De Slag aan de Leie van april 1918 eindigt op de Kemmelberg

advertisement
1
De Slag aan de Leie van april 1918 eindigt op de Kemmelberg
Door Eric R.J. Wils
Op 9 april 1918 opende het Duitse leger het tweede voorjaarsoffensief aan de
Leie onder de codenaam ‘Georgette’. Vrij eenvoudig doorbraken de Duitsers
ten zuiden van Armentières de Britse linie die ter plaatse werd verdedigd door
een onervaren Portugese divisie. 1 De volgende dag werd de aanval ten noorden
van Armentières geopend en moesten de Britten wijken. Franse divisies
werden naar het noorden gestuurd om de gaten te helpen dichten. Het
slotakkoord van de Slag aan de Leie vond plaats tussen 25-29 april met de
Duitse aanval op de Kemmelberg die werd verdedigd door Franse troepen.
Opnieuw sneuvelden er weer poilus in de Westhoek. Over hun strijd tegen de
Duitsers gaat dit verhaal.
De Kemmelberg
De Kemmelberg is een bijna 160 meter hoge heuvel in de streek ten zuiden van Ieper die
Heuvelland wordt genoemd. Ieder jaar duikt de naam Kemmelberg wel op in wielerverslagen
wanneer in het voorjaar de Vlaamse wielerklassieker Gent-Wevelgem wordt verreden en de
renners over de met kasseien bestrate weg naar de top worden gestuurd. Vermoedelijk
hebben zij en de toeschouwers weinig oog voor het Franse oorlogsmonument op de top of
voor het lager gelegen ossuarium met de stoffelijke resten van 5.294 Franse militairen. Ook
wielertoeristen willen wel eens proberen of ze het laatste stuk van de heuvel met een
hellingspercentage tot 23% aankunnen. Maar in volle inspanning ga je nu eenmaal niet even
stoppen om de informatieborden bij het ossuarium te lezen. Ze fietsen de oorlog dan ook
voorbij ondanks een gedenksteen op het ossuarium met de tekst ‘Passant souviens-toi et
prie’.
De Kemmelberg is echter niet alleen bekend van het wielrennen. Wie in Google afbeeldingen
van de Kemmelberg opzoekt krijgt, naast toeristische foto’s een mengelmoes te zien van
wielrennen en oorlogstaferelen. Het versimpelde beeld van de Westhoek: wielerkoersen en
de Grote Oorlog. Maar wat er in april 1918 is gebeurd op de Kemmelberg heeft, weliswaar
op een bescheiden schaal, zijn weg gevonden naar de oorlogsliteratuur. 2 De heuvel trok
bovendien oorlogstoeristen. Toen Adolf Hitler begin juni 1940 een kortstondig bezoek bracht
aan de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog, ging hij niet alleen naar Ieper en de Duitse
militaire begraafplaats Langemark maar ook naar de Kemmelberg. 3 Vanaf de heuvel
bespeurde hij met een verrekijker de omgeving. De heuvel was toen nog niet zo dicht bebost
als nu en hij kon de strategische betekenis ervan inzien. ‘Das Auge Flanderns’ volgens de
Duitse generaals uit 1918.4
In het sinds 2012 vernieuwde In Flanders Field Museum te Ieper geven acteurs gestalte aan
historische personen uit de Grote Oorlog. Die icoonpersonages vertolken de verhalen die in
vroegere jaren zijn opgeschreven door ooggetuigen. Een dergelijke aanpak helpt helaas niet
om de grote lijnen van de oorlog duidelijk te maken, maar de nadruk op de persoonlijke
2
verhalen is nu eenmaal de visie van het museum. Zo wordt de strijd in de Westhoek in het
voorjaar van 1918 verteld door de tweede luitenant Jerôme Verdonck van de Franse 39e
divisie. Hij was in 1894 in de Westhoek geboren maar diende in het Franse leger. Na de
oorlog ging hij terug naar zijn geboortegrond en werd in 1922 tot priester gewijd. Zijn
getuigenis werd in 1968 opgetekend en meegenomen met de in 1977 opgenomen
interviews door de West-Vlaamse Elfnovembergroep. 5 Verdonck verhaalt over de Duitse
aanval die op 25 april begon op de Kemmelberg en de vele Franse verliezen van die strijd.
