Onderwijs- en examenregeling voor de masteropleidingen • • • • • • • • Earth Sciences Environmental Sciences Geographical Sciences Human Geography and Planning Science and Innovation Development Studies Planologie Sociale Geografie 2014-2015 Graduate School of Geosciences Universiteit Utrecht Inhoud: Paragraaf 1 – Algemene bepalingen ................................................................................................... Art. 1.1. – toepasselijkheid van de regeling Art. 1.2 - begripsbepalingen Paragraaf 2 – Toelating .................................................................................................................... Art. 2.1 – toelatingseisen opleidingen Art. 2.2 – Engelse taal Art. 2.3 – Nederlandse taal voor studenten met een buitenlandse vooropleiding Art. 2.4 – premaster Art. 2.5 – toelatingsprocedure Paragraaf 3 – Inhoud en inrichting van de opleiding ............................................................................. Art. 3.1 – doel van de opleidingen Art. 3.2 – vorm van de opleidingen Art. 3.3 – taal waarin de opleidingen worden verzorgd Art. 3.4 – studielast Art. 3.5 – programma’s; startmomenten Art. 3.6 – samenstelling programma’s Art. 3.7 – onderdelen elders Paragraaf 4 – Onderwijs ................................................................................................................... Art. 4.1 – cursus Art. 4.2 – ingangseisen cursussen Art. 4.3 – inschrijving voor cursussen Art. 4.4 – aanwezigheids- en inspanningsverplichting Paragraaf 5 – Toetsing ..................................................................................................................... Art. 5.1 – algemeen Art. 5.2 – examencommissie Art. 5.3 - toetsing stage of onderzoeksopdracht en scriptie Art. 5.4 – cijfers Art. 5.5 – reparatie: aanvullende of vervangende toets Art. 5.6 – toetsvorm Art. 5.7 – mondelinge toetsen Art. 5.8 – toetsvoorziening bijzondere gevallen Art. 5.9 – termijn beoordeling Art. 5.10 – geldigheidsduur Art. 5.11 - inzagerecht Art. 5.12 – bewaartermijn toetsen Art. 5.13 – vrijstelling Art. 5.14 - fraude en plagiaat Art. 5.15 – beroepsrecht Paragraaf 6 – Examen ...................................................................................................................... Art. 6.1 – examen Art. 6.2 – judicium cum laude Art. 6.3 – graad Art. 6.4 – getuigschrift Art. 6.5 – Grade Point Average (GPA) Paragraaf 7 – Studiebegeleiding ....................................................................................................... Art. 7.1 – studievoortgangsadministratie Art. 7.2 – studiebegeleiding Art. 7.3 – handicap Paragraaf 8 – Overgangs- en slotbepalingen ....................................................................................... Art. 8.1 – vangnetregeling Art. 8.2 – cum laude voor studenten die voor 1 september 2013 zijn gestart Art. 8.3 – wijziging Art. 8.4 – bekendmaking Art. 8.5 – inwerkingtreding Bijlage ........................................................................................................................................... 1. Toelatingseisen masterprogramma’s 2. Samenstelling masterprogramma’s 2 In de Onderwijs- en Examenregeling zijn de opleidingsspecifieke rechten en plichten opgenomen van studenten enerzijds en de Universiteit Utrecht anderzijds. In het (algemene universitaire) Studentenstatuut staan de rechten en plichten die voor alle studenten gelden. Zie: UU home > onderwijs > onderwijsorganisatie >onderwijsregelingen. Deze regeling is vastgesteld door de decaan van de Faculteit Geowetenschappen op 22 april 2014 met instemming van de faculteitsraad d.d. 22 april 2014. PARAGRAAF 1 – ALGEMENE BEPALINGEN art. 1.1 – toepasselijkheid van de regeling Deze regeling geldt voor het studiejaar 2014-2015 en is van toepassing op het onderwijs en de examens van de masteropleidingen Development Studies, Earth Sciences, Environmental Sciences, Geographical Sciences, Sociale Geografie, Human Geography and Planning (research), Planologie en Science and Innovation (hierna te noemen de opleidingen). De opleidingen en programma’s worden verzorgd door de Graduate School of Geosciences binnen de faculteit Geowetenschappen. art. 1.2 – begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. wet: de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW) b. student: degene (m/v) die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de toetsen en van het examen van de opleiding c. studiepunt (EC): (Europees uniform vastgestelde) eenheid waarin de studielast wordt uitgedrukt; 1 studiepunt komt overeen met 28 uren studeren. d. opleiding: de masteropleidingen genoemd in art. 1.1 van deze regeling, bestaande uit een samenhangend geheel van onderwijseenheden. Een masteropleiding kan bestaan uit verschillende masterprogramma’s e. onderdeel: een onderwijseenheid (cursus) van de opleiding, opgenomen in de studiegids en in de Universitaire Onderwijscatalogus f. cursus: het geheel van onderwijs en toetsing van een onderdeel g. toets: tentamen als bedoeld in art. 7.10 van de wet h. examen: het afsluitend masterexamen van de opleiding dat met goed gevolg is afgelegd, als aan alle verplichtingen van de gehele masteropleiding is voldaan i. contract onderwijsvoorzieningen: het door de onderwijsdirecteur (of andere functionaris namens de opleiding) en gehandicapte student afgesloten contract, waarin is vastgelegd op welke noodzakelijke en redelijke voorzieningen de student recht heeft j. Internationaal Diploma Supplement: de bijlage bij het bachelorgetuigschrift waarin een toelichting is opgenomen m.b.t. de aard en de inhoud van de opleiding (mede in internationale context). k. Board of Studies: de Board van de Graduate School of Geosciences l. Studiepunt Geowetenschappen: onderwijs-informatiebalie en de studievoortgangsadministratie van de faculteit m. studiewijzer: document waarin van een cursus is aangegeven: de eindtermen; de eisen (o.a. de aanwezigheids- en inspanningsverplichtingen) waaraan een student moet voldoen om de eindtermen te bereiken; de wijze waarop het eindcijfer tot stand komt; het rooster en de werkvormen; naam en bereikbaarheid van de cursuscoördinator n. academische vakantie: periode gelegen tussen het einde van semester 2 en de start van semester 1 in het volgend studiejaar, conform de universitaire jaarkalender o. examinator: beoordelaar De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. PARAGRAAF 2 – TOELATING art. 2.1 – toelatingseisen programma’s 1. 2. Toelaatbaar tot een programma is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma die beschikt over kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een universitair bachelordiploma en die aantoont te beschikken over de specifieke kennis, inzicht en vaardigheden zoals vastgelegd per programma in bijlage 1. Selectie van studenten geschiedt op basis van een oordeel over de volgende kerncompetenties van belangstellenden: a) motivatie en talent (mede op basis van GPA en studievoortgang); b) niveau van de relevante kennis en van de beheersing van methoden & technieken uit het betreffende vakgebied; c) algemeen academisch denk- en werkniveau; d) beheersing van de in het programma gehanteerde taal of talen. 