een arts voor verstandelijk gehandicapten), een diëtist, een
gedragsdeskundige, een KNO-arts en een oogarts. Bloedonderzoek vindt
altijd standaart plaats, en als het nodig is kunnen andere onderzoeken
opgezet worden. Met behulp van het health watch programma worden
verworven vaardigheden zoveel mogelijk behouden, aandoeningen
worden opgespoort en behandelingen worden waar mogelijk gestart.
http://sterkeropeigenbenen.nl/downpoli/
Na mijn zelfstudie weet ik wat de impact is van de combinatie van
alzheimer en syndroom van down
De ziekte alzheimer komt bij mensen met het syndroom van down best
wel vaak voor. De eerste verschijnselen van alzheimer uitten zich vaak al
rond het 40e levensjaar, al worden deze verschijnselen niet vaak
herkend. Veel mensen met het downsyndroom krijgen dus alzheimer en
vaak al op jongere leeftijd. Het onderscheid tussen gewone veroudering
en beginnende dementie is moeilijk te maken, helemaal als de persoon
ook nog eens verstandelijk beperkt is.
Op gen 21 zit ook een gen dat invloed heeft op het krijgen van
alzheimer. Door de extra genen die mensen met het downsyndroom
hebben wordt er extra APP gemaakt. Daardoor ontstaat er ook extra
amyloid-bèta, dat zich op kan hopen in de hersenen (plaques). In de
hersen van mensen met alzheimer zijn deze plaques in grote aantallen
aanwezig.
De eerste symptomen van alzheimer bij een persoon met het syndroom
van down zijn:
 geheugenproblemen
 minder actief en sneller vermoeid zijn
 traagheid in denken en doen
Met het beloop van de ziekte treden de volgende verschijnselen op:
 minder interesse voor allerlei zaken
 sufheid overdag
 achteruitgang van de ADL
 minder verstaanbaar spreken
 oriëntatieproblemen
 inprentingsstoornissen
 onzekere motoriek
in een later stadium is er verergering van de eerdere symptomen:
 orïentatie- en geheugenproblemen
 taalverlies
 apraxie (moeite hebben met de handelingen die eerst moeiteloos
gingen)
 agnosie (problemen hebben met het herkennen van sommige
voorwerpen en geluiden)
 epileptische verschijnselen
uiteindelijk treedt er bedlegerigheid op, problemen met slikken,
volledige incontinentie en ernstige epilepsie, leidend tot totale
afhankelijkheid.
De diagnose dementie wordt bij iemand met een verstandelijke
beperking bemoeilijkt door het feit dat er vaak onvoldoende gegevens
zijn over het vroegere functioneren. Daarbij wordt bij iemand met een
ernstige verstandelijke beperking het sluipende begin van alzheimer
gemaskeerd door de verstandelijke beperking.
http://www.alzheimer-nederland.nl/informatie/wat-isdementie/vormen-van-dementie/downsyndroom-en-dementie.aspx
Na mijn zelfstudie weet ik de relevante verpleegkundige diagnosen te
benoemen
syndroom van down:
 risico op ineffectieve ademhaling bij verminderde respiratoire
expansie ten gevolge van afgenomen spierspanning,
ontoereikende slijmafvloeiing en mondademhaling
 risico op huidbeschadiging bij ruw, droog huidoppervlak en slappe
extremiteiten.
 risico op obstipatie bij afgenomen maagperistaltiek
 risico op overvoeding bij toegenomen consumptie ten gevolge van
verveling samen met beperkte fysieke activiteit en verlaagd
metabolisme.
 zelfzorgtekort bij fysieke beperkingen
 inadequate voedselinname van zuigeling bij neurologische
stoornis
 risico op ineffectief omgaan met de gezondheid van het kind bij
onvoldoende kennis over aandoening, thuiszorg, educatie en
maatschappelijke dienstverlening.
(carpenito, zakboek van verpleegkundige diagnosen, blz. 787)
Na mijn zelfstudie kan ik beschrijven welke omgang en begeleiding
gewenst is (alzheimer & syndroom van down)
We kunnen zeggen dat mensen met het syndroom van down over het
algemeen goed begeleidbaar zijn. Ze zijn gevoelig voor sfeer, muziek en
sociaal contact. Daarbij hoort de kanttekening dat velen niet voldoen
aan dit stereotiepe beeld.
