Hoofdstuk 3: Gewaarwording Gewaarwording & waarneming Gewaarwording = opname stimuli omgeving -> elektrochemische neuronale signalen worden naar d hersenen gestuurd & omgezet in beelden, klanken, .. Waarneming = interpreteren & begrijpen van de gewaarwordingen. Aristoteles: 5zintuigen (gezicht, gehoor, smaak, reuk, tast) ook: kinesthetisch, evenwicht, pijn, °C Reeks inwendige neurale gebeurtenissen van registratie v.d. prikkel tot interpretatie door d hersenen Bv. Gezichtsvermogen: licht v.e. voorwerp weerkaatst in ogen -> elektrochemisch signaal -> via zenuwstelsel naar primaire visuele cortex -> elders geïnterpreteerd -> bewuste waarneming v voorwerpen Het gezichtsvermogen De fysica v.h. licht (Licht = elektromagnetische straling, uit snelle trillingen [oscillaties] v elektrisch geladen materiaal, voortbeweging in golven.) golflengte = afstand tussen 2 pieken (nanometers) zichtbaar spectrum = miniem segment v.h. totale bereik v. elektromagnetische straling door evolutie: optimale gevoeligh. Voor zichtbare spectrum (golven overvloedig aanwezig + interageren met opp v voorwerpen waarvoor mensen zich interesseren) lichtintensiteit = hoeveelheid fotonen die per tijdseenheid een opp bereiken foton bereikt een opp gereflecteerd, er doorheen = transparant ( refractie) of geabsorbeerd (ook energie) chemische reacties Fosfenen: visuele gewaarwordingen (lichtvlekken) gevolg v elektrische stimulatie hersenen Het oog & gezichtsbanen lichtstalen focussen op de retina Uit elk punt uit een voorwerp veel divergerende lichtstralen focussen tot 1 punt op de retina Lichtgolf door cornea (=hoornvlies): grootste breking golf door kamervocht& pupil in iris in de lens: verder afgebogen & gefocust door glasachtig lich (=vloeistof) bereikt retina Accommodatie = ciclaire spieren rekken lens meer/minder uit om te focussen op =/ afstanden kegeltjes & staafjes activeren in d. retina Retina bevat lichtgevoelige receptoren zetten lichtenergie om in d elektrochemische sig v.h. ZS Receptoren heb fotopigmenten reageren chemisch bij fotonen Reacties in receptoren leiden tot neuronale signalen die naar hersenen gestuurd worden = transductie (transductie = receptorcel fysische energie om elektrische sig) Receptoren: Kegeltjes (= kleur, sterk licht activatie, centraal retina: fovea) Staafjes (= beweging, lage lichtintensiteit activatie, rond fovea) van de ogen naar de hersenen Retina = 3 lagen (vezels v.d. oogzenuw bin synaptische laag bui synaptische laag gpigmenteerde laag) Onderaan liggen de visuele receptoren: kegeltjes & staafjes = de gepigmenteerde laag Informatie verder naar 2e laag = buitenste synaptische laag: horizontale, bipolaire & amacriene cellen Naar 3e laag= binnenste synaptische laag: ganglioncellen (informatieverwerking: 127mil 1mil signalen) Axonen v.d. ganglion cellen vormen de oogzenuw alle zenuwvezels verlaten d oogbol door 1 gat hier bevinden zich geen receptorcellen = blinde vlek (gecompenseerd door ander oog) Neuronale signalen verlaten de retina via d oogzenuw naar de hersenen voor verdere analyse Informatie van de 2 ogen komt samen in het chiasma opticum dan naar het corpus geniculatum laterale Van daaruit meeste neuronale signalen naar primaire visuele cortex in occipitale lob (achterkant hersenen) Veel neuronen in d primaire visuele cortex = oriëntatie selectief (= begin objectperceptie) problemen om scherp te zien Voor duidelijke waarneming van de wereld moet het visuele beeld gefocust