University of Groningen Effecten van grootschaligheid op sociale

advertisement
University of Groningen
Effecten van grootschaligheid op sociale dilemma's
Liebrand, Wim B.G.
Published in:
Gedrag : Tijdschrift voor psychologie
IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to
cite from it. Please check the document version below.
Document Version
Publisher's PDF, also known as Version of record
Publication date:
1983
Link to publication in University of Groningen/UMCG research database
Citation for published version (APA):
Liebrand, W. B. G. (1983). Effecten van grootschaligheid op sociale dilemma's. Gedrag : Tijdschrift voor
psychologie, 11(5), 236-250.
Copyright
Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the
author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).
Take-down policy
If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately
and investigate your claim.
Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the
number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.
Download date: 18-07-2017
Effecten van grootschaligheid op sociale
dilemma's
Wim B.G. Liebrand
Vakgroep Persoonlijkheidspsychologie
Rijksuniversiteit Groningen
Grote Markt 31-32, 9712 HV Groningen
Summary
Effects of large scale on social dilemmas
It is easy to observe lack of cooperation in social dilemmas, that
is in situations in which persons, by pursuing immediate self-interest, can harm their own group's interest. It is shown first that
experimental games (i.e., Prisoner's-, Chicken- and Trust-Dilemma), are capable of capturing the essence of the decisional structure underlying real-world social dilemmas. Next, based upon a review of empirical research, social dilemmas in small groups are
contrasted with social dilemmas in large groups. The main purpose
of the present study is to examine the effect of factors which are
assumed to influence cooperation-rates in social dilemmas involving a large number of persons.
In de huidige, ingewikkeld gestructureerde maatschappij zijn er
nauwelijks situaties te bedenken, waarin een door iemand genomen beslissing geen consequenties heeft voor andere personen.
Als de consequenties voor anderen negatief zijn ontstaat in het
algemeen een probleem-situatie. De situatie wordt nog problematischer, als niet te herleiden valt wie beslissingen met negatieve
gevolgen voor anderen genomen hebben. Dit laatste is het geval
in grootschalige sociale situaties, oftewel die situaties waarbij het
aantal betrokkenen groot is, en waarbij elk van de betrokkenen
de vrijheid heeft om iets, hoe weinig dan ook, aan die situatie te
veranderen.
In dit artikel wordt dan ook nagegaan, wat de invloed van
grootschaligheid is op een veel voorkomende probleem-situatie;
een situatie waarin er van een conflict tussen eigen belang en
collectief belang sprake kan zijn. Voorbeelden van dit soort situaties zijn onder meer belastingontduiking, hamsteren, milieuvervuiling en overschrijding van visvangstquota. Dit type situaties
mag zich de laatste tijd in een toenemende belangstelling verheugen, en staat bekend onder verschillende aanduidingen: "the tragedy of the commons" (Hardin, 1968); "social dilemmas" (Da236
Gedrag - tijdschrift voor psychologie 1983, 11 (5) 236-250
Shiffrin, R.M. & Schneider, W. Controlled and automatic human information processing: II. Perceptual learning, automatic attending, and a
general theory. Psychological Review, 1977, 84, 127-190.
Slovic, P., Fischhoff, B. & Lichtenstein, S. Behavioral decision theory
perspectives on risk and safety. Invited Paper for Ninth Research Conference on Subjective Probability, Utility and Decision Making (Groningen, 1983). Verschijnt in Acta Psychologica, 1984.
Spronk, J. Interactive multiple goal programming. Dissertatie, Erasmus
Universiteit, Rotterdam, 1981.
Stallen, P.J. & Tomas, A. Psychological aspects of risk: the assessment of
threat and control. In: H. Kunreuther (Ed.) Risk; a seminar series.
Laxenburg (0.): International Institute of Applied Systems Analysis,
CP-82-S2, 1981.
Stallen, P.J. & Vlek, C.A.J. Persoonlijke beoordeling van riskante aktiviteiten. Gedrag, Tijdschrift voor Psychologie, 1980, 8, 379-401.
Storms, M.D. &McCaul, K.D. Attribution processes and emotional exacerbation of dysfunctional behavior. In: Harvey, J., Ickes & Kidd
(Eds.): New direction in attributional research. Vol. 1. Hillsdale (N.J.):
L. Erlbaum, 1976.
Thompson, S.C. Will it hurt less if I can control it? A complex answer to a
simple question. Psychological Bulletin, 1981, 90, 89-101.
Toda, M. The decision process: a perspective. International Journal of
General Systems, 1976, 3, 79-88.
Ursin, H., Baade, E. & Levine, S. Psychobiology of stress: a study of
coping men. New York: Academic Press, 1978.
Vlek, C.A.J. & Michon, J.A. Beslissen: wat is dat voor een proces?
Gedrag, Tijdschrift voor Psychologie, 1980, 8, 335-361.
Wilde, G.J.S. The theory of risk homeostatis: implications for safety and
health. Risk Analysis, 1982, 2, 209-225.
