Vijf jaar cardiovasculair risicomanagement in Nederland: the state of

advertisement
Vijf jaar cardiovasculair
risicomanagement in Nederland:
the state of the art
van en voor mensen met een hart- of vaatziekte
Voorwoord
Samen werken aan een betere aanpak van risicofactoren voor hart- en vaatziekten.
Organisaties van patiënten en zorgverleners die hiervoor de krachten bundelen. Zodat de winst die te behalen is
met een goed cardiovasculair risicomanagement ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Hierdoor komen hart- en
vaatziekten minder voor of minder snel terug en is er minder lijden aan hart- en vaatziekten.
Daarom is het Platform Vitale Vaten eind 2006 opgericht. Dit gebeurde op initiatief van de patiëntenorganisaties:
De Hart&Vaatgroep, Hersenletsel.nl en Diabetesvereniging Nederland. Vooral mogelijk gemaakt door de
Hartstichting!
Het Platform Vitale Vaten, een samenwerkingsverband van 25 organisaties, heeft sindsdien vele activiteiten
ondernomen. De zorgstandaard cardiovasculair risicomanagement is het belangrijkste product. Daarom heen zijn
veel projecten opgezet ter bevordering van de implementatie.*
Uitgangspunt is het perspectief van patiënten. Het is immers aan de patiënt zelf en aan niemand anders, om de
ziekte, zeker in de chronische fase, een plaats te geven in zijn/haar leven. De zorgverlening kan hierbij
ondersteunen.
In dit rapport leest u welke ontwikkelingen en verbeteringen in gang zijn gezet. Deze zijn geëvalueerd door de
Hartstichting en De Hart&Vaatgroep waarbij dankbaar gebruik gemaakt is van de gegevens van LOK/InEen,
NIVEL en iBMG.
Graag wil ik alle (adviserend) lidorganisaties bedanken voor de gezamenlijke en afzonderlijke activiteiten op het
terrein van cardiovasculair risicomanagement. Speciale dank gaat uit naar al die enthousiaste mensen in bestuur,
beleid en praktijk die niet aflatend hun idealen voor een betere patiëntgerichte hart/vaat-zorg handen en voeten
geven.
Laten we alles wat bereikt is, vasthouden en verder versterken!
Ir. Wies Oldenkamp
Voorzitter Platform Vitale Vaten
* Een overzicht van producten en activiteiten van het Platform Vitale Vaten 2006 - 2014 vindt u op www.vitalevaten.nl (over ons/beleid) .
3
Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
Rapport
Uitgave van de Hartstichting
Augustus 2014
Vijf jaar cardiovasculair
risicomanagement in Nederland,
2009-2013: the state of the art
Inhoudsopgave
Inleiding ..................................................................................................................................................................................................................................... 5
1.Introductie van financieringsvorm integrale bekostiging: keten-dbc CVRM .................................................................................. 7
2. Voortgang in organisatie van de zorg
mede op basis van CVRM praktijkprojecten in ZonMw programma
‘Disease Management Chronische Ziekten’ .................................................................................................................................................... 11
3.Voortgang in de inhoud van de zorg
mede op basis van NHG proces- en uitkomst indicatoren ........................................................................................................................14
4.Hoe ervaren patiënten hun zorg? ......................................................................................................................................................................... 18
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen ........................................................................................................................................................ 29
Gebruikte literatuur .......................................................................................................................................................................................................... 32
Colofon .................................................................................................................................................................................................................................... 34
4
Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
Inleiding
In dit rapport wordt beschreven wat er tussen 2009, het jaar waarin de zorgstandaard Vasculair risicomanagement
werd uitgebracht en 2013 verbeterd is in de bekostiging, de organisatie en de inhoud van de zorg aan mensen met
(een verhoogd risico op) hart- en vaatziekten (HVZ). Zowel de ervaringen van de zorgverleners als die van de
patiënten worden belicht.
Zorgstandaard Cardiovasculair risicomanagement
Hart- en vaatziekten zijn deels te voorkómen of te vertragen door tijdig de risicofactoren voor deze ziekten te
behandelen, het zogenoemde cardiovasculair risicomanagement (CVRM). CVRM heeft betrekking op alle door
atherosclerose veroorzaakte vaataandoeningen (hoofd, hart en perifeer). Het omvat diagnostiek, behandeling en
follow-up van de risicofactoren voor hart- en vaatziekten inclusief het geven van leefstijladviezen en -begeleiding.
In aanmerking hiervoor komen alle mensen met een verhoogd risico op ziekte of sterfte door een hart- of
vaatziekte. Dat zijn dus ook patiënten die een hart- of vaatziekte hebben doorgemaakt.1,2
Februari 2009 bracht het Platform Vitale Vaten, een samenwerkingsverband van 25 organisaties waaronder
patiëntenorganisaties en beroepsverenigingen van zorgverleners, de eerste zorgstandaard Vasculair(1)
risicomanagement uit.1 Deze betreft een beschrijving van hoe de aanpak van risicofactoren voor hart- en
vaatziekten dient te worden uitgevoerd gedurende het complete zorgcontinuüm. De aanpak van de risicofactoren
wordt vanuit het patiëntenperspectief en functioneel omschreven. De geïntegreerde aanpak van het Chronic Care
Model (CCM) is gebruikt als raamwerk (zie figuur 1). Doel is dat minder mensen (over)lijden aan HVZ en, meer
mensen adequaat omgaan met een (verhoogd risico op) HVZ en daar zelf de regie over gaan voeren.
Figuur 1. Chronic Care model: model voor geïntegreerde, chronische zorg5
Chronic Care Model - Model voor geïntegreerde, chronische zorg
Gezondheidszorgsysteem
Maatschappij
Beleid en
middelen
Geïnformeerde en
geactiveerde patiënt
Zorgorganisaties
Zelfmanagement
Zorgproces
Productieve
interacties
Besluit- Klinische
vorming informatiesystemen
Voorbereid en pro-actief
team van zorgverleners
Verbeterde uitkomsten
De inhoud van de eerste Zorgstandaard is gebaseerd op de CBO/NHG Multidisciplinaire richtlijn Cardiovasculair
risicomanagement 2006.3 Deze richtlijn is herzien in 2011.4 In 2013 is derhalve de zorgstandaard Cardiovasculair
risicomanagement (CVRM) grotendeels geactualiseerd.2 Gekozen is toen voor CVRM(1) zodat het rapport ook qua
naamgeving aansluit bij de richtlijn.
De Zorgstandaard omvat vier delen:
I. Voor zorgverleners (2013)
II. Voor patiënten (april 2014)
III. Indicatoren (juli 2009) waaronder NHG-indicatoren
IV. Multidisciplinaire richtlijn CVRM (2011)
De zorgstandaard CVRM wordt gebruikt om lokaal of regionaal een zorgprogramma CVRM op te zetten of om
CVRM zorg in te kopen.
(1)
De eerste zorgstandaard heette Vasculair risicomanagement en is in 2013 qua naamgeving aangepast aan de richtlijn Cardiovasculair
risicomanagement (CVRM). Voor de eenvoud hanteren wij in dit rapport overal de aanduiding CVRM.
5
Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
Ontwikkelingen die samenhangen met de implementatie van de zorgstandaard CVRM
Sinds de introductie van de zorgstandaard CVRM heeft zich een aantal ontwikkelingen voorgedaan dat
achtereenvolgens in dit rapport besproken wordt. Steeds wordt aangegeven wat er bereikt is tussen 2009 en 2013.
Wordt er anno 2013 meer volgens de zorgstandaard gewerkt en wat zijn de uitkomsten?
Ontwikkelingen (tevens inhoud rapport):
1. Introductie van financieringsvorm integrale bekostiging: keten-dbc CVRM (2010)
2. Voortgang in organisatie van de zorg, mede op basis van CVRM praktijkprojecten in ZonMw programma
‘Disease Management Chronische Ziekten’
3. Voortgang in inhoud van de zorg, mede op basis van NHG proces- en uitkomstindicatoren
4. Hoe ervaren patiënten hun zorg? Introductie van individueel zorgplan en benoemen centrale hulpverlener
5. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
6
Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
1.
Introductie van financieringsvorm integrale bekostiging:
keten-dbc CVRM
In de eerste lijn zijn er drie vormen van bekostiging van CVRM aan HVZ-patiënten en mensen met een hoog risico
op HVZ.6
1. Keten-dbc CVRM als integrale bekostiging: de zorg aan in de dbc geïncludeerde patiënten van huisartsen die
een zorgprogramma CVRM aanbieden wordt bekostigd via een integraal tarief
2. Koptarief: alle patiënten van huisartsen die een zorgprogramma CVRM aanbieden worden bekostigd op basis
van losse verrichtingen, waarbij een extra tarief wordt uitbetaald voor de kosten voor coördinatie en
afstemming tussen betrokken zorgverleners. Dit extra tarief betreft het zogenoemde koptarief
3. Reguliere zorg: alle patiënten van huisartsen die geen zorgprogramma aanbieden. De zorg die deze patiënten
ontvangen, wordt bekostigd op basis van consulten en inschrijftarieven
Daarnaast is er, alleen voor huisartspraktijken, voor de ontwikkeling van een programmatische aanpak van
chronische aandoeningen (dus ook CVRM), de module M&I.7
Keten-dbc CVRM als integrale bekostiging
Integrale bekostiging maakt het mogelijk om het gehele pakket van zorg voor CVRM als één prestatie/product in
te kopen.6 Met de invoering van integrale bekostiging is een nieuwe partij geïntroduceerd in het Nederlandse
zorgsysteem: de zorggroep. Zorgverzekeraars sluiten met deze zorggroepen contracten af om het zorgprogramma
(het gehele pakket aan zorgactiviteiten) in te kopen. Deze contracten worden keten-diagnosebehandelcombinaties
(keten-dbc) contracten genoemd. Integrale bekostiging is structureel ingevoerd per 1 januari 2010 voor diabetes en
CVRM en per 1 juli 2010 voor COPD.6-9
Anno 2013 is de integrale bekostiging nog niet echt integraal omdat de tweedelijnszorg er nauwelijks deel van
uitmaakt.10 Voor CVRM worden er nog maar nauwelijks afspraken gemaakt over substitutie met de tweedelijn.7
De financiering van CVRM in de eerste en tweede lijn wordt in meer detail weergegeven op de financieringskaart
‘Transmurale samenwerking bij CVRM’ uitgebracht door de Argumentenfabriek, in opdracht van het Platform
Vitale Vaten.11
Vorming zorggroepen
Een zorggroep betreft een ‘samenwerkingsverband’ tussen huisartsen en andere zorgverleners waarbij de
zorggroep de hoofdcontractant van de keten-dbc is (niet het team van zorgverleners die de feitelijke zorg verleent)
en ervoor zorgt dat de zorg geleverd wordt. De zorggroep contracteert hiervoor individuele zorgaanbieders en
–instellingen (‘de onderaannemers’) en/of levert een deel van de zorg zelf. De zorggroep stemt met alle
zorgverleners af welke zorg zij verlenen.9 De Landelijke Organisatie Ketenzorg (LOK/InEen)(2) geeft aan dat er
anno 2013 zo’n 100-110(3) zorggroepen in Nederland zijn opgericht.12
Groei in contracten tussen zorgverzekeraars en zorggroepen en kostenontwikkeling
In 2010 heeft CZ als eerste zorgverzekeraar 7 dbc-contracten CVRM afgesloten.14 In figuur 2 wordt de totale groei
zichtbaar gemaakt in het aantal zorggroepen dat in de periode 2009-2012 een keten dbc-contract heeft gesloten
voor DM2, COPD en CVRM. Zorggroepen met een zeer kleine omzet zijn hier buiten beschouwing gelaten.7 Anno
2012 zijn er 33 zorggroepen met een keten-dbc-contract voor CVRM, 57 voor COPD en 98 voor DM2. De
zorggroepen die DM2 aanbieden liggen verspreid over het land, de zorggroepen die COPD en CVRM aanbieden
liggen voornamelijk in het zuiden van het land.