3 art. 2.2 – Engelse taal (voor Engelstalige masteropleidingen) 1. Inschrijving voor de opleidingen is pas mogelijk nadat is aangetoond dat voldaan is aan de eis van voldoende beheersing van de Engelse taal. Deficiënties in de vooropleiding in Engels worden voor aanvang van de opleiding vervuld door het afleggen van één de volgende toetsen: • IELTS (International English Language Testing System), academic module. De minimum vereiste IELTS score (overall band) is: 6,5 met tenminste 6,0 voor het onderdeel ‘writing’. • TOEFL (Test Of English as a Foreign Language). De minimum vereiste TOEFL score is 93 (internetbased test). • Cambridge EFL (English as a Foreign Language) Examinations, met een van de volgende certificaten: - Cambridge Certificate in Advanced English; minimum score: B; - Cambridge Certificate of Proficiency in English; minimum score: C. 2. De bezitter van een in Nederland behaald universitair bachelordiploma voldoet aan de eis met betrekking tot voldoende beheersing van de Engelse taal. art. 2.3 – Nederlandse taal voor studenten met een buitenlandse vooropleiding (voor Nederlandstalige masteropleidingen) De bezitter van een buitenlands diploma kan pas inschrijven: 1. nadat voldaan is aan de eis inzake voldoende beheersing van de Nederlandse taal door het met goed gevolg afleggen van het staatsexamen Nederlands als tweede taal, programma 2 dan wel het certificaat Nederlands als Vreemde Taal, ‘Profiel Academische Taalvaardigheid’ (PAT) of "Profiel Taalvaardigheid Hoger Onderwijs" (PTHO), en 2. nadat is aangetoond dat voldaan is aan de eis van voldoende beheersing van de Engelse taal. Deficiënties in de vooropleiding in Engels worden voor aanvang van de opleiding vervuld door het afleggen van één de volgende toetsen: • IELTS (International English Language Testing System), academic module. De minimum vereiste IELTS score (overall band) is: 6,5 met tenminste 6,0 voor het onderdeel ‘writing’. • TOEFL (Test Of English as a Foreign Language). De minimum vereiste TOEFL score is 93 (internetbased test). • Cambridge EFL (English as a Foreign Language) Examinations, met een van de volgende certificaten: - Cambridge Certificate in Advanced English; minimum score: B; - Cambridge Certificate of Proficiency in English; minimum score: C. art. 2.4 – deficiënties De toelatingscommissie van de Graduate School kan aan degenen die niet aan de toelatingseisen genoemd in art. 2.1 voldoen, een op het betreffende masterprogramma toegesneden pakket van cursussen van de Universiteit Utrecht opleggen, tot een maximum van 60 studiepunten, om deficiënties in de vooropleiding weg te werken. art. 2.5 – toelatingsprocedure 1. De toelating tot de opleiding en de onderscheiden programma’s van de Graduate School is opgedragen aan de toelatingscommissie van de Graduate School. 2. Met het oog op de toelating tot de opleiding stelt de toelatingscommissie een onderzoek in naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de kandidaat. In aanvulling op schriftelijke bewijzen van de gevolgde opleiding(en) kan de commissie bepaalde kennis, inzicht en vaardigheden laten toetsen door deskundigen in of buiten de universiteit. 3. Met het oog op de toelating tot een programma van de opleiding onderzoekt de toelatingscommissie of de kandidaat voldoet dan wel tijdig zal voldoen aan de daarvoor in art. 2.1, eerste gestelde voorwaarden. De commissie oordeelt bij haar onderzoek over de in artikel 2.1 tweede lid genoemde kerncompetenties van de kandidaat, alsmede de kennis van de kandidaat van de taal waarin het onderwijs van het programma wordt verzorgd. 4. Het toelatingsonderzoek vindt tweemaal per jaar plaats. 5. Een verzoek te worden toegelaten tot één van de opleidingen en een bepaald programma wordt voor 1 maart resp. 1 september ingediend bij de toelatingscommissie. In bijzondere gevallen kan de toelatingscommissie een na deze sluitingsdata ingediend verzoek in behandeling nemen. 6. De toelatingscommissie beslist binnen de termijn die is vastgesteld door de Board of Studies. De toelating wordt verleend onder de voorwaarde dat de kandidaat uiterlijk op de betreffende begindatum van de opleiding zal voldoen aan de in art. 2.1 bedoelde eisen t.a.v. kennis en vaardigheden, zoals die blijken uit getuigschriften van door hem gevolgde opleidingen. 7. De kandidaat ontvangt een schriftelijk bewijsstuk van de toelatings- c.q. afwijzingsbeslissing tot de opleiding en een bepaald programma. Hierin wordt gewezen op de beroepsmogelijkheid bij het College van beroep voor de examens. PARAGRAAF 3 – INHOUD EN INRICHTING VAN DE OPLEIDING art. 3.1 – doel van de opleidingen 1. Met de opleiding wordt beoogd: 4 o o o gespecialiseerde kennis, vaardigheid en inzicht op het gebied van de Geowetenschappen en het bereiken van de eindkwalificaties genoemd in het tweede lid voorbereiding op de beroepsuitoefening als op één of meer het de deelgebieden van de Geowetenschappen, en voorbereiding op de opleiding tot onderzoeker op het gebied van de Geowetenschappen. 2. De afgestudeerde: o heeft diepgaande kennis van en inzicht in het vakgebied van de Geowetenschappen; o heeft een grondige kennis van een specialisme binnen de opleiding, en een gedegen kennis op het snijvlak van de opleiding en een ander vakgebied; o heeft de vaardigheid om zelfstandig problemen op het terrein van de Geowetenschappen te signaleren, formuleren, analyseren en eventuele oplossingen aan te dragen; o heeft de vaardigheid om onderzoek in de Geowetenschappen uit te voeren en daarover te rapporteren op een wijze die voldoet aan de gebruikelijke disciplinaire normen; o beschikt over professionele en academische vaardigheden, in het bijzonder met betrekking tot de Geowetenschappen; o is in staat om kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien; o is in staat om conclusies, alsmede kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten. In de studiegidsen van de verschillende opleidingen zijn de vakspecifieke eindkwalificaties van de verschillende programma’s opgenomen. art. 3.2 – vorm van de opleidingen De opleidingen Development Studies, Earth Sciences, Environmental Sciences, Human Geography and Planning (research programma), Science and Innovation worden voltijds verzorgd. De opleidingen Planologie, Geographical Sciences en Sociale Geografie worden voltijds en deeltijds aangeboden. art. 3.3 – taal waarin de opleidingen worden verzorgd De opleidingen Development Studies, Earth Sciences, Environmental Sciences, Geographical Sciences, Human Geography and Planning (research programma), Science and Innovation worden in het Engels verzorgd. De opleidingen Planologie en Sociale Geografie worden verzorgd in het Nederlands. Het masterprogramma Urban Geography binnen de opleiding Sociale Geografie wordt in het Engels verzorgd. art. 3.4 – studielast De opleidingen Earth Sciences, Environmental Sciences, Geographical Sciences, Human Geography and Planning (research programma) en Science and Innovation hebben een studielast van 120 studiepunten. De opleidingen Development Studies, Planologie en Sociale Geografie hebben een studielast van 60 studiepunten. art. 3.5 – programma’s; startmomenten 1. De Graduate School of Geosciences kent de volgende opleidingen en programma’s. Opleidingen: Programma’s Earth Sciences Earth, Life and Climate Earth Structure and Dynamics Earth Surface and Water Marine Sciences Water Science and Management Environmental Sciences Sustainable Development Water Science and Management Geographical Sciences Geographical Information and Management Applications Human Geography and Planning Human Geography and Planning Science and Innovation Innovation Sciences Energy Science Sustainable Business and Innovation Development Studies International Development Studies Planologie Planologie Sociale geografie Economische geografie Geo-communicatie Urban Geography 5 De opleidingen bereiden studenten voor op het verrichten van onderzoek binnen één of meer van de deelgebieden van de Geowetenschappen 2. De opleidingen Earth Sciences (met uitzondering van het programma Marine Sciences), Environmental Sciences en Science and Innovation starten twee maal per jaar: 1 september en 1 februari. De opleidingen Development Studies, Geographical Sciences, Human Geography and Planning (research opleiding), Planologie, en Sociale Geografie en het programma Marine Sciences starten één maal per jaar: 1 september. art. 3.6 – samenstelling programma’s 1. 