Naam auteur Liesbeth van de Schootbrugge Vakgebied Frans Titel Geleidelijk opbouwen naar "doeltaal = voertaal" in het klaslokaal: Comment faire? Onderwerp Gespreksvaardigheid Opleiding Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Doelgroep 4 vwo Sleuteltermen chunks compensatiestrategieën doeltaal voertaal gespreksvaardigheid information gap spreekangst Bibiliografische referentie Van de Schootbrugge, L. (2015). Geleidelijk opbouwen naar "doeltaal = voertaal" in het klaslokaal: Comment faire? Amsterdam: Interfacultaire Lerarenopleidingen UvA. Studentnummer 5768454 Begeleider(s) Drs. C. M. G. A. Weststrate Beoordelaar(s) indien bekend Drs. C. M. G. A. Weststrate, Dr. A Koffeman Datum 01.07.2015 1 Samenvatting paper 1 Leerlingen spreken weinig in de doeltaal en overleggen veelal met elkaar in het Nederlands, ondanks het feit dat de docent het doeltaal-voertaal principe hanteert in de les. Hierdoor communiceren leerlingen onvoldoende in het Frans bij productieve oefeningen gericht op de verschillende taalvaardigheden. Verschillende oorzaken kunnen hieraan ten grondslag liggen, zoals spreekangst, het gebrek aan transfer van reproductief naar productief, leemten die leerlingen ontdekken in hun kennis en een gebrek aan het gevoel van veiligheid. In dit ontwerponderzoek wordt onderzocht of het leren toepassen van chunks en compenserende strategieën in heterogene groepssamenstelling ertoe kan leiden dat leerlingen minder spreekangst ervaren en langer aaneensluitend in het Frans zullen praten zonder daarbij terug te vallen op het Nederlands. Presentatie en analyse van de resultaten In dit ontwerponderzoek is onderzocht of een geleidelijke opbouw van het gebruik van chunks en compensatiestrategieën (1) ertoe kan leiden dat leerlingen langere tijd in het Frans gaan spreken zonder tussendoor terug te vallen op het Nederlands en (2) ertoe kan leiden dat de spreekangst afneemt. De bijbehorende ontwerphypothese luidt: Als leerlingen chunks en compensatiestrategieën gaan toepassen in heterogene groepjes, dan verwacht ik dat leerlingen minder op het maken van fouten zullen letten, waardoor de spreekangst afneemt en leerlingen langer aaneensluitend in het Frans zullen spreken. Om te onderzoeken of de ontwerphypothese bevestigd konden worden, is het volgende verricht in klas 4 vwo van het Cartesius Lyceum, bestaande uit 20 leerlingen: 2 1. Ik heb een voor- en nameting afgenomen waarin de mate van spreekangst gemeten is.1 De voor- en nameting zijn afgenomen in klas 4 vwo van 20 leerlingen. De voormeting is door 17 leerlingen ingevuld, de nameting is door 15 leerlingen ingevuld. 2. Tijdens de vier ontwerplessen heb ik met een stopwatch bijgehouden hoe lang leerlingen zonder onderbreking Frans met elkaar spraken tijdens de toepassing van de opdrachten. De leerlingen zijn in les 1 en 2 in tweetallen ingedeeld, en in les 3 en 4 in viertallen. Voor de tweetallen is gekozen om leerlingen allereerst op kleine schaal te laten wennen aan het spreken in de doeltaal. Zij gaven in de voormeting immers aan niet graag voor een groep te spreken en zich onzeker te voelen. Na twee lessen waarin vertrouwen en een veiligheidsgevoel opgebouwd is, kon gewerkt worden in grotere groepjes van vier (Ebbens & Ettekoven, 2013). Metingen In de lessen zijn metingen verricht bij de volgende groepjes2: -In les 1 zijn scores van 5 tweetallen gemeten -In les 2 zijn scores van 4 tweetallen gemeten -In les 3 zijn scores van 3 viertallen gemeten -In les 4 zijn scores van 4 viertallen gemeten Het gaat om de Anxietyvragenlijst die Suzanne van der Linden in 2010 heeft opgesteld omdat de bereidhaarheid van haar leerlingen om Duits te spreken laag was. Zij observeerde een gebrek aan veiligheidsgevoel en het gebruik van compensatiestrategieën. Omdat ik een soortgelijk probleem constateerde in mijn lessen achtte ik deze vragenlijst over spreekangst geschikt voor mijn onderzoek. 