(2)
Sinds 1 januari 2014 is de Landelijke Organisatie Ketenzorg (LOK) gefuseerd met de eerstelijnsorganisaties LVG en VHN. De nieuwe
brancheorganisatie heet InEen.
(3)
Het totaal aantal zorggroepen in Nederland neemt toe in de tijd, maar is niet exact bekend. InEen geeft aan dat er anno 2013 zo’n 100110 zorggroepen van samenwerkende huisartsen zijn opgericht.
7
Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
Figuur 2. Groei in aantal zorggroepen met keten dbc-contract 2009-2012
Bron: NZa/Huisartsenbestand Vektis, 2014 7
120
100
80
60
40
20
0
2009
2010
2011
2012
DM2
COPD
CVRM
Op basis van cijfers van het huisartsenbestand Vektis wordt in figuur 3 voor de jaren 2010 t/m 2012 weergegeven de
groei in het aantal patiënten volledig in de keten. Voor CVRM neemt het aantal patiënten toe van ruim 50.000 in
2010 naar een kleine 300.000 in 2012.7
De kosten voor CVRM-patiënten op basis van declaraties voor ketenzorg zijn derhalve sterk toegenomen, van 10
miljoen H in 2010, 29 miljoen H in 2011 naar 50 miljoen H in 2012. D gemiddelde jaarlijkse kosten per CVRMpatiënt lopen licht terug van H 186 in 2010, H 181 in 2011 naar H 176 in 2012.7
Per 1 januari 2013 sluit CZ cardiovasculair risicomanagement voor patiënten met een verhoogd risico op hart- en
vaatziekten, de primaire preventie, uit van de keten-dbc CVRM. Dit leidt tot een afname van het aantal patiënten
in de keten-dbc CVRM in het jaar 2013.14
8
Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
Figuur 3. Toename in aantal patiënten volledig per jaar in keten 2010-2012
Bron: NZa/Huisartsenbestand Vektis, 2014 7
700.000
600.000
500.000
400.000
300.000
200.000
100.000
0
2010
2011
2012
DM2
COPD
CVRM
Concluderend: anno 2012 heeft éénderde van de zorggroepen een keten-dbc contract voor CVRM afgesloten met
een preferente verzekeraar voor bijna 300.000 verzekerden. De totale kosten voor CVRM-ketenzorg bedroegen in
2012 50 miljoen H.
Koptarief
Naast de keten-dbc’s CVRM, zijn er meer manieren waarop zorg volgens de zorgstandaard CVRM gestimuleerd
wordt. Zorgverzekeraar Achmea doet dit via het koptarief (pag. 7, punt 2). Deze financieringsmethode is vastgelegd
in de ‘Beleidsregel samenwerking t.b.v. geïntegreerde eerstelijnszorgproducten’ afgekort als GEZ-module. Deze
GEZ-module geldt voor samenwerkingsverbanden in de eerstelijnszorg waarin zorgverleners structureel
samenwerken. Anno 2013 hebben 10 zorggroepen een koptariefcontract voor CVRM.7
Module M&I
Voor de ontwikkeling van een programmatische aanpak van CVRM kan ook gebruikt gemaakt worden van de
module Modernisering & Innovatie (M&I). In 2013 waren er 5 M&I contracten.7 Deze module geldt alleen voor
huisartspraktijken en niet voor andere zorgaanbieders in de eerste lijn.
9
Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
Quickscan Zorgstandaard CVRM (Vitale Vaten)16
Deze enquête werd ingevuld door 160 (potentiële) bezoekers (vooral zorgverleners) van het congres
‘Cardiovasculair Risicomanagement: van weten naar doen!’ (10 december 2013).
80-90% van de respondenten volgt de richtlijn CVRM meestal of geheel voor:
• alle groepen patiënten die daar voor in aanmerking komen
• leefstijladvisering en -begeleiding
• medicamenteuze behandeling bij mensen die geen HVZ hebben
50% voert een knelpuntenanalyse uit alvorens de zorgstandaard CVRM in te voeren of voort te zetten
65% heeft een preferente verzekeraar die meestal of geheel alle onderdelen van de zorgstandaard
contracteert, 23% niet
70% geeft aan dat het ondersteunen van zelfmanagement gemakkelijk af gaat
50% werkt in de praktijk met een individueel zorgplan
60% heeft afspraken over (terug)verwijzen van patiënten tussen eerste- en tweedelijnszorg
50% wisselt de belangrijkste medische gegevens van de patiënt digitaal uit met andere (externe)
zorgverleners in de CVRM-keten
10 Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
2.
Voortgang in organisatie van de zorg, mede op basis van CVRM
praktijkprojecten in ZonMw programma ‘Disease Management
Chronische Ziekten’
In 2009 is een negental CVRM praktijkprojecten, waaronder acht Vitale Vaten projecten (zie tabel 2)17 gestart om de
kwaliteit van de gezondheidszorg te verbeteren uitgaande van het Chronic Care Model (figuur 1). In alle
praktijkprojecten is een selectie van maatregelen getroffen uit de kernelementen (tabel 1) om de zorg door
professionals te verbeteren. Deze kernelementen zijn:
• ondersteuning van zelfmanagement van patiënten
• verbetering van de organisatie van de zorg
• ondersteuning bij het nemen van beslissingen
• ondersteuning bij klinische informatiesystemen in de zorg
Tabel 1. De kernelementen van het gezondheidszorgsysteem en hun componenten in het Chronic Care Model 18,19
Ondersteuning van het
zelfmanagement
Zorgproces
Besluitvorming
Klinische informatie
systemen
Behoeften en activiteiten
Functioneren van het
patiënt tav zelfmanagement (multidisciplinaire) team
nagaan en vastleggen
Evidence-based
richtlijnen / standaarden
Lijst van patiënten met
CVRM
Ondersteuning van
zelfmanagement bij
patiënten
Leiderschap in team /
Centrale zorgverlener
Betrokkenheid gespecialiseerde zorgverleners bij
verbeteren 1e-lijnszorg
Herinneringen aan zorgverleners over zorg aan
patiënt
Ingaan op vragen en
zorgen van patiënten en
familieleden
Afsprakensysteem
Controles en geplande
afspraken met patiënten
Nascholing voor zorgverleners op gebied zorg
voor patiënten
Terugkoppeling/
feedback
Informeren van
patiënten over richtlijnen
/ standaarden
Individueel zorgplan in
HIS en KIS
Effectieve interventies voor Continuïteit van zorg /
gedragsverandering en
onderlinge coördinatie
sociale steun aan patiënten tussen 1e, 2e lijns en
andere zorgverleners
Deze CVRM praktijkprojecten op terrein van disease management werden gefinancierd door ZonMw, begeleid
door Vilans en geëvalueerd door iBMG (Erasmus MC). Op basis van de verkorte ACIC-vragenlijst is de verandering
in kwaliteit van de zorg volgens professionals over de periode 2010, 2011 en 2012 gemeten.18,19
ACIC-S-vragenlijst
ACIC-S staat voor Assessment of Chronic Illness Care - Short version. Deze vragenlijst wordt gebruikt om te
evalueren in hoeverre praktijken en de zorggroep de vier kernelementen en hun componenten van het
Chronic Care Model (tabel 1) hebben toegepast en deze integreren.18,19
Ook worden vragen gesteld over de organisatie van de gehele gezondheidszorg bij onderdeel Beleid en
middelen (b.v. belangstelling voor visiedocumenten en verbeteringsstrategieën) en over de integratie van
alle onderdelen van het Chronic Care Model.
De schaal die wordt gebruikt gaat van 0 tot 11, waarbij een score tussen de 0 en 2 een beperkte, 3-5 een
redelijke, 6-8 een goede en 9-11 een volledige implementatie van dat Chronic Care Model-onderdeel
betekent.
Praktijken die na verloop van tijd meer inzicht krijgen in wat goede chronische zorg inhoudt en vervolgens
veranderingen doorvoeren in de praktijk, zullen verbeteringen zien in hun ACIC-scores.
Voor patiënten is er de vragenlijst PACIC 20,21: zie pagina 23 t/m 25
11
Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
Tabel 2.
De acht Vitale Vaten - CVRM praktijkprojecten en de populatie waarop zij zich richtten17
Praktijkprojecten
Patiënten populatie
Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (OLVG), Amsterdam
HVZ
St. Eerstelijns Samenwerking (SESA), Achterveld
HVZ/hoog risico
Regionale Organisatie Huisartsen (ROHA), Amsterdam
HVZ
St. Gezondheidscentra (SGE), Eindhoven
Hoog risico
Gezondheidscentrum, Maarssenbroek
Laag/hoog risico
Ziekenhuis Rijnstate, Arnhem
Hoog risico
UMC St. Radboud, Nijmegen
Laag/hoog risico
Wijkgezondheidscentra, Huizen
Hoog risico
N=1.484
Uit de evaluatie bleek dat van 2010 naar 2012 op alle onderdelen van het Chronic Care Model vooruitgang volgens
zorgprofessionals werd geboekt (zie figuur 4), waarbij de totale ACIC-S score toenam van 6,6 naar 7,6.
Figuur 4. Verandering in kwaliteit van zorg volgens professionals naar onderdelen van het Chronic Care Model
Bron: J.M. Cramm en A.P. Nieboer, iBMG 22

,

,





te
g
l
In
To
ta
a
ra
tie
T
IC
es
ro
c
Zo
rg
p
t
in
g
Be
slu
itv
or
m
en
ag
em
an
Ze
lfm
Be
m lei
id d
de en
le
n
M
aa
ts
ch
ap
pi
j


Kosten
De implementatie van CVRM brengt kosten met zich mee. In de 8 praktijkprojecten varieerden deze van H 26.807
tot H 274.783 in totaal en van H 350 tot H 628 per patiënt. Tweederde van de kosten kwam op conto van
arbeidskosten van de zorgprofessionals.
Aanbevelingen t.a.v. de organisatie van de zorg
Op basis van een evaluatie van 22 praktijkprojecten(4) in het ZonMw programma ‘Disease Management Chronische
Ziekten’ concludeert het iBMG22 t.a.v. de organisatie van de zorg dat
• Een goede voorbereiding en flexibiliteit gedurende de looptijd van een disease managementprogramma de
kwaliteit van de chronische zorg verhoogt
(4)
Naast de 9 CVRM praktijkprojecten zijn er in het ZonMw programma ‘Disease Management Chronische Ziekten’ ook projecten
geëvalueerd die zich op verbetering van de zorg voor patiënten met diabetes mellitus, COPD, comorbiditeit, hartfalen, beroerte,
eetstoornissen, depressie en psychotische aandoeningen richtten.
12
Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
•
•
•
•
•
De kwaliteit van de chronische zorgverlening elk jaar opnieuw verbetert
De belangrijkste voorspeller van succes van de praktijkprojecten de verbeterde communicatie en coördinatie
tussen professionals is
De verbeteringen in het eerste en tweede jaar van implementatie voorspellers zijn van borging van het
programma
Verbeteringen in de chronische zorgverlening eerder zichtbaar zijn voor professionals dan voor patiënten, b.v
werken volgens protocollen, gebruik maken van een (keten) ICT-systeem, en meer samenwerken met andere
professionals
Er nog geen substitutie van zorg van tweede naar eerste lijn plaats vindt
Afspraken tussen zorgverleners over (transmurale) samenwerking
Uit onderzoek van het NIVEL blijkt dat zorgverleners lang niet altijd afspraken maken over de organisatie van de
zorg.20,24 In 2010 maakte iets meer dan de helft van de huisartsen afspraken met andere zorgverleners uit de eerste
lijn, vooral met diëtisten, diabetesverpleegkundigen en apothekers. De samenwerkingsafspraken hebben vooral
betrekking op de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden binnen het eerstelijns team. Een vijfde van de
huisartsen heeft afspraken met zorgverleners uit de tweede lijn (internisten en cardiologen) en dan met name over
de wijze van verwijzen en terugverwijzen. Dit beeld wordt bevestigd in het onderzoek onder de medisch
specialisten uit 2011: ook zij geven aan weinig samenwerkingsafspraken met de eerste lijn te hebben.24 Vaker
hebben ze afspraken met andere medisch specialisten (van hun eigen en andere disciplines). Echter, hierin bestaan
wel duidelijke verschillen tussen de specialismen. Aan de medisch specialisten is gevraagd hoe het werken met de
zorgstandaard cardiovasculair risicomanagement bevorderd kan worden. Zij noemen het vaakst het maken van
transmurale samenwerkingsafspraken, gevolgd door goede ICT-voorzieningen die deze samenwerking
ondersteunen.