Van de 150 man van zijn compagnie, antwoordden er nog 60 man op het appèl. Dat zou
neerkomen op een extreem hoog verliespercentage van 60%.
Hoe boeiend ook vertelt door de acteur, de vraag blijft echter hangen waarom de Duitsers
nu de Kemmelberg aanvielen. Enige uitleg door een personage die een Duitse generaal
vertolkt, zou wel zo verhelderend zijn geweest. Maar het relaas van Verdonck vormde voor
mij wel de aanzet om toch weer eens naar de Kemmelberg te gaan en te proberen iets meer
over de laatste fase van de op 9 april 1918 begonnen Slag aan de Leie te weten te komen.
Frans-Britse samenwerking
Na de Tweede Slag om Ieper in 1915 werden de Franse troepen geleidelijk teruggetrokken
uit het noorden. Door het toenemend aantal Britse troepen werd afgesproken dat de Britten
het noordelijk deel van het Westelijk Front voor hun rekening gingen nemen. Medio 1916
reikte het Britse deel van het front tot aan de Somme.
De samenhang tussen beide legers was echter verre van optimaal. Er werd in het Grand
Quartier Général te Chantilly wel af en toe overlegd over de aanvalsplannen, maar in de
praktijk was er tot 1917 weinig echte samenwerking. Pas in het voorjaar van 1917 was daarin
enige verandering gekomen. Onder druk van de Britse premier David Lloyd George moest
Douglas Haig zich met grote tegenzin scharen achter de plannen van de nieuwe Franse
opperbevelhebber Robert Nivelle. Diens voorjaarsoffensief liep echter uit op een grote
mislukking en Haig had zijn handen weer vrij om zijn eigen plannen uit te gaan voeren. Het
leidde tot het debacle van de Derde Slag om Ieper, beter bekend onder de naam
Passchendaele. Als gevolg van de in het voorjaar van 1917 gemaakte afspraken vochten
enkele Franse divisies mee onder Brits bevel.
Door de Duitse voorjaarsoffensieven van maart en april 1918 kwam het Britse leger onder
zware druk te staan. En onder druk worden zaken nogal eens vloeibaar. Haig moest zich wel
tot de Fransen wenden en op 26 maart werd een historische conferentie in Doullens
georganiseerd. De Britten en de Fransen kwamen daar overeen dat generaal Ferdinand Foch
belast ging worden met de coördinatie van de geallieerde strijdkrachten aan het Westelijk
Front. Eindelijk was er een centrale opperbevelhebber die, nog altijd in overleg met de
afzonderlijke legercommandanten en met de nodige restricties, zich kon gaan meten met
zijn Duitse tegenspelers Paul von Hindenburg en Erich Ludendorff.
Foch kreeg dus het mandaat om Britse en Franse legereenheden in te zetten op díe plaatsen
waar dat het hardst nodig was. En in de Westhoek werd het medio april 1918 precair voor de
Britten. Al het in 1917 bloedig veroverde gebied ten noorden van Ieper werd prijsgegeven na
het begin van het offensief van het Duitse Vierde Leger op 10 april. Ook de heuvels rond
Wijtschate en Mesen, zo spectaculair veroverd in de mijnenslag van juni 1917, kwamen weer
in Duitse handen. Na herhaaldelijk aandringen van Haig besloot Foch uiteindelijk twee
Franse infanteriedivisies, het 28e en 154e, en twee cavaleriedivisies als het Détachement
3
d’Armée du Nord naar de Westhoek te sturen ter vervanging van moegestreden Britse
eenheden. Daar kwamen later nog de 34 e, 39e en 133e infanteriedivisies bij. Ze stonden
onder bevel van generaal Antoine de Mitry en werden gestationeerd op en rond de
Kemmelberg. Samen met de Britten op hun flanken moest de Duitse opmars ten zuiden van
Ieper worden gestopt.
De Fransen waren weer terug in Vlaanderen. Het was drie jaar geleden dat op 22 april 1915
de Tweede Slag om Ieper losbarstte met het loslaten van 150 ton chloorgas tegen twee
Franse divisies. De oorlog was in de drie jaar van karakter veranderd, was veel intenser
geworden en miljoenen waren gesneuveld maar feitelijk was er toch ook weer niets
veranderd. Opnieuw moesten poilus vechten om te voorkomen dat de stad Ieper door de
Duitsers werd ingenomen. De Slag aan de Leie was de Vierde Slag om Ieper geworden.