2 De namen van de groepjes leerlingen zijn opgenomen in bijlage 4. 1 3 Ik heb de duur van een spreekbeurt tussen leerlingen gemeten, en ben gestopt te meten op het moment dat er weer Nederlands werd gesproken. Per les is 1 score van een aantal groepjes leerlingen bijgehouden. De score indiceert dus niet de totale spreektijd per les, maar geeft een indruk van een meetmoment per les. De scores zijn gemeten in seconden. Deze scores zijn niet bij elkaar opgeteld per les per leerling maar representeren de momentopnames tijdens de opdrachten. Ze geven de spreekduur van een groepje weer. Ik heb daarbij geobserveerd wanneer de groepjes in de gezamenlijke spreekfase van hun opdracht zaten en ben op dat moment de tijdsduur bij gaan houden van diverse groepjes. De groepjes varieerden in samenstelling en ik heb na de eerste les afgeweken van een vaste indeling omdat leerlingen uit zichzelf gemengd gingen zitten.3 Ook merkte ik dat het hen juist een gevoel van veiligheid en autonomie gaf om hier zelf een keuze in te mogen maken (Ebbens & Ettekoven, 2013). Keuze meetinstrument en onderzoeksmethode Voor het meetinstrument stopwatch is gekozen omdat ik wilde onderzoeken of leerlingen minder vaak op het Nederlands zullen terugvallen als zij de ‘tools’ van chunks en compensatiestrategieën in handen krijgen. De meting die verricht wordt meet dus puur Franse spreekduur en wordt beëindigd bij het horen van Nederlands. De totale spreekkilometers Frans per les per leerling vormen geen hoofddoel op zich. Het onderzoek richt zich op analyse van wat leerlingen bij angst of onzekerheid doen: zoeken ze naar manieren om Frans te blijven spreken, of “geven ze op” (Staatsen, 2011). Dit laatste is vaak opgevallen tijdens eerdere lessen en vormt een aanleiding voor het ontwerponderzoek. De ervaring leert dat leerlingen na een onderbreking in het Nederlands gauw Het gebruik van dezelfde themakleuren in figuur 2 impliceert dus niet dat in alle vier de lessen dezelfde leerlingen bij elkaar zaten. 3 4 in een neergaande spiraal terechtkomen en vervolgens geen poging meer ondernemen om opnieuw te beginnen en wederom Frans te spreken. De vier ontwerplessen samengevat In les 1 zijn leerlingen in heterogene tweetallen ingedeeld om sociale barrières tussen leerlingen die elkaar niet goed kennen te kunnen doorbreken (Dörnyei, 1994). De tweetallen zijn een heldenverhaal gaan schetsen m.b.v. de eerste chunks die werden genoteerd op het overzichtsschema. In de tweede les zijn de in eigen gekozen tweetallen gaan werken. De opdracht in les 2 was om een beroemdheid te bedenken en de groepsgenoot te laten raden om wie het ging (m.b.v. een inmiddels uitgebreide sessie chunks). De derde les werd er in viertallen die leerlingen wederom zelf mochten samenstellen gewerkt. In deze les kregen de leerlingen van mij allen een kaartje met een belangrijke gebeurtenis of beroemdheid die ze moesten gaan beschrijven aan de groepsleden m.b.v. chunks en compensatiestrategieën. In les 4 was weer sprake van zelf samengestelde viertallen en deze verschilden vrijwel geheel van les 3. Leerlingen maakten een individuele schrijfopdracht over hun favoriete persoonlijkheid die de basis vormde voor een productieve voordracht aan de groepsleden m.b.v. chunks en compensatiestrategieën. 