Gedrag - tijdschrift voor psychologie
235
wes, 1975; 1980); "the free-rider problem" (Olson, 1965); "multiple prisoners' dilemma" (Schelling, 1973). Hierna zal de term
sociale dilemma's worden aangehouden.
Aan de hand van een drietal voorbeelden wordt in het volgende
eerst de structuur van sociale dilemma's besproken en wordt de
term sociaal dilemma gedefinieerd. Vervolgens wordt een overzicht gegeven van experimenteel onderzoek naar factoren die het
individuele keuzegedrag in sociale dilemma's beïnvloeden. Daarna wordt ingegaan op de karakteristieken die eigen zijn aan grootschalige sociale dilemma's, en tot slot worden mogelijke oplossingen voor sociale dilemma's besproken.
Structuur en definitie van sociale dilemma's
De volgende voorbeelden dienen ter illustratie van de karakteristieken van sociale dilemma's.
Voorbeeld 1: Prisoner's sociaal dilemma; Figuur 1. Een van de
bijprodukten van de huidige technologie is giftig afval. De directies van de bedrijven die geconfronteerd worden met giftig afval
als bijprodukt, staan in principe voor de volgende keuze. Of het
giftig afval wordt op een adequate wijze vernietigd, of het afval
wordt, al of niet via tussenpersonen, gedumpt op een of andere
stortplaats.
De aantrekkelijkheid van het zonder meer laten dumpen is
duidelijk. De kosten van deze actie zijn altijd lager dan de kosten
behorend bij het adequaat vernietigen van het afval. Daarbij
komt nog dat er altijd wel een constructie te bedenken is waarbij
het bedrijf niet zelf aansprakelijk gesteld kan worden. Samenvattend, de baten van het dumpen komen ten gunste van het bedrijf;
de lasten van het alsnog afgraven en vernietigen van het afval
komen ten laste van het collectief. Het collectief wordt in dit geval
gevormd door de staat. Als het gedumpte afval ontdekt wordt ziet
de staat zich geconfronteerd met de volgende problemen. Vaak is
niet te herleiden waar het afval vandaan komt. Indien het wel te
herleiden valt, is het vergrijp verjaard, bestaat het bedrijf in
kwestie niet meer, of is een eventueel proces uitermate moeilijk
te winnen. Kortom, de opruimkosten komen ten laste van de staat
en deze lasten worden verdeeld over alle inwoners.
Voor een directie die zuiver winstvergroting nastreeft is in dit
geval de beslissing duidelijk. Het afval wordt gedumpt, de produktiekosten dalen en het eventuele door de staat opgelegde aandeel in de lasten is zeer gering. Het tragische in deze situatie is dat
deze redenering blijft opgaan, ongeacht de hoeveelheid gedumpt
afval. Uiteindelijk ontstaat er een situatie die door niemand, ook
de bedrijven in kwestie niet, gewenst wordt. Het milieu is dan
Gedrag - tijdschrift voor psychologie
237
zeer ernstig verontreinigd en de gezondheid van alle levende wezens staat op het spel. Het dilemma wordt duidelijk. Op lange
termijn blijkt dat het voor allen beter was geweest als alle afval op
adequate wijze vernietigd was.
Prisoners
sociaal dilemma
0
1,
4
2n
4
3n
4
4n
4
C-keuzen
In figuur 1 staat de beslissingsstructuur voor de bedrijven in
kwestie weergegeven. De consequenties van een bepaalde beslissing worden daarbij onderscheiden in (a) de internalities (Schelling, 1973), dit zijn de consequenties voor degene die de beslissing
neemt; en (b) de externalities (Buchanin, 1971), dit zijn de consequenties voor alle betrokkenen. Op de verticale as in figuur 1
staat aangegeven wat het uiteindelijk resultaat voor het bedrijf zal
zijn wanneer het afval wordt gedumpt (lijn D), en wanneer het
afval op adequate wijze wordt vernietigd (lijn C). Dit uiteindelijk
resultaat, ook wel opbrengst genoemd, bestaat uit de som van de
internalities en het aandeel van het bedrijf in de negatieve externalities. Op de horizontale as staat het aantal keren aangegeven,
waarin de beslissing om tot adequate vernietiging over te gaan,
genomen is (aantal C-keuzen). De beslissingsstructuur is zodanig
dat het dumpen van afval altijd het meest aantrekkelijk is (lijn D
ligt boven lijn C). Echter, des te vaker tot dumpen wordt overgegaan, des te groter wordt het totaal aan negatieve gevolgen, oftewel des te groter wordt ieders aandeel in de externalities. Op de
lange termijn is het dumpen van afval minder aantrekkelijk dan
het adequaat verwerken van het afval, mits iedereen dat doet
(linker eindpunt van lijn D ligt lager dan rechter eindpunt van
lijn C).