Franse troepen op de Kemmelberg nemen het er voor 25 april 1918 nog hun gemak van.
De strijd om de Kemmelberg
De op 10 april 1918 begonnen opmars van het Duitse Vierde Leger verliep na 15 april nog
maar traag en kwam op 18 april vrijwel tot stilstand aan de voet van de Kemmelberg. De
heuvel is de hoogste in de streek en wie de hoogte in bezit heeft, kan de omgeving
controleren. Een eventuele doorstoot naar Poperinge zou de positie van Ieper bovendien
onhoudbaar maken en een enorme opsteker voor de Duitsers betekenen. Generaal Fritz von
Lossberg, de chef-staf en strateeg van het Vierde Leger, werkte een plan uit om op 25 april
aan te vallen. Voor de aanval werden een grote hoeveelheid zware artillerie en vier
infanteriedivisies naar de voet van de Kemmelberg gebracht. De vier divisies moeten over
een zeven kilometer front aanvallen met de Kemmelberg in het centrum. Tot de aanvallers
behoorde het elite Alpenkorps, dat gespecialiseerd was in berggevechten.
Een van de bestormers op 25 april was de 22-jarige vice-feldwebel Adolf Sempf die als
verbindingsman dienst deed. Kort na de oorlog publiceerde hij zijn herinneringen onder de
titel ‘Der Tod am Kemmel’. 6 De Elfnovembergroep bracht de originele tekst uit samen met
4
een Nederlandse vertaling. Hij behoorde waarschijnlijk tot het Goslärer Jäger Regiment. Dat
is een van de weinige legereenheden die in zijn boek wordt genoemd. Sempf hield zich verre
van tactische beschrijvingen, het ging hem voornamelijk om de persoonlijke ervaring van de
soldaten. Maar hij gaf wel een opsomming van de omvangrijke logistieke opbouw van de
Duitse aanval toen hij met zijn regiment naar het front marcheerde:
‘Kampen, reservestellingen voor de artillerie, depots voor munitie en noodproviand,
standplaatsen voor kabelballons en vliegtuigen lagen naast veldhospitalen,
verbandplaatsen, ondergrondse schuilplaatsen voor vliegtuigen, parkeerplaatsen en
radiostations’.
Dat alles was nodig om de aanval succesrijk te laten verlopen. Om 3.30 uur in de nacht van
25 april, Duitse tijd, barstte het inleidende artilleriebombardement los. Daarbij werd tevens
met gasgranaten geschoten volgens het beproefde concept dat bij eerdere aanvallen
succesrijk was gebleken. De vijandelijke artillerie werd eerst bestookt waarna de
infanteriestellingen onder vuur werden genomen. De intensiteit overtrof volgens
ooggetuigen alle eerdere bombardementen ook die van de strijd om Verdun in 1916. Er
vielen 100 granaten per minuut op de Franse stellingen die totaal werden verwoest. De
Kemmelberg verdween in een wolk van rook en stof en veranderde in een kaal
maanlandschap. Om 6.00 uur nam de Duitse luchtmacht met 150 vliegtuigen aan het
bombardement deel.
Om 7.00 uur openden de Duitse stormtroepen achter een vuurwals de aanval op de Fransen
van de 28e en 154e divisies die zich manmoedig verdedigden. Door het gooien van
handgranaten en de inzet van vlammenwerpers werden nog bestaande Franse
weerstandsnesten snel onder de voet gelopen. De aanvallers incasseerden weliswaar
verliezen, maar een uur later was de top van de Kemmelberg al in zicht. Een dergelijke
geconcentreerde aanval van artillerie en stormtroepen was feitelijk niet tegen te houden.
Wie van de nog levende Franse verdedigers niet gevangen was genomen, moest zich richting
het westen terugtrekken. De Franse 28e divisie werd gedecimeerd en wat er nog van over
was werd op 26 april teruggetrokken van het front. Om 10.30 uur al was de Kemmelberg in
Duitse handen. Keizer Wilhelm II volgde de aanval in een waarnemingspost en reageerde
verheugd: ‘Die Schlacht ist entschieden. Wir haben den Berg’.
