GROEN … GROENER … GROENST! PR O EF ECOLOGIE HOOFDSTUK 1 INTERACTIE TUSSEN ORGANISMEN EN MILIEU HOOFDSTUK 2 VOEDSELRELATIES HOOFDSTUK 3 BELANG VAN BIODIVERSITEIT HOOFDSTUK 4 PR O EF SAMENLEVEN TUSSEN ORGANISMEN Waarom kun je beter liegen over de telefoon dan in een echt gesprek? CHECK IN Waarom wil je liever in groep op halloweentocht in plaats van alleen? @ NAWE_A_02_02_004@ Je bent nu ingecheckt. Wanneer je uitcheckt op het einde van dit thema, kun je je antwoorden verklaren. 2 Ecologie HOOFDSTUK 1 INTERACTIE TUSSEN ORGANISMEN EN MILIEU Een ecosysteem PR O EF 1.1 a Noteer acht organismen die op de tekening zichtbaar zijn. b Plaats de organismen in de tabel. planten dieren andere Alle organismen die samenleven en elkaar beïnvloeden, maken deel uit van een levensgemeenschap. De plaats waar de levensgemeenschap leeft, is de biotoop. c Welke biotoop bestudeerde je in de eerste graad? Hoofdstuk 1 - INTERACTIE TUSSEN ORGANISMEN EN MILIEU 3 PR O EF d Bekijk de afbeelding. Noteer een voorbeeld waarbij één organisme op de tekening een invloed heeft op een ander. Een organisme is voedsel voor een ander, biedt een schuilplaats, een nestplaats … (veel voorbeelden mogelijk) Noteer een voorbeeld hoe de organismen een effect hebben op de omgeving. Het hert knabbelt aan het gras, zorgt voor bemesting … Noteer een voorbeeld waarbij de omgeving het organisme beïnvloedt. Het water zorgt ervoor dat vissen en andere waterdieren kunnen voorkomen. e Vul de tabel in. organisme specifieke leefplaats biotoop pimpelmees dunne takken van boom bos specht stam van boom bos gaai dikke takken van boom bos Elk organisme leeft op zijn eigen plekje. Dat is de habitat. Een levensgemeenschap is als een voetbalteam. Elke speler is belangrijk en heeft zijn eigen taak: de keeper, verdedigers, spitsen … In de natuur zijn alle organismen ook spelers die elkaar nodig hebben. Niet om doelpunten te scoren, maar om te overleven. De omgeving, het voetbalveld, is ook belangrijk. Een voetbalveld met molshopen of te lang gras maakt scoren moeilijk. Een gezonde omgeving, waar organismen alles vinden wat ze nodig hebben, maakt overleven gemakkelijker. Een biotoop wordt beïnvloed door de levensgemeenschap en de biotoop beïnvloedt de levensgemeenschap. 4 Ecologie Een ecosysteem bestaat uit de levensgemeenschap, de biotoop en de interactie tussen beide. f Noteer bij het ecosysteem vijver en heide de levensgemeenschap en biotoop. Kies uit: struikheide, water, riet, levendbarende hagedis, vis en heidelandschap. vijver levensgemeenschap heide vis, riet struikheide, levendbarende hagedis biotoop water heidelandschap g Wat is de invloed op de organismen uit de tekening als het heel lang warm en droog is? 1.2 PR O EF • Een levensgemeenschap is een groep organismen die samenleven en elkaar beïnvloeden. • Een biotoop is de plaats waar de levensgemeenschap voorkomt. • Elk organisme leeft op zijn eigen plekje. Dat is de habitat. • Een ecosysteem is de levensgemeenschap, de biotoop en de interactie tussen beide. Invloed van een organisme op het milieu 1.2.1Betreding a Waarom is het gras niet overal even lang? Er wordt veel over gelopen. b Wat is het effect van betreding op de bodemstructuur? x ■ Hoe meer er over de bodem gelopen wordt, ■ hoe vaster de bodem. ■■ Hoe meer er over de bodem gelopen wordt, hoe losser de bodem. De bodemdeeltjes worden op elkaar geduwd. Daardoor kunnen de wortels van planten moeilijker in de grond dringen om water en voedsel op te nemen. Sommige planten zijn aangepast om sterkte betreding te overleven. Dat zijn