RECENSIE VAN ANDREAS DE BLOCKS’ WAANZIN & NATUUR, DARWIN EN DE PSYCHIATRIE (2006) Jelle De Schrijver [email protected] Blandijnberg 2, 9000 Gent, België Democratie is uitgevonden, Amerika is ontdekt. Om complexe sociale fenomenen, zoals democratie, te vatten hanteert men doorgaans een socio-historische of sociaal constructivistische aanpak waarbij de sociale maakbaarheid van de fenomenen en normativiteit van de onderzoeksmethoden wordt benadrukt. Naturalisten daarentegen stellen zich het beschrijven van een autonome werkelijkheid tot doel. Ze maken de werkelijkheid niet, ze ontdekken die. Psychiatrie bevindt zich op het snijvlak tussen beide benaderingen. Enerzijds vormt een psychiatrische ‘afwijking’ het product van een welbepaalde fysiologie, anderzijds begint (met enige overdrijving) iemand pas aan een bepaalde psychische ziekte te lijden vanaf het moment dat er een definitie voor deze ziekte wordt bedacht. Psychische stoornissen zijn in grotere mate sociaal geconstrueerd dan bijvoorbeeld moleculen, gesteenten of continenten (zoals Amerika), maar minder dan bijvoorbeeld democratie. Andreas De Block brengt in zijn boek de breuklijn in kaart binnen de psychiatrie tussen sociaal constructivisten en naturalisten, natuur en waanzin, lichaam en geest, nature en nurture. Hij biedt een evolutionaire raamwerk aan om deze diversiteit te vatten. Normativisten menen dat psychiatrische aandoeningen in grote mate sociale constructies zijn, terwijl descriptivisten menen dat ziekte een fenomeen is dat ‘in de natuur is ingeschreven’. Voor beide posities zijn goede argumenten beschikbaar. Is homoseksualiteit bijvoorbeeld een natuurlijk product, of eerder een sociale constructie? Beide, zo oppert hij, het is een evolutionaire sociale constructie. Enerzijds leidt De Block uit de bio-evolutionaire literatuur af dat we dankzij natuurlijke selectie een neiging hebben verworven om seksuele contacten aan te gaan met hetzelfde geslacht, omdat dit ons o.a. zou helpen geschillen te begraven. Anderzijds is de homoseksuele identiteit – die tot uitsluitend seksuele betrekkingen met hetzelfde geslacht leidt – het gevolg van bepaalde socio-historische omstandigheden in de achttiende eeuw, zoals Foucault opperde. Dat homoseksualiteit ooit als een psychiatrische afwijking werd beschouwd was dan ook in grote mate aan sociaal-culturele toevalligheden te wijten. Door beide verklaringen te verzoenen wil De Block het gepolariseerde debat tussen evolutionaire psychologen en sociaal constructivisten overstijgen. Hij noemt zijn benadering ‘een darwinistisch sociaal constructivisme’. In eerste instantie legt hij de nadruk op het aspect ‘darwinistisch’. Vanuit een evolutionair psychologische invalshoek presenteert hij verschillende modellen die verklaren waarom natuurlijke selectie ons niet heeft uitgerust met een ‘perfecte geest en een perfect lichaam’. Centraal hierbij staat de observatie dat evolutie en natuurlijke selectie de mens niet hebben voorbereid op een gelukkig maar enkel op een ‘reproductief’ leven. Het vermogen pijn te lijden is vanuit evolutionair perspectief bijzonder adaptief aangezien het ons kan beschermen in het geval we met levensbedreigende situaties worden geconfronteerd. Net zo zouden bepaalde vormen van psychisch lijden (zoals depressie) ons helpen bij het kiezen van de levensweg die ons het beste ligt. Niet elke psychiatrische afwijking is echter adaptief. Het kan ook een ongewenst neveneffect zijn. Zo luidt het dat schizofrenie de prijs is die de mens betaalt voor overdreven taligheid en creativiteit. In tweede instantie belicht De Block de invloed van de sociale context op menselijk gedrag en psychiatrische aandoeningen. Het lijkt gek dat een darwinistische en strikt naturalistische benadering zich tot het sociale domein kan uitstrekken. Niet zo, beargumenteert De Block. Hij zet grondig uiteen hoe natuurlijke selectie slechts zinvol is in een bepaalde context of omgeving, of die nu natuurlijk of sociaal is. Een psychiatrische afwijking is immers vanuit darwinistisch oogpunt pas een afwijking als die in de ‘verkeerde’ omgeving of niche opduikt. Mensen met een autisme-stoornis in Silicon Valley