238
Gedrag - tijdschrift voor psychologie
Het hierboven gepresenteerde sociale dilemma komt formeel
overeen met het in de experimentele psychologie bekende "Prisoner's Dilemma" (Luce & Raiffa, 1957). In dit type sociaal dilemma wordt, ongeacht wat de anderen kiezen, de hoogste opbrengst
verkregen door handelwijze D te kiezen (dumpen). Handelwijze
D wordt dan ook de dominante strategie genoemd. Naast het
Prisoner's-sociaal-dilemma zijn er nog twee typen sociale dilemma's te onderscheiden (Liebrand, 1982; 1983a): het Chicken-sociaal-dilemma en het Trust-sociaal-dilemma. De namen van deze
dilemma's zijn afkomstig van anecdotes waarmee oorspronkelijk
de beslissingsstructuur van deze dilemma's geïllustreerd werd.
Ook in het Chicken- en in het Trust-sociaal-dilemma kan er sprake zijn van een conflict tussen het eigen en collectief belang. In
alle drie typen sociale dilemma's is er namelijk sprake van een
handelwijze met negatieve externalities. Deze handelwijze wordt
in het volgende steeds handelwijze D genoemd. Het Chicken- en
het Trust-sociaal-dilemma bezitten echter geen dominante strategie: het relatieve voor- of nadeel van handelwijze D is hier wel
afhankelijk van het aantal anderen dat deze handelwijze kiest.
Voorbeeld 2; Chicken sociaal dilemma; Figuur 2. Een forens
staat voor de keus om of met de auto (alternatief D) of met de
fiets (alternatief C) naar het werk te gaan. De opbrengst gekoppeld aan deze alternatieven is sterk afhankelijk van wat de anderen doen. Des te meer auto's, des te groter de kans op files en des
te sterker de concentratie uitlaatgassen. Deze negatieve externali-
tA
c
0.
0
Chicken
sociaal dilemma
0
1n
4
2n
4
3n
4
4n
4
C–keuzen
Gedrag - tijdschrift voor psychologie
239
ties zorgen ervoor dat de opbrengstenfuncties voor beide alternatieven dalen naarmate het aantal auto's groter wordt. Gesteld dat
de forens ook tijdsoverwegingen laat meespelen bij het nemen
van zijn beslissing, dan volgt dat – als er niet al te veel forensen
met de auto gaan – de auto wordt geprefereerd boven de fiets. Er
is echter een omslagpunt. Als velen met de auto gaan wordt de
fiets geprefereerd.
Voorbeeld 3; Trust sociaal dilemma; Figuur 3. In een situatie
waarin er juist voldoende is van een bepaald goed (melk; kerstboter; benzine), zou men kunnen besluiten om te gaan hamsteren
(alternatief D). De hoogste opbrengst voor allen wordt verkregen
als niemand hamstert (alternatief C). De eerste personen die tot
hamsteren overgaan ondervinden hinder van die activiteit. De
goederen moeten worden opgeslagen en eventueel tegen bederf
behoed, terwijl er (nog) geen sprake is van schaarste. Hoe meer
mensen gaan hamsteren des te "verstandiger" wordt het om mee
te doen. De laagst mogelijke opbrengst is gekoppeld aan de situatie waarin (door het gedrag van anderen) het bepaalde goed niet
meer in voldoende mate kan worden verkregen.
c
o.
0
Trust
sociaal dilemma
0
n
4
–n
4
3n
4
4n
4
C–keuzen
Uit het voorafgaande blijkt dat er sprake is van een sociaal
dilemma als:
(1) een handelwijze (D) negatieve externalities heeft voor alle
betrokkenen; en als
240
Gedrag - tijdschrift voor psychologie
(2) bij tenminste een van de uitkomsten, het kiezen van handelwijze D een positieve opbrengst oplevert; en als
(3) de opbrengst behorend bij handelwijze D, gegeven dat iedereen handelwijze D kiest, lager is dan in het geval dat niemand
handelwijze D zou kiezen.
Er zijn onderzoekers (Dawes, 1980; Hardin, 1971; Platt, 1973)
die alleen dan van een sociaal-dilemma spreken als de situatie een
Prisoner's-sociaal-dilemma is. In deze Prisoner's-dilemma opvatting blijven echter situaties waarin er wel sprake kan zijn van een
strijdigheid tussen het eigen en het collectief belang (Chicken;
Trust) buiten beschouwing. Om die reden wordt hier de gepresenteerde ruimere definitie aangehouden.
Resultaten van experimenteel onderzoek
In het onderzoek dat tot nu toe verricht is naar de structuur en
naar eventuele oplossingen voor sociale dilemma's, wordt gebruikt gemaakt van experimentele spelsituaties. Er is sprake van
een experimentele spelsituatie als: a. ieder van n spelers moet
kiezen uit een aantal duidelijk omschreven keuzemogelijkheden;
b. elke keuze de uiteindelijke uitkomst van het spel beïnvloedt; c.
de keuzen gemaakt worden zonder kennis over de nog te maken
keuzen van anderen; d. elke speler een consistent patroon van
voorkeuren heeft over de mogelijke uitkomsten van het spel (Luce & Raiffa, 1957).
