Examenvragen Gezondheidspsychologie 2009-2010 16 vragen , telkens op 1 of 2 punten. Je kon in totaal 20 punten verdienen (en dus al min of meer inschatten wat je resultaat zou zijn). 1)Wat is het verschil tussen medische psychologie en gezondheidspsychologie? Cursus pagina 14. Extra notities: Medische psychologie focust zich op ziektegedrag en is geen zelfstandige. Gezondheidspsychologie focust zich op ziekte en gezondheid en is wel een zelfstandige discipline. 2)Tabel 1 op pagina 16 medisch versus gedragswetenschappelijk referentiekader letterlijk invullen 3)Waarom zijn prevalentiecijfers belangrijk? Cursus pagina 48(einde) en 49 -> om de nood aan gezondheidszorg te bepalen 4)Sterfte of mortaliteit is vermoedelijk de meest frequent gebruikte indicator voor de volksgezondheid. Maar welke kritische bedenking maak je hierbij? Cursus pagina 52. Niet dodelijke ziekten die wel ernstige gevolgen kunnen hebben zitten niet in het cijfer. 5)Ganse uitleg over een patiënt die een kuur medicijnen moet nemen , zich na een tijdje al beter voelt en daarom de kuur niet helemaal uitneemt terwijl dit wel aangeraden is om helemaal te genezen. Dit geval moet je dan uitleggen adhv het Health Belief Model. Het aspect waar het hier eigenlijk over gaat is de waargenomen ernst van het Health Belief Model en dan geef je daar de verdere uitleg over. 6)Je kreeg een prentje te zien van een campagne tegen roken met daarop “Roken is dodelijk. 1 op de 10 sterft een gruwelijke dood” en dan zo’n foto van zwarte longen. De vraag was welk model in deze campagne werd gehanteerd. Het gebruikte model is het tijdbom-model (één van de naïeve modellen). Cursus pagina 64 (ze proberen de mensen angst aan te jagen). 7)Dan kreeg je een oefeningetje zoals je vindt op 83,84 en 74. Bij ons was het antwoord (kwas vrij zeker) intentie van gedrag 8)Vraag over stressproblematiek vanuit biologisch standpunt (ze zei in de les al dat je hieruit zéker een vraag ging krijgen cursus pagina 113). Wij moesten het adrenomedullaire systeem uitleggen. 9)Vanuit welk kader wordt stress vanuit een psychologisch perspectief bekeken en licht kort toe. Cursus pagina 123 10)Dan was het een vraag dacht ik over Burn-out. In de les heb je een reportage gezien waarin ze mensen volgden die dat hadden en dan moest je zeggen welke technieken ze gebruikt hadden tijdens de crisisfase en de veranderingsfase (daar kwam het toch op neer). 11)Welk gewichtsverlies/streefgewicht stelt men voorop voor obese patiënten en waarom? Een gewichtsverlies van 5 à 10% omdat dit gewichtsverlies voor obese patiënten al veel gezondheidsrisico’s inperkt. 12)Je kan op twee manieren omgaan met goesting , afleiding is één manier. Wat is de andere manier en leg uit? Pagina 212 -> Confrontatie 13)(Slaap) Bespreek het typische patroon dat je ziet op een EEG bij slaap. Zie hoofdstuk slaap. Opeenvolgende stadia (1-2-3-4-3-2-1-REM-1-2-3-4-3-2-1-REM) , stadia 3 en 4 nemen af naarmate de nacht vordert terwijl de REM slaap qua duur en intensiteit toeneemt naarmate de nacht vordert. 14)Waarom klagen oudere mensen vaker over de kwaliteit van hun slaap? Naarmate je ouder wordt neemt de deltaslaap (stadia 3 en 4) en de REM-slaap af en de stadia 1 en 2 (normale,lichte slaap) nemen toe. 15)(vraag herinner ik me nu pas,was nog eentje over stress dus die hoort nog daartussen) Holmes en Rahne ontwikkelde de Social Readjustment Rating Scale voor de impact van 43 belangrijke levensgebeurtenissen te meten. Hoe gingen ze te werk om die schaal samen te stellen? Cursus pagina 123 (was de enige vraag die ik compleet niet wist daarmee ) 16)Dan kom ik nog één vraag tekort en die kan ik me écht niet meer voor de geest halen :D ALGEMEEN Het zijn dus vrij korte , specifieke vragen. Voor de meeste 1-puntsvragen had je zo’n 4-tal regeltjes plaats en voor de 2-puntsvragen een beetje meer. Sommige antwoorden waren zelfs één woord of één zin (intentie tot gedrag,tijdbom-model,…). Ik zou zeggen ken zeker je grotere theoretische kaders maar bereid je ook voor op kortere,directe vragen.