Er zijn met betrekking tot transmuraal werken goede initiatieven in regio’s. In kwantitatieve zin is echter niet te
verwachten dat er sinds de metingen meer samengewerkt wordt tussen eerste en tweede lijn gezien de uitkomsten
van de inventarisatie van de Argumentenfabriek11 en het feit dat er anno juli 2014 nog geen Landelijke Transmurale
Afspraak CVRM is.
Een positiever beeld komt uit de NZa enquête onder zorggroepen in 2013.7 De volgende zorgaanbieders maken
deel uit van de CVRM-ketenzorg (niet allemaal onderdeel van integraal tarief): huisarts en POH 100%, diëtist 94%,
doktersassistent 71%, internist 77%, cardioloog 83%, laboratorium 66%, fysiotherapeut 26%, apotheek 31%.
13
Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
3.
Voortgang in de inhoud van de zorg, mede op basis van NHG proces- en
uitkomst indicatoren
In de Zorgstandaard CVRM deel III van het Platform Vitale Vaten is een lijst met conceptindicatoren opgenomen
(juli 2009).1 Zichtbare Zorg Chronische zorg(5) heeft mede op basis hiervan een minimale dataset voor CVRM
ontwikkeld (november 2009). Voor de zorginhoudelijke indicatoren hanteert het Platform Vitale Vaten de
indicatoren van het NHG.25,26
Indicatoren
In de zorgstandaard CVRM 2013 staan twee soorten indicatoren ter verbetering van de kwaliteit van zorg:
• Zorginhoudelijke indicatoren
• Organisatorische indicatoren
Zorginhoudelijke indicatoren
Het NHG geeft een overzicht en definitie van indicatoren voor CVRM bij patiënten op basis van de
multidisciplinaire richtlijn CVRM 2011:
• bekend met HVZ in de huisartsenzorg (meest recente versie 1.5b)25
• met mogelijk verhoogd risico op HVZ (meest recente versie 2.1)26
Voor de zorginhoudelijke indicatoren gaat het Platform Vitale Vaten uit van deze NHG-indicatoren.
Voorbeelden van zorginhoudelijke NHG-indicatoren voor patiënten bekend met HVZ waarbij huisarts
hoofdbehandelaar is en die ingeschreven staan bij de praktijk gedurende 12 maanden of meer:
Procesindicatoren
% patiënten bekend met HVZ bij wie in de afgelopen 12 maanden is bepaald:
• Systolische bloeddruk
• LDL-cholesterol
• BMI
• Nuchter glucose (bepaald in afgelopen 5 jaar)
• Mate van beweging
• Rookgedrag
• Compleet risicoprofiel
% patiënten bekend met HVZ met ooit een:
• beweegadvies
• voedingsadvies/voedingspatroon besproken in afgelopen 12 maanden
Uitkomstindicatoren
% patiënten bekend met HVZ in de afgelopen 12 maanden waarvan de volgende uitkomst bekend is:
• Systolische bloeddruk ≤ 140 mmHg (gewijzigd in versie 1.5 met een leeftijd van ≤ 80 jr.)
• LDL-cholesterol ≤ 2,5 mmol/l (gewijzigd in versie 1.5 afgelopen 5 jaar en met een leeftijd van ≤ 80 jr. )
• BMI < 25 kg/m2
• % patiënten dat rookt
Organisatorische indicatoren
Deze zijn gebaseerd op de vier kernelementen van het Chronic Care Model.
Voorbeelden zijn: beschikking hebben over een individueel zorgplan en een centrale zorgverlener. En ook dat er
(transmurale) samenwerkingsafspraken zijn.
Het Platform Vitale Vaten zoekt samenwerking in de verdere ontwikkeling van deze indicatoren. Deze
indicatoren zullen immers meestal ook op andere chronische ziekten van toepassing zijn. InEen (voorheen
LOK)(2) heeft Kritische Kwaliteitskenmerken (KKK’s) geformuleerd met de zorggroepen42
(5)
Per 1 januari 2013 is het programma Zichtbare Zorg gestopt en opgegaan in het Kwaliteitsinstituut in oprichting, per april 2014 het
Zorginstituut Nederland.
14 Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
Overigens kunnen de kwaliteitscriteria CVRM, geformuleerd door De Hart&Vaatgroep volgens de methode
Kwaliteit in Zicht, inbreng geven voor het bereiken van een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven en zorg.2
Omvang CVRM populatie
Op 1 januari 2011 hebben twee zorggroepen, De Ondernemende Huisarts (DOH) en Praktijkondersteuning
Zuidoost-Brabant (PoZoB), op basis van dossieronderzoek van de eerste 65 praktijken die de keten-dbc hadden
ingevoerd, de omvang van de patiëntenpopulatie goed in zicht gebracht.27 Tevens verifieerden zij de diagnoses.
Hoewel dit bij andere zorggroepen opliep tot 20%, bleek in totaal 9,3% van alle patiënten in de eerstelijns-dbc
CVRM opgenomen: 6% betrof mensen met een verhoogd cardiovasculair risico, 3,3% patiënten met een
cardiovasculaire ziekte. Daarnaast was van de totale patiëntenpopulatie 0,4% met verhoogd cardiovasculair risico
en 2,8% patiënten met een cardiovasculaire ziekte onder behandeling in de tweede lijn.
Uit de benchmark Transparante ketenzorg over het jaar 2012 LOK;12 blijkt dat het aantal HVZ-patiënten in het
zorgprogramma CVRM per zorggroep gemiddeld 4,1% bedraagt, met een spreiding tussen de zorggroepen van
1-11%. In 2013 is het gemiddeld aantal HVZ-patiënten per zorggroep 4,2% met een spreiding van 3-7%. InEen; 13
Deze spreiding in prevalentie van patiënten met HVZ in 2012 kan slechts deels verklaard worden door
populatieverschillen, in bijzonder door verschillen in sociaal economische klasse.12 Een ander deel kan worden
verklaard door onder- en overrapportage. Onderrapportage is vaak het gevolg van registratieproblemen in de
aanloopperiode van het zorgprogramma. Overrapportage kan bijvoorbeeld optreden door het includeren van
primaire patiënten groepen en hartfalen patiënten. Ook is de taakverdeling tussen eerste en tweede lijn wisselend.
De spreiding in 2013 is kleiner geworden. InEen is voornemens om samen met de kaderhuisartsen inclusiecriteria
op te stellen voor CVRM.
Verhouding hoofdbehandelaar in eerste en tweede lijn
In de benchmark Transparante ketenzorg 12 wordt aangegeven dat een kwart van de patiënten met een
doorgemaakte HVZ ‘onder controle’ gehouden wordt door de specialist in de tweede lijn. In 2013 is dit 30%.13 Met
transmurale afspraken en prikkels voor de tweede lijn kunnen in de toekomst meer patiënten met een HVZ
verantwoord worden terugverwezen naar de huisarts voor controle.
Samenvattend, 4 % van de patiënten ingeschreven bij zorggroepen is onder behandeling voor hun hart- of
vaatziekte via de keten-dbc CVRM. 70-80 % van de patiënten met HVZ heeft de huisarts als hoofdbehandelaar.
Voortgang in proces- en uitkomstindicatoren
Diverse individuele zorggroepen rapporteren over de voortgang in registratie van proces- en uitkomstindicatoren
conform de zorginhoudelijke indicatoren van het NHG in de periode 2011 - 2013. Voorbeelden zijn die van het
Eerstelijns Centrum Tiel (volgens de 10 stappen van de CRIT-methodiek)28, het Huisartsenteam Etten-Leur29 en
Zio, Zorg in Ontwikkeling, regio Maastricht-Heuvelland30. Van deze laatste groep huisartsen zijn ook de
patiëntenervaringen gemeten.
De Landelijke Organisatie voor Ketenzorg (LOK)12 bracht september 2013 het jaarrapport Transparante ketenzorg
Diabetes Mellitus, COPD en CVRM uit. Voor de eerste maal rapporteren 27 zorggroepen de proces- en
uitkomstindicatoren van het zorgprogramma CVRM van HVZ-patiënten (secundaire preventie) die gedurende het
hele jaar 2012 bij de zorggroep in zorg waren. Medio 2014 bracht de nieuwe koepel van eerstelijns zorgorganisaties
InEen (waarin het LOK is opgegaan) een tweede benchmark voor HVZ-patiënten uit op basis van rapportage van 39
zorggroepen alsmede een eerste inventarisatie bij patiënten zonder HVZ. Het betreft een uitvraag op vrijwillige
basis. Veelal betreft de rapportage het eerste of tweede jaar van de ketenzorg voor CVRM, met alle aanloop
problemen van dien. De kwaliteit en betrouwbaarheid van de cijfers zal in de komende jaren groeien.
In 2013 zijn de data van 39 zorggroepen met in totaal 97.825 HVZ-patiënten opgenomen in een CVRM
zorgprogramma, verwerkt.13 Gemiddeld is 67% van de HVZ-patiënten in een CVRM zorgprogramma opgenomen,
van de kleinste zorggroep 240 en van de grootste zorggroep 28.402 HVZ-patiënten.
15
Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
Procesindicatoren 2013
Per procesindicator wordt van alle zorggroepen tezamen het gemiddeld aantal HVZ-patiënten in het CVRMzorgprogramma weergegeven alsmede de spreiding tussen de zorggroepen (figuur 5). Zo is gemiddeld bij 83% van
alle HVZ-patiënten de bloeddruk bepaald in het jaar er voor. Bij de zorggroep waar deze indicator het minst werd
bepaald, gebeurde dit bij 33% van de HVZ-patiënten en in de zorggroep waar deze indicator het meest werd
bepaald, werd deze bij 99% van de patiënten gemeten.
Bij gemiddeld 66% van de patiënten is de mate van beweging vastgelegd en bij 44% is het voedingspatroon
besproken. Bij één op de drie HVZ-patiënten is een compleet risicoprofiel vastgelegd. Meerdere zorggroepen
hebben dit bij geen één patiënt vastgelegd, de meest voortvarende zorggroep bij 93% van de HVZ-patiënten.
%
Figuur 5. % HVZ-patiënten in CVRM-zorgprogramma (inclusief spreiding tussen zorggroepen) bij wie
procesindicatoren CVRM zijn vastgelegd in 2013, naar indicator13










b
va ew
st eg
ge in
le g
gd
vo
ed
in
s
be gpa
sp tro
ro o
ke n
n
ris
va icop
st ro
ge fi
le el
gd
ro
va ok
st st
ge at
le us
gd
et
en
Ig
em
BM
se
ge nuc
m hte
et r
en
gl
u
co
et
en
ge
m
L
LD
bl
o
ge edd
m ru
et k
en

Net als in 2012 worden in 2013 laboratorium bepalingen systematischer geregistreerd dan consultgegevens zoals
roken, BMI, mate van beweging en voedingspatroon. Wel neemt het verschil af. Het gemiddeld aantal HVZpatiënten per zorggroep waarvan geregistreerd is dat zij (ooit) een advies om te stoppen met roken, gezond te eten
en/of meer te bewegen kreeg, bedraagt zo’n 75 resp. 45% en 45%(niet in figuur).