Uit de resultaten van de onderzoeken met sociale dilemma spelen blijkt, dat in het algemeen een duidelijke meerderheid van de
proefpersonen geen keuze in het collectief belang maakt. Over
het algemeen worden er meer keuzen in het collectief belang
gemaakt,
– naarmate de opbrengst van een keuze in het eigen belang afneemt, oftewel als het individueel belang afneemt (Kelley &
Grzelak, 1972; Caldwell, 1976);
– naarmate de betrokkenen in het algemeen meer geneigd zijn
om met het belang van anderen rekening te houden (Liebrand,
1982);
– naarmate de termijn waarop de negatieve consequenties merkbaar worden korter wordt (Brechner, 1977; Rubenstein et al.,
1975);
– als de betrokkenen met elkaar kunnen discussiëren over het
dilemma, onder de conditie dat het maken van de keuzen anoniem blijft (Dawes et al., 1977; Jorgenson & Papciak, 1981;
Liebrand, 1981);
– naarmate de groepsgrootte afneemt (Bixenstine et al., 1966;
Gedrag - tijdschrift voor psychologie
241
Bonacich et al., 1976; Marwell & Schmidt, 1972; Liebrand,
1981; Hamburger, Guyer & Fox, 1975; Fox & Guyer. 1977;
Hamburger, 1977);
– als de betrokkenen weten dat achteraf is na te gaan welke keuze
zij gemaakt hebben (Caldwell, 1976; Fox & Guyer, 1978; Jerdee & Rosen, 1974);
als aan anderen in hoofdzaak cooperatieve intenties worden
toegeschreven (Alcock & Mansell, 1977; Dawes et al., 1977;
Marwell & Ames, 1977; Tyszka & Grzelak, 1976).
De resultaten van bovenstaande onderzoeken hebben betrekking op experimentele kleinschalige situaties. In de experimenten
wordt meestal gebruik gemaakt van groepen bestaande uit zo'n 5
tot 8 personen (maximaal 20), en meestal worden de proefpersonen geconfronteerd met een abstracte taak. Er lijkt dus alle reden
te zijn om aan het realiteitsgehalte te twijfelen. Er zijn echter
verschillende argumenten waaruit blijkt dat gesimuleerde sociale
dilemma's een hoog realiteitsgehalte bezitten.
– Allereerst wordt, niettegenstaande het experimentele karakter
van de taak waarvoor proefpersonen zich geplaatst zien, de
experimentele situatie als zeer levensecht ervaren (Bonacich et
al., 1976; Dawes, 1980; Liebrand, 1983b).
– De gehanteerde sociaal dilemma spelen worden door deskundigen (economen) zeer representatief geacht voor de werkelijke
situatie (Marwell & Ames, in press).
Het doel van de experimentele onderzoeken met behulp van
sociaal dilemma spelen is niet om het exacte percentage handelingen in het collectief belang te voorspellen. Het doel is wel om
die variabelen op het spoor te komen, die het maken van keuzen in het algemeen belang bevorderen.
– Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat naarmate een gesimuleerd sociaal dilemma meer op een werkelijke situatie lijkt
(grotere groepen, groter persoonlijk belang, minder abstracte
taak), de bereidheid om te handelen in het collectief belang
afneemt (cf. Colman, 1982). Oftewel er is alle reden om aan te
nemen dat werkelijke sociale dilemma's een nog ernstiger karakter hebben dan gesimuleerde sociale dilemma's.
Geconcludeerd wordt hier dan ook dat het experimentele onderzoek met behulp van sociale dilemma's een vruchtbaar uitgangspunt vormt voor de analyse van grootschalige werkelijke
dilemma situaties.
242
Gedrag - tijdschrift voor psychologie
Van kleinschalig naar grootschalig
Een toename van het aantal betrokkenen in een sociaal dilemma zal een effect hebben op de wijze waarop de situatie wordt
waargenomen en zeer waarschijnlijk ook op de bereidheid om te
handelen in het collectief belang. Hieronder wordt ingegaan op
verschillende, elkaar deels overlappende, gevolgen die voortvloeien uit de stap van kleinschalige naar grootschalige dilemma's.
1. De-individualisatie
In een extreem kleinschalige situatie (2 personen) zijn de keuzen die de andere partij maakt onmiddellijk te herleiden uit de
eigen opbrengsten. Maar naarmate het aantal betrokkenen groter
wordt, zal de persoonlijke herkenbaarheid en de herleidbaarheid
van de gemaakte keuze afnemen (Hamburger, Guyer & Fox,
1975). Deze toename in anonimiteit zal eventuele remmingen om
in het eigen belang te handelen doen afnemen.