tredplanten. Een voorbeeld is gewoon varkensgras. Het groeit horizontaal, is voorzien van aangepaste wortels en heeft taaie stengels en bladeren. Gewoon varkensgras Hoofdstuk 1 - INTERACTIE TUSSEN ORGANISMEN EN MILIEU 5 1.2.2Begrazing a Welke grote grazers leven er in het natuurgebied bij jou in de buurt? b Wat gebeurt er als er geen grote grazers voorkomen in het natuurgebied? Alles groeit. Om meer variatie en een lage begroeiing te behouden, is er begrazing nodig. In natuurgebieden in Vlaanderen worden konikpaarden, schapen en runderen gebruikt. Iedere soort heeft een ander menu en eet andere planten. Zo ontstaan grote variaties in plantengroei. Ook reeën, ganzen, konijnen … zorgen ervoor dat de omgeving niet dichtgroeit. c Hoe zorgen deze grote grazers voor de verspreiding van zaden en vruchten? Konikpaard PR O EF via mest en vacht Schotse hooglander d Lees de tekst en beantwoord de vragen. Wolven werden, na zeventig jaar afwezigheid, in 1995 uitgezet in het Yellowstone National Park in de Verenigde Staten. Iedereen weet dat wolven zich voeden met veel diersoorten. Wat vaak niet geweten is, is dat ze ook leven geven aan veel soorten. Na zeventig jaar leven zonder wolven, was de populatie herten in het park heel groot geworden. Ze graasden de vegetatie volledig weg. Zodra de wolven er waren, doodden ze natuurlijk enkele herten, maar dat was niet het grootste effect. De aanwezigheid van de wolven veranderde het gedrag van de herten. De herten begonnen delen van het park te vermijden, vooral waar ze ingesloten konden worden, zoals de valleien. Daardoor kon op die plekken de vegetatie terugkeren. Kale flanken van valleien raakten weer begroeid, eerst met struiken en later met bossen. Op sommige plaatsen werden de bomen tot twintig keer groter op zes jaar tijd. Al snel kwamen de zangvogels terug, die nesten konden bouwen in de struiken. Ook bevers kwamen terug, want die dieren eten delen van bomen, struiken … Bevers bouwen bovendien dammen in de rivieren en creëren zo een habitat voor andere dieren, zoals otters, vissen, reptielen, eenden … De wolven doodden ook coyotes, zodat er meer muizen en konijnen waren, wat op zijn beurt leidde tot meer vossen, arenden, haviken en wezels. Raven voedden zich met karkassen van dode dieren. Zelfs beren kwamen terug, ook omdat er meer besdragende struiken voorkwamen. De beren versterkten het effect van de wolven door enkele kalfjes van de herten te doden. Maar … de wolven veranderden onrechtstreeks ook het gedrag van de rivieren! Ze gingen minder meanderen, er was minder erosie, er kwamen smallere kanalen …, want door het herstelde bos werden de oevers stabieler en stortten ze minder snel in. De wolven hadden niet enkel impact op de levensgemeenschap, maar ook op het landschap. Moeder Natuur weet wel wat gedaan, als je haar met rust laat. 6 Ecologie Noteer twee rechtstreekse gevolgen van het invoeren van de wolven in het ecosysteem. Het aantal herten daalt, het gedrag van de herten verandert. Noteer twee onrechtstreekse gevolgen van het invoeren van de wolven in het ecosysteem. Het aantal verschillende habitats stijgt, de biodiversiteit stijgt, de rivieren meanderen minder, er is minder erosie … Waarom is het invoeren van de wolven een verbetering voor het ecosysteem? stijging van de biodiversiteit 1.2.3Bemesting a Wat heeft een plant nodig om te groeien? licht, water en voedingsstoffen b Hoe komt een boom aan die vereisten om te groeien? PR O EF licht van zon, water van regen, voedingsstoffen uit mest De samenstelling van mest verschilt