worden op de retina Beeld gefocust op verkeerd brandpunt: Bijziendheid: myopie, brandpunt voor d retina, uitgerekte lens bril met concave lenzen doet d vonvergentie v.d. lichtgolven afnemen Verziendheid: metropie,brandpunt achter d retina, te platte lens bril met convexe lenzen, convergeren d lichtgolven al tot op zeker hoogte Presbyopie: metropie vanaf 40-50 (niet meer lezen zonder bril) binnenste v.d. lens wordt harder bij h verouderen: lens wordt niet meer bol genoeg Astigmatisme: d cornea is niet perfect bolvormig Helderheid & lichtheidsperceptie Zwakkere lichtbron = minder fotonen = minder reflectie intensiteit van het licht bepaald helderheid Voorwerpen die geen licht produceren maar weerkaatsen helderheid bepaald door de intensiteit van invallend licht + reflectiecoëfficiënt (= deel v. invallend licht dat gereflecteerd wordt) Aanpassing ogen: veel licht pupillen kleiner minder lichtgolven die convergeren op de retina Receptoren in de retina passen zich aan: staafjes actief bij zwak licht, kegeltjes bij sterk licht Licht & duisternis adaptie (volledige adaptie kan een half uur duren) Belangrijk voor d mens=relatieve helderheidsniveau v.d. voorwerpen ten opzichte van elkaar (= lichtheid) Gepercipieerde lichtheid van een voorwerp hangt af van de helderheid van de omringende voorwerpen Lichtheidsconstantie: de lichtheid van een bepaald voorwerp blijft gelijk bij verschillende belichtingen Kleurperceptie (bepaald door d golflengte) Buitenwereld: alleen elektromagnetische golven met een verschillende golflengte en intensiteit Isaac Newton: wit zonlicht= menging v verschil kleuren.(lichtstralen uit prisma weer bijeen wit licht) 3 types van kelgeltjes De golflengte bepaalt de tint van onze kleurervaring, de kleuren die we onderscheiden MAAR: we kunnen meer tinten onderscheiden als in het zichtbare spectrum aanwezig zijn. Thomas Young: trichromatische theorie= alle kleuren komen tot stand door menging v 3 primaire kleuren 3 soorten kegeltjes met verschillend fotopigment kegeltjes reageren hardtst op licht v bep golflengte Kleurperceptie wordt bepaald door h relatieve activiteitsniveau van d 3 soorten kegeltjes Complementaire kleuren en opponente processen Sommige kleuren zoals geel en blauw worden gezien als complementair en veroorzaken kleurnabeelden ondrweg naar d hersenen h signaal uit d 3 kegeltjes gehercodeerd in 3 kanalen met opponente processen Elk kanaal is verantwoordelijk voor 2 complementaire kleuren Kleurnabeelden: wanneer je lang naar 1 kleur kijkt, raakt die uitgeput, en zie je daarna enkel d component Kleurconstantie en kleurcontrast Verwerkingsfase in d hersenen op basis van signalen die binnenkomen uit opponente processen Naast elkaar liggende kleuren vergelijken kleurconstantie (kleuren gelijk blijven zien bij =/ belichting) kleuren zien er licht andrs uit tegenover verschillende achtergronden = contrast bij perceptie v kleuren Additieve en Subtractieve kleurenmenging Licht additieve kleurmenging: golflengten van 2 lichten stimuleren samen dezelfde plek op de retina Verf subtractieve kleurmenging: hoe langer hoe minder golflengten bereiken het oog Verzadiging Afhankelijk van de hoeveelheid achromatisch licht die bij het chromatische licht gemengd is. Achromatisch licht = alle lichtgolven in zichtbare spectrum hebben zelfde intensiteit (bv. Wit, grijs, zwart) Wassen van jeans: filter tegen licht met middellange golflengten w afgebroken meer achromatisch licht