2. Beheersbaarheid
Een van de meest effectieve strategieën om in een 2-persoons
Prisoner's Dilemma de partner te "dwingen" om co ö peratieve
keuzen te maken is de "tit-for-tat" strategie. Bij deze strategie
wordt elke keus van de partner onmiddellijk geïmiteerd. In grotere groepen wordt dit afdwingen van coöperatief keuzegedrag
steeds moeilijker. In een kleine groep heeft een "tit-for-tat"-strategie waarschijnlijk nog enig effect. Er wordt dan al wel verondersteld, dat een deelverzameling van personen hun keuzegedrag
onderling afstemmen op zo'n strategie. In grotere groepen zal dit
soort gecoördineerd gedrag steeds moeilijker te realiseren zijn.
Grootschalige dilemma situaties gaan dan ook gepaard met een
zeer beperkte invloed op andermans keuzegedrag (Hamburger,
1979).
3. Verantwoordelijkheid
Ook het aandeel van het individu in de totale hoeveelheid negatieve externalities is sterk afhankelijk van het aantal betrokkenen
(Olson, 1965; Messick, 1973). Zo heeft elke keuze in het eigen
belang, bij gelijk blijvende overige omstandigheden, in een groep
van 5, een 10 maal zo groot aandeel in de negatieve externalities
tot gevolg als in een groep van 50. Het uiteindelijke resultaat ligt
voor de hand. Waarom zou ik in het collectief belang handelen?
Dat zou toch maar een klein druppeltje op een gloeiende plaat
zijn.
Gedrag - tijdschrift voor psychologie
243
4. Lange termijn
Een van de problemen bij grootschalige sociale dilemma's is dat
de effecten van de geaccumuleerde negatieve externalities vaak
pas op zeer lange termijn merkbaar zijn. Het is niet zo dat grootschalige sociale dilemma's per definitie zeer lange termijn dilemma's zijn ("oliecrisis", 1973). Wel zijn bij grootschalige dilemma's
vaak zulke gigantische hoeveelheden van een collectief goed in
het geding (schone lucht bijvoorbeeld), dat een aantasting daarvan pas op lange termijn blijkt.
5. Verkeerd voorbeeld
Colman (1982) noemt de "rotte appel theorie", een van de meest
plausibele verklaringen voor het geringe aantal coöperatieve keuzen in grootschalige dilemma's. Deze rotte appel theorie is gebaseerd op de assumptie, dat het getuige zijn van een handeling in
het eigen belang, de kans vergroot dat de toeschouwer ook zo
gaat handelen. "Now if a fixed proportion of the population has a
propensity to behave selfish, then the probability of one or more
of these "bad apples" turning up in a social dilemma increases
with the size of the group" (Colman, 1982, pag. 181).
6. Overlegstructuur
Uit eerder gepresenteerde resultaten van experimenteel sociaal
dilemma onderzoek blijkt, dat onderlinge communicatie over het
dilemma een krachtig middel is om coöperatief gedrag te stimuleren. Deze "oplossing" is echter in grootschalige dilemma's niet
realiseerbaar. Ook Caldwell (1976) wijst hier op: "As the number
of participants increases, communication between all possible
pairs of participants becomes unworkable". Hij vervolgt met:
"Real-world efforts to achieve cooperation must, therefore, take
the form of emergent leaders who urge other members of society
to voluntarily adopt a given strategy". Uit het tweede deel van het
citaat van Caldwell blijkt m.i. de wenselijkheid van het verrichten
van sociaal-wetenschappelijk onderzoek naar andersoortige oplossingen van sociale dilemma's. Dat tweede deel kan namelijk
vrij eenvoudig vervangen worden door een roep om de sterke
man.
7. Onverwisselbaarheid van betrokkenen
Tot nu toe werd er van uitgegaan dat de betrokkenen in een
sociaal dilemma verwisselbaar zouden zijn. In kleinschalige sociale dilemma's is deze assumptie vaak niet houdbaar, in grootschalige sociale dilemma's is de assumptie zeker niet houdbaar. Hier
volgt een tweetal aspecten waaruit blijkt, dat ook het niet verwis244
Gedrag - tijdschrift voor psychologie
selbaar zijn van de betrokkenen er toe bijdraagt dat grootschalige
dilemma's problematisch zijn.
a: Verschil in middelen. Het handelen in het collectief belang is
(per definitie) vaak het minst aantrekkelijk alternatief in een
sociaal dilemma. Als, zoals gebruikelijk, aantrekkelijkheid
wordt uitgedrukt in geld, dan volgt dat de rijkeren onder ons
het zich eerder kunnen permitteren om in het collectief belang
te handelen. Een treffend voorbeeld is de in collectief opzicht
wenselijke energiebesparing. In eerste instantie moet geïnvesteerd worden in energiebesparende middelen. Op de lange
termijn verdient zich dat wel terug. Zoals nu blijkt zijn het
inderdaad de rijkeren onder ons, die zich door middel van
energiebesparende maatregelen onafhankelijker maken van
de negatieve externalities, i.e. hogere energieprijzen. Kortom,
de mogelijkheid om in het collectief belang te handelen verschilt tussen de betrokkenen.
b: Verschil in inschatting. Een ander belangrijk aspect waarin de
betrokkenen kunnen verschillen, is de door hen ingeschatte
noodzaak om in het collectief belang te handelen. Het kost
niet veel moeite om deskundigen te vinden op het gebied van
de energievoorziening, die het grondig met elkaar oneens zijn
over de grootte van de delfbare voorraad fossiele brandstof.