Sempfs relaas van de aanval is weergegeven in korte zinnen die de schok van de aanval
verbeelden:
‘De vuurwals breekt los – en rolt verder minuut na minuut.’
‘En dan stromen de golven – de stormgolven, die afdelingen mitrailleursscherpschutters, pioniers, bergartillerie en begeleidingsbatterijen met zich
meesleuren.’
‘Zwartgeblakerd door de vlammenwerpers grijnzen de dekkingen van de vijandelijke
loopgraven’.
‘Daarop liggen overal achteloos rondgestrooide lijken, om wie thuis ook geliefden
treuren.’
5
Duitse kaart van de Slag aan de Leie. Rood omcirkeld de Kemmelberg.
De kapotgeschoten Kemmelberg.
6
Stilvallen van de Duitse aanval
Behalve de Kemmelberg veroverden de Duitsers ook het noordelijk van de heuvel gelegen
dorp Kemmel en namen daar 1.600 Fransen krijgsgevangen. Ook ten zuiden van de heuvel,
bij het dorp Dranouter, werd de frontlinie doorbroken. Het leek erop dat de op 18 april
stilgevallen aanval weer volop in beweging kwam. Maar de Duitse leiding opereerde te
voorzichtig, was bang voor tegenaanvallen en gaf het bevel halt te houden. Het momentum
ging verloren. De chaos op het slagveld was bovendien groot, troepen moesten worden
bevoorraad en de artillerie moest bijgetrokken worden.
Aanvallen zonder voldoende artilleriesteun was nu eenmaal dodelijk gebleken. De Duitse
bestormingtactiek, die begon met de stormtroepen achter een vuurwals, werd gewoonlijk
gevolgd door een meer massaal optrekken van de infanterie. Zonder afdoende
artilleriesteun bood die een goed doelwit hetgeen leidde tot grote verliezen.
De Fransen en op hun flanken de Britten begonnen tegenaanvallen te lanceren om het
ontstane gat in de geallieerde frontlinie te dichten. Zo probeerde de Franse 39e divisie, die
de 28e had vervangen, op 26 april tevergeefs de Kemmelberg te heroveren. Franse
cavaleristen deden op 28 april een uitval bij Loker met grote verliezen tot gevolg. De
onzekere situatie bleef duren tot 29 april toen de Duitsers een tweede grootscheepse aanval
lanceerden tegen de Scherpenberg, de heuvel ten westen van de Kemmelberg en het dorp
Loker. Bij verovering van deze heuvel lag de weg naar Poperinge open.
De aanval op de Scherpenberg werd een herhaling van de Kemmelberg maar met belangrijke
verschillen. Het aanvalsfront was met 14 kilometer minder geconcentreerd, de Franse
artillerie werd niet volledig uitgeschakeld en de Duitse verliezen van de afgelopen maand
begonnen door te wegen. De Fransen hadden zich ook met mitrailleursposten goed
verschanst in boerderijen rond Loker en de Scherpenberg die door de Britten van namen
waren voorzien als Butterfly en Fairy Ho.
Opnieuw werd in de vroege ochtend een massaal artilleriebombardement uitgevoerd,
gevolgd door een infanterieaanval. De Fransen, gesteund door Britse troepen moesten wel
weer terrein prijsgeven maar de Duitsers kwamen er niet doorheen. De weg ten
noordwesten van de Scherpenberg bleef onbereikbaar. Op het einde van de dag gaf de
Duitse legerleiding het op en was de Slag om de Leie voorbij, al bleven er in de volgende
maanden schermutselingen plaatsvinden.
Frans-Britse verwijten
Het Franse optreden in de Westhoek leidde niet tot innige tevredenheid van de Britten. Ze
mochten nu dan wel onder een gemeenschappelijke commandant vechten, de onderlinge
verwijten bleven. In de eerste plaats vonden de Britten dat Foch de Franse divisies eerder
naar het noorden had moeten sturen, maar vooral het opgeven van de Kemmelberg leidde
tot scherpe kritiek. De Britten vonden dat de Fransen niet tot het uiterste hadden gevochten
om een dergelijk belangrijke positie te behouden. Of Britse troepen een dergelijke
geconcentreerde Duitse aanval als op 25 april wèl hadden kunnen doorstaan, werd
vanzelfsprekend niet geopperd.