2. 3. De verplichte onderdelen van de onderscheiden masterprogramma’s met de daarbij vermelde studielast staan beschreven in bijlage 1. De student kiest onder goedkeuring van de Examencommissie één of meerdere onderdelen. De studielast van de keuzeonderdelen van de specifieke masterprogramma’s staan beschreven in bijlage 1. In de studiegids van de masterprogramma’s worden de inhoud en de onderwijsvorm van de onderdelen van de onderscheiden programma’s nader omschreven, onder vermelding van de voorkennis, die gewenst is om aan het desbetreffende onderdeel met goed gevolg te kunnen deelnemen. art. 3.7 – onderdelen elders 1. 2. 3. Voorwaarde voor het behalen van het getuigschrift van het masterexamen van de opleiding is dat ten minste de helft van het onderwijsprogramma is behaald via onderdelen verzorgd door de Universiteit Utrecht. Onderdelen die tijdens de opleiding elders behaald worden, kunnen uitsluitend met voorafgaande toestemming van de examencommissie worden ingebracht in het examenprogramma van de student. Voor onderdelen die voorafgaand aan de start van de masteropleiding zijn behaald aan een instelling voor hoger onderwijs, kan slechts op grond van art. 5.13 vrijstelling worden verleend. PARAGRAAF 4 – ONDERWIJS art. 4.1 – cursus Alle cursussen die deel uit maken van de opleidingen zijn opgenomen in de studiegidsen van de programma’s en zijn te vinden op de studentensite van de faculteit Geowetenschappen http://www.uu.nl/geo/studenten art. 4.2 – ingangseisen cursussen De Board of Studies bepaalt de volgorde waarin verplichte onderdelen van een masterprogramma moeten worden behaald. Dit wordt bekend gemaakt in de studiegids en/of studiewijzer. art. 4.3 - inschrijving voor cursussen Aan een cursus kan pas worden deelgenomen nadat de student zich tijdig daarvoor heeft inschreven. De Board of Studies bepaalt hoe en wanneer de inschrijving plaatsvindt. Inschrijfregels en inschrijftermijnen worden bekend gemaakt via de studentensite van de faculteit Geowetenschappen http://www.uu.nl/geo/studenten. art. 4.4 – aanwezigheids- en inspanningsverplichting 1. 2. 3. 4. 5. 6. Van elke student wordt actieve deelname verwacht aan de cursus waarvoor hij staat ingeschreven. Naast de algemene eis dat de student actief participeert in het onderwijs, worden de aanvullende eisen per onderdeel in de Universitaire Onderwijscatalogus en de studiewijzer omschreven. Indien aantoonbaar sprake is van overmacht (bv. als gevolg van ziekte of familieomstandigheden) vervalt de aanwezigheidsplicht. De beoordeling hiervan is aan de cursuscoördinator. De student dient afwezigheid vooraf te melden bij het onderwijssecretariaat van de opleiding en dient, indien de cursuscoördinator of de onderwijsdirecteur hierom vraagt een schriftelijk bewijs van de bijzondere omstandigheden te overleggen. Bij een kwalitatief of kwantitatief onvoldoende deelname kan de cursuscoördinator de student uitsluiten van verdere deelname aan de cursus of een gedeelte daarvan. Inspanningsverplichtingen (zoals het houden van een presentatie of het schrijven van een paper) kunnen nimmer vervallen. Wanneer een student door overmacht niet tijdig aan een bepaalde inspanningsverplichting kan voldoen, bepaalt de cursuscoördinator een nieuwe datum waarop aan deze verplichting moet worden voldaan. Studenten die in aanmerking willen komen voor een bijzondere regeling ten aanzien van cursusverplichtingen wegens chronische ziekte, handicap of topsportstatus, kunnen hiertoe een verzoek richten aan de examencommissie. PARAGRAAF 5 – TOETSING 6 art. 5.1 – algemeen 1. 2. 3. 4. 5. Tijdens de cursus wordt de student op academische vorming getoetst en wordt getoetst of de student in voldoende mate de gestelde leerdoelen bereikt. De toetsing van de student is afgerond bij het einde van de cursus. In de Universitaire Onderwijscatalogus en/of in de studiewijzer staat beschreven aan welke prestaties de student moet voldoen om de cursus met succes af te ronden en wat de criteria zijn waarop de student beoordeeld wordt. Bij verschil van inzicht wordt de studiewijzer gevolgd. Indien een cursus wordt herhaald, dan is het laatst behaalde judicium het geldend judicium. Wanneer een student is geslaagd voor een cursus, maar niettemin besluit de cursus te herhalen, dan dient de volledige cursus te worden herhaald. In het Reglement van de examencommissie (zie: studiegids/website) staat de gang van zaken bij toetsing beschreven. art. 5.2. – examencommissie 1. 2. 3. 4. 5. De decaan stelt voor elke opleiding of groep van opleidingen een examencommissie in en draagt er zorg voor dat het onafhankelijk en deskundig functioneren van de examencommissie voldoende wordt gewaarborgd. De decaan benoemt de voorzitter en de leden van de examencommissie voor een termijn van drie jaar op basis van hun deskundigheid op het terrein van de betreffende opleiding(en) of het terrein van toetsing. Herbenoeming is mogelijk. Alvorens tot benoeming over te gaan, hoort de decaan de leden van de desbetreffende examencommissie. Als lid of voorzitter van de examencommissie kan niet benoemd worden diegene die een managementfunctie met financiële verantwoordelijkheid bekleedt of (deel)verantwoordelijkheid voor een onderwijsprogramma heeft. Hieronder worden in ieder geval verstaan: de decaan, vice-decaan, directeur/hoofd/manager van een departement, lid van een departementaal management/bestuursteam, lid/voorzitter van de board of studies van de Graduate School of Undergraduate School en de onderwijsdirecteur. Het lidmaatschap van de examencommissie eindigt bij het verstrijken van de benoemingstermijn. Voorts wordt aan de voorzitter en de leden door de decaan op eigen verzoek ontslag verleend. De voorzitter en de leden worden door de decaan ontslagen, indien zij niet meer voldoen aan de vereisten genoemd in lid 2 of lid 3 van dit artikel. Voorts kan de decaan de voorzitter en de leden ontslaan indien is gebleken dat zij de wettelijke taken onvoldoende uitvoeren. De decaan maakt de samenstelling van de examencommissie(s) aan de studenten en docenten bekend. art. 5.3 – toetsing stage of onderzoekopdracht en scriptie 1. 2. De toetsing van een stage of van een onderzoekopdracht wordt verricht door de desbetreffende begeleider en één of meer andere interne en/of externe deskundigen. Masterscripties worden door tenminste twee examinatoren beoordeeld. art. 5.4 – cijfers 1. 2. 3. 4. Cijfers worden gegeven op een schaal van 1 tot en met 10. De eindbeoordeling van een cursus is voldoende dan wel onvoldoende, in cijfers uitgedrukt: 6 of hoger, respectievelijk 5 of lager. Het eindcijfer van een cursus wordt afgerond op één decimaal; deelcijfers worden nooit afgerond. Het eindcijfer 5 wordt niet van decimalen voorzien; een gemiddeld cijfer van 4,95 t/m 5,49 is onvoldoende (5); een gemiddeld cijfer van 5,50 t/m 5,99 wordt voldoende (6). De wijze waarop het eindcijfer van een cursus tot stand komt, is vermeld in de studiewijzer. art. 5.5 – reparatie: aanvullende of vervangende toets 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Indien de student aan alle inspanningsverplichtingen tijdens de cursus heeft voldaan en hem niettemin geen voldoende is toegekend, maar wel het eindcijfer van tenminste 4,00 voor afronding, wordt hij eenmaal in de gelegenheid gesteld een aanvullende toets af te leggen. De docent bepaalt de inhoud en de vorm alsmede de datum en tijd van de aanvullende toets. Indien voor de individuele aanvullende toets een voldoende resultaat wordt behaald, wordt als eindcijfer voor de gehele cursus een 6 in de studievoortgangadministratie opgenomen. Eerder behaalde deelresultaten worden niet meer meegewogen in de totstandkoming van het eindcijfer van de aanvullende toets. Indien de aanvullende toets een onvoldoende resultaat oplevert, wordt het oorspronkelijke eindcijfer in de studievoortgangsadministratie verwerkt en zijn daarmee alle deelresultaten van de cursus vervallen. Indien de student door aantoonbare overmacht een (deel)toets mist, wordt hij slechts eenmaal in de gelegenheid gesteld een vervangende toets af te leggen. Alleen studenten die zich direct na het ontstaan van de hiervoor bedoelde overmachtssituatie bij het secretariaat van de opleiding melden komen in aanmerking voor een vervangende toets. De docent bepaalt de inhoud en de vorm alsmede de datum en tijd van de vervangende toets. Indien de student niet aanwezig is bij de vervangende toets, ofwel niet tijdig voldoet aan de voorwaarden van de vervangende toets, dan vervalt daarmee zijn recht op vervanging. 