Vakanties van Nederlanders in sociaaleconomisch

advertisement
Vakanties van Nederlanders
in sociaaleconomisch
perspectief
Tekst: Henk Swinkels, CBS
Ruim 80 procent van de Nederlandse
bevolking trekt er minstens één keer per
jaar op uit voor een korte (1-3 overnachtingen) of lange (4 of meer overnachtingen) vakantie. Dit is al meer dan tien jaar
zo, maar er blijken verschillen te bestaan
tussen een aantal bevolkingsgroepen. In
deze bijdrage wordt aan de hand van
gegevens uit het ContinuVakantieOnderzoek (CVO) 2011 nagegaan hoe groot de
verschillen zijn tussen enkele relevante
sociaaleconomische groepen vakantiegangers met betrekking tot een aantal
aspecten van het vakantiegedrag. Hierbij
wordt rekening gehouden met een aantal
‘verstorende’ kenmerken die tussen deze
sociaaleconomische groepen aanwezig
zijn.
‘Personen in huishoudens
met kinderen gaan het
meest op vakantie’
Vakantie-uitgaven
In 2002 werd bijna 13 miljard euro uitgegeven
aan vakanties; in 2011 is dit gestegen naar
ruim 15 miljard euro. Echter, door de geldinflatie is het totale uitgavenpatroon over deze
gehele periode vrijwel stabiel. Tussen 2002 en
2008 is er weliswaar sprake van een toename,
maar vanaf 2008 stabiliseert het bestedingspatroon zich rond de 15 miljard euro (zie figuur
1). Na correctie voor de inflatie blijken de vakantiebestedingen vanaf 2008 met circa 4,5
procent te zijn gedaald.
nritmagazine
55
verschillen tussen bevolkingsgroepen
Vakantieparticipatie naar regionale
kenmerken
In 2011 trok naar schatting 82 procent van
de Nederlandse bevolking eropuit voor één of
meer korte of lange vakanties. Dit cijfer is de
laatste tien jaar vrijwel ongewijzigd. Uitsplitsing
naar diverse regionale kenmerken, zoals grootte en urbanisatiegraad van de woongemeente,
woonprovincie van de vakantiegangers, et cetera, laat geen opmerkelijke verschillen in de
deelname aan vakanties zien. Uitzondering
hierop is de vakantieparticipatie van de inwoners van de provincies Drenthe en Limburg.
Als rekening wordt gehouden met verschillen
in inwonerssamenstelling van de diverse provincies voor wat huishoudsamenstelling, inkomen, leeftijd en opleiding betreft, dan blijkt de
vakantiedeelname van inwoners van Drenthe
en Limburg circa 5 procentpunten lager te zijn
dan het landelijk gemiddelde.
Gemiddeld wordt door de vakantieganger 417
euro aan een lange of korte binnen- of buitenlandse vakantie besteed. Ook hier laat een uitsplitsing naar de diverse regionale kenmerken
in het algemeen geen opmerkelijke verschillen
zien. Als rekening wordt gehouden met de
hiervoor beschreven verschillen tussen de inwoners van de diverse provincies, dan blijken
inwoners van Flevoland en Friesland met respectievelijk 335 en 339 euro relatief weinig uit
te geven en inwoners van Noord-Holland met
gemiddeld 455 euro per vakantie het meest.
Vakantieparticipatie naar
huishoudkenmerken
In tegenstelling tot de hiervoor beschreven
relatie tussen enkele regionale kenmerken en
vakantiedeelname, is er wel sprake van een
samenhang tussen enkele huishoudkenmerken,
zoals huishoudsamenstelling en -inkomen, en vakantiedeelname. Uit nadere analyse is gebleken
dat alleenstaanden met 75 procent het minst op
vakantie gaan (zie figuur 2). Personen in huishoudens met kinderen gaan het meest op vakantie (85 procent). Bij personen in huishoudens
56
nritmagazine
met alleen volwassenen bedraagt de vakantiedeelname 81 procent. In deze analyse is rekening gehouden met verschillen in samenstelling
tussen de drie groepen huishoudens voor wat
huishoudinkomen, leeftijd en opleiding van de
deelnemers betreft. De resultaten van de analyse laten verder ook zien dat personen in huishoudens met hogere huishoudinkomens meer
op vakantie gaan dan personen in huishoudens
Vakantie-uitgaven Nederlandse bevolking, 2002-2011
met lagere inkomens. In de laagste inkomensgroep is de vakantieparticipatie 61 procent, tegen 95 procent in de hoogste inkomensgroep.