De registratie van bijna alle procesindicatoren is in 2013 toegenomen t.o.v. 2012. Er is een grote spreiding in het
vastleggen van procesindicatoren tussen zorggroepen.
Uitkomstindicatoren 2013
Het gaat hier om het percentage HVZ-patiënten dat deelneemt aan het zorgprogramma met een streefwaarde voor
een systolische bloeddruk ≤ 140 mmHg, LDL-cholesterol ≤2,5 mmol/, BMI < 25 kg/m2 alsmede het aantal rokers. In
figuur 6 zijn van verschillende uitkomstindicatoren de waarden weergegeven.
16 Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
%
Figuur 6. % HVZ-patiënten in CVRM-zorgprogramma (inclusief spreiding tussen zorggroepen) bij wie uitkomst
indicatoren CVRM zijn vastgelegd in 2013, naar indicator13











SYS BP ≤  mmHg
(< jr)
LDL ≤ , mmol/l
(< jr)
BMI <  kg/m
rokers
De uitkomstindicatoren van HVZ-patiënten van klinische parameters zoals LDL-cholesterol worden minder
frequent geregistreerd dan die van procesindicatoren. Bij gemiddeld 68% van de HVZ-patiënten onder de 80 jaar
wordt een bloeddrukwaarde lager of gelijk aan 140 mmHg gemeten en bij 48% een LDL-cholesterol lager of gelijk
aan 2,5 mmol/l. Van gemiddeld 20% van de HVZ-patiënten is bekend dat zij roken.
Vergelijking eerste met tweede lijn
Het aantal patiënten begeleid op de vasculaire poli van het OLVG is tussen 2008 en 2012 met 50% toegenomen. Het
OLVG heeft gedurende deze jaren de uitkomst- en effectindicatoren vastgelegd van de HVZ-patiënten en - op
verzoek - de uitkomstindicatoren BMI en LDL-cholesterol nader uitgewerkt. Zo’n 30% van de HVZ-patiënten heeft
een BMI onder de 25 kg/m2 en 84% een LDL ≤ 2,5 mmol/l. Een vergelijking met de benchmark in de eerstelijn13 laat
zien dat in de vasculaire poli 2x zoveel HVZ-patiënten een LDL ≤ 2,5 mmol/l bereiken.
Eerste inventarisatie bij patiënten zonder HVZ in 201313
In 2013 hebben 23 zorggroepen voor het eerst data aangeleverd over de groep patiënten met een verhoogd risico op
HVZ. De inclusiecriteria dienen verduidelijkt te worden. 20% van de patiënten in het zorgprogramma heeft een
bloeddruk > 140 mmHg en 65% van degenen met een LDL > 2,5 mmol/l wordt niet medicamenteus behandeld.
Uitkomsten van benchmarks zorgverzekeraars
Enkele zorgverzekeraars rapporteren de voortgang in registratie van proces- en uitkomstindicatoren aan de hand
van een minimale data set, zowel voor de groep HVZ-patiënten als voor patiënten met een verhoogd risico op HVZ.
In de toekomst zullen zij aansluiten bij de landelijke benchmark Transparante Ketenzorg.
In 2012 is door CZ een benchmark onder de zorggroepen in het preferente gebied gehouden. Ca. de helft hiervan
rapporteert in dat jaar, niet alleen over HVZ-patiënten, maar ook over de hoog risicogroep. De gemiddelde leeftijd
van HVZ-patiënten bedraagt zo’n 70 jaar en die van hoog-risico groepen 64 jaar. De proces- en uitkomstindicatoren
worden van beide groepen tezamen gepresenteerd. Het gemiddelde percentage patiënten waarvan de waarde is
geregistreerd komt sterk overeen met die uit de benchmark van het LOK onder alleen HVZ-patiënten.12
In de benchmark van Menzis onder degenen waarbij de huisarts de hoofdbehandelaar is, zijn proces- en
uitkomstindicatoren ook van ca. de helft van de zorggroepen vastgelegd van 3 doelgroepen: HVZ-patiënten, hoogrisicogroepen (≥10% 10-jaars CVD-sterfte risico) en matig verhoogd risico (≥5-< 10%-jaarsrisico).(6)
(6)
Gebaseerd op risicoschatting multidisciplinaire richtlijn Cardiovasculair risicomanagement 20063.
17
Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
4.
Hoe ervaren patiënten hun zorg?
Effect van patiëntgericht werken van 2010 naar 2012
In de negen praktijkprojecten(4) van het ZonMW-programma ‘Disease Management Chronische Ziekten’ werden
sommige interventies meer gericht op professionals, andere op patiënten. Binnen alle ingezette interventies stond
uiteindelijk de patiënt centraal. Het iBMG onderscheidt o.a. de volgende meer op de patiënt gerichte interventies22:
•
Maatschappij: gezondheidsmarkt, betrekken van patiëntenverenigingen, familie participatie, meer regulier
contact met verschillende zorgverleners
Zelfmanagement: persoonlijk behandelplan/ individueel zorgplan, opstellen van een risicoprofiel, kennis
bevordering, hulp bij leefstijlinterventies (o.a. stoppen met roken, bewegingsprogramma’s, gezond eten),
coachende rol van hulpverleners voor patiënten om zelfmanagement te bevorderen
Besluitvorming: periodieke evaluatie van interventies en streefdoelen, meten van patiënt tevredenheid
Zorgproces: periodieke discussies tussen professionals (en patiënten)
ICT: electronisch patiënten systeem met patiënten portal
•
•
•
•
Op basis van een vragenlijst met 36 items (SF-36; schaal 0-100) afgenomen bij patiënten met (verhoogd risico op)
HVZ werd van 2010 naar 2012 aangetoond dat de ervaren gezondheidstoestand/fysieke kwaliteit van leven bij
patiënten in alle projecten verbeterde (figuur 7).(22; appendix hoofdstuk 6/7)
Figuur 7. Lange termijn effecten op de fysieke kwaliteit van leven (SF-36) gemeten (range 0-100)
in de negen CVRM praktijkprojecten22







l
To
ta
a
ui
ze
n
H
CO
W
M
st
at
e
bo
ud
Ra
d
rs
se
n
M
aa
Ri
jn
br
oe
k
E
SG
H
A
RO
ee
lk
om
H
O
LV
G

2010
2012
Ook konden lange termijn veranderingen in gezondheidsgedrag tussen 2010 en 2012 aangetoond worden.
Patiënten zijn op meer dagen in de week gaan bewegen (meer dan 30 minuten per dag): van 4,95 naar 5,64 dagen
per week. Ook wordt er minder gerookt: van 17% naar 14%.
Op basis van een evaluatie van de praktijkprojecten in het ZonMW ‘Disease Management Chronische Ziekten’22
concludeert het iBMG t.a.v. de patiënten uitkomsten dat
• Het gezondheidsgedrag van patiënten verbetert: zij gaan meer bewegen en minder roken
• Na 2 jaar de fysieke kwaliteit van leven verbetert, hoewel de mentale kwaliteit van leven verslechtert
• De klinische uitkomsten zoals LDL-cholesterol en glucose - op basis van registratie van huisartsen - verbeteren
18 Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
De achteruitgang in mentale kwaliteit van leven heeft mogelijk te maken met de focus van de disease management
programma’s op fysiek functioneren en leefstijl van patiënten, en te weinig aandacht voor het algemeen welzijn
zoals onderhouden van sociale relaties.41
Ervaringen van patiënten van 2008/2009 - 2012/2013
Los van de interventies ter implementatie van de zorgstandaard is in zijn algemeenheid gekeken hoe de
opvattingen en ervaringen van mensen met HVZ in de periode 2008/2009 tot 2012/2013 zijn veranderd. Hiertoe
zijn in deze twee perioden analyses verricht bij HVZ-patiënten die deelnamen aan het Nationaal Panel Chronisch
zieken en Gehandicapten.31
Nationaal Panel Chronisch zieken en Gehandicapten
Het Nationaal Panel Chronisch zieken en Gehandicapten (NPCG) van het NIVEL bestaat uit circa 3500
thuiswonende mensen met chronische ziekten en/of matige tot ernstige lichamelijke beperkingen in de
leeftijd vanaf 15 jaar. Deze mensen zijn voor het panel geselecteerd via een groot aantal huisartsenpraktijken
(landelijke steekproeven) op basis van medische diagnoses en via bevolkingsonderzoek (POLS, WoON) op
basis van een screeningsinstrument ter vaststelling van de aanwezigheid, aard en ernst van
functiebeperkingen. Door de manier waarop het panel is opgezet vormt het een landelijk representatieve
steekproef van mensen met chronische ziekten en/of beperkingen. Deelnemers aan het NPCG vullen twee
keer per jaar, in april en oktober, een schriftelijke of internetenquête in. Vaste onderwerpen van
vragenlijsten zijn o.a. het gebruik van zorg, zelfmanagement en de behoefte aan ondersteuning daarbij, en
de ervaren kwaliteit van zorg31.
Op verzoek van De Hart&Vaatgroep/Hartstichting zijn aanvullend analyses verricht bij patiënten met HVZ
(dezelfde ICPC codes zijn geïncludeerd als in het NHG document inzake indicatoren bij patiënten met
bekende HVZ in de huisartsenzorg)25.
De volgende thema’s worden besproken :
4a. Kwaliteit van leven en beoordeling functioneren
4b.Ervaren regie over eigen leven
4c. Ervaren kennis, vaardigheden en vertrouwen voor zelfmanagement (=patiëntenactivatie)
4d.Zelfmanagementtaken en ondersteuningsbehoeften
4e. Gebruik van zorg
4f. Ervaren kwaliteit van zorg
Nadere toelichting van enkele organisatorische indicatoren:
4g.Individueel zorgplan
4h.Centrale zorgverlener
19 Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
Hoe ziet de groep patiënten met HVZ in het Nationaal Panel Chronisch zieken en Gehandicapten er uit?
De groep patiënten met HVZ t.o.v. de totale groep mensen met een chronische ziekte:
• is gemiddeld genomen ouder
• omvat meer mannen
• heeft meer multimorbiditeit
• heeft vaker matige of ernstige lichamelijke beperkingen
• heeft hetzelfde opleidingsniveau
Binnen de totale groep patiënten met HVZ (n=702) zijn de meest voorkomende diagnoses:
• acuut myocardinfarct (26%)
• angina pectoris (22%)
• beroerte (18%)
Bij 64% van deze HVZ-patiënten is sprake van multimorbiditeit. De meest voorkomende aandoeningen naast
HVZ zijn daarbij:
• diabetes mellitus (24%)
• COPD (10%)
• boezemfibrilleren (8%)
De gemiddelde leeftijd bedraagt 70 jaar. Ca. 68% is man. De ziekte duur bedraagt zo’n 11-14 jaar.
4a. Kwaliteit van leven en beoordeling functioneren
Zowel in 2008 als 2012/2013 beoordeelt ongeveer 75% van de mensen met HVZ hun functioneren als (zeer) goed tot
uitstekend en een vergelijkbaar deel geeft aan (zeer) tevreden en gelukkig te zijn met het leven. Deze uitkomst
verschilt niet van het oordeel van de totale groep chronisch zieken zoals die in het NPCG voorkomt. Wel voelen
mensen met HVZ zich gelukkiger en zijn meer tevreden met het leven (72-79%) dan de gemiddelde groep
chronisch zieken (58-65%).
Mensen met HVZ met multimorbiditeit lijken hun algemene gezondheid, functioneren, tevredenheid en geluk
minder vaak als positief te waarderen, echter deze verschillen zijn niet significant.