(verpleegkunde verstandelijk gehandicapten, blz. 15)
Na mijn zelfstudie weet ik wat de DVZ-schaal inhoudt, wat het belang
hier van is en wat jou rol als verpleegkundige hier in is
dementieschaal voor verstandelijk gehandicapten. Deze schaal wordt in
onderling overleg door leefgroepmedewerkers ingevuld. De invulduur
bedraagt 15 tot 20 minuten. De schaal valt uiteen in de onderdelen:
 kort geheugen
 lang geheugen
 oriëntatie in tijd en plaats
 spreken
 praktische vaardigheden
stemming
 activiteit en belangstelling
 storend gedrag
De schaal kan beginnende dementie vaststellen bij ernstige tot matig
verstandelijk gehandicapten. Overigens kan achteruitgang op de
jaarlijkse SRZ ook een indicatie vormen over beginnende dementie.
Als verpleegkundige moet je met minstens 2 leefgroepmedewerkers de
vragenlijst over een zorgvrager in kunnen vullen.
De SRZ is een schaal die speciaal is ontworpen voor verstandelijk
gehandicapten. Voor de groep licht verstandelijk gehandicapten is er de
SRZ-plus. De SRZ-schaal bestaat uit 4 gebieden:
 zelfredzaamheid
 taalgebruik
 taakgerichtheid
 sociale gerichtheid
(verpleging verstandelijk gehandicapten, blz. 65,66)
www.kennispleingehandicaptensector.nl

Na mijn zelfstudie weet ik welke onderzoeken zijn van toepassing op
iemand met een verstandelijke beperking
somatische domein:
Het kan van belang zijn na te gaan wat de achtergrond is van de
verstandelijke beperking. Hier gaat het om de organische factoren die
verbonden zijn met de ontstaansgeschiedenis van de handicap.
 genetisch onderzoek: er wordt gekeken of bepaalde opvallende
uiterlijke kenmerken aanwezig zijn.
 familie anamnese: om erfelijke factoren op te sporen.
 chromosoomonderzoek: onderzoek naar erfelijke
stofwisselingsziekten. Hiervoor is menselijk materiaal nodig:
bloed, urine, een stukje huid.
 EEG onderzoek: wordt gedaan in het geval van epilepie of
vroegtijdige alzheimer bij mensen met syndroom van down.
computertomografie(CT)- beelden van de schedelinhoud worden
geproduceerd door een apparaat dat röntgenstraling produceert
rond het hoofd rond te laten draaien. De stralen gaan het hoofd in
en uit en worden dan gemeten. Men weet daaruit een beeld van
de hersenen te produceren. De circulatie van het hersenvocht en
bloedingen kunnen zo zichtbaar worden gemaakt.
 MRI(kernspintomografie): maakt gebruik van een sterk
magnetisch veld, hoogfrequente radiostralen en het magnetisch
moment van waterstofprotonen. Zo kan er er een beeld van elke
structuur binnen het menselijk lichaam worden verkregen. Deze
methode kan onder andere informatie opleveren over witte- of
grijze-stifaandoeningen, de bloeddoorstroming in de hersenen en
in sommige gevallen zuurstofgebrek.
 PET (position emission tomography): kan in bepaalde gevallen
bruikbaar zijn. Via deze methode is het mogelijk de invloed van
bepaalde stoffen op het functioneren van de hersenen na te gaan.
Dit is van belang vanwege het mogelijke verband tussen
psychiatrische problematiek en biochemie in de hersenen. De
gegevens zullen aangedragen worden door artsen.
Ten tweede moet er gekeken worden naar acute somatische problemen.
Te alle tijden moet worden uitgesloten dat een pijn veroorzakende
toestand de achtergrond is voor de gedragsverandering van de cliënt. Bij
het in kaart brengen van allerlei somatische aandachtspunten is de rol
van de verpleegkundige heel belangrijk. De volgende patronen van
Gordon kunnen ondersteuning bieden:
 het voeding- en stofwisselingspatroon
 het uitscheidingspatroon
 het slaap- en rustpatroon
 het activiteitenpatroon.
Het ontwikkelingsdomein:
het is noodzakelijk 3 niveaus van functioneren in beeld te brengen:
 het verstandelijk niveau
 het sociaal-emotionele niveau
 het lichamelijke niveau
Het verstandelijke niveau kan worden vastgesteld via een
intelligentietest die door een gedragswetenschapper is afgenomen. Het
sociaal-emotionele niveau is moeilijker vast te stellen.