7 art. 5.6 – toetsvorm 1. 2. Toetsing binnen een cursus vindt plaats op de wijze als vermeld in de studiewijzer. Op verzoek kan de examencommissie toestaan dat een toets op een andere wijze dan krachtens het eerste lid is bepaald, wordt afgelegd. art. 5.7 – mondelinge toetsen 1. 2. Mondeling wordt niet meer dan één persoon tegelijk getoetst, tenzij de examencommissie anders heeft bepaald. Het mondeling afnemen van een toets is openbaar, tenzij de examencommissie of de desbetreffende examinator in een bijzonder geval anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt. art. 5.8 – toetsvoorziening bijzondere gevallen 1. 2. Indien het niet verlenen van een individuele toetsvoorziening zou leiden tot een ‘bijzonder geval van onbillijkheid van overwegende aard’ kan de examencommissie besluiten een toetsvoorziening toe te kennen. Verzoeken om een bijzondere toetsvoorziening moeten zo snel mogelijk met bewijsstukken worden ingediend bij de examencommissie via de studieadviseur. art. 5.9 – termijn beoordeling 1. 2. 3. 4. De examinator stelt binnen 24 uur na het afnemen van een mondelinge toets het oordeel vast en reikt de student een desbetreffende schriftelijke verklaring uit. De examinator stelt het oordeel over een schriftelijk of op andere wijze afgenomen (deel)toets vast binnen 10 werkdagen na de dag waarop deze is afgenomen en verschaft de administratie van de faculteit de nodige gegevens ten behoeve van de uitreiking van het schriftelijke of elektronisch bewijsstuk van het oordeel aan de student. Gedurende de academische vakantie gelden geen beoordelingstermijnen. Op de schriftelijke verklaring van het oordeel over een toets wordt de student gewezen op het inzagerecht, bedoeld in art. 5.11 en op de beroepsmogelijkheid bij het College van Beroep voor de Examens. art. 5.10– geldigheidsduur 1. 2. 3. De geldigheidsduur van behaalde cursussen is acht jaar. In afwijking hiervan kan de examencommissie in geval van bijzondere omstandigheden, op verzoek van de student, voor een cursus een verlengde geldigheidsduur bepalen, ofwel kan de examencommissie een aanvullende dan wel een vervangende toets opleggen. Deeltoetsen en opdrachten die behaald zijn binnen een cursus die niet met goed gevolg is afgelegd, vervallen na het studiejaar waarin zij zijn behaald, tenzij een cursus meer dan één keer per studiejaar wordt gedoceerd, dan vervallen de deeltoetsen en opdrachten die zijn behaald na de periode waarin zij zijn behaald. art. 5.11– inzagerecht 1. 2. Binnen dertig werkdagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijke toets krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Tevens wordt hem op zijn verzoek tegen kostprijs een kopie verschaft van dat werk. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belanghebbende kennis nemen van vragen en opdrachten van de desbetreffende toets, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. Art. 5.12 – bewaartermijn toetsen 1. 2. De opgaven, uitwerkingen en het beoordeelde werk van de schriftelijke toetsen worden in papieren of digitale vorm gedurende twee jaar na de beoordeling bewaard. Het afstudeerwerk en de beoordeling daarvan wordt in papieren of digitale vorm gedurende zeven jaar na de beoordeling bewaard. art. 5.13 – vrijstelling De examencommissie kan de student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, vrijstelling verlenen van een onderdeel van het programma, indien de student: a. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig onderdeel van een universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid; 8 b. hetzij aantoont door werk- c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende onderdeel. art. 5.14 – fraude en plagiaat 1. Onder fraude en plagiaat wordt verstaan het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt. Onder fraude valt onder meer: tijdens het tentamen spieken. Degene die gelegenheid biedt tot spieken is medeplichtig aan fraude; tijdens het tentamen in het bezit te zijn van hulpmiddelen (voorgeprogrammeerde rekenmachine, mobiele telefoon, boeken, syllabi, aantekeningen etc), waarvan de raadpleging niet uitdrukkelijk is toegestaan; door anderen laten maken van (delen van) een studieopdracht; zich voor de datum of het tijdstip waarop het tentamen zal plaatsvinden, in het bezit te stellen van de vragen of opgaven van het desbetreffende tentamen; fingeren van enquête- of interviewantwoorden of onderzoekgegevens; Van plagiaat is sprake bij het in een scriptie of ander werkstuk gegevens of tekstgedeelten van anderen overnemen zonder bronvermelding. Onder plagiaat valt onder meer: het knippen en plakken van tekst van digitale bronnen zoals encyclopedieën of digitale tijdschriften zonder aanhalingstekens en verwijzing; het knippen en plakken van teksten van het internet zonder aanhalingstekens en verwijzing; het overnemen van gedrukt materiaal zoals boeken, tijdschriften of encyclopedieën zonder aanhalingstekens of verwijzing; het opnemen van een vertaling van bovengenoemde teksten zonder aanhalingstekens en verwijzing; het parafraseren van bovengenoemde teksten zonder (deugdelijke) verwijzing; parafrasen moeten als zodanig gemarkeerd zijn (door de tekst uitdrukkelijk te verbinden met de oorspronkelijke auteur in tekst of noot), zodat niet de indruk wordt gewekt dat het gaat om eigen gedachtegoed van de student; het overnemen van beeld-, geluids- of testmateriaal van anderen zonder verwijzing en zodoende laten doorgaan voor eigen werk; het zonder bronvermelding opnieuw inleveren van eerder door de student gemaakt eigen werk en dit laten doorgaan voor in het kader van de cursus vervaardigd oorspronkelijk werk, tenzij dit in de cursus of door de docent uitdrukkelijk is toegestaan; het overnemen van werk van andere studenten en dit laten doorgaan voor eigen werk. Indien dit gebeurt met toestemming van de andere student is de laatste medeplichtig aan plagiaat; ook wanneer in een gezamenlijk werkstuk door een van de auteurs plagiaat wordt gepleegd, zijn de andere auteurs medeplichtig aan plagiaat, indien zij hadden kunnen of moeten weten dat de ander plagiaat pleegde; het indienen van werkstukken die verworven zijn van een commerciële instelling (zoals een internetsite met uittreksels of papers) of die tegen betaling door iemand anders zijn geschreven. a. b. c. Wanneer fraude wordt geconstateerd of vermoed, deelt de examinator dit schriftelijk mee aan de examencommissie. Wanneer de examinator plagiaat constateert of vermoedt: deelt hij dit schriftelijk mee aan de student en de examencommissie; de examencommissie stelt hij de student in de gelegenheid schriftelijk daarop te reageren; De examencommissie stelt de examinandus in de gelegenheid te worden gehoord. 