4b. Ervaren regie over eigen leven
Ervaren regie over het eigen leven is gemeten met een item uit de ‘Impact op Participatie en Autonomie’ (IPA)
vragenlijst. Met de vragenlijst worden belemmeringen in participatie en autonomie geëvalueerd.
In 2012 beoordeelt 63% van de HVZ-patiënten ‘de mogelijkheid om zelf te bepalen wat men doet en te leven op de
manier waarop men dat wil’ als goed tot zeer goed. Dit is vergelijkbaar met de totale groep mensen met een
chronische ziekte (61%).
Van de mensen zonder multimorbiditeit beoordeelt 79% de mogelijkheid om te leven zoals zij dit willen als goed,
terwijl dit in de groep met multimorbiditeit 58% is (dit is significant verschillend).
4c. Patiëntenactivatie
Om te meten in hoeverre patiënten over voldoende bagage beschikken om op een actieve wijze om te gaan met hun
eigen ziekte en zorg is de in de VS ontwikkelde Patient Activation Measure (PAM; Hibbard e.a., 2004) vragenlijst
gebruikt. Deze meet op 4 niveaus de aanwezigheid van kennis en vaardigheden voor zelfmanagement, alsmede het
vertrouwen om deze kennis en vaardigheden toe te passen in de dagelijkse omgang met de ziekte (zie figuur 8).
20 Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
Figuur 8. Percentage patiënten met HVZ met en zonder multimorbiditeit in vier niveau’s van patiënt activatie
Bron: www.InsigniaHealth.com – NL vertaling NIVEL; Nivel, 2014
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
Beginnen met het
nemen van een rol
Opbouwen
van kennis en
zelfvertrouwen
Actie nemen
Gedrag volhouden
Individuen hebben
niet het zelfvertrouwen om een actieve
rol te vervullen ten
aanzien van hun
gezondheid.
Ze zijn geneigd tot
het passief ontvangen van zorg.
Individuen missen
zelfvertrouwens en
de kennis over hun
gezondheid of over
aanbevolen gezonde
leefregels.
Individuen weten de
belangrijkste feiten
en beginnen actie
te ondernemen,
maar kunnen een
gebrek hebben aan
zelfvertrouwen en
vaardigheden om
hun gedrag vorm te
geven.
Individuen hebben nieuw gedrag
aangenomen, maar
zijn mogelijk niet in
staat om dat gedrag
vol te houden in een
stressvolle situatie.
Toenemend niveau van Activatie
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4
22%
29%
29%
20%
HVZ-patiënten
zonder
multimorbiditeit
14%
38%
33%
14%
HVZ-patiënten
met
multimorbiditeit
25%
27%
28%
21%
26%
25%
31%
18%
HVZ-patiënten
Chronisch zieken
Niveau 1 en 2: Eén kwart van de mensen met HVZ met multimorbiditeit (niveau 1) heeft niet het vertrouwen om
een actieve rol te vervullen in het om gaan met hun ziekte. Circa de helft van de mensen met HVZ bevindt zich in
de laagste twee niveaus van activering (figuur 8). Voor deze mensen is een zelfstandige, actieve rol in hun eigen
zorg op het moment niet goed mogelijk, omdat ze de benodigde motivatie, kennis en/of vaardigheden missen om
deze actieve rol op zich te kunnen nemen. Voor deze mensen is gerichte ondersteuning nodig bij zelfmanagement.
Niveau 3 en 4: De andere helft van de mensen met HVZ bevindt zich echter in niveau drie of vier wat betekent dat
deze mensen al wel een actieve bijdrage aan de eigen zorg kunnen leveren.
4d. Zelfmanagement
Zelfmanagement is het zodanig omgaan met de chronische aandoening (symptomen, behandeling, lichamelijke,
psychische en sociale consequenties en bijbehorende aanpassingen in leefstijl) dat de aandoening optimaal wordt
ingepast in het leven. Zelfmanagement betekent dat chronisch zieken zelf kunnen kiezen in hoeverre men de regie
over het leven in eigen hand wil houden en mede richting willen geven aan hoe beschikbare zorg wordt ingezet,
om een optimale kwaliteit van leven te bereiken of te behouden.32
In 2013 is aan de panelleden van het NPCG een vragenlijst voorgelegd met 19 zelfmanagement taken. Er werd
gevraagd in welke mate men (nooit/soms/meestal/altijd) deze taken als onderdeel van de dagelijkse omgang met
de ziekte beschouwt. Vervolgens is er aan degenen die een taak voor zich weggelegd zien ook gevraagd in hoeverre
zij daar (extra) hulp of ondersteuning bij zouden willen. Het percentage dat ‘soms, meestal of altijd’ antwoordde is
voor vier categorieën (kader) weergegeven in figuur 9.
21
Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
Zelfmanagementtaken zijn in vragenlijst van NPCG onderverdeeld in vier categorieën (figuur 9):
1. Medische behandeling van de chronisch ziekte. Hierbij worden onderscheiden: medicijnen innemen
volgens voorschrift, zelf klachten en symptomen in de gaten houden, zelfzorgtaken uitvoeren zoals
wondverzorging, insuline spuiten of steunkousen aantrekken, thuis oefeningen doen, de eigen
gezondheid in de gaten houden door bijvoorbeeld het meten van de bloedsuiker of de bloeddruk en het
gebruik van hulpmiddelen.
2. Omgaan met zorgverleners. Hieronder vallen gesprekken die worden aangegaan met zorgverleners, op
bezoek gaan bij artsen en andere zorgverleners, medische informatie begrijpen en hulp inroepen als dat
nodig is.
3. Leren omgaan met de gevolgen van een chronische ziekte waarbij het gaat om omgaan met pijn,
omgaan met een beperkte energie, omgaan met emoties en spanningen, omgaan met een onzekere
toekomst, en omgaan met beperktere mogelijkheden om bijvoorbeeld uit te gaan of op vakantie te gaan.
4. Aanpassen van de leefstijl. Hieronder vallen voldoende bewegen, op de voeding letten, gezond leven
(bijvoorbeeld stoppen met roken en niet teveel alcohol) en het opgeven van ongezonde leefgewoontes.
Figuur 9. Zelfmanagementtaken en ondersteuningsbehoeften bij mensen met HVZ, 2013 (score 0-1)28
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
,
Medisch
Zelfmanagementtaken
Zorgverleners
Gevolgen
Leefstijl
Ondersteuningsbehoefte
Er zijn weinig verschillen tussen de vier zelfmanagementcategorieën met betrekking tot de taken die patiënten
met HVZ voor zich weggelegd zien. Wel zijn er verschillen in de behoefte aan extra ondersteuning, naast de steun
die men op dit moment al krijgt van familie, vrienden of professionals. Bijvoorbeeld in de communicatie met
zorgverleners en in het omgaan met de gevolgen van een chronische ziekte.
4e. Gebruik van zorg
Er zijn weinig verschuivingen zichtbaar in het gebruik van zorg voor mensen met HVZ tussen 2007 en 2012.
Contact met eerstelijnszorgverleners:
Zo’n 90% van de HVZ-patiënten heeft jaarlijks contact met de huisarts. Daarbij is het gemiddeld aantal contacten
met de huisarts niet significant gedaald tussen 2007 en 2012 (van 5,5 naar 4,9). Het aantal contacten met de huisarts
wordt significant beïnvloed door het opleidingsniveau en de ziekteduur. Mensen die hoger opgeleid zijn hebben
minder contact met de huisarts dan mensen die laag opgeleid zijn. Het aantal contacten met de huisarts stijgt
significant naarmate men langer ziek is.
22 Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
De helft van de patiënten met HVZ (39% zonder en 57% met multimorbiditeit) heeft contact met de
praktijkondersteuner. Dit percentage ligt aanzienlijk hoger dan bij de totale groep chronisch zieken (36%).
Hoewel het % patiënten met HVZ dat contact heeft met de praktijkondersteuner in 2007 en 2012 gelijk is gebleven,
is het aantal contacten gedaald van gemiddeld 4,0 contacten in 2007 naar 3,3 contacten in 2012. Dit kan komen
doordat patiënten wellicht beter ingesteld zijn, het beter met hen gaat of omdat er meer zelfmanagement plaats
vindt.
Contact met specialistische zorg:
Ongeveer 65% van de mensen met HVZ heeft jaarlijks contact (66% in 2007 en 63% in 2012) met de cardioloog. Het
percentage mensen met contact met de hart-/vaatverpleegkundige (contact meestal alleen direct na opname) ligt
lager; dit percentage ligt in 2007 op 20% en in 2012 op 25%. Gemiddeld heeft men zowel met de cardioloog als de
hart-/vaatverpleegkundige 2 keer per jaar contact. Het aantal contacten met de cardioloog ligt significant hoger bij
mensen die langer ziek zijn.
Vrijwel iedereen gebruikt medicijnen voor het hart, de bloedvaten of de bloeddruk op recept (99,5%), en slechts een
klein gedeelte gebruikt ook medicijnen voor deze zaken zonder recept (2%). Dit kunnen alternatieve medicijnen
zijn (naar dat hoeft niet).
Het percentage mensen dat deelgenomen heeft aan een groepsconsult in 2012 ligt laag: slechts 2% van alle mensen
in de onderzoeksgroep geeft aan hieraan deelgenomen te hebben. Dit is bij de totale groep chronisch zieken niet
anders.
4f. Ervaren kwaliteit van zorg
Er is aan HVZ-patiënten gevraagd
• om verschillende zorgverleners te beoordelen met een cijfer op een schaal van 0-10
• naar algemene beoordeling van de organisatie van de zorg en de totaal ontvangen zorg
• ervaren zorg volgens het Chronic Care Model
Gemiddeld beoordelen mensen met HVZ de zorg met een ruime voldoende.31 Dit geldt zowel voor de afzonderlijke
zorgverleners (7,9-8,0) als voor de beoordeling van het totaal aan zorg en de organisatie van die zorg (7,4-7,5). Er
zijn geen verschillen tussen 2008 en 2012. Ook zijn er geen significante verschillen tussen mensen met HVZ met en
zonder multimorbiditeit waargenomen.
Ervaren zorg volgens Chronic Care Model
De Patient Assessment of Chronic Illness Care vragenlijst (PACIC)20,21 meet vijf aspecten van chronisch zorg:
• patiëntgerichtheid (de mate waarin de patiënt gestimuleerd wordt actief mee te denken over de
behandeling en het nemen van beslissingen)
• organisatie van de zorg
• het stellen van gezamenlijke doelen
• het gezamenlijk zoeken naar oplossingen van problemen
• follow-up en coördinatie
In 2012 bedraagt de gemiddelde score op de PACIC 2,5 (op een schaal van 1 tot 5). Een score van rond de twee duidt
er op dat mensen met een chronische ziekte ‘soms’ iets merken van een programmatische aanpak van de zorg.
Mensen met HVZ scoren even hoog op de PACIC als de gemiddelde groep chronisch zieken.
Mensen met en zonder multimorbiditeit verschillen in het algemeen niet in hun score op de PACIC. Wel scoren
mensen met multimorbiditeit lager op de tevredenheid met de organisatie van de zorg (met gemiddelde van 3,8)
en geven zij aan minder vaak een kopie van hun behandelplan te krijgen 1,8.(zie * in tabel 3)
23 Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
Tabel 3. Ervaren zorg volgens Chronic Care Model (schaal 1-5) bij mensen met HVZ (n=165-171)
en chronisch zieken (n=1.795-1.879), in 201231
HVZpatiënten
Chronisch
zieken
Gemiddelde
Gemiddelde
Ervaren zorg volgens Chronic Care Model (1=laagste, 5=hoogste)
2,5
2,5
Werden mij keuzes in de behandeling gegeven waar ik over na kon denken
2,8
3,0
Was ik tevreden over de organisatie van de zorg die ik kreeg
3,9*
3,9
Werd ik geholpen om specifieke doelen op te stellen om mijn eetgedrag en
bewegingspatroon te verbeteren
2,6
2,6
Werd mij een kopie van mijn behandelplan gegeven
1,9*
1,9
Werd ik aangemoedigd om naar een cursus of groepsbijeenkomst te gaan die mij
zou kunnen helpen om te gaan met mijn chronische aandoening of beperking
1,8
1,8
Werden mij direct of in onderzoek vragen gesteld over mijn leefstijl
(roken, bewegen, eten etc.)