van diersoort tot diersoort. Afhankelijk van de samenstelling kunnen specifieke planten voorkomen. In natuurgebieden zorgen onder andere de grote grazers voor de verrijking van de bodem met nitraat, fosfaat … Daardoor gedijen brandnetels, bramen en andere stikstofminnende planten goed. Waar dieren in grote aantallen op een beperkte ruimte voorkomen, kan er overbemesting ontstaan. Wanneer een plant te sterk bemest wordt, zal hij sterven. Aalscholvers op dode bomen • Organismen beïnvloeden het milieu op verschillende manieren: • via betreding; • via begrazing; • via bemesting. 1.3 Invloed van het milieu op het organisme 1.3.1Licht a Noteer twee voorbeelden van planten die groeien op plaatsen met veel zonlicht. b Paardenbloemen en madeliefjes leggen hun blaadjes open in een rozet. Daardoor kunnen ze het zonlicht maximaal opvangen. Maar onder hun blaadjes is er geen licht. Welke planten komen daar voor? geen Hoofdstuk 1 - INTERACTIE TUSSEN ORGANISMEN EN MILIEU 7 c Waarom hebben planten zonlicht nodig? Omdat ze aan fotosynthese doen. Veel planten kunnen niet overleven bij weinig zonlicht. Twee voorbeelden zijn de zonnebloem en de zonnehoed. d Noteer twee voorbeelden van planten die groeien op plaatsen met weinig rechtstreeks zonlicht. Planten die met minder daglicht kunnen groeien, zijn schaduwplanten. Die planten vind je niet terug in open graslanden en zonneborders. Ze zijn aangepast om te overleven met minder rechtstreeks zonlicht, maar hebben wel licht nodig. PR O EF e Noteer bij elke foto: schaduwplant (S) of lichtminnende plant (Z). Gewone klaproos Bosanemoon Madeliefje Paardenbloem Speenkruid Varens Het zonlicht is lichtminnende planten een levensnoodzakelijke energiebron. Om aan voldoende zonlicht te raken, gebruiken planten verschillende strategieën: de zonnebloem draait mee met de zon, klimplanten proberen zo hoog mogelijk te groeien, sommige bloemen openen bij voldoende zonlicht en sluiten wanneer het avond wordt. f Bekijk de afbeelding. roodborstje 04:10 merel 04:15 winterkoninkje 04:20 koolmees 04:40 tjiftjaf 04:50 vink 05:00 mus 05:20 zonsopgang 05:30 Welke vroege vogel begint ’s morgens het eerst te zingen? roodborstje Hoe laat begint de koolmees te zingen? 4.40 uur Waarom zingen vogels? om hun territorium af te bakenen en een partner te zoeken 8 Ecologie g Wat helpt tegen een winterdipje? lichttherapie, overwinteren in het Zuiden Niet enkel planten zijn gevoelig voor licht. Ook dieren en mensen worden erdoor beïnvloed. Vogels beginnen in de lente te zingen om hun territorium af te bakenen en een partner te zoeken. Ze beginnen niet allemaal op hetzelfde moment. Ook ’s avonds sluiten meerdere vogels op een ander tijdstip de dag af. h Noteer nog een voorbeeld waarbij de lichthoeveelheid het gedrag van dieren beïnvloedt. trek van vogels, vleermuizen die actief worden, dag- en nachtactieve dieren 1.3.2Temperatuur a Wanneer ontstaan er temperatuurschommelingen in onze omgeving? ’s nachts kouder dan overdag, winter kouder dan zomer Een verandering in omgevingstemperatuur heeft een invloed op alle organismen. PR O EF b Waarom sterven bepaalde planten niet tijdens de winter? Ze zijn winterhard. c Waardoor beginnen krokussen in het voorjaar te bloeien? De temperatuur van de bodem stijgt. In Vlaanderen bestaan er heel wat winterharde planten, die de winter zonder problemen overleven. Andere planten kunnen de koude niet overleven en moet je jaarlijks opnieuw aanplanten. d Waarom zie je tijdens de winter geen kikkers in een vijver zwemmen? Ze houden een winterslaap. Ze zitten