2. De examencommissie stelt vast of er sprake is van fraude of plagiaat en deelt de examinandus schriftelijk haar besluit en de sancties conform het bepaalde in het vierde lid mede, onder vermelding van de beroepsmogelijkheid bij het College van beroep voor de examens. 3. Fraude en plagiaat wordt door de examencommissie als volgt bestraft: a. In ieder geval: o ongeldig verklaren van het ingeleverde werkstuk of tentamen o berisping, die aangetekend wordt in OSIRIS. b. En eventueel voorts, afhankelijk van aard en omvang van de fraude of plagiaat, en van de studiefase van de examinandus, één of meer van de volgende sancties: o verwijderen uit de cursus o het niet meer in aanmerking komen voor een positief judicium (cum laude) als bedoeld in art.6.2 o uitsluiting van deelname aan tentamens of andere vormen van toetsing die behoren bij het betreffende onderwijsonderdeel voor het lopende academisch jaar, dan wel voor een periode van 12 maanden o volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens of andere vormen van toetsing voor een periode van 12 maanden. c. Indien de student reeds eerder een berisping heeft gekregen: volledige uitsluiting van deelname aan alle tentamens of andere vormen van toetsing voor een periode van 12 maanden. d. Bij zeer ernstige en/of herhaalde fraude kan de examencommissie het college van bestuur voorstellen de inschrijving voor de opleiding van de betrokkene definitief te beëindigen. art. 5.15 – beroepsrecht 9 Tegen beslissingen van de examencommissie of van examinatoren staat, tot 6 weken nadat aan de toets of het examen is deelgenomen dan wel nadat de beslissing is genomen, gemotiveerd en schriftelijk beroep open bij het College van Beroep voor de Examens ex artikel 7.61 WHW 1992. PARAGRAAF 6 – EXAMEN art. 6.1 – examen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast en reikt het getuigschrift als bedoeld in art. 6.4 uit zodra de student aan de eisen van het examenprogramma heeft voldaan. Alvorens de uitslag van het examen vast te stellen, kan de examencommissie zelf een onderzoek instellen naar de kennis van de student m.b.t. een of meer onderdelen of aspecten van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende toetsen haar daartoe aanleiding geven. Beoordeling van het examendossier maakt deel uit van het afsluitend examen. Als datum voor het examen geldt de laatste werkdag van de maand waarin de examencommissie heeft vastgesteld dat de student aan de eisen van het examenprogramma heeft voldaan. Voor het behalen van het examen geldt als voorwaarden dat - voor alle onderdelen een voldoende is behaald; - de samenstelling van het afgelegde cursuspakket voldoet aan de gestelde niveaueisen. Voor het behalen van het examen en de afgifte van het getuigschrift geldt tevens als voorwaarde dat de student ingeschreven was voor de opleiding in de periode dat de toetsen zijn afgelegd. Ingeval de student niet aan deze voorwaarde voldoet, kan het college van bestuur een verklaring van geen bezwaar afgeven met betrekking tot het behalen van het examen en de afgifte van het getuigschrift nadat de student de verschuldigde collegegelden en administratiekosten voor de 'ontbrekende' perioden heeft betaald. Degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd en aanspraak heeft op uitreiking van een getuigschrift, kan de examencommissie verzoeken daartoe nog niet over te gaan. Dit verzoek moet worden ingediend binnen twee weken nadat de student op de hoogte is gebracht van de uitslag van het examen. Bij dit verzoek geeft de student aan wanneer hij het getuigschrift wil ontvangen. De examencommissie willigt het verzoek in ieder geval in wanneer de student o een bestuursfunctie gaat vervullen waarvoor een bestuursbeurs van de Universiteit Utrecht beschikbaar is o een stage of onderdeel in het buitenland gaat volgen. De examencommissie kan het verzoek tevens inwilligen indien het niet inwilligen van het verzoek zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard vanwege de omstandigheid dat betrokkene in de studieplanning geen rekening heeft kunnen houden met het automatisch afstuderen. Nadat het examen is afgelegd, kan de student de instelling verzoeken te worden uitgeschreven. art. 6.2 – judicium cum laude 1. 2. 3. 4. Indien de student tijdens de opleiding blijk heeft gegeven van uitzonderlijke bekwaamheid, dan wordt dit op het diploma vermeld met de woorden “cum laude”. Het judicium 'cum laude' wordt toegekend aan het masterexamen, indien voldaan is aan elk van de volgende voorwaarden: 1. voor de onderdelen van het programma is gewogen gemiddeld (naar ECTS) tenminste het cijfer 8,00 behaald 2. voor de masterthesis is minimaal het eindcijfer 8,00 behaald. 3. voor maximaal 7,5 studiepunten (1-jarige opleidingen) of maximaal 15 studiepunten (2-jarige opleidingen) zijn niet-meetellende vrijstellingen verkregen 4. er is geen beslissing van de examencommissie (als bedoeld in art. 5.14) inhoudend dat vanwege vastgestelde fraude/plagiaat de student niet meer in aanmerking komt voor een positief judicium (cum laude) 5. het masterexamen is binnen anderhalf jaar behaald (1-jarige masteropleidingen) of het masterexamen is binnen drie jaar behaald (2-jarige opleidingen). De examencommissie kan besluiten het judicium “cum laude” toch toe te kennen, als aan de in lid 2 genoemde voorwaarden niet geheel is voldaan. Een dergelijk besluit kan alleen met algemene stemmen worden genomen. Andere judicia dan cum laude worden niet op het diploma vermeld. art. 6.3 – graad 1. 2. Aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad “Master of Science” verleend. De verleende graad wordt op het getuigschrift van het examen aangetekend. art. 6.4 – getuigschrift 1. 2. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de examencommissie een getuigschrift uitgereikt. De examencommissie voegt aan dit getuigschrift het Internationaal Diploma Supplement toe, waarmee (internationaal) inzicht wordt verschaft in de aard en inhoud van de afgeronde opleiding. 10 Art. 6.5 - Grade Point Average (GPA) 1. 2. 3. Op het Internationaal Diploma Supplement is het final Grade Point Average (GPA) vermeld om de academische prestaties van een student weer te geven. Het final GPA is het gemiddelde cijfer van de resultaten die zijn behaald binnen het examenprogramma van de opleiding, gewogen naar studiepunten en uitgedrukt op een schaal van 1 tot en met 4 met twee decimalen. De berekening van het final GPA gaat als volgt: alle geldende cursusresultaten, behaald in het examenprogramma van de masteropleiding worden omgerekend naar quality points; quality points zijn het geldend tentamenresultaat x aantal studiepunten (ECTS) van het betreffende onderdeel; het totaal aantal behaalde quality points gedeeld door het totaal aantal behaalde studiepunten (ECTS) geven het gemiddeld tentamenresultaat; het gemiddeld tentamenresultaat wordt omgezet in het final GPA. PARAGRAAF 7 – STUDIEBEGELEIDING art. 7.1 – studievoortgangsadministratie 1. 2. De faculteit registreert de individuele studieresultaten van de studenten en stelt deze via Osiris-student ter beschikking. Bij het Studiepunt Geowetenschappen kan de student zijn studievoortgangsdossier laten waarmerken. art. 7.2 – studiebegeleiding 1. 