Kleurendeficiëntie (kleurenblindheid) Komt meestal bij mannen voor bij de onderscheiding van rood en groen Opsporen met Ishihara-test (mensen met kleurendeficiëntie zijn gevoeliger voor verschillen in lichtheid) Ontstaat soms ook door ziekte (bv door suikerziekte) of ouderdom (lens wordt steeds geler) Het gehoor De fysica van het geluid Geluid = gevolg van trillingen, een voorwerp dat trilt zet luchtpartikels in beweging zodat golven v hoge en lage druk ontstaan, die zich van d geluidsbron verwijderen, hoe groter d drukverschillen hoe sterker geluid. Geluid kan zich niet voortbewegen in het luchtledige Sinusgolf= zuivere toon amplitude: verschil tussen hoogte en diepte vd golf (= hoogste en laagste drukniveau) = toonsterkte frequentie: aantal cycli binnen een tijdseenheid (Hertz) = toonhoogte Het oor Buitenoor omvat de oorschelp en de gehoorgang: Oorschelp vangt geluiden naar de gehoorgang botsen tegen trommelvlies gaat trillen. Middenoor: trommelvlies staat in verbinding met d gehoorbeentjes (= hamer MALLEUS, aambeeld INCUS & stijgbeugel STAPES) = versterker voet stijgbeugel vibreert tegen ovale venster (= opening in slakkenhuis COCHLEA) & veroorzaakt drukgolven in d vloeistof in slakkenhuis. Baslisaire membraan vloeistof slakkenhuis haarcellen plat door drukgolf mechanische plooiing neuronale impuls langs gehoorzenuw naar hersenen (pimaire auditieve cortex) Banen v hersenen naar h oor (= signaal dat ons interesseert isoleren uit d achtergrondgeluiden) Toonsterkte, toonhoogte en klankkleur gewaarworden Golf grote amplitude trommelvlies meer doorgebogen grotere verplaatsing vloeistof in slakkenhuis meer haarcellen vuren sneller heresenen berekenen de waargenomen geluidssterkte Vloeistof beweging die over basilaire membraan loopt bereikt max op bep punt en verminderd daarna snel Tonen met een hoge frequentie produceren golven die minder grote afstand afleggen bereikt maximum dichter bij ovale venster hersenen berekenen de waargenomen toonhoogte Haarcellen vuren met een snelheid gelijkaardig aan de frequentie waarmee een toon het oor binnenkomt hersenen achterhalen de toonhoogte door na te gaan hoe snel d haarcellen vuren Belang maximale vloeistofbeweging & frequentie van vuren verschilt voor lage en hoge tonen Toonhoogte & toonsterkte bepaald door snelheid vuren haarcellen ontstaat interactie tussen beide Bovengrens aan hoe snel neuronen kunnen vuren salvo principe: cellen in groepen reageren afwisselend Fundamentele frequentie = grondtoon (tot nu toe besproken, maar komt amper voor in de natuur) Bijkomende frequenties = boventonen (minder belangrijke frequenties die gegenereerd worden) Patroon van de grondtoon en de boventoon samen bepaald de klankkleur Auditieve lokalisatie (bepalen waar een klank vandaan komt) Geluid dat van rechts komt bereikt het rechteroor een fractie v e seconde eerder + intensiteitsverschil afhankelijk v. grootte hoofd hersenen moeten hier voortdurend rekening mee houden tijdens d groei Visuele feedback is noodzakelijk voor d correctie van onze aanvankelijke inschatting Gehoorverlies en de behandeling ervan Meestal gevolg van slijtage. Bij ouder worden gehoorbeentjes w stugger = conductiedoofheid Oplossing: gehoorapparaat Kortstondig gehoorverlies door te veel lawaai = tijdelijke drempelverschuiving Permanent gehoorverlies (middenoor functioneerd niet goed/ schade haarcellen) = sensorineurale doorheid Er worden geen of weinig signalen gestuurd naar de