3,1
3,0
Werd ik geholpen een behandelplan te maken dat ik in mijn dagelijks leven kon
toepassen
2,2
2,2
Werd ik geholpen om vooruit te plannen zodat ik zelfs als ik me ziek of niet
lekker voel met mijn chronische aandoening of beperking kan omgaan
2,2
2,2
Werd mij gevraagd hoe mijn chronische aandoening of beperking mijn leven
beïnvloedt
2,4
2,5
Werd na een bezoek aan de huisarts, specialist of verpleegkundige contact
met mij opgenomen om nog eens te vragen hoe het met mij ging
2,0
1,9
Werd mij verteld waarom mijn bezoek aan andere specialisten, zoals de oogarts
of cardioloog, belangrijk zijn in mijn behandeling
2,6
2,4
*afwijkende score bij mensen met multimorbiditeit
PACIC in andere onderzoeken
In verschillende andere onderzoeken is de ervaren kwaliteit van zorg gemeten.
In tabel 4 is de PACIC aangegeven van de acht praktijkprojecten uit het disease management programma. De
gemiddelde score bedroeg 2,7 in 2010. Deze is in alle praktijkprojecten toegenomen in 2011, gemiddeld naar 2,9.
In de periode 2010-2012 is de kwaliteit van zorg binnen de ketenzorg HVZ in de regio Maastricht-Heuvelland bij 50
verschillende huisartsen geëvalueerd. Ook hier gaven CVRM-patiënten een totaal PACIC-score van 2,7 voor de
mate waarin zij een zorg volgens het Chronic Care Model ervaarden30. Uit deze evaluatie bleek dat de patiënt nog te
weinig betrokken wordt bij het maken van gezondheidsdoelen en dat de follow-up nog verbeterd kan worden.
In de gebieden waar reeds praktijkprojecten lopen, liggen de scores iets hoger dan die gemeten in het Chronisch
Ziekten Panel, met leden die ook woonachtig zijn in gebieden waar nog weinig gebeurt.31
24 Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
Tabel 4.
Verandering in PACIC, een maat voor de kwaliteit van zorg volgens patiënten17
PACIC 2010
N=1.484
PACIC 2011
N=980
HVZ
2,7
2,8
HVZ/hoog risico
2,8
3,2
Regionale Organisatie Huisartsen (ROHA), Amsterdam
HVZ
2,4
2,5
St. Gezondheidscentra (SGE), Eindhoven
Hoog risico
2,6
2,7
Gezondheidscentrum, Maarssenbroek
Laag/hoog risico
2,8
3,1
Ziekenhuis Rijnstate, Arnhem
Hoog risico
2,9
3,0
UMC St. Radboud, Nijmegen
Laag/hoog risico
2,7
3,0
Wijkgezondheidscentra, Huizen
Hoog risico
2,5
2,8
2,7
2,9
Praktijkprojecten
Patiënten populatie
Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (OLVG), Amsterdam
St. Eerstelijns Samenwerking (SESA), Achterveld
4f. Individueel zorgplan
Twee belangrijke componenten uit het Chronische Zorg Model, het individueel zorgplan uit het kernelement
‘Ondersteunen van zelfmanagement’ en de centrale zorgverlener uit het kernelement ‘Organisatie van de zorg’
worden nader toegelicht. Hiertoe worden verschillende bronnen gebruikt.
Het individueel zorgplan is de dynamische set van afspraken van de patiënt en de zorgverlener(s) over zorg én
zelfmanagement. Deze afspraken zijn gebaseerd op de individuele doelen, behoeften en situatie van de patiënt. Zij
komen via gezamenlijke besluitvorming tot stand.10,33
Voor cardiovasculair risicomanagement heeft De Hart&Vaatgroep het ‘Zorgplan Vitale Vaten, individueel zorgplan
hart- en vaatziekten’ uitgegeven. In dit werkboekje voor patiënten worden alle onderdelen vastgelegd die van
belang zij voor CVRM en de (verbetering van) de kwaliteit van leven van een patiënt. Het gaat dan om de
beschrijving van de volgende elementen, die in samenspraak met de patiënt vastgelegd worden voor:
• het risicoprofiel en de risicofactoren (uitslagen van het diagnostisch onderzoek)
• de hoogte van het risico op HVZ
• de zorgbehoefte en de doelen (persoonlijke-, gezondheids-, levensdoelen) van de patiënt
• de behandeling(en)
• de taken van de patiënt en de zorgverlener, ook t.a.v. zelfmanagement (ondersteuning)
• het aanspreekpunt voor de patiënt (de centrale zorgverlener)
• het controleschema, wijze van contact (telefonisch of praktijkbezoek), de evaluatiemomenten en de afspraken
die gemaakt zijn
Huisartsen en medisch specialisten perspectief
Rond 2010 heeft het NIVEL enquêtes onder 500 huisartsen respectievelijk 160 medisch specialisten uitgevoerd 20,24;
kader pag. 28
. Daaruit bleek dat 28% van de huisartsen en 35% van de medisch specialisten een individueel zorgplan
opstelde voor ten minste een deel van hun patiënten. Neurologen, internisten en vaatchirurgen stelden een
dergelijk plan vaker op dan cardiologen. Uit de enquête onder patiënten met (hoog risico op) HVZ 34 geeft slechts
6% van hen aan een zorgplan te hebben.
In 2013 zijn 200 huisartsen geënquêteerd.35 Nu gaf driekwart van hen aan een individueel zorgplan op te stellen.
25 Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
%
Figuur 10. Toename in percentage huisartsen van 2010 naar 2013 dat een zorgplan opstelt, en de items in het zorgplan bij de huisartsen die een zorgplan opstellen35











Zorgplan
opstellen
2010
Schriftelijk
Risicoprofiel
Doelen
Begeleiding
Centrale
zorgverlener
2013
Als huisartsen een individueel zorgplan opstellen doet de helft van de huisartsen dit voor alle of voor een
meerderheid van de patiënten terwijl de andere helft dit voor de helft of een minderheid van de patiënten doet.
Het zorgplan wordt bij 76% resp. 82% schriftelijk of digitaal vastgelegd. In 2013 werden vaker het risicoprofiel, de
gestelde doelen en streefwaarden en wie de centrale zorgverlener van de patiënt is, opgenomen in het zorgplan.
Rapportage door zorgverzekeraars
In 2011/2012 wordt in (interne) benchmarks van VGZ, CZ en MENZIS door maximaal 10% van de zorggroepen
gerapporteerd dat er voor minder dan de helft van het aantal patiënten een digitaal zorgplan beschikbaar is. De
drie zorggroepen die daarover rapporteren bieden volgens de benchmark van Menzis (2e helft 2012) aan één op de
drie CVRM patiënten het werkboekje individueel behandelplan aan.
CZ geeft in haar jaarlijkse nota ‘Inkoopbeleid integrale zorg’14 in 2012 aan dat het individuele zorgplan een
belangrijk instrument is om zelfmanagement te ondersteunen en zichtbaar te maken. Het werken met een
individueel zorgplan is voor 2012 een voorwaarde voor contractering van nieuwe zorgpaden en voor 2013
voorwaarde om opnieuw te kunnen contracteren. Ook VGZ en Menzis geven aan dat het aantal zorggroepen dat
gaat werken met een individueel zorgplan sterk gaat toenemen in 2013. Zelfzorg Ondersteund (ZO!) heeft het
initiatief genomen om de krachten van patiënten, zorgaanbieders en zorgverzekeraars te bundelen, mede dankzij
inzet van ICT en hulpmiddelen.
Patiënten perspectief
Anno 2013 signaleert De Hart&Vaatgroep op basis van patiënten raadplegingen dat er nog veel te weinig (6-12%)
gebruik gemaakt wordt van een individueel zorgplan.36,40
Kwaliteit van zorg met behandelplan
Patiënten met HVZ (n=165) en chronische zieken (n=1795) beoordelen de ervaren zorg volgens het Chronic Care
Model met een 2,5 op een schaal van 1=laagste naar 5=hoogste (tabel 3)31. De mate waarin patiënten geholpen
werden om een behandelplan(7) te maken dat hij/zij in het dagelijks leven kon toepassen staat 2,2 op de schaal. De
score voor het helpen om specifieke doelen op te stellen om het eetgedrag en bewegingspatroon te verbeteren lag
hoger, namelijk 2,6. Daarentegen is er een lage score op de vraag of men een kopie van het behandelplan
ontvangen heeft: 1,9.
(7)
Individueel behandelplan of zorgplan: in de ACIC vragenlijst wordt gesproken over het behandelplan. Onder de items vallen zowel het
medisch dossier als het individueel zorgplan. In dit rapport worden de termen behandelplan en zorgplan gelijk gesteld.
26 Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
Conclusie:
Hoewel zorgverleners in toenemende mate rapporteren te werken met een individueel zorgplan, wordt dit door
HVZ-patiënten nog niet opgemerkt.
4g.Centrale zorgverlener
Omdat een team van zorgverleners betrokken is bij CVRM wordt één zorgverlener als eerstverantwoordelijke
aangewezen: de centrale zorgverlener. Aan deze professionele zorgverlener in het zorgnetwerk rond een patiënt
met (verhoogd risico op) HVZ worden expliciet taken toegewezen op de volgende gebieden:
• continuïteit: de centrale zorgverlener is voor de patiënt en diens mantelzorger(s) de eersten direct aanspreekbare
zorgverlener uit het professionele zorgverleningssysteem
• coördinatie: de centrale zorgverlener coördineert de professionele zorgverlening
De centrale zorgverlener heeft daarom een centrale rol in de totstandkoming en naleving van het individuele
zorgplan.
Figuur 11. Partnerschap patiënt - zorgverlener(s) en positie centrale zorgverlener
Geïnspireerd op het Chronic Care Model, Spreeuwenberg 37
Geïnformeerde,
geactiveerde patiënt
Productieve
interacties
Centrale
zorgverlener
Voorbereid,
deskundig en
pro-actief
team van
zorgverleners
Verbeterd functioneren
Verbeterde kwaliteit van leven
De centrale zorgverlener en verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg
Het KNMG-rapport ‘Handreiking Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg’38 onderscheidt
drie taken:
1. aanspreekpunt voor vragen van de cliënt of diens vertegenwoordiger
2. inhoudelijke (eind)verantwoordelijkheid voor de zorgverlening aan de cliënt. Vaak wordt hier gesproken van
de hoofdbehandelaar. Bijvoorbeeld wie is hoofdbehandelaar: de huisarts of de cardioloog
3. coördinatie van de zorgverlening aan de cliënt (zorgcoördinator)
Voor de patiënt moet te allen tijde duidelijk zijn wie van de betrokken zorgverleners deze taken op zich neemt.38
Uitgaande van de indeling in dit rapport neemt de centrale zorgverlener de taken op zich van ‘aanspreekpunt’ en
‘zorgcoördinator’.