bijvoorbeeld ervaren geen handicap omdat ze perfect aan de omgeving zijn aangepast: een omgeving vol ingenieuze computers en gelijkgestemde zielen. Het zou enkel in een zeer ‘sociale’ omgeving zijn dat deze mensen hun persoonlijkheid als een last of afwijking ervaren. Het wisselspel tussen de biologische natuur en sociale context bepaalt of er sprake is van een psychiatrische aandoening. Op deze wijze besluit hij tot een darwinistisch sociaal-constructivisme. Zowel een gedragsmatige als fysiologische aanpak binnen de psychiatrie kunnen met het darwinistische raamwerk worden verzoend. ‘Niet enkel pillen of gesprekstherapie, maar pillen én gesprekstherapie zijn nodig in de psychiatrie’ zegt De Block lapidair. Omwille van de overkoepelende benadering van het evolutionaire kader, stelt hij, wordt een mogelijke uitweg geboden uit de impasse van de pluralistische benadering waarin de psychiatrie momenteel is verzand: een geheel aan theorieën en therapieën waartussen amper verbanden bestaan. Als een nieuw overkoepelend paradigma kan evolutietheorie aangewend worden om de theoretische verbrokkeling in de psychiatrie te overstijgen. Ze kan hierbij zelfs optreden als bruggenbouwer en scheidsrechter. Deze laatste stelling kan evenwel vragen doen oprijzen. Het gevaar van een evolutionaire benadering schuilt immers in het feit dat voor elke menselijk kenmerk een evolutionaire verklaring zou worden geboden, ook voor eigenschappen die in de eerste plaats op sociale wijze dienen te worden verklaard. Aan dit ultra-adaptationisme bezondigt De Block zich echter geenszins. Hij is zich bewust van de gevaren die om de hoek loeren bij een adaptieve benadering en informeert de lezer over de te vermijden valkuilen. Echter, aangezien bepaalde omgevingsinvloeden aan een evolutionaire blik ontsnappen, lijkt dit mogelijk het doel van een darwinistisch sociaal constructivisme als overkoepelend raamwerk voor psychiatrie te hypothekeren. Denk bijvoorbeeld aan anorexie. Men stelt dat deze aandoening voornamelijk het gevolg is van nieuwe cultureel gedetermineerde schoonheidsidealen en pas recent in de mensengeschiedenis is opgedoken. Zodoende ontsnapt dit aan het evolutionaire blikveld dat slechts op het verleden scherp stelt. Hoe kan een theorie overkoepelend zijn, als ze niet elke lading dekt? Betekent dit dat De Blocks evolutionaire aanpak niet volstaat om de psychiatrische verscheidenheid te vatten? Neen, dit impliceert voornamelijk dat het net dat wordt uitgeworpen om eenheid te creëren grote mazen heeft. Hierdoor kan de psychiatrische diversiteit niet tot in detail gevat, maar alvast wel gekaderd worden. Verschillende verklaringsniveaus kunnen immers worden onderscheiden. Een evolutionaire kijk is een ultieme kijk, waarbij een vraag naar het ‘waarom’ van een fenomeen wordt gesteld. Waarom is een jong meisje om haar uiterlijk bezorgd? Wat is het evolutionaire voordeel van deze houding? De grote mazen kunnen verder worden dicht geweven met meer specifieke benaderingen die verwijzen naar socio-historische ontwikkelingen, zoals de wisselende cultureel gedetermineerde schoonheidsidealen. Is schizofrenie daadwerkelijk een neveneffect van selectie van creativiteit? Is postnatale depressie het gevolg van een intuïtieve aarzeling bij de moeder om in het kind te investeren? Bij verschillende van de evolutiepsychologische stellingen kan men vragen stellen. Dat is niet verwonderlijk, het in vraag stellen van theorieën is immers karakteristiek voor wetenschap. De ruggengraat van De Blocks boek valt of staat echter niet bij het verwerpen van of discussiëren over evolutionaire hypotheses. Integendeel, Andreas De Block is als filosoof aan het woord en tast de verhouding af tussen wetenschap en filosofie. Hij biedt een genuanceerde kijk, aarzelt niet zwakke evolutiepsychologische redeneringen te verwerpen, maar evenmin om vooroordelen met betrekking tot evolutionaire psychologie te ontmijnen. Dit boek is niet alleen een aanrader voor al wie zich vragen stelt over psychiatrie of evolutiepsychologie maar is dankzij de vlotte pen en de levendige voorbeelden ook een boeiend filosofisch onderzoek naar de menselijke natuur.