De Britten vonden trouwens over het algemeen dat zij het vuile werk moesten opknappen.
Sinds het begin van de Duitse voorjaarsoffensieven op 21 maart waren de Britse verliezen op
30 april opgelopen tot zo’n 260.000 man, de Franse verliezen tot zo’n 92.000 man. De
7
Britten stelden dan ook terecht dat zij de grootste klappen kregen en verweten de Fransen
dat die veel te weinig steun gaven.7 De Britten vergaten daarbij rekening te houden dat zij
slechts 135 km frontlijn bemanden, terwijl de Fransen niet minder dan 580 km front te
verdedigen hadden. En dat de Fransen door de Britse terugtocht richting Amiens er na 21
maart nog eens zo’n 90 km frontlijn erbij hadden gekregen. Waar moest Foch de mannen
vandaan halen? Amerikaanse troepen waren in maart en april nog nauwelijks inzetbaar. Het
enige wat hij kon doen was Franse troepen uit het oostelijk deel van het front overhevelen
en hopen dat de Duitsers daar geen aanval zouden plaatsen.
De nieuwe Duitse aanval vond echter plaats op 27 mei bij de Chemin des Dames en de
Fransen kregen het daarbij zwaar te verduren. De ironie van het lot wil dat in dit deel van het
front drie Britse aangeslagen divisies lagen die in april waren teruggetrokken uit de
Westhoek en door de Fransen waren vervangen. Maar in de Westhoek vond geen Duitse
aanval meer plaats, de laatste strijd daar werd gevoerd vanaf september in het zogenoemde
bevrijdingsoffensief van de geallieerden.
Het Franse monument op de Kemmelberg
Na de oorlog kon begonnen worden met het herdenken van de slachtoffers en het plaatsen
van monumenten. De Kemmelberg was niet de eerste plaats waar de Fransen aan dachten
om een monument neer te zetten. De eerste steen van het Franse monument op de top van
de Kemmelberg werd pas gelegd op 4 juli 1932. Op 18 september 1932 werd het ingehuldigd
in aanwezigheid van Belgische en Franse hoogwaardigheidsbekleders en militairen zoals
maarschalk Philippe Pétain.
Aan de voorkant van de 17 meter hoge zuil is een beeld van de overwinningsgodin Victoria
aangebracht. Ze houdt twee lauwerkransen in haar handen. In de volksmond kreeg het beeld
echter de naam de ‘Treurende Engel’. Ze kijkt uit op het lager gelegen ossuarium en vormt
daarmee als het ware een eenheid. Onder de vleugels van de godin staan, aan de zijkanten
van de zuil, de Franse troepen vermeld die deel uitmaakten van het Détachement d’Armée
du Nord onder bevel van generaal De Mitry. De Fransen hadden dan wel geen overwinning
behaald op de Kemmelberg, maar de Duitse aanval was tegengehouden en dat was toch wel
een monument waard.
De top van de zuil was oorspronkelijk voorzien van een Franse helm rustend op een
lauwerkrans. Maar hooggeplaatste objecten zijn gevoelig voor blikseminslagen en in 1970
kostte zo’n inslag de helm. Een foto uit die tijd toont nog een gekartelde bovenkant, maar
die is inmiddels bijgewerkt. Het monument werd in 2005 gerestaureerd.
Het monument heeft in het recente verleden nog wel eens agressie opgewekt. De Belgische
essayist Geert van Istendael maakte in 1996 melding van de beklading van het monument
met onder meer de tekst ‘Hier rust de echte vijand van het Vlaamse volk’. 8 En dat voor poilus
die voor het behoud van dit stukje Vlaanderen hun leven hebben opgeofferd.9
De Kemmelberg heeft overigens vele jaren na de veldslag nog Vlamingen aan een aardig
zakcentje geholpen. Er zijn weinig plaatsen aan het Westelijk Front waarop in zo’n korte tijd
zo veel granaten waren afgeschoten als deze heuvel. Wat een hel was geweest voor de
Franse soldaten op 25 april 1918, werd een ‘paradijs’ voor de granaatzoekers die erop
afkwamen voor het oud ijzer. In het begin van de jaren vijftig van de vorige eeuw kon er nog
100-150 kilogram aan ijzer per dag uit de grond worden gehaald. 10 Maar door het opgraven
8
van onontplofte bommen en granaten vielen er ook na zo veel jaren nog dodelijke
slachtoffers.