Artsen perspectief
Rond 2011 geeft 10% van de huisartsen en 17% van de medisch specialisten een centrale zorgverlener aan te wijzen.20,24
Onder de artsen die aangeven een zorgplan op te stellen, benoemt in 2010 35% en in 2013 57% van de huisartsen wie
de centrale zorgverlener is.20,35
27 Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
Patiënten perspectief
Uit de NIVEL meting in 2010 onder patiënten bleek dat zij de huisarts zien als aanspreekpunt voor aan HVZ
gerelateerde problemen, met op een verre tweede plaats de cardioloog34. In die periode was het begrip centrale
zorgverlener nog nauwelijks bekend, zeker niet onder patiënten. De afstemming tussen zorgverleners kan volgens
patiënten beter. Zo geeft bijna een derde aan soms of vaker tegenstrijdige informatie te ontvangen van
verschillende zorgverleners en moet meer dan een kwart van de mensen vaak hetzelfde verhaal vertellen.
De centrale zorgverlener kan een belangrijke rol spelen in taken die nu niet optimaal worden uitgevoerd:
coördinatie van zorg, het benutten van de specifieke deskundigheden van zorgverleners (verwijzen en consulteren)
en ondersteuning van zelfmanagement.39
Anno 2013 signaleert De Hart&Vaatgroep op basis van patiënten raadplegingen dat bij patiënten lang niet altijd
duidelijk is bij wie je moet zijn met welke vraag. Die onduidelijkheid speelt zeker ook met het
hoofdbehandelaarschap.36
Nulmetingen onder patiënten, huisartsen en medisch specialisten (Nivel)
In 2010 en 2011 heeft de Hartstichting drie onderzoeken uitgezet als nulmeting voor de implementatie van de
zorgstandaard CVRM. De drie onderzoeken, waarbij gebruik is gemaakt van schriftelijke vragenlijsten,
hebben tot doel inzicht te verkrijgen in de mate waarin in Nederland al volgens de zorgstandaard
cardiovasculair risicomanagement wordt gewerkt (en daarmee ook volgens de multidisciplinaire richtlijn
CVRM).
1. Het eerste onderzoek is gehouden onder ruim 600 patiënten met (een verhoogd risico op) hart- en
vaatziekten. Zij zijn benaderd via hun apotheek en gebruikten allemaal hart- en vaatmedicatie,
waarvan een deel pas recentelijk en een deel al voor een lagere periode. Centraal in het onderzoek
stonden de ervaringen van deze mensen met de zorg en de samenwerking tussen hun zorgverleners,
de informatievoorziening en de ondersteuning bij zelfmanagement34
2. Het tweede onderzoek betrof een meting onder bijna 500 huisartsen. In dit onderzoek stond de vraag
centraal hoe huisartsen de zorg voor CVRM hebben geregeld23
3. Het derde onderzoek heeft plaatsgevonden onder 161 medisch specialisten in het voorjaar van 2011 en
had als vraag hoe de zorg voor CVRM in de tweede lijn geregeld is24
De belangrijkste resultaten van de nulmetingen onder patiënten, huisartsen en medisch specialisten zijn
samengevat36.
28 Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
Vijf jaar cardiovasculair
risicomanagement in Nederland,
2009-2013: the state of the art
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
Hoe risicofactoren voor hart- en vaatziekten behoren te worden aangepakt bij mensen met (een verhoogd risico op)
hart- en vaatziekten, staat beschreven in de zorgstandaard Cardiovasculair Risicomanagement (CVRM) van het
Platform Vitale Vaten. Bij deze zorgstandaard gaat het om goed georganiseerde zorg volgens de richtlijnen waarbij
het perspectief van patiënten leidend is. Als raamwerk hiervoor is gekozen voor het Chronic Care Model. De
zorgstandaard CVRM verscheen in 2009 en is in 2013 geactualiseerd.
De vraag die in dit rapport wordt behandeld luidt: wat is er bereikt tussen 2009 en 2013 en wordt er in toenemende
mate volgens de zorgstandaard gewerkt?
In vier onderdelen wordt deze vraag beantwoord. Vanuit ontwikkelingen op het terrein van de financiering (I),
vanuit de organisatie van zorg (II), vanuit de inhoud van zorg (III) en het laatste deel belicht het perspectief van
patiënten (IV), waaronder een rapportage van 700 hart- en vaatpatiënten uit het Nationaal Panel Chronisch zieken
en Gehandicapten van het NIVEL.
I. Financiering van CRVM-zorg
Door zorgstandaarden is de noodzaak tot financiering van ketenzorg ontstaan. De komst van integrale bekostiging
(keten-dbc CVRM) per 2010 heeft ertoe geleid dat patiënten met HVZ en mensen met een verhoogd risico op HVZ,
zorg vaker volgens de zorgstandaard CVRM krijgen. Anno 2013 heeft een derde van de zorggroepen, op deze wijze
een contract voor CVRM afgesloten met de preferente verzekeraar. Dit aantal is exclusief contracten voor koptarief
(10) en M&I-module (5).
De tweede lijnszorg maakt nog nauwelijks deel uit van de huidige vorm van integrale bekostiging. Dit belemmert
de over het algemeen toch al magere samenwerking tussen eerste en tweede lijnszorg.
De eerste verzekeraar die keten-dbc CVRM contracten met zorggroepen afsloot, CZ, heeft mede vanwege de
stijging van de kosten per 2013 geen contracten meer gesloten voor hoog risicogroepen. De inclusie voor deze groep
bleek erg hoog te zijn. Dit pleit voor het goed in kaart brengen van de hoog risicogroepen en hanteren van de juiste
inclusiecriteria. Ook kwam het multidisciplinaire aspect nauwelijks tot uiting. De zorg voor deze groep wordt nu
via de huisartsenovereenkomst vergoed.
II. Organisatie van de zorg
Projecten ter optimalisering van de implementatie van de zorgstandaard CVRM in de praktijk laten zien dat de
kwaliteit volgens de professionals verbetert op alle terreinen: ondersteuning van zelfmanagement van de patiënt,
organisatie van de zorg, ondersteuning bij het nemen van beslissingen en ondersteuning bij klinische informatie
systemen. Kwaliteit van de zorg verbetert door op alle domeinen van het Chronic Care Model in te zetten.
Belangrijkste voorspeller t.a.v. de organisatie van de zorg is de verbeterde communicatie en coördinatie tussen
professionals. Er vindt echter nauwelijks gestructureerde substitutie van tweede naar de eerste lijn plaats.
29 Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
III. Inhoud van de zorg
De registratie van cardiovasculair risicomanagement is sterk verbeterd, mede omdat verzekeraars deze eisen om in
aanmerking te komen voor keten-dbc financiering. Over het hele jaar 2013 geeft zo’n 40% van de zorggroepen
inzicht in de proces- en uitkomstindicatoren aan InEen (voorheen LOK) en hebben zij de CVRM-populatie goed in
beeld gekregen. Dat geldt vooral voor hart- en vaatpatiënten (ca. 4%). Tevens heeft een eerste inventarisatie bij
mensen met een verhoogd risico op HVZ plaatsgevonden.
De taakverdeling tussen eerste en tweede lijn wisselt sterk. Gemiddeld heeft tegen de 70% van de patiënten met
HVZ de huisarts en 30 % de medisch specialist als hoofdbehandelaar.
Bij ruim 80% van de mensen met een HVZ is de bloeddruk, het LDL-cholesterol en het glucosegehalte bepaald.
Slechts bij één op de drie is een totaal risicoprofiel opgesteld. Laboratoriumwaarden worden systematischer
geregistreerd dan consultgegevens zoals roken, BMI, en adviezen over bewegen en voeding. Uitkomstindicatoren
worden minder frequent geregistreerd dan procesindicatoren. De uitkomstindicator LDL ≤ 2,5 mmol/l wordt bij
48% behaald. Een voorbeeld uit de tweedelijnszorg bij afgebakende HVZ-patiënten populatie behaalt deze
streefwaarde anderhalf keer zo vaak.
Er bestaat veel diversiteit tussen zorggroepen, zowel zorginhoudelijk als organisatorisch. Betere zorg leidt tot een
gezondere leefstijl en toegenomen fysieke kwaliteit van leven.
IV. Ervaringen van patiënten
Projecten ter optimalisering van de implementatie van de zorgstandaard CVRM in de praktijk laten bij patiënten
met (hoog risico op) HVZ zien dat de ervaren gezondheidstoestand/fysieke kwaliteit van leven verbetert. Ook
verandert de leefstijl. Mensen zijn van 5 naar 6 dagen in de week 30 minuten per dag gaan bewegen en het aantal
rokers neemt af van 17% naar 14%.
Punt van zorg en aandacht is dat in deze projecten de mentale kwaliteit van leven van patiënten verslechterde.
Dit kan te maken hebben met het accent op verbetering van de fysieke gezondheid en/of de toename in
multimorbiditeit bij HVZ-patiënten. Complexere patiënten beschikken wellicht over minder mogelijkheden om
zelf invulling te geven aan het leven en zullen hier dus meer gericht in ondersteund moeten worden. Het kan ook
zijn dat ondanks de doelstelling van het project, men er onvoldoende in slaagde een evenwicht te bereiken in het
werken aan medische en persoonlijke doelen waaronder aandacht voor het sociaal welzijn.
De opvattingen en ervaringen van 700 mensen met HVZ uit het Nationaal Panel Chronisch Zieken en
Gehandicapten van het NIVEL zijn in kaart gebracht m.b.t. kwaliteit van leven, ervaren regie over eigen leven,
patiëntenactivatie, zelfmanagement en gebruik van zorg en ervaren kwaliteit van zorg.
• 64% van deze groep heeft naast een hart- en vaatziekte ook een of meerdere andere chronische aandoeningen.
De meest gediagnosticeerde vormen van multimorbiditeit zijn diabetes mellitus (24%), COPD (10%) en
boezemfibrilleren (8%)
• Bijna driekwart geeft aan (zeer) tevreden te zijn met het leven en (zeer) gelukkig te zijn.
• 60% geeft aan dat zij de mogelijkheid om zelf te bepalen wat men doet en te leven op de manier waarop zij dat
willen als (zeer) goed ervaren
• Voor ongeveer de helft is het moeilijk om een zelfstandige, actieve rol in de zorg op zich te nemen omdat zij de
benodigde motivatie, kennis en/of vaardigheden missen voor zelfmanagement. Zij hebben extra behoefte aan
ondersteuning. Voor mensen met multimorbiditeit geldt dit in nog sterkere mate.
• Overal het algemeen zijn zij tevreden over de zorg. Verbetering is mogelijk m.b.t. het individueel zorgplan en
de follow up
Ondersteuning zelfmanagement: individueel zorgplan
Hoewel zorgverleners in toenemende mate rapporteren te werken met een individueel zorgplan, wordt dit door
HVZ-patiënten nog niet opgenomen. Momenteel zijn er veel (gezamenlijke) initiatieven die de implementatie van
het generieke model van het individueel zorgplan ter hand nemen.
Patiënten missen een aanspreekpunt en zorgcoördinator(centrale zorgverlener) en weten soms niet wie hun
hoofdbehandelaar is.
30 Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
Concluderend
Met de zorgstandaard CVRM is vaak samen met andere zorgstandaarden voor chronische ziekten (diabetes, COPD/
astma, CVA/TIA) heel veel in gang gezet. Op alle fronten zijn er ontwikkelingen en verbeteringen. Meer mensen
ontvangen zorg volgens de zorgstandaard CVRM en bij hen zie je positieve uitkomsten. De implementatie van de
zorgstandaard vraagt organisatie en brengt wel kosten met zich mee.
Ondersteuning van deze ontwikkelingen en verbeteringen blijft hard nodig.
Zoals voor:
• ondersteuning zelfmanagement, shared decision making, individueel zorgplan, ICT
• de mentale kwaliteit van leven en een gezonde leefstijl en omgaan met multimorbiditeit
• de organisatie van zorg: aanspreekpunt, zorgcoördinator, hoofdbehandelaar, de samenwerking tussen de 1e en
2e lijn
• verbetering van ICT zodat registratie en evaluatie van indicatoren en inzage in risicofactoren door
zorgverleners en door patiënten gemakkelijk wordt
Belangrijk is niet meer bureaucratie maar implementatie die de direct betrokkenen (patiënten en zorgverleners)
betrekt en meeneemt. Samenwerking met organisaties van andere chronische ziekten is nodig omdat veel
onderwerpen ziekte-overstijgend zijn en steeds meer mensen meer dan één chronische ziekte hebben.