2. De faculteit draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten die voor de opleidingen zijn ingeschreven. De studiebegeleiding omvat: toewijzing van een tutor en/of studieadviseur; een introductie in de eerste week van het eerste semester van het eerste studiejaar, zowel voor het startmoment in september als in februari; het bieden van verwijzing en hulp bij door studenten ervaren moeilijkheden tijdens de studie; art. 7.3 – handicap Aan de student met een functiestoornis wordt de gelegenheid geboden het onderwijs te volgen en de toetsen af te leggen op de wijze zoals vastgelegd in zijn Contract onderwijsvoorzieningen. Verzoeken om een studiecontract af te sluiten worden ingediend bij de studieadviseur. PARAGRAAF 8 – OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN art. 8.1 – vangnetregeling In die gevallen waarin deze regeling niet voorziet, niet duidelijk voorziet of tot kennelijke onredelijke uitkomsten leidt, wordt door of namens de decaan beslist, na de examencommissie te hebben gehoord. art. 8.2 – cum laude voor studenten die voor 1 september 2013 zijn gestart In afwijking van artikel 6.2 geldt voor studenten die vóór 1 september 2013 voor de opleiding waren ingeschreven tot en met het studiejaar 2016-2017 dat het judicium 'cum laude' wordt toegekend aan het masterexamen, indien voldaan is aan elk van de volgende voorwaarden: 1. voor de onderdelen van het programma gemiddeld tenminste het cijfer 8,00 behaald 2. voor maximaal 15 studiepunten zijn niet-meetellende vrijstellingen verkregen 3. er is geen beslissing van de examencommissie (als bedoeld in art. 5.14) inhoudend dat vanwege vastgestelde fraude/plagiaat de student niet meer in aanmerking komt voor een positief judicium (cum laude) 4.het masterexamen is binnen anderhalf jaar behaald (1-jarige masteropleidingen) of het masterexamen is binnen drie jaar behaald (2-jarige opleidingen). art. 8.3– wijziging 1. Wijzigingen van deze regeling worden door de decaan, gehoord de opleidingscommissie en na overleg met de faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 11 2. 3. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op een beslissing die krachtens deze regeling door de examencommissie is genomen ten aanzien van een student. art. 8.4 – bekendmaking De decaan draagt zorg voor bekendmaking van deze regeling, alsmede van elke wijziging daarin, via internet. art. 8.5 – inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking op 1 september 2014. o–o–o 12 BIJLAGE 1 Toelatingseisen masterprogramma’s Earth, Life and Climate Toelaatbaar tot het programma Earth, Life and Climate is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma die beschikt over kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een universitair bachelordiploma en die aantoont te beschikken over de volgende specifieke kennis, inzicht en vaardigheden: a) kennis op het gebied van Aardwetenschappen, Biologie of Scheikunde op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Aardwetenschappen, Biologie of Scheikunde van de Universiteit Utrecht b) inzicht in Aardwetenschappen op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Aardwetenschappen, Biologie of Scheikunde van de Universiteit Utrecht c) academische vaardigheden en onderzoeksvaardigheden van of gelijkwaardig aan de major Aardwetenschappen, Biologie of Scheikunde van de Universiteit Utrecht Earth Structure and Dynamics Toelaatbaar tot het programma Earth Structure and Dynamics is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma die beschikt over kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een universitair bachelordiploma en die aantoont te beschikken over de volgende specifieke kennis, inzicht en vaardigheden: a) kennis op het gebied van Aardwetenschappen of Natuurkunde op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Aardwetenschappen of Natuurkunde van de Universiteit Utrecht b) inzicht in Aardwetenschappen op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Aardwetenschappen of Natuurkunde van de Universiteit Utrecht c) academische vaardigheden en onderzoeksvaardigheden van of gelijkwaardig aan de major Aardwetenschappen of Natuurkunde van de Universiteit Utrecht Earth Surface and Water Toelaatbaar tot het programma Earth Surface and Water is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma die beschikt over kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een universitair bachelordiploma en die aantoont te beschikken over de volgende specifieke kennis, inzicht en vaardigheden: a) kennis op het gebied van Aardwetenschappen op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Aardwetenschappen van de Universiteit Utrecht b) inzicht in Aardwetenschappen op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Aardwetenschappen van de Universiteit Utrecht c) academische vaardigheden en onderzoeksvaardigheden van of gelijkwaardig aan de major Aardwetenschappen van de Universiteit Utrecht Economische Geografie Toelaatbaar tot het programma Economische Geografie is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma die beschikt over kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een universitair bachelordiploma en die aantoont te beschikken over de volgende specifieke kennis, inzicht en vaardigheden: a) kennis op het gebied van Economische Geografie op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Sociale Geografie en Planologie van de Universiteit Utrecht b) inzicht in Economische Geografie op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Sociale Geografie en Planologie van de Universiteit Utrecht c) academische vaardigheden en onderzoeksvaardigheden van of gelijkwaardig aan de major Sociale Geografie en Planologie van de Universiteit Utrecht Energy Science Toelaatbaar tot het programma Energy Science is de bezitter van een Nederlands of buitenlands diploma die beschikt over kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een universitair bachelordiploma en die aantoont te beschikken over de volgende specifieke kennis, inzicht en vaardigheden: a) Kennis op het gebied van Milieu-natuurwetenschappen, Natuurwetenschap & Innovatiemanagement, Natuurkunde of Scheikunde, op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Milieunatuurwetenschappen, Natuurwetenschap & Innovatiemanagement, Natuurkunde of Scheikunde van de Universiteit Utrecht b) Kennis van thermodynamica, energieanalyse en wiskunde c) Inzicht in Milieu-natuurwetenschappen, Natuurwetenschap & Innovatiemanagement, Natuurkunde of Scheikunde, op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Milieu-natuurwetenschappen, Natuurwetenschap & Innovatiemanagement, Natuurkunde of Scheikunde van de Universiteit Utrecht d) Academische vaardigheden en onderzoeksvaardigheden van of gelijkwaardig aan de major van Milieunatuurwetenschappen, Natuurwetenschap & Innovatiemanagement, Natuurkunde of Scheikunde van de Universiteit Utrecht 13 Geo-Communicatie Toelaatbaar tot het programma Geo-Communicatie is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma die beschikt over kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een universitair bachelordiploma en die aantoont te beschikken over de volgende specifieke kennis, inzicht en vaardigheden: a) kennis op het gebied van Sociale of Fysische Geografie op of gelijkwaardig aan het gevorderd niveau van de major Sociale Geografie en Planologie of Aardwetenschappen van de Universiteit Utrecht b) inzicht Sociale of Fysische Geografie op of gelijkwaardig aan het gevorderd niveau van de major Sociale Geografie en Planologie of Aardwetenschappen van de Universiteit Utrecht c) academische vaardigheden en onderzoeksvaardigheden van of gelijkwaardig aan de major Sociale Geografie en Planologie of Aardwetenschappen van de Universiteit Utrecht GIMA (Master of Science in Geographical Information Management and Applications) Toelaatbaar tot het programma Geographical Information Management and Applications (GIMA) is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma dat gelijkwaardig is aan een universitair bachelordiploma en die daarnaast aantoont te beschikken over de volgende specifieke kennis, inzicht en vaardigheden (op een universitair bachelorniveau, bijvoorbeeld gelijkwaardig aan het gevorderd niveau van de major Sociale Geografie en Planologie van de Universiteit Utrecht): a) kennis op het gebied