Het Franse monument op de top van de Kemmelberg.
Het Franse ossuarium
Op de westelijke helling van de Kemmelberg werd direct na de oorlog een ossuarium
ingericht voor onbekende Franse militairen die op of in de buurt van de Kemmelberg
sneuvelden. Later werden ook andere Franse onbekenden, die in 1914 en 1915 in de
Westhoek sneuvelden, hier naar toegebracht. In de vier massagraven zijn 5.294 stoffelijke
resten verzameld, dus niet alleen van de slachtoffers van de strijd in april 1918.
In het midden van het ossuarium staat een obelisk voorzien van een Franse haan en een
naamplaat met daarop slechts 57 namen. Tien daarvan zijn gesneuveld tussen 25 en 29 april
1918. Een daarvan was de uit Parijs afkomstige 23-jarige sergeant Emile Léon Bultez van het
416e infanterieregiment, een van de drie regimenten van de 154e divisie. Hij was mogelijk
9
één van de door Adolf Sempf waargenomen ‘achteloos rondgestrooide lijken, om wie thuis
ook geliefden treuren’. Vrijwel onderaan op de plaquette staat de naam van de slechts 19jarige soldaat Edouard Vermeille die viel op 29 april op de Scherpenberg. Een jonge soldaat
in het sinds 1795 bestaande 146e infanterieregiment, een van de regimenten van de 39e
divisie. Zo blijft er een herinnering aan sergeant Bultez en soldaat Vermeille bestaan: een
naam op een monument en een fiche in de database van de website ‘Mémoire des
hommes’.
Hoeveel onbekenden er uit de periode 25-29 april in de massagraven liggen, is onduidelijk.
Als de verhouding 10/57 toegepast wordt op het totaal aantal van 5.294 dan zou dat
uitkomen op ruim 900 vermisten. Vermoedelijk zijn het er meer geweest. Het
informatiebord bij het ossuarium vermeldt dat de Franse 28e , 39e en 154e infanteriedivisies
tussen 15 en 30 april niet minder dan 12.000 slachtoffers – dood, gewond of vermist –
telden. Baert specificeert dit, onder verwijzing naar Franse bronnen uit 1930, enigszins
nader: de 28e en 154e divisies verloren 10.500 man en de 39 e divisie 2000 man. 11
De obelisk vertoonde in het voorjaar van 2013 aan de achterkant vage sporen van
bekladding die niet helemaal werden verwijderd. Er werden ogenschijnlijk slechts
persoonsnamen en geen agressieve tekst op aangebracht maar het blijft toch beschamend
dat individuen, door Van Istendael omschreven als ‘wrattenzwijnen’, kennelijk niet van
oorlogsmonumenten kunnen afblijven.
Het Franse ossuarium kort na de oorlog op de toen nog kale Kemmelberg.
10
Het Franse ossuarium op de Kemmelberg en de 57 namen op het monument.
11
Duitse tastbare herinneringen
De Duitse verliezers van de oorlog hebben geen monumenten achtergelaten, alleen hun
doden. Die zijn vlak na de strijd begraven op tal van plaatsen, maar zijn later op enkele grote
begraafplaatsen geconcentreerd waaronder het Deutscher Friedhof Menen met 47.864
gesneuvelde militairen. De begraafplaats werd al in 1917 ingericht als Menen Wald, maar
werd in het midden van de jaren vijftig aanzienlijk uitgebreid.
Deze grootste Duitse begraafplaats in België ligt op de grens met het nabijgelegen dorp
Wevelgem. Zoals de wielerkoers Gent-Wevelgem eindigt hier dit verhaal. Niet aan de
eindstreep maar op een begraafplaats waar Duitse gevallenen van de slag om de
Kemmelberg zijn bijgezet. Onder elk van de duizenden vierkanten, grauwe stenen liggen de
stoffelijke resten van twintig personen. Het enige persoonlijke op de steen is de naam, rang
en overlijdensdatum. In het namenboek van de begraafplaats staat dan ook nog de eenheid
vermeld.