verstopt in de modder of onder water. e Hoe beschermt een hond zich tegen de winterkoude? winterpels Zomervacht hermelijn Wintervacht hermelijn Hazelmuis Bij alle dieren moet de lichaamstemperatuur binnen bepaalde grenzen blijven, anders sterven ze. Wanneer de omgevingstemperatuur daalt, hebben de dieren in onze streken natuurlijke beschermingsprocessen. Ze krijgen bijvoorbeeld extra lichaamsisolatie, zoals een dikkere pels, een vetlaag of een verenkleed. Deze beschermingsprocessen kunnen zelfs sterk verschillen tijdens de zomer en winter. Soms verstoppen ze zich wanneer het te koud wordt. Ze houden dan vaak een winterslaap of een winterrust. Hoofdstuk 1 - INTERACTIE TUSSEN ORGANISMEN EN MILIEU 9 f Wat doet een hond als het heel warm is? hijgen met tong uit mond Bij te hoge temperaturen moeten dieren zich kunnen afkoelen. Ze zoeken koele plaatsen op, zijn enkel ’s nachts actief en beginnen te zweten of te hijgen. • Het milieu beïnvloedt het organisme door verschillende factoren, zoals licht en temperatuur. Invloed van de leefomgeving op het organisme, door mens veroorzaakt 1.4 PR O EF 1.4.1 Verdwijnen en versnipperen van biotopen a Bekijk met Google Earth een satellietfoto van jouw regio. Wat vind je terug in het landschap? veel akkers, woonzones, weinig stukjes aaneengeschakelde natuur of uitgestrekt bos b Wat is het dichtstbijzijnde natuurgebied in de buurt van jouw school? Hoe groot is dat stukje natuur? Hoe ver is dat natuurgebied verwijderd van het volgende dichtstbijzijnde natuurgebied? Vlaanderen kent een sterke opkomst van woningbouw, industrie, landbouw en wegeninfrastructuur. Daardoor verdwijnen kostbare stukken natuur en daarmee geschikte woonplaatsen voor planten en dieren. Bovendien zorgen de wegen ervoor dat de stukken natuur niet langer met elkaar verbonden zijn. Dat is versnippering. Een gevolg daarvan is onder andere dat jaarlijks enorm veel dieren in het verkeer sneuvelen. soort gewone pad egel vos merel steenmarter das rode eekhoorn houtduif konijn bunzing aantal 1983 1272 905 653 492 434 403 371 368 366 Top tien van verkeersslachtoffers in 2015 in België volgens het aantal meldingen en het aantal slachtoffers 10 Ecologie c Waarom wordt de pad in zulke grote hoeveelheden doodgereden? Padden trekken in grote groepen gelijktijdig naar hun voortplantingsplassen. Ze zijn te traag; de mannetjes blijven op de weg zitten. d Waarom is ook de egel een veelvoorkomend slachtoffer? Hij rolt zich op om zich te beschermen. PR O EF e Bekijk de grafiek. Aantal egelslachtoffers per maand in 2015 Wanneer vallen de meeste slachtoffers bij de egels? juli Waarom vallen vooral dan de meeste slachtoffers? f Welke maatregelen nemen natuurverenigingen om de dieren tegen het verkeer te beschermen? paddenoverzet, kleine landschapselementen, wildreflectoren, eekhoornbrug, omheining naast wegberm g Hoe kunnen padden en andere kleine dieren de overkant van de weg bereiken? Ze worden opgevangen door een fuik, naar de tunnel geleid en raken zo aan de overkant. h Hoe geraken de dieren via de brug over de snelweg? Via een lint van boomstronken, rottend hout en kleine bomen bereiken de dieren veilig de overkant. Hoofdstuk 1 - INTERACTIE TUSSEN ORGANISMEN EN MILIEU 11 Grotere zoogdieren worden op een gelijkaardige manier geholpen. De mens zorgt voor plaatsen waar de dieren veilig kunnen oversteken, bijvoorbeeld via een ecoduct. Ecoduct Kempengrens over E34 in Postel Ecoduct Kikbeek Je kunt egels en andere dieren helpen door je tuin met die van de buren te verbinden via een opening van 15 cm breed en hoog. De dieren kunnen via die gang op zoek naar een andere voederplaats. Als er een egel in je tuin woont, helpt hij het aantal slakken en insecten te verminderen door ze op te eten. Maak een schets van je tuin en hoe je egels kunt helpen. PR O EF i 1.4.2Eutrofiëring a Bekijk de afbeelding. 