van geo-informatie, geografie, GIS of een ander aan GIMA gerelateerd vakgebied b) inzicht in processen van geografische data en informatie verzameling, verwerking en verspreiding c) academische vaardigheden en onderzoeksvaardigheden Human Geography and Planning (Research Master) Toelaatbaar tot het research master programma Human Geography and Planning is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma die beschikt over kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een universitair bachelordiploma en die aantoont te beschikken over de volgende specifieke kennis, inzicht en vaardigheden: a) kennis op het gebied van Sociale Geografie of Planologie op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Sociale Geografie en Planologie van de Universiteit Utrecht b) inzicht in Sociale Geografie of Planologie op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Sociale Geografie en Planologie van de Universiteit Utrecht c) academische vaardigheden en onderzoeksvaardigheden van of gelijkwaardig aan de major Sociale Geografie en Planologie van de Universiteit Utrecht Innovation Sciences Toelaatbaar tot het programma Innovation Sciences is de bezitter van een Nederlands of buitenlands diploma die beschikt over kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een universitair bachelordiploma en die aantoont te beschikken over de volgende specifieke kennis, inzicht en vaardigheden: a) Kennis op het gebied van Natuurwetenschap & Innovatiemanagement, Natural Sciences of Life Sciences, op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Natuurwetenschap & Innovatiemanagement, Natural Sciences of Life Sciences, van de Universiteit Utrecht b) Kennis op het gebied van emerging technology issues and complex multidisciplinary problems c) Inzicht in Natuurwetenschap & Innovatiemanagement, Natural Sciences of Life Sciences, op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Natuurwetenschap & Innovatiemanagement, Natural Sciences of Life Sciences, van de Universiteit Utrecht d) Academische vaardigheden en onderzoeksvaardigheden van of gelijkwaardig aan de major Natuurwetenschap & Innovatiemanagement, Natural Sciences of Life Sciences, van de Universiteit Utrecht International Development Studies Toelaatbaar tot het programma International Development Studies is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma die beschikt over kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een universitair bachelordiploma en die aantoont te beschikken over de volgende specifieke kennis, inzicht en vaardigheden: a) kennis op het gebied van Development Geography of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Sociale Geografie en Planologie van de Universiteit Utrecht b) inzicht in Development Geography op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Sociale Geografie en Planologie van de Universiteit Utrecht c) academische vaardigheden en onderzoeksvaardigheden van of gelijkwaardig aan de major Sociale Geografie en Planologie van de Universiteit Utrecht Marine Sciences Toelaatbaar tot het programma Marine Sciences is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma die beschikt over kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een universitair bachelordiploma en die aantoont te beschikken over de volgende specifieke kennis, inzicht en vaardigheden: 14 a) b) c) kennis op het gebied van Aardwetenschappen of Biologie op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Aardwetenschappen of Biologie van de Universiteit Utrecht inzicht in Aardwetenschappen of Biologie op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Aardwetenschappen of Biologie van de Universiteit Utrecht academische vaardigheden en onderzoeksvaardigheden van of gelijkwaardig aan de major Aardwetenschappen of Biologie van de Universiteit Utrecht Planologie Toelaatbaar tot het programma Planologie is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma die beschikt over kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een universitair bachelordiploma en die aantoont te beschikken over de volgende specifieke kennis, inzicht en vaardigheden: a) kennis op het gebied van Planologie op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Sociale Geografie en Planologie van de Universiteit Utrecht b) inzicht in Planologie op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Sociale Geografie en Planologie van de Universiteit Utrecht c) academische vaardigheden en onderzoeksvaardigheden van of gelijkwaardig aan de major Sociale Geografie en Planologie van de Universiteit Utrecht Sustainable Business and Innovation Toelaatbaar tot het programma Sustainable Business and Innovation is de bezitter van een Nederlands of buitenlands diploma die beschikt over kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een universitair bachelordiploma en die aantoont te beschikken over de volgende specifieke kennis, inzicht en vaardigheden: a) Kennis op het gebied van Natuurwetenschap & Innovatiemanagement, Milieu-natuurwetenschappen, Milieu-maatschappijwetenschappen of Economie op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Natuurwetenschap & Innovatiemanagement, Milieu-natuurwetenschappen, Milieumaatschappijwetenschappen of Economie van de Universiteit Utrecht b) Kennis van duurzame ontwikkeling en/of innovatiewetenschappen c) Basale kennis van de natuurwetenschappen op Bachelor niveau, inclusief wiskunde, en/of scheikunde en/of natuurkunde d) Inzicht in Natuurwetenschap & Innovatiemanagement, Milieu-natuurwetenschappen, Milieumaatschappijwetenschappen of Economie op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Natuurwetenschap & Innovatiemanagement, Milieu-natuurwetenschappen, Milieumaatschappijwetenschappen of Economie van de Universiteit Utrecht e) Academische vaardigheden en onderzoeksvaardigheden van of gelijkwaardig aan de major Natuurwetenschap & Innovatiemanagement, Milieu-natuurwetenschappen, Milieumaatschappijwetenschappen of Economie van de Universiteit Utrecht Sustainable Development, track Energy & Materials Toelaatbaar tot het programma Sustainable Development, track Energy & Materials is de bezitter van een Nederlands of buitenlands diploma die beschikt over kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een universitair bachelordiploma en die aantoont te beschikken over de volgende specifieke kennis, inzicht en vaardigheden: a) Kennis op het gebied van Milieu-natuurwetenschappen, Natuurwetenschap & Innovatiemanagement, Aardwetenschappen, Natuurkunde of Scheikunde, op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Milieu-natuurwetenschappen, Natuurwetenschap & Innovatiemanagement, Aardwetenschappen, Natuurkunde of Scheikunde van de Universiteit Utrecht b) Kennis op het gebied van thermodynamica en duurzaamheidsvraagstukken c) Inzicht in Milieu-natuurwetenschappen, Natuurwetenschap & Innovatiemanagement, Aardwetenschappen, Natuurkunde of Scheikunde op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Milieu-natuurwetenschappen, Natuurwetenschap & Innovatiemanagement, Aardwetenschappen, Natuurkunde of Scheikunde van de Universiteit Utrecht d) Academische vaardigheden en onderzoeksvaardigheden van of gelijkwaardig aan de major Milieunatuurwetenschappen, Natuurwetenschap & Innovatiemanagement, Aardwetenschappen, Natuurkunde of Scheikunde van de Universiteit Utrecht Sustainable Development, track Global Change and Ecosystems Toelaatbaar tot het programma Sustainable Development, track Global Change and Ecosystems is de bezitter van een Nederlands of buitenlands diploma die beschikt over kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een universitair bachelordiploma en die aantoont te beschikken over de volgende specifieke kennis, inzicht en