(Verplegen verstandelijk gehandicapten, blz 61, 62)
Na mijn zelfstudie weet ik welke fasen van dementie er zijn (Naomi fijl
niet, DSM criteria)
Alzheimer
Vroege fase:
De ziekte van Alzheimer begint meestal geleidelijk aan met zeer kleine
veranderingen in het gedrag of de capaciteiten van de persoon. In die
tijd worden die tekens vaak ten onrechte toegeschreven aan stress
of een schokkende gebeurtenis, of aan het normale proces van
veroudering. Vaak beseffen we pas achteraf dat dit de eerste tekenen
van dementie waren.
Verlies van geheugen voor recente gebeurtenissen is een veel
voorkomend eerste teken. Iemand met de ziekte van Alzheimer kan:
• recente gesprekken of gebeurtenissen vergeten,
• zich herhalen,
• nieuwe ideeën trager begrijpen,
• de draad van een verhaal verliezen,
• verward zijn,
• minder vloeiend spreken,
• het moeilijk vinden om beslissingen te nemen,
• zijn interesse in andere mensen en activiteiten verliezen.
Als je zorgt voor iemand met de ziekte van Alzheimer, kun je veel doen
om hem te helpen met het behoud van zijn onafhankelijkheid. Het kan
verleidelijk zijn om dingen voor hem te doen, maar mensen met
dementie behouden meer hun gevoel van eigenwaarde als ze de kans
krijgen om dingen zelf te doen, met ondersteuning indien nodig.
Iemand kan ook angstig en onrustig worden. Hij kan het lastig vinden
om zijn taken uit te voeren en heeft hierin geruststelling nodig.
Midden fase:
Als de ziekte van Alzheimer vordert, worden de veranderingen
groter. Er is meer ondersteuning nodig bij de dagelijkse bezigheden.
Zo kan het nodig zijn hem regelmatig te herinneren aan of te helpen bij
het eten, wassen, kleden en naar het toilet gaan. Hij zal waarschijnlijk
steeds meer vergeten - in het bijzonder namen - en soms dezelfde vraag
of zin blijven herhalen. Dit is een gevolg van de vermindering van het
geheugen voor recente gebeurtenissen. Ook het herkennen van mensen
wordt lastiger, en soms verwart hij iemand met een ander.
Sommige mensen raken in dit stadium erg gemakkelijk overstuur, boos
of agressief (misschien omdat ze gefrustreerd zijn) of worden
achterdochtig. Andere verschijnselen kunnen zijn:
• verward zijn over waar ze zijn,
• weglopen of de weg kwijtraken,
• verward zijn over de tijd,
• 's nachts opstaan omdat hun slaap/waakritme verstoord raakt,
• zichzelf of anderen in gevaar brengen door hun vergeetachtigheid bijvoorbeeld door het niet aansteken van het gas van het fornuis,
• zich op een ongewone manier gedragen, zoals bijvoorbeeld naar
buiten gaan in hun nachtkleding,
problemen hebben met de waarneming, en in sommige gevallen
hallucinaties hebben.
Late fase:
In dit stadium zal de persoon met de ziekte van Alzheimer nog meer
hulp nodig hebben en geleidelijk aan volledig afhankelijk van anderen
worden. Het verlies van geheugen kan erg uitgesproken zijn, waarbij
de persoon bekende voorwerpen, mensen of omgevingen niet herkent,
al kunnen er plotselinge flitsen van herkenning zijn.
Mensen met Alzheimer gaan ook lichamelijk achteruit. Ze gaan onvast
lopen, gaan schuifelen en worden uiteindelijk bedlegerig. Andere
symptomen kunnen zijn:
• moeite met kauwen en met slikken;
• aanzienlijk gewichtsverlies, ondanks te veel eten;
• incontinentie voor urine en later ook ontlasting;
• geleidelijk verlies van de spraak, hoewel zij soms een paar woorden
blijven herhalen of van tijd tot tijd schreeuwen;
• mensen kunnen onrustig worden en lijken soms te zoeken naar iets of
iemand;
• ze kunnen verdrietig of agressief zijn, vooral als ze zich bedreigd
voelen;
• tijdens persoonlijke verzorging (zoals baden en helpen bij het naar het
toilet gaan kunnen woede-uitbarstingen optreden, meestal omdat
de persoon niet begrijpt wat er van hem wordt gevraagd.
Hoewel mensen met Alzheimer zich nog maar weinig kunnen uiten en
vaak de mensen om hen heen niet meer herkennen, reageren zij nog op
genegenheid en helpt het ook met een rustige kalmerende stem te
spreken. Zij kunnen ook genieten van geuren, muziek of bijvoorbeeld het
strelen van een huisdier.