5 Tabel 1: Schematisch overzicht lesfasen spreektijd Les 1 Les 2 Les 3 Les 4 Helverhaal Information gap: Information gap: Schrijfopdracht schetsen Beroemdheid Beschrijven en raden favoriete in bedenken en gebeurtenissen en persoonlijkheid tweetallen raden in beroemdheden (dit keer + presenteren tweetallen door docent bedacht) in in viertallen viertallen (zonder tekst als hulpmiddel) Eerste Uitbreiding Samenvatten chunks Eindversie gebruik chunks: afgelopen lessen / overzichtssche chunks: deduceren uit aanvullen waar nodig in ma chunks en maken opdracht boek + overzichtsschema compensatiestr overzichts m.b.v. Introductie ategieën schema overzichtsschema compensatiestrategieën Schema als Chunks uit het hulpmiddel hoofd leren voor tijdens les 3 presentaties aan groepsgenoten 6 Voor-en nameting In onderstaande figuur zijn de gemiddelde scores per vraag bij de vooren nameting te zien. De vragenlijst zelf is opgenomen bij dit paper als bijlage 3. Figuur 1: Voor- en nameting spreekangst vraag 16 vraag 15 vraag 14 vraag 13 vraag 12 vraag 11 vraag 10 een verschil van 0.5 is Na interessant Voor (halve standaarddevi atie) vraag 9 vraag 8 vraag 7 vraag 6 vraag 5 vraag 4 vraag 3 vraag 2 vraag 1 0.00 0.50 1.00 1.50 2.00 2.50 3.00 3.50 4.00 De vragenlijst bestond uit 16 vragen, en het was mogelijk om scores van 1 (sterk mee oneens) t/m 4 (helemaal mee eens) toe te kennen. Vragen die negatief geformuleerd waren, zoals: “Als ik Frans spreek, ben ik bang om vast te lopen”, zijn omgepoold, zodat een hogere score bij de nameting ten opzichte van de voormeting betekent dat de spreekangst verlaagd is.4 De standaarddeviatie over alle items bedroeg 0.90. Daarbij geldt dat een verschil tussen de voor- en de nameting van meer dan een halve 4 Anxietyvragenlijst, S. van der Linden, ILO: Interfacultaire Lerarenopleidingen UvA. 7 standaarddeviatie een interessant effect zou opleveren. Bij de volgende vragen is dit het geval gebleken: Vraag 4: “Ik kan mij verstaanbaar maken in het Frans.” Vraag 5: “Als ik Frans spreek, ben ik bang om uitgelachen te worden.” Vraag 7: “Ik vind het belangrijk om mijn te kunnen uitdrukken in het Frans.” Vraag 8: “Als ik Frans spreek, ben ik bang om vast te lopen.” Als deze significante positieve resultaten naast de scores die omlaag gegaan zijn worden gelegd (bijv. vragen 2 en 3), kan gesteld worden dat het lastig nagaan is of de spreekangst daadwerkelijk verminderd is na de lessenserie. De resultaten duiden erop dat leerlingen zich niet zozeer comfortabeler voelen in het spreken van Frans of het minder moeilijk vinden, maar zich wel bewuster zijn geworden van hun eigen kunnen en het belang van het spreken. Om te kunnen concluderen in hoeverre het totale construct van spreekangst is veranderd, is schaalanalyse uitgevoerd waaruit moest blijken of de items van de voor- en nameting een intern consistent geheel vormden. De maat voor deze interne consistentie is Cronbach alpha. Hoe dichter de score de 1 nadert, hoe beter. De grens voor dit onderzoek is gelegd op .70. Bij een eerste analyse van de voormeting kwam er .62 uit. Op grond van deze te lage score zijn de vragen 1, 9 en 14 verwijderd met als resultaat een verhoogde score van .77. Dezelfde vragen zijn verwijderd uit de nameting, met als gevolg een resultaat van Cronbachs alfa .86. Uit statistische toetsing is vervolgens gebleken dat de gemiddelde scores op de voor-en nameting niet verschilden. 8 Tijd waarin leerlingen Frans spreken In figuur 2 is zichtbaar hoeveel seconden de verschillende groepjes onafgebroken Frans spraken in de vier ontwerplessen. Op pagina 10 staat tabel 2 die een weergave geeft van de gemiddelde spreekduur van alle groepjes per les. Figuur 2: spreekduur -zonder Nederlands taalgebruik- per groepje en les Les 2 Les 3 Les 4 Groepje 1 45 33 28 32 Groepje 2 20 12 71 19 Groepje 3 44 22 21 38 Groepje 4 30 35 Groepje 5 10 12 10 Groepje 1 19 21 Les 1 20 22 28 32 35 33 30 Groepje 2 42 Groepje 3 Groepje 4 Groepje 5 *Les 1 en 2: tweetallen *Les 3 en 4: viertallen N.B. De spreekduur is de totale spreekduur van een groepje (tweetal of viertal) tot aan het moment waarop weer Nederlands gesproken werd. 9 42 38 44 45 SECONDEN SPREEKTIJK 71 GEBRUIK DOELTAAL ALS VOERTAAL Tabel 2: gemiddelde spreekduur alle groepjes per les Les 