Personen die op vakantie gaan, doen dat gemiddeld 2,8 maal per jaar. Uitsplitsing naar de
drie onderscheiden groepen huishoudens laat
zien dat ook alleenstaande vakantiegangers
gemiddeld 2,8 maal per jaar op vakantie gaan.
Figuur 1
Bron: CBS
Vakantiedeelname naar samenstelling huishouden in 2011
Bron: CBS
Figuur 2
Personen met een hoger huishoudinkomen
besteden meer dan personen met een lager
huishoudinkomen. Personen in de laagste inkomensgroep gaven in 2011 gemiddeld 327
euro uit aan een vakantie, in de hoogste inkomensgroep was dat 501 euro (zie figuur 3).
‘Alleenstaande vakantiegangers geven met
gemiddeld 612 euro per
vakantie het meest uit’
Vakantiegangers uit huishoudens met kinderen
gaan met gemiddeld 2,6 maal het minst vaak
en vakantiegangers in huishoudens met alleen
volwassenen gaan met gemiddeld 3,0 maal
per jaar het vaakst. De verdeling naar huishoudinkomen laat meer pregnante verschillen zien.
Vakantiegangers in de laagste inkomensgroep
gaan gemiddeld 2,5 maal per jaar en vakantiegangers in de hoogste inkomensgroep 3,4
maal per jaar.
Vakantie-uitgaven
In 2011 werd door Nederlanders tijdens hun
vakanties in totaal 15,2 miljard euro besteed.
Hiervan werd 2,8 miljard euro tijdens een binnenlandse vakantie uitgegeven en 12,4 miljard
euro in het buitenland besteed. Hierbij zijn de
uitgaven aan duurzame recreatiegoederen,
zoals een caravan, kampeeruitrusting, boot,
et cetera, buiten beschouwing gelaten, omdat
ze niet aan één vakantie kunnen worden toegeschreven. Dit geldt ook voor de huur van een
vaste stand- of ligplaats, die eveneens voor
een onbekend aantal vakanties wordt benut.
Gemiddeld wordt door de vakantieganger 417
euro per vakantie besteed. Bij binnenlandse vakanties is dat gemiddeld 155 euro en bij buitenlandse vakanties 668 euro. Als gekeken wordt
naar de samenstelling van het huishouden, dan
blijken er tamelijk grote verschillen in het uitgavenpatroon te bestaan. Zo geven alleenstaande
vakantiegangers met gemiddeld 612 euro per
vakantie het meest uit en vakantiegangers uit
huishoudens met kinderen met gemiddeld 315
euro per persoon het minst. Door vakantiegangers in huishoudens met alleen volwassenen
werd in 2011 gemiddeld 458 euro per persoon
besteed. Hierbij is rekening gehouden met een
aantal verschillen tussen deze groepen, zoals
huishoudinkomen, leeftijd en opleiding.
Vakantie-uitgaven per persoon per vakantie in 2011
Samenvatting
Analyses van enkele indicatoren van het vakantiegedrag naar een aantal geografische
kenmerken van de deelnemers, zoals woonprovincie, urbanisatiegraad en grootte van
de woongemeente, laten zien dat er voor wat
deze kenmerken betreft geen verschillen zijn.
Huishoudsamenstelling hangt echter wel samen
met enkele kenmerken van het vakantiegedrag.
Bij personen in huishoudens met kinderen is de
vakantiedeelname het hoogst, maar zij gaan
minder vaak en besteden per persoon ook het
minst aan een vakantie. De vakantieparticipatie
van alleenstaanden is daarentegen het laagst,
maar zij besteden per vakantie het meest. Ook
het (huishoud)inkomen hangt samen met het
vakantiegedrag. Hoe hoger het inkomen, des
te hoger de vakantiedeelname. Personen met
een hoger inkomen gaan bovendien ook vaker
op vakantie dan personen met een lager inkomen. Verder blijken vakantiegangers met een
hoger inkomen per vakantie meer te besteden
dan personen met een lager inkomen. ■
Figuur 3
Bron: CBS
nritmagazine
57
Download