Nog eenvoudiger is het om tegenstrijdige meningen te vinden
over de mate waarin kernenergie aan onze behoeften kan voldoen. Zelfs in het geval dat de deskundigen het volledig met
elkaar eens zouden zijn, is te verwachten dat – afhankelijk van
het geloof in toekomstige technische oplossingen – de situatie
verschillend wordt ingeschat.
Geen van de hierbovengenoemde aspecten, de-individualisatie,
beheersbaarheid, verantwoordelijkheid, lange-termijn effecten,
verkeerde voorbeeld, overlegstructuur, en onverwisselbaarheid van
de betrokkenen, maakt het aannemelijk dat men in grootschalige
sociale dilemma's in het collectief belang zou gaan handelen. Integendeel. Geconcludeerd moet worden dat in grootschalige sociale
dilemma's, het handelen in het eigen belang op korte termijn
vaak nog aantrekkelijker is dan in kleinschalige sociale dilemma's
het geval zou zijn. In een grootschalig sociaal dilemma is het
daarom waarschijnlijk dat, door de accumulatie van negatieve
externalities, een door niemand gewenste eindsituatie ontstaat.
De vraag rijst dan ook of de effecten van grootschaligheid in
sociale dilemma's in toom te houden zijn.
Gedrag - tijdschrift voor psychologie
245
Zijn de effecten van sociale grootschaligheid beheersbaar?
Op de vraag: "Hoe breng je mensen ertoe om in een sociaal
dilemma een keus te maken die ingaat tegen hun eigen kortetermijn belang", zijn twee antwoorden mogelijk:
1 Bewerkstellig een mentaliteitsverandering door middel van een
beroep op het geweten van het individu;
2 Verander de opbrengstenstructuur van het sociaal dilemma.
De haalbaarheid van het eerste antwoord wordt door verschillende auteurs niet hoog ingeschat (Hardin, 1968; Linstone (1973);
Wilke, Liebrand & Messick (1983) ). Linstone (1973, p. 335):
"A bitter lesson which every forecaster and planner learns is that
the vast majority of his clientele has a very short planning horizon
as weIl as a short memory. Most people are really only concerned
with their immediate neighborhood in space and time. Occurrences which appear to be far removed from the present position are
heavily discounted."
Hardin wijst zelfs op mogelijke pathogene gevolgen van een
beroep op het geweten. Hij stelt dat zo'n beroep een dubbelzinnige boodschap is: a. als je niet in het collectief belang handelt dan
keuren wij dat af; b. als je wel in het collectief belang handelt dan
ben je een simpele ziel die zich door anderen laat exploiteren.
Als we de gang van zaken analyseren bij enkele sociale dilemma's die werkelijk hebben plaatsgevonden en zijn beschreven
(Bruckmann, 1973; Colman, 1982; Messick et al., 1983; Liebrand,
1982; Wilson, 1977), dan krijgen Hardin en Linstone steun voor
hun opvatting. Het is niet zo zeer een beroep op het geweten als
wel het directe vooruitzicht op economische winst of verlies dat
het keuzegedrag beïnvloedt. Effectieve oplossingen voor sociale
dilemma's moeten dan ook gezocht worden in de verandering van
de opbrengstenstructuur van het dilemma.
Platt (1973) somt een aantal oplossingen op die zijn gebaseerd op het veranderen van de opbrengstenstructuur, te weten:
1 Haal de lange-termijn gevolgen dichterbij. In Indiana en Ohio
bestond de dringende behoefte aan meer autosnelwegen. Het
probleem zou kunnen worden opgelost door nieuwe wegen te
bouwen, nadat door de staat voldoende kapitaal zou zijn gereserveerd. Het alternatief bestond uit de onmiddellijke constructie van de wegen met behulp van particuliere investeringen in
tolwegen. Men koos voor de laatste oplossing: "The short-range pay and return on investment, was a conversion of the eventual benefits that would accrue to the state and all of the drivers
– who were indeed glad in the end to pay the toll for their
immediate pleasure" (pg. 649).
2 Verander de aard van de lange-termijn consequenties. Platt
246
Gedrag - tijdschrift voor psychologie
(1973; pg. 649) geeft aan dat dit zou kunnen door nieuwe (technische) vindingen en door een verbeterde wetgeving.