Op een steen in blok G niet ver van de kapel, die midden op de begraafplaats staat, liggen
twee gesneuvelden van de laatste dag van het Duitse offensief vlak onder elkaar: Ernst
Wagner (graf 31) en Stanislaus Zielinski (graf 32). Het namenboek geeft als detail dat ze
‘Musketier’ waren in respectievelijk het 1./I.R. 449 en 3./I.R. 448. Beide
infanterieregimenten maakten deel uit van de Duitse 233 e divisie, gevormd in 1917, en van
15 tot 29 april betrokken bij de strijd in de Westhoek. Op 29 april nam de divisie deel aan de
aanval tegen de Scherpenberg. Helaas geeft de website van de Volksbund Deutsche
Kriegsgräberfürsorge geen nadere informatie over leeftijd of geboorteplaats. Hun dood was
uiteindelijk zinloos gebleken, maar ze sneuvelden niet anoniem zoals de vele Franse doden
die op de Kemmelberg liggen.
Dezelfde grafsteen laat tevens zien dat de strijd in de Westhoek na april nog lang niet voorbij
was. Bij de bovenste tien namen staan vier soldaten die gevallen zijn op 11 en 12 oktober
1918 tijdens het bevrijdingsoffensief van het Belgische leger dat werd bijgestaan door
Amerikanen, Britten en Fransen. Tegen die geallieerde samenwerking konden de Duitsers
uiteindelijk niet op. Van de Kemmelberg hadden ze zich echter al eind augustus
teruggetrokken, 22 jaar later zou een nieuwe generatie er gewoon langs trekken.
Noten
1
Wils, Eric R.J., ‘De Slag aan de Leie in april 1918: de Duitse furie walst over de Portugezen heen’, in:
De Groote Oorlog, WFA Nederland, Jaargang 19, nr. 1, p. 12-18.
Zie ook: http://www.wereldoorlog1418.nl/slag-aan-deleie/De%20slag%20om%20de%20Leie%20in%20april%201918.pdf.
2
Baert, Koen, Kemmel 1918, Hoe Ieper uit de greep van de Duitsers bleef, Brugge, 2008. Het boek
geeft tevens een overzicht van de oudere bronnen uit het interbellum.
3
Pallud, Jean Paul, ‘Hitler aan het westelijke front’, in: Toen & Nu, ’40 - ’45, nr. 117, p. 9.
4
Lampaert, Roger, 1918, Doorbraak en bevrijding, België in oorlog 15, Erpe, 1998, p. 29-34.
5
Elfnovembergroep, Van den Grooten Oorlog, Kemmel, 1985, p. 232-234.
6
Adolf Sempf, Der Tod am Kemmel / De dood op de Kemmelberg, Kemmel, 2008. De citaten staan op
p. 7 en p. 59.
7
Doughty, Robert A., Pyrrhic Victory, French strategy and operations in the Great War, Cambridge,
Massachusetts, 2008, p. 444-445.
12
8
Istendael, Geert van, ‘Kemmelberg’ in: Alle uitbarstingen, Amsterdam/Antwerpen, 2001, p. 177179.
9
Fohlen, Yves, ‘Au Mont Kemmel, le 25 avril 1918, Le sacrifice des poilus’, dans: Sur les chemins de la
Grande Guerre, Lille, 1998, p. 19-22.
10
Durnez, Gaston, Zeg mij waar de bloemen zijn, Vlaanderen 1914-1918, Leuven, 1988, p. 182.
11
Baert, p. 82.
___________________________________________________________________________
▬ © 2014 - Eric R.J. Wils. De auteursrechten van bovenstaand artikel berusten bij de auteur.
Voor gehele of gedeeltelijke overname is dan ook uitdrukkelijk voorafgaande schriftelijke
toestemming vereist van de auteur. Ook vragen en opmerkingen kunnen via dit emailadres
aan de auteur worden voorgelegd. Dit artikel is eerder, onder dezelfde titel, geplaatst in De
Groote Oorlog, het huisorgaan van de Western Front Associatie Nederland .
Download