gehoorzenuw Behandeling is moeilijk tot onmogelijk of cochelaire implantaat chirurgisch ingebracht Voortdurend lawaai oorsuizingen/ tinnitus (mensen horen constant geluiden die niet van buiten komen De reukzin Mens: relatief weinig reukreceptoren, slechts een klein deel vna onze cortex is hieraan gewijd Geur: moleculen die in de lucht zweven lossen op hoog in neusholte, elke molecule past op 1 soort receptor Geactiveerde receptoren sturen boodschap naar d Bulbus Olfactornius (voorkant hoofd onder front lobben) Signalen gaan verder naar hogere corticale centra worden hier als geuren geïnterpreteerd. Geuren detecteren en identificeren Geuradaptatie: het reuksysteem past zich snel aan, aan een blijvende stimulus. Aantal geuren dat we kunnen identificeren is beperkt, afhankelijk van vertrouwdheid en geheugen Olfactorische vermogen:geuren detecteren (weinig verbindingen tussnn visuele cortex& bulbus olfactorius) Mensen die reukzin verloren hebben: constant vieze geur gewaarworden = kakosomie Feromonen Beïnvloeding paargedrag: bedoeld om de juiste partner aan te trekken (zo verschillend mogelijke lijfgeur) Grotere verscheidenheid aan genen en dus hogere overlevingskansen van de nakomelingen Mensen: onderscheid maken tussen geur van hun verwanten en die van vreemden + kiezen andere geur Nurture: we leren van geuren te beoordelen door associaties met ervaringen (op basis v reacties v anderen) De smaakzin Aristoteles: 7 smaakeigenschappen 19e eeuw: traditionele 4 recent: nog een 5e (Umami) 5 groepen van smaakreceptoren komen overeen mt de 5 smaakeigenschappen (deze interageren) Smaakeigenschappen gedetecteerd door receptoren in de smaakknoppen, geconcentreerd in papillen 2/3 op de tong de rest op het verhemelte, strottenhoofd en keelholte. Papillen in het midden vd tong bevatten geen smaakknoppen (= blinde vlek vh smaaksysteem) Elke smaakknop: 50-150 smaakreceptoren (leven slechts 10tal dagen, worden daarna vervangen) Nemen temperatuur, textuur en pijn waar (reuk heeft meer te maken met het plezier v eten) Net zoals bij d andere zintuigen treedt ook bij de smaakzin adaptatie op Smaakvoorkeuren Betrouwbare smaakvoorkeuren die op consistente manier veranderen bij het ouder worden Voorkeur voor zoete smaken: evolutie proces hogere energie waarden + bitter is giftig Natuurlijke aversie tegen bitter aanpassen door een sociaal leerproces: smaken appreciëren in d cultuur Op 2jaar: neofobisch (alles wat nieuw is niet lusten) appreciatie begint na 10keer proeven De zintuigen van de huid Druk en temperatuur Tastzin: registreert drukveranderingen voorwerp herkennen, soc relaties + feedback hoev nogdige druk 4 soorten receptoren: *snelle veranderingen op zeer precieze plaats (liggen vlak onder d huid) bv vingertop * langdurige veranderingen op precieze plaats bv klein voorwerp lang vasthouden *snelle drukveranderingen over grote oppervlakten bv hand op je schouder * langdurige drukveranderingen over grotere oppervlakte bv uitvoerende beweging Pijn Informatie beschadiging in ons lichaam (nociceptie) + waarschuwing bij dreiging beschadiging op te lopen Vrije zenuwuiteinden: receptoren voor pijngewaarwording die informatie doorsturen naar het ruggenmerg bestaan uit dendrieten van neuronen, niet uit receptoren met een specifieke vorm 2 types: *snel signalen doorsturen + goede lokalisatie van de pijnplek doel: schade beperken *trager en stuurt een diffuser signaal door (na een tijdje verandert h 1ste