12 Ecologie Wat valt je op aan het water? groene kleur, veel algen … Wat gebeurt er met planten die veel meststoffen krijgen? Ze gaan heel sterk groeien. Welk proces oefenen planten uit bij voldoende zonlicht? fotosynthese Welk proces oefenen planten uit wanneer er geen zonlicht aanwezig is? geen fotosynthese, maar ademhaling Door overbemesting komen er grote hoeveelheden mineralen en voedingsstoffen in rivieren, beken en meren terecht. Wanneer er te veel mineralen en voedingsstoffen in het water terechtkomen, gaan waterplanten te snel groeien en vermenigvuldigen. Ze gaan woekeren. Overdag produceren de planten zuurstofgas, maar van dat zuurstofgas verdwijnt het meeste in de lucht. ’s Nachts nemen de waterplanten, samen met de dieren, zuurstofgas uit het water op, waardoor het zuurstofgehalte daalt. Door dat tekort aan zuurstofgas verdwijnen er belangrijke bacteriën uit het water, terwijl andere bacteriesoorten gaan vermeerderen. Het natuurlijke evenwicht wordt verstoord. Dat is eutrofiëring. b Noteer twee gevolgen van een te laag zuurstofgehalte voor het leven in het water. Door een te lage concentratie aan zuurstofgas kunnen waterdieren sterven. PR O EF Belangrijke bacteriën verdwijnen, terwijl andere soorten gaan vermeerderen. c Wat gebeurt er met de biodiversiteit in de waterlopen? De biodiversiteit daalt. • De mens beïnvloedt de leefomgeving van organismen, door onder andere aanpassingen in het verkeer en eutrofiëring. Eutrofiëring ontstaat door overbemesting, waarbij te veel mineralen en voedingsstoffen in het water zorgen voor een te sterke plantengroei. Op termijn ontstaat daardoor te weinig zuurstofgas in het water. Hoofdstuk 1 - INTERACTIE TUSSEN ORGANISMEN EN MILIEU 13 Wat is de samenvatting? leeft in: habitat gelegen in: biotoop vormt het organisme leeft samen in: wordt beïnvloed door heeft invloed op omgeving ecosysteem levens­ gemeenschap natuurlijk: licht temperatuur door de mens: verkeer eutrofiëring PR O EF betreding begrazing bemesting Een organisme leeft in een habitat, die gelegen is in een biotoop. Het organisme maakt samen met vele andere organismen deel uit van een levensgemeenschap. De levensgemeenschap, de biotoop en de wisselwerking tussen beide vormen het ecosysteem. Een organisme heeft een invloed op zijn omgeving, via betreding, begrazing en bemesting. Een organisme wordt ook beïnvloed door zijn omgeving, via natuurlijke factoren zoals licht en temperatuur, maar ook via menselijke factoren zoals verkeer en eutrofiëring. Wat zijn de nieuwe begrippen? Vul eventueel zelf aan. de levensgemeenschap de biotoop de habitat het ecosysteem de versnippering de eutrofiëring Wat wordt er minstens van je verwacht? Vul eventueel zelf aan. ■■ Geef voorbeelden van een levensgemeenschap, een biotoop, een habitat en een ecosysteem. ■■ Herken voorbeelden van een levensgemeenschap, een biotoop, een habitat en een ecosysteem. ■■ Welke factoren beïnvloeden een organisme? ■■ Wat is de invloed van licht en temperatuur op een organisme? ■■ Geef voorbeelden waarbij een organisme de omgeving beïnvloedt. ■■ Hoe beïnvloedt een organisme de omgeving? ■■ Hoe beïnvloedt de mens een organisme? ■■ Wat is eutrofiëring? ■■ Wat zijn de oorzaak en het gevolg van eutrofiëring? 14 Ecologie