De ontwikkelingen op terrein van de keten-dbc diabetes lopen een aantal jaren voor. Daar blijkt dat zorg bieden
volgens de zorgstandaard loont: er zijn mooie resultaten geboekt voor bloeddruk, cholesterol en roken waardoor
de kans op hart- en vaatziekten afneemt.13; pag. 5 Hierbij dient te worden aangetekend dat het eenvoudiger is om de
diagnose diabetes te stellen. Ook het op orde krijgen van de organisatie van de zorg, de afbakening van een
patiëntengroep, de registratie en het verzamelen van gegevens kost tijd. Dit betekent dat het enkele jaren duurt
voordat deze inspanningen tot uitdrukking komen in de resultaten. Bij CVRM ligt dit complexer en gaat het om
een verhoogd risico op HVZ.
Tot slot
Het Platform Vitale Vaten bedankt al haar leden en adviserende leden voor de gezamenlijke en afzonderlijke
activiteiten op het terrein van cardiovasculair risicomanagement. De kunst is om alles wat bereikt is, samen vast te
houden en samen te versterken.
Met de nieuwe financiering van huisartsenzorg en multidisciplinair zorg per 2015 is een toename van ketenzorg,
dus ook van CVRM, te verwachten. Wij hopen dat ook hier de kwaliteit wordt vastgehouden.
31
Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
Gebruikte literatuur
1.
2.
3.
4.
5.
Zorgstandaard Vasculair Risicomanagement (Deel I t/m IV). Platform Vitale Vaten, 2009
Zorgstandaard Cardiovasculair Risicomanagement (Deel I en II). Platform Vitale Vaten, 2013
Multidisciplinaire richtlijn Cardiovasculair risicomanagement. CBO, 2006
Multidisciplinaire richtlijn Cardiovasculair risicomanagement (herziening). NHG, 2011
Wagner EH, Austin BT, Davis C, Hindmarsh M, Schaefer J, Bonomi A. Improving chronic illness care:
translating evidence into action. Health Affairs 2001;20:64-78
6. Struijs JN, Mohnen SM, Molema CCM, de Jong-van Til JT, Baan CA. Effect van integrale bekostiging op
curatieve zorgkosten. Een analyse voor diabeteszorg en vasculair risicomanagement op basis van
registratiebestanden Vektis, 2007-2010. RIVM, Bilthoven, 2012
7. Marktscan ketenzorg, weergave van de markt 2008-2013. Nederlandse Zorgautoriteit, 2014
8. Integrale bekostiging multidisciplinaire zorgverlening chronische aandoeningen (NR/CU-714). Nederlandse
Zorgautoriteit: Utrecht, 2013
9. de Jong-van Til JT, Lemmens LC, Baan CA, Struijs JN. De organisatie van zorggroepen anno 2011 : Huidige
stand van zaken en de ontwikkelingen in de afgelopen jaren. RIVM Rapport 260131003, 2012
10. Eindrapport van de Evaluatiecommissie Integrale Bekostiging. Integrale bekostiging van zorg: werk in
uitvoering. Den Haag, 2012
11. De Argumentenfabriek. Transmurale samenwerking bij cardiovasculair risicomanagement. Belemmeringen,
oplossingen, financiering. 2013 www.vitalevaten.nl
12. Landelijke Organisatie voor Ketenzorg, LHV, VHN, LVG. Transparante ketenzorg Diabetes Mellitus, COPD en
VRM. Rapportage zorggroepen over 2012. Op weg naar genuanceerde rapportage van zorg. September 2013
13. InEen. Transparante ketenzorg Diabetes Mellitus, COPD en VRM. Rapportage zorggroepen over 2013. Op weg
naar genuanceerde rapportage van zorg. Juni 2014
14. Het inkoopbeleid van CZ. Integrale zorgprogramma’s 2014, juli 2013
15. Lemmens LC, de Jong-van Til JT, Baan CA, Struijs JN. Onderzoek op het gebied van integrale bekostiging : een
inventarisatie in opdracht van de Evaluatiecommissie Integrale Bekostiging. Rivm, 2012
16. Quickscan zorgstandaard CVRM, december 2013 zie www.vitalevaten.nl
17. Cramm JM, Tsiachristas A, Walters BH, Adams SA, Bal R, Huijsman R, van Rutten-van Mölken M, Nieboer AP.
The management of cardiovascular disease in the Netherlands: analysis of different programmes. Int J Integr
Care 2013;13:7 augustus
18. Cramm JM, Strating MMH, Tsiachristas A, Nieboer AP. Development and validation of a short version of the
assessment of chronic illness care (ACIC) in Dutch disease management programs. Health and Quality of Life
Outcomes 2011;9:49
19. Nederlandse versie ACIC-vragenlijst. http://www.vitalevaten.nl/stappenplan/onderdelen-van-hetstappenplan/verandermanagement/stappenplan-verandermanagement/strategisch-plan/acic.html
20.Cramm JM, Nieboer AP. Factorial validation of the patient assessment of chronic illness care (PACIC) and short
version (PACIC-S) among cardiovascular disease patients in the Netherlands.
Health and Quality of Life Outcomes 2012;10:104
21. Nederlandse versie PACIC-vragenlijst http://www.vitalevaten.nl/stappenplan/onderdelen-van-hetstappenplan/verandermanagement/stappenplan-verandermanagement/strategisch-plan/acic.html.
22. Cramm JM, Tsiachristas A, Adams SA, Walters BH, Bal R, Huijsman R, van Rutten-van Mölken M, Nieboer AP.
Evaluatie van disease management programma’s in Nederland. Instituut Beleid & Management
Gezondheidszorg 2014
23. Vervloet M, Brabers AEM, Bos M, van Dijk L. Vasculair risicomanagement in de huisartspraktijk: volgens de
zorgstandaard? Meting tweede lijn. NIVEL, Utrecht 2010
24.Snoeijs S, Strijbis A, Bos M, van Dijk L. Vasculair risicomanagement in de tweede lijn: volgens de
zorgstandaard? Meting in de lijn. NIVEL, Utrecht 2011
25. Althuis van TR, Bastiaanssen EHC, Bouma M. Overzicht en definitie van indicatoren voor cardiovasculair
risicomanagement bij patiënten met bekende hart- en vaatziekten in de huisartsenzorg. Versie 1.5b.
Publicatiedatum 30-01-2014 (correctie 03-03-2014. https://www.nhg.org/themas/publicaties/
download-indicatoren
32 Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
26.Althuis van TR, Bouma M, Bastiaanssen EHC. Overzicht en definitie van indicatoren voor cardiovasculair
risicomanagement bij patiënten met mogelijk verhoogd risico op hart- en vaatziekten in de huisartsenzorg.
Versie 2.1, december 2013. https://www.nhg.org/themas/publicaties/download-indicatoren
27. Huijbers E, Romeijnders A, Klomp M. Managen hartrisico’s moet selectief. Medisch Contact 2011;nr. 29/30:
1830-32
28.Kommer. De EERSTELIJNS, september 2013 en november 2013
29.Het Huisartsenteam, Jaarverslagen 2011 en 2012 (www.hethuisartsenteam.nl)
30. Erens CJHF, Vrijhoef HJM, Kroon AA, Duimel-Peeters IGP, Schulpen G, Castermans P, Huizing AR. Kwaliteit en
patiëntenervaringen van eerstelijns ketenzorg hart- en vaatziekten in de regio Maastricht-Heuvelland tussen
2010-2012. Mei 2014
31. Waverijn G en Heijmans M. Ervaringen met de zorg en opvattingen over de eigen bijdrage aan de zorg van
mensen met HVZ. Resultaten van secundaire analyses op gegevens verzameld binnen het Nationaal Panel
Chronisch zieken en Gehandicapten van het NIVEL: ter evaluatie van de implementatie van de zorgstandaard
Cardiovasculair Risicomanagement. NIVEL 2014
32. CBO. Zorgmodule Zelfmanagement 1.0. Het ondersteunen van eigen regie bij mensen met één of meerdere
chronische ziekten. In opdracht van het Coördinatieplatform Zorgstandaarden, het Kwaliteitsinstituut en het
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Utrecht: CBO 2014
33. NHG, Vilans, NPCF, ZonMw. Factsheet Ontwikkeling generiek Individueel zorgplan. Januari 2014
34.Boheemen C van, Van Geffen ECG, Gilbert D, Bouvry M, Bos M, van Dijk L. Vasculair risicomanagement vanuit
patiënten perspectief: volgens de zorgstandaard? Nulmeting patiënten. NIVEL, Utrecht 2010
35. Duursma Healthcare Research. De HuisartsenOmnibus, een online omnibus onderzoek bij 200 huisartsen,
oktober 2013. http://www.vitalevaten.nl/publicaties/cijfers-feiten.html
36.Idema K. Meer resultaat door begeleiding op maat. De Hart & Vaatgroep, 2013
37. Coördinatie Platform Zorgstandaarden. Verslag invitational conference ‘de centrale zorgverlener’, 2011
38. KNMG-rapport “Handreiking Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg, 2010
39.Nivel/Hartstichting. Zorgstandaard Cardiovasculair risicomanagement. Resultaten van een nulmeting onder
patiënten, huisartsen en medisch specialisten. 2012. http://www.vitalevaten.nl/uploads/media/Samenvattingmetingen-zorgstandaard-vasculair-risicomanagement-2011.pdf
40.Heijmans M, Waverijn G, van Houtum L. Zelfmanagement, wat betekent het voor de patiënt? Nivel, 2014
41. Nieboer AP. Houdbare zorg en ondersteuning in tijden van crisis. Rede gehouden bij de aanvaarding van het
ambt van bijzonder hoogleraar Sociaal-medische Wetenschappen. Rotterdam: Instituut Beleid Management
Gezondheidszorg. 1 november 2013
42. Geboers H, Sijstermans-Smit M, Vogelzang F. Kritische Kwaliteitskenmerken 2013. Utrecht, LOK juli 2013
33
Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
Colofon
Titel:
Vijf jaar cardiovasculair risicomanagement in Nederland, 2009-2013: the state of the art
Auteurs:
dr. I. van Dis (team Kennis & Trends, Hartstichting), drs. AM. Strijbis (team Patiënt, Hartstichting/
De Hart&Vaatgroep), prof. C. Spreeuwenberg (voorzitter Platform Vitale Vaten tot 2014)
Met dank aan:
J.M. Cramm en A. Nieboer, iBMG Erasmus University
M. Heijmans en G. Waverijn, NIVEL
Zorgverzekeraars Nederland/Vektis
Zorgverzekeraars Menzis, VGZ, CZ, Achmea
Zio, Maastricht; Huisartsenteam, Etten-Leur; Eerstelijns Centrum, Tiel
F. Vogelzang, LOK (thans Ineen)
Y. Henstra, OLVG
H.A.H. Kaasjager, UMC Utrecht
Opdrachtgever: Hartstichting/De Hart&Vaatgroep en het Platform Vitale Vaten
Opmaak/vormgeving: Studio 66
Uitgave: Augustus 2014, Hartstichting, Den Haag
Contact: infoAvitalevaten.nl
Downloaden: www.hartstichting.nl; www.hartenvaatgroep.nl; www.vitalevaten.nl
van en voor mensen met een hart- of vaatziekte
34 Cardiovasculair risicomanagement in Nederland van 2009 tot 2013: the state of the art
RP76 | Deze brochure is vervaardigd uit chloor- en zuurvrij papier
www.hartstichting.nl
Hartstichting
Postbus 300, 2501 CH Den Haag
Download