1 (tweetallen) Les 2 (tweetallen) Les 3 Les 4 (viertallen) (viertallen) • 29 • 25 • 53 • 32 Analyse van figuur 2 en tabel 2 laat een wisselend patroon zien. Allereerst valt in zowel figuur 2 als in tabel 2 het kleine verschil in spreekduur tussen de lessen op. In figuur 2 worden de verschillen in spreekduur tussen de verschillende groepjes echter wel zichtbaar (binnen dezelfde les), en daarom kan op basis van figuur 2 een vollediger beeld geschetst worden van de leerlingresultaten. In les 3 is verder gegaan met een ‘information gap’ oefening over beroemdheden en belangrijke gebeurtenissen uit het verleden (Pattison, 1987). In deze les is een positieve uitschieter van een viertal dat meer dan een minuut onafgebroken Frans sprak tijdens de opdracht zichtbaar geworden.5 Leerlingen stelden in les 3 hun eigen viertallen samen en dit bleek de groepscohesie te bevorderen (Dörnyei, 1994). In groepje 2 van les 3 zat een Franstalige jongen die ervoor zorgde dat het gesprek gaande gehouden werd door vragen te stellen als andere leerlingen vastliepen. Afgezien van deze uitschieter valt er in de vier lessen echter geen gemiddelde toename van spreekduur uit de figuur op te maken. 5 Groepje 2 sprak in les 3 gedurende 71 seconden Frans, zonder tussendoor gebruik te maken van het Nederlands (Figuur 3). 10 Conclusies en discussie Het doel van dit onderzoek vormde het langer onafgebroken spreken in de doeltaal tijdens de oefening van de verschillende taalvaardigheden. De bijbehorende ontwerphypothese luidt: Als leerlingen chunks en compensatiestrategieën gaan toepassen in heterogene groepjes, dan verwacht ik dat leerlingen minder op het maken van fouten zullen letten, waardoor de spreekangst afneemt en leerlingen langer aaneensluitend in het Frans zullen spreken. De spreekangst van leerlingen was voorafgaand aan de lessenserie duidelijk aanwezig (figuur 1 en bijlage Anxietyvragenlijst). Na afloop van de lessenserie is vooruitgang geboekt op een aantal items, waardoor leerlingen o.a. vaker van mening zijn dat het belangrijk is om je te kunnen uitdrukken in het Frans. Hoewel deze items gevoelig bleken voor de interventie, is de spreekangstscore over het geheel genomen niet veranderd. De vorming van heterogene groepjes in de vier lessen is voorspoedig verlopen, en ik heb hier na de eerste les geen leiding in meer hoeven geven: leerlingen gingen zelf vanuit de verschillende stamklassen bij elkaar zitten. De oefeningen gericht op gespreksvaardigheid hebben klaarblijkelijk enkele sociale barrières die voorheen aanwezig waren in de klas, weggenomen (Dörnyei, 1994). Bovendien heeft de heterogene samenstelling in les 3 tot een verrassende tijdsduur geleid in het groepje van de Franstalige Nathaniel. Een voorbeeld van hoezeer leerlingen van elkaars sterkten kunnen profiteren. In de lessenserie is gewerkt aan het intensiveren van het onafgebroken spreken in de doeltaal. Omdat een groot deel van de opdrachten gericht 11 was op gespreksvaardigheid, was het waarneembaar dat leerlingen hun best deden om de doeltaal te gebruiken en hun (voorheen) automatische neiging om Nederlands te spreken bij angst en onzekerheid geleidelijk te verminderen. Dit lijkt enigszins zichtbaar te zijn geworden doordat de tijdsduur van slechts een paar seconden na de tweede les niet meer zijn voorgekomen (figuur 2: les 1 en 2). Leerlingen hebben in de laatste twee lessen mogelijk beter gebruik kunnen maken van de chunks en compensatiestrategieën. Het structureel verlengen van de spreektijd in de doeltaal over de hele linie is daarentegen niet gelukt. De manier van meten is daarbij niet geheel toereikend geweest. De stopwatch bracht beperkingen met zich mee want deze moest snel stop worden gezet als leerlingen Nederlands spraken. Omdat vervolgens de spreekduur ingevoerd diende te worden, was het