in deze vorm) Soms: geen pijnsensatie of pijn verminderd door aangename stimuli of eerdere plaats v. kwetsure meer pijn Fantoompijn: mensen die een amputatie ondergingen pijn in een lichaamsdeel dat er niet meer is Ronald Melzack & Patrick Wall: poortcontrole theorie (pijnmodulatie: neuronale poort regelt pijnperceptie) Placebo effect: men ervaart minder pijn als men denkt ervoor behandeld te worden. Pijnvermindering door endorfines= stoffen die het lichaam produceert in levensbedreigende situaties Kinesthesie en het evenwichtsgevoel Kinesthesie = informaite positie & bewegingen ledematen via receptoren in spieren, pezen & gewrichten Evenwichtsgevoel = in staat in balans te blijven (informatie uit evenwichtszintuig binnenoor + kinesthesie) Evenwichtsorganen: 3 semicirculaire kanalen gevuld met vloeistof die verplaatst wanneer hoofd beweegt Holten aan basis v semicirculaire kanalen gevuld met vloeistof verplaatst & receptoren stimuleert zorgt ervoor dat we scherp blijven zien wanneer we wandelen Psychofysica Tak van psychologie die gevoeligheid zintuigen bestudeert (fysische stimulus psychische ervaring) De absolute drempel = laagste waarde die een persoon kan detecteren Er bestaat geen stimulus intensiteit waarboven het signaal altijd gedetecteerd wordt (grens is niet duidelijk) In de zenuwbanen is steeds een achtergrondruis aanwezig (+ drempel lager minder gevoelige zintuigen) Segil Hecht: hoe verandert d absolute drempel voor helderheid bij duisternis adaptatie? Kennett: hoe ver staafjes uit elkaar moeten staan voor ze als verschillend ervaren worden (=2puntsdrempel) De differentiële drempel en de wet van Weber = kleinste waardeverschil tussen prikkels zodat als anders ervaren (= kleinst waarneembare verschil) Ernst Weber: hoe groter d stimulus intensiteit hoe meer er moet bijkomen voordat het verschil merkbaar is De wet van Weber = differentiële drempel voor een stimulusintensiteit is een bepaalde % van die intensiteit De fysische intensiteit v.d. stimulus neemt sneller toe dan de psychische ervaring die ermee gepaard gaat. Weberfractie = verhouding tussen d differentiële drempel en d beginintensiteit (gevoeligheid Zintuig) Terugblik vanuit de 3 invalshoeken Biologische Cognitieve Sociaal-culturele Zintuigen = gesofisticeerde biologische organen die externe stimulatie ontvangen en een reeks gebeurtenissen op gang brengen die leidt tot de uiteindelijke waarneming. De aard van onze receptoren verklaart een aantal beperkingen en karakteristieken van onze gewaarwording. De bijdrage van de cognitieve processen is groter bij de waarneming. Sociaal-culturele bijdrage is nadrukkelijker bij hogere aspecten van de waarneming. Eenvoudige waarnemingen worden cognitief bepaald zoals hoe voorwerpen die we manipuleren tot ons lichaam lijken te behoren, en hoe onze pijnervaring beïnvloed wordt door onze perceptie van pijn De meeste geur en smaak voorkeuren komen tot stand op basis van een sociaal leerproces. Men leert de geuren en smaken kennen die binnen een cultuur een belangrijke rol spelen. Zintuigen zijn beperkt tot een klein spectrum van het volledige bereik en stimuli hebben een zekere intensiteit nodig en het verschil tussen stimuli moet groter zijn dan de differentiële drempel voor ze waargenomen worden. Kleurnabeelden, kleurendeficiëntie, doofheid en pijnervaring hebben een biologische oorzaak en sommige van onze geur- en smaakvoorkeuren zijn erfelijk bepaald op basis van evolutie