Gemiddeld leven mensen met de ziekte van Alzheimer nog acht tot tien
jaar nadat de verschijnselen beginnen. De levensverwachting varieert
echter aanzienlijk van persoon tot persoon, en kan uiteenlopen van drie
tot twintig jaar.
Verloop bij andere vormen
Vasculaire dementie
Bij vasculaire dementie, die vaak wordt veroorzaakt door een beroerte
of een reeks kleine beroertes, sterven hersencellen af. Dit kan gebeuren
in verschillende delen van de hersenen, waardoor andere gebieden
relatief onaangetast blijven. Het is soms moeilijk te zeggen of mensen de
ziekte van Alzheimer of vasculaire dementie te hebben. Het is ook niet
ongebruikelijk dat beide ziekten tegelijk optreden.
In tegenstelling tot de ziekte van Alzheimer kan vasculaire dementie
zich getrapt ontwikkelen. De verschijnselen kunnen plotseling
verergeren als gevolg van een beroerte en dan een periode hetzelfde
blijven. Maanden of jaren later, als er weer een beroerte optreedt,
kunnen de verschijnselen weer verergeren. Echter als vasculaire
dementie veroorzaakt wordt door een aantal kleinere beroertes, zal een
meer geleidelijke verergering van de verschijnselen te zien zijn.
Bij mensen met vasculaire dementie blijven de persoonlijkheid en een
normaal niveau van emotionele reacties tot de latere stadia van de
ziekte gehandhaaafd. Dit betekent dat mensen met vasculaire
dementie zich meer bewust zijn van hun aandoening en daardoor meer
kans op een depressie hebben dan mensen met de ziekte van Alzheimer.
Elke persoon zal dementie anders ervaren. Gemiddeld hebben mensen
met vasculaire dementie ongeveer vijf jaar te leven nadat de
symptomen beginnen. In veel gevallen zal de persoon sterven aan een
beroerte of een infarct.
Frontotemporale dementie
Deze vorm van dementie wordt veroorzaakt door beschadiging van de
frontale en/of temporale kwabben van de hersenen. Dit zijn de gebieden
die verantwoordelijk zijn voor ons gedrag, onze emotionele reacties en
onze taalvaardigheid.
Tijdens de vroege stadia van frontotemporale dementie, kan het
geheugen voor recente gebeurtenissen worden beïnvloed. Er kunnen
echter ook andere veranderingen zijn.
Zo kan de ziekte bij sommige mensen leiden tot ongewoon egoïstisch en
gevoelloos gedrag. Ze kunnen zich ruw gedragen, of sneller afgeleid zijn.
Andere symptomen kunnen zijn:
• verlies van remmingen,
• dwanghandelingen,
• een voorliefde voor zoete voedingsmiddelen.
In een klein aantal gevallen zijn de eerste problemen het benoemen van
dingen en het begrijpen van woorden (semantische dementie) of met
het produceren van vloeiende spraak (progressieve niet-vloeiende
afasie).
In een later stadium zijn de symptomen vergelijkbaar met die bij de
ziekte van Alzheimer. Gemiddeld leven mensen met frontotemporale
zes tot acht jaar nadat de verschijnselen beginnen.
Lewy body dementie
Lewy body dementie dankt zijn naam aan microscopisch
kleine eiwitafzettingen die worden gevonden in de hersenen van
mensen met de aandoening. Deze afzettingen leiden tot
het verschrompelen en uiteindelijk afsterven van zenuwcellen in de
hersenen.
De helft of meer van de mensen met Lewy body dementie ontwikkelen
ook verschijnselen van de ziekte van Parkinson, zoals traagheid van
bewegingen, en een maskergelaat. Ze kunnen ook moeite hebben met
het inschatten van afstanden en lopen meer kans op valpartijen en
flauwvallen. Mensen met deze vorm van dementie hebben ook vaak
visuele hallucinaties (mensen of dingen zien die er niet zijn) en
waanvoorstellingen.
In tegenstelling tot de ziekte van Alzheimer wisselt het functioneren in
de vroege stadia van Lewy body dementie sterk van dag tot dag, of
zelfs van uur tot uur. Dit is vaak verwarrend voor de mensen om hem
heen.
In de latere stadia lijken de verschijnselen vaak erg op die van de ziekte
van Alzheimer. Nadat de verschijnselen van Lewy body dementie
beginnen, hebben mensen gemiddeld zes tot twaalf jaar te leven.
Download