3 Verander de beloning van de gedragsmogelijkheden. Om tot
effectieve energiebesparing te komen is een systeem voorgesteld (Liebrand, 1981), waarbij per type verbruikseenheid,
overmatig verbruik wordt "bestraft" door een progressieve belastingheffing, en waarbij een matig verbruik wordt "beloond"
door een belastingteruggave.
4 Beloon alternatieven voor het oorspronkelijk gedrag. Deze methode is onder meer bij het geven van therapie succesvol gebleken.
5 Verander de beloning van oude gewoonten met behulp van
buitenstaanders. Onder deze categorie vallen bijvoorbeeld
weddenschappen om met roken te stoppen en industriële veiligheidswetgeving.
6 Stel overkoepelende organisaties in. Platt (1973; pg. 650) geeft
als voorbeeld onder meer de Europese Economische Gemeenschap en de International Whaling Committee.
Gelet op de afloop van de hierboven geciteerde werkelijke dilemma's, en op de resultaten van experimenteel onderzoek in
dezen, lijken een of enkele van de voorstellen van Platt veelbelovend om uiteindelijk een sociaal dilemma op te heffen.
Resteert nog een voor de hand liggende oplossing. Deze oplossing is gebaseerd op de stelling dat "All else being equal, the
solvability decreases with an increasing number of (independent)
decision makers involved" (Bruckmann 1973, pg. 4). Men kan
daarbij denken aan het splitsen van een lange galerij op een flat in
verschillende van elkaar afgescheiden deel-galerijen. Te verwachten valt dan, dat door de grotere mate van sociale controle in de
kleinere groep, het bewoners afhankelijke onderhoud zal toenemen, en het aantal personen dat onterecht op de galerij verblijft
zal afnemen. In onze terminologie verwoord luidt deze oplossing:
breng een grootschalig sociaal dilemma terug tot enkele kleinschalige sociale dilemma's.
Samenvatting
Gedrag dat tegen het collectief belang ingaat valt gemakkelijk waar te
nemen in sociale dilemma's, welke gedefiniëerd zijn als die situaties waarin personen door het nastreven van eigen belang op korte termijn, het
collectief belang schade berokkenen. Allereerst wordt aangetoond dat
experimentele spelen (i.e., Prisoner's-, Chicken- en Trust-Dilemma), de
essentie van de onderliggende beslissingsstructuur van werkelijke sociale
dilemma's kunnen modelleren. Aan de hand van een overzicht van empirisch onderzoek worden vervolgens sociale dilemma's in kleine groepen
gecontrasteerd met sociale dilemma's in grote groepen. Centraal in het
Gedrag - tijdschrift voor psychologie
247
huidig onderzoek staat een analyse naar het effect van factoren waarvan
verwacht wordt dat ze in grootschalige sociale dilemma's invloed hebben
op het handelen in het collectief belang.
VERWIJZINGEN
Alcock, J.E. & Mansell, D. Predisposition and behaviour in a collective
dilemma. Journal of Conflict Resolution, 1977, 21, 443-457.
Bixenstine, V.E., Levitt, C.A. & Wilson, K.V. Collaboration among six
persons in a Prisoner's Dilemma game. Journal of Conflict Resolution,
1966, 10, 488-496.
Bonacich, P., Shure, G.H., Kahan, J.P. & Meeker, R.J. Cooperation and
group size in the n-person Prisoner's Dilemma. Journal of Conflict
Resolution, 1976, 20, 687-705.
Brechner, K.C. An experimental analysis of social traps. Journal of Experimental Social Psychology, 1977, 13, 552-564.
Bruckman, G. The Prisoner's Dilemma as an obstacle against effective
action. Rome Special Conference on Futures Research; Working group
5, 1973.
Buchanan, J.M. The bases for collective action. New York: General Learning Press, 1971.
Caldwell, M.D. Communication and sex effects in a five-person Prisoner's
Dilemma. Journal of Personality and Social Psychology, 1976, 33-3,
273-280.
Colman, A.M. Game theory and experimental games: the study of strategie
interaction. International Series in Experimental Social Psychology;
Volume 4. Oxford: Pergamon Press, 1982.
Dawes, R. Social dilemma's. Annual Review of Psychology, 1980, 31, 169193.
Dawes, R. Formal models of dilemmas in social decision making. In:
Kaplan, M.F., Schwartz, S. (Eds). Human judgment and decision processes, New York: Academic Press Inc. 1975.
Dawes, R., Mc Tavish, J. Shaklee, H. Behavior, communication and assumptions about other peoples behavior in a common Dilemma Situation. Journal of Personality and Social Psychology, 1977, 35(1), 1-11.
Fox, J. & Guyer, M. Public choice and cooperation in N-person Prisoner's
Dilemma. Journal of Conflict Resolution, 1978, 22, 469-481.
Hamburger, H. Dynamics of cooperation in take-some games. In: W.H.
Kempf & B.H. Repp (Eds.) Mathematical Models for Social Psychology, Bern: Hans Huber, 1977.
Hamburger, H. Games of social phenomena, San Francisco: W.T.L.