vaardigheden: a) Kennis op het gebied van Milieu-natuurwetenschappen, Aardwetenschappen, Biologie of Scheikunde, op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Milieu-natuurwetenschappen, Aardwetenschappen, Biologie of Scheikunde van de Universiteit Utrecht b) Kennis op het gebied van duurzaamheidsvraagstukken c) Inzicht in Milieu-natuurwetenschappen, Aardwetenschappen, Biologie of Scheikunde, op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Milieu-natuurwetenschappen, Aardwetenschappen, Biologie of Scheikunde van de Universiteit Utrecht d) Academische vaardigheden en onderzoeksvaardigheden van of gelijkwaardig aan de major Milieunatuurwetenschappen, Aardwetenschappen, Biologie of Scheikunde van de Universiteit Utrecht 15 Sustainable Development, track Environmental Governance Toelaatbaar tot het programma Sustainable Development, track Environmental Governance is de bezitter van een Nederlands of buitenlands diploma die beschikt over kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een universitair bachelordiploma en die aantoont te beschikken over de volgende specifieke kennis, inzicht en vaardigheden: a) Kennis op het gebied van Milieu-maatschappijwetenschappen, Sociale Geografie en Planologie, Bestuurs- en Organisatiewetenschappen, Economie of Sociale Wetenschappen, op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Milieu-maatschappijwetenschappen, Sociale Geografie en Planologie, Bestuurs- en Organisatiewetenschappen, Economie of Sociale Wetenschappen, van de Universiteit Utrecht b) Kennis op het gebied van duurzaamheidsvraagstukken c) Inzicht in Milieu-maatschappijwetenschappen, Sociale Geografie en Planologie, Bestuurs- en Organisatiewetenschappen, Economie of Sociale Wetenschappen, op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Milieu-maatschappijwetenschappen, Sociale Geografie en Planologie, Bestuursen Organisatiewetenschappen, Economie of Sociale Wetenschappen, van de Universiteit Utrecht d) Academische vaardigheden en onderzoeksvaardigheden van of gelijkwaardig aan de major Milieumaatschappijwetenschappen, Sociale Geografie en Planologie, Bestuurs- en Organisatiewetenschappen, Economie of Sociale Wetenschappen, van de Universiteit Utrecht Sustainable Development, track International Development Toelaatbaar tot het programma Sustainable Development, track International Development is de bezitter van een Nederlands of buitenlands diploma die beschikt over kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een universitair bachelordiploma en die aantoont te beschikken over de volgende specifieke kennis, inzicht en vaardigheden: a) Kennis op het gebied van Milieu-maatschappijwetenschappen, Sociale Geografie en Planologie of Sociale Wetenschappen, op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Milieumaatschappijwetenschappen, Sociale Geografie en Planologie of Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht b) Kennis op het gebied van duurzaamheidsvraagstukken en ontwikkelingsgeografie c) Inzicht in Milieu-maatschappijwetenschappen, Sociale Geografie en Planologie of Sociale Wetenschappen, op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Milieumaatschappijwetenschappen, Sociale Geografie en Planologie of Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht d) Academische vaardigheden en onderzoeksvaardigheden van of gelijkwaardig aan de major Milieumaatschappijwetenschappen, Sociale Geografie en Planologie of Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht Urban Geography Toelaatbaar tot het programma Urban Geography is de bezitter van een Nederlands of een buitenlands diploma die beschikt over kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een universitair bachelordiploma en die aantoont te beschikken over de volgende specifieke kennis, inzicht en vaardigheden: a) kennis op het gebied van Urban Geography op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Sociale Geografie en Planologie van de Universiteit Utrecht b) inzicht in Urban Geography op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Sociale Geografie en Planologie van de Universiteit Utrecht c) academische vaardigheden en onderzoeksvaardigheden van of gelijkwaardig aan de major Sociale Geografie en Planologie van de Universiteit Utrecht Water Science and Management Toelaatbaar tot het programma Water Science and Management is de bezitter van een Nederlands of buitenlands diploma die beschikt over kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een universitair bachelordiploma en die aantoont te beschikken over de volgende specifieke kennis, inzicht en vaardigheden: a) Kennis op het gebied van Aardwetenschappen, Environmental Sciences of Natural Sciences, op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Aardwetenschappen of Milieu-natuurwetenschappen van de Universiteit Utrecht b) Inzicht in Aardwetenschappen, Environmental Sciences of Natural Sciences op of gelijkwaardig aan gevorderd niveau van de major Aardwetenschappen of Milieu-natuurwetenschappen van de Universiteit Utrecht c) Academische vaardigheden en onderzoeksvaardigheden van of gelijkwaardig aan de major van Aardwetenschappen of Milieu-natuurwetenschappen van de Universiteit Utrecht 16 BIJLAGE 2 Samenstelling masterprogramma’s Earth, Life and Climate Theoretical courses: required electives Deficiency courses MSc research/thesis Individual programme/ internship Verplicht 2e report Additional theoretical courses, seminar modules, advanced-level courses Earth Structure and Dynamics Theoretical courses: required electives Deficiency courses MSc research/thesis Individual programme/ internship Verplicht 2e report Additional theoretical courses, seminar modules, advanced-level courses Earth Surface and Water Theoretical courses: required electives Deficiency courses MSc research/thesis Individual programme/ internship Verplicht 2e report Additional theoretical courses, seminar modules, advanced-level courses 45 EC 0-15 EC 30-45 EC up to 30 EC 0- 45 EC 45 EC 0-15 EC 30-45 EC up to 30 EC 0- 45 EC 45 EC 0-15 EC 30-45 EC up to 30 EC 0- 45 EC Economische Geografie Required / theoretical 22.5 EC Methods of research 7.5 EC MSc research/thesis 30 ECTS Energy Science Required/theoretical 22.5 EC Methods of research 15 EC MSc thesis/internship 45 - 60 EC Elective 22.5-37.5 EC Geo-communicatie Required / theoretical 30 EC Individual project/ internship 7.5- 15 EC MSc research/thesis 15-22,5 EC Geographical Information Management and Applications Required / theoretical Required (practical methods) 40 EC MSc research/thesis Internship or Individual programme 30 EC 20 EC 30 EC Human Geography and Planning Required / theoretical 60 EC Elective 15 EC MSc research/thesis 45 EC 17 International Development Studies Required / theoretical 20 EC Methods of research 10 EC MSc research/thesis 30 EC Marine Sciences Theoretical courses 45 EC Elective courses 15-30 EC MSc research / thesis Individual programme / internship Verplicht 2e report 30-45 EC 15-30 EC Planologie Required / theoretical 22.5 EC Methods of research 7.5 EC MSc research/thesis 30 EC Science and Innovation Required / theoretical 37.5 EC Methods of research 22.5 EC MSc research/thesis 45 EC Elective 15 EC Sustainable Development Required / theoretical 45 EC Methods of research 15 EC MSc research/thesis 30-45 EC Elective 15-30 EC Sustainable Business and Innovation Required/theoretical 45 EC Methods of research 15 EC MSc thesis/internship 45 EC Elective 15 EC Urban Geography Required / theoretical 22.5 EC Methods of research 7.5 EC MSc research/thesis 30 EC Water Science and Management Required / theoretical MSc research / thesis (verplicht extern internship format) Elective / MSc individ. programme 75 EC 30-45 EC 0-15 EC 18