De Salische Wet In de eerste eeuwen na Christus werd het noorden van Europa bevolkt door verschillende Germaanse stammen, die in tegenstelling tot de Romeinen geen geschreven wetten hadden. Hun rechtspraak werd mondeling overgeleverd. De Germanen gingen uit van het personaliteitsbeginsel, dat wil zeggen dat elke Germaan, ongeacht waar hij verbleef, onder het recht van zijn eigen stam viel. Als dus bijv. een Fries op Frankisch territorium een misdaad pleegde, viel hij niet onder de Frankische wet maar werd hij volgens de Friese wet veroordeeld. Vanaf de vierde eeuw vestigden verschillende Germaanse stammen zich binnen het Romeinse Rijk. Hierdoor kwamen zij in aanraking met de geschreven Romeinse wetten. In de vijfde en zesde eeuw werden verschillende Germaanse wetten opgetekend (van o.a. Visigothen, Alemannen, Bourgondiërs en Salische en Ripuarische Franken). De Merovingische koning Clovis, uit de stam van de Salische Franken, heeft tussen 507 en 511, in een tijd van grote gebiedsuitbreiding, de Salische Wet (Lex Salica) laten optekenen. Omdat verschillende stammen binnen de grenzen van het Merovingische Rijk leefden, werd een geschreven wet voor de koning noodzakelijk om de orde te bewaren. De Lex Salica wordt als de belangrijkste van de Germaanse wetboeken gezien, omdat deze het minst door de Romeinse wetten beïnvloed was en daarom de oude Germaanse gewoonten het beste weerspiegelde. Bovendien werd de Salische Wet (hoewel aangepast) door de Karolingers en zelfs nog door de Roomse Keizers gebruikt. In de late Middeleeuwen raakte zij door de opkomst van het canoniek recht en de herleving van het oude Romeinse recht in onbruik. Het vroegst overgeleverde manuscript van de Lex Salica (eind 8e eeuw) De meeste bepalingen in de Lex Salica gaan over erfenissen, diefstal, geweldpleging en moord. In de Frankische wet werd geen onderscheid gemaakt tussen civiel en strafrecht. Er was geen openbare aanklager, alleen slachtoffers of hun familie konden een rechtszaak aanspannen. Men diende de aanklacht bij de graaf in en deze (of een van zijn ondergeschikte centenarii of thungini) riep de verdachte op en zat de rechtszaak voor. De graaf, die hier dus de rechter was, kon niet zomaar een oordeel geven. Hij was gebonden aan de uitspraak van de rachimburgi, een meestal zevenkoppige jury, die waarschijnlijk uit lokale edelen bestond. Als er geen overeenstemming werd bereikt over het vonnis, werd de zaak voorgedragen aan de koning, die dan zelf uitspraak deed. De straffen in de wet bestaan bijna uitsluitend uit geldboetes. Men moest een boete betalen voor de gepleegde misdaad en bij diefstal diende men bovenop de boete het gestolene terug te brengen of te vergoeden (zie de tabel). Bij schade aan personen werd de boete op het 'weergeld' gebaseerd. Iedere vrije Frank had een standaard 'weergeld' van 200 solidi. Dit wil zeggen dat als een vrije Frank vermoord werd, de moordenaar 200 solidi aan de familie van de vermoorde moest betalen. Als deze dat niet kon, dan moest zijn familie de boete bij elkaar scharen. Lukte het de familie ook niet, dan werd de moordenaar verbannen of verviel hij in slavernij bij de familie die hij leed had aangedaan. Op het standaard 'weergeld' werd veel gevarieerd. Zo was een vrouw in vruchtbare leeftijd het driedubbele (600 solidi) waard, als zij zwanger was kwamen daar nog eens 100 solidi (een halve mens) bij. Als een vrije Frank in dienst van de koning was (bijv. een graaf), dan was hij 600 solidi waard, als hij vermoord werd terwijl hij in het leger diende werd zijn waarde weer verdrievoudigd (tot 1.800 solidi). De halfvrijen (waarschijnlijk een soort horigen) waren evenveel waard als een Romein, namelijk 100 solidi. Omdat slaven niet als mensen, maar als bezit werden gezien, hadden deze geen 'weergeld'. Werd een slaaf vermoord, dan moest men wel een boete betalen aan de eigenaar. De doodstraf (door ophanging) werd maar in drie gevallen gegeven: bij verkrachting, als men de vrouw van zijn vader trouwde en als men zonder reden of aanleiding een moord pleegde. Enkele misdaden en de bijbehorende geldboetes Het stelen van een geit, 3 solidi Het stelen van meer dan drie geiten, 15 solidi Het stelen van een bijenkorf, 45 solidi Het stelen van een big van binnen een eerste of tweede omheining, 3 solidi Het stelen van een big van binnen een derde omheining, 15 solidi Het stelen van 25 varkens van een groep van 25 varkens, 62 ½ solidi Het stelen van 25 varkens van een groep van meer dan 25 varkens, 35 solidi Het stelen van een paard van de koning, 90 solidi Het vermoorden van een slaaf, 15/25 solidi Het vermoorden van een slaaf, van de koning, 30/50 solidi Iemand (zonder bewijs) beschuldigen van hekserij, 87 ½ solidi Het vernielen van een grafmonument, 30 solidi Het slaan van een vrije man, 15 solidi Het slaan van een vrije vrouw, 45 solidi Een Frank die een Romein vastbindt, 15 solidi Een Romein die een Frank vastbindt, 30 solidi Iemand (zonder bewijs) beschuldigen van lafheid, 3 solidi Iemand (zonder bewijs) beschuldigen van prostitutie, 45 solidi