Freeman, 1979.
Hamburger, H., Guyer, M. & Fox, J. Group size and cooperation. Journal of Conflict Resolution, vol. 19, no. 3, 1975.
Hardin, G. The Tragedy of the commons. Science, 1968. Vol. 162. pp.
1243-1248.
Hardin, R. Collective action as an agreeable n-person dilemma. Behavioral Science, 1971, 16, 472-481.
Jerdee, T.H. & Rosen, B. Effects of opportunity to communicate and
visibility of individual decisions on behavior in the common interest.
Journal of Applied Psychology, 1974, 59, 712-716.
Jorgenson D.O. & Papciak A.S. The effects of communication, resource
feedback and indentifiability on behavior in simulated commons. Journal of Experimental Social Psychology, 1981, 17, 373-385.
248
Gedrag - tijdschrift voor psychologie
Kelley, H.H. & Grzelak, J. Conflict between individual and common
interest in an n-person relationship. Journal of Personality and Social
Psychology, 1972, Vol. 21-2, 190-197.
Liebrand, W.B.G. Social aspects of the consumers' behaviour. In: A.
Strub & T.C. Steemers (Eds.). Non-technical obstacles to the use of
solar energy; Proceedings of the International Symposium, Brussels,
Belgium, May 20-22, 1980.
Liebrand, W.B.G. Experimentele Psychologie en het energievraagstuk.
In: P. Ester & F.L. Leeuw (Eds.) Energie als maatschappelijk probleem. Assen: Van Gorcum, 1981.
Liebrand, W.B.G. Interpersonal differences in social dilemmas; a game
theoretical approach, Dissertatie, Rijksuniversiteit Groningen, 1982.
Liebrand, W.B.G. A classification of social dilemma games. Simulation
and Games, 1983a, 14, 123-138.
Liebrand, W.B.G. Individual differences in a simulated n-person conflict
situation. In: H.C.J. Bonarius, G.L.M. van Heck & N.G. Smid (Eds.)
Personality Psychology in Europe; theoretical and empirical developments. London: Lawrence Erlbaum, 1983b.
Liebrand, W.B.G. & De Hullu, J. Individuele verschillen in de afweging
van eigen en andermans belang. Nederlands Tijdschrift voor de Psychologie, 1981, 36, 435-467.
Linstone, H.A. On discounting the future. Technological Forecasting and
Social Change, 1973, 4, 335-338.
Luce, R.D. & Raiffa, H. Games and Decisions: Introduction and critica!
Survey. New York: John Wiley & Sons, 1957.
Marwell, G. & Schmidt, D.R. Cooperation in a three-person Prisoner's
Dilemma. Journal of Personality and Social Psychology, 1972, 21, 376383.
Marwell, G. & Ames, R.E. Experiments on the provision of public goods
I. Resources, interest, group size, and the free-rider problem. American Journal of Sociology, 1979, 84, 1335-1360.
Marwell, G. & Ames, R.E. Economists free ride, does anyone else?
Experiments on the provision of public goods IV. Journal of Public
Economics. (In press).
Messick, D.M. To join or not to join: An approach to the unionization
decision. Organizational behavior and human performance, 10, 145146, 1973.
Messick, D.M., Wilke, H.A.M., Brewer, M.B., Kramer R.M., English
Zemke, P., Lui, L. Individual adaptations and structural change as
solutions to social dilemmas. Journal of Personality and Social Psychology, 1983, 44, 294-309.
Meux, E.P. Concern for the common good in an n-person game. Journal
of Personality and Social Psychology, 1973, 28, 3, 414-418.
Olson, M. The logic of collective action. Cambridge, Mass.: Harvard
Univ. Press, 1965.
Platt, J. Social Traps. American Psychologist, aug. 1973, 641-651.
Rubenstein, F.F., Watzke, G. Doctor, R.H., Dana, J. The effects of two
incentive schemes upon the conservation of shared resource by fiveperson groups. Organizational Behavior and Human Performance,
1975, 13, 330-338.
Schelling, T.C. On the ecology of micromotives. The Public Interest, 1971,
25, 61-98.
Schelling, T.C. Hockey helmets, concealed weapons, and daylight saving:
a study of binary choices with externalities. Journal of Conflict Resolution, 1973, 17, 381-428.
Gedrag - tijdschrift voor psychologie
249
Tyszka, T. & Grzelak J.L. Criteria of choice in non-constant zero-sum
games. Journal of Conflict Resolution, 1976, 20, 357-376.
Wilke, H.A.M., Liebrand, W.B.G. & Messick D.M. Sociale Dilemma's:
een overzicht. In: Nederlands Tijdschrift voor de Psychologie, in press.
Wilson, J.A. A test of the tragedy of the commons. In: G.J. Hardin & J.
Baden (Eds.) Managing the Commons, San Francisco: W. Freeman &
Company, 1977. -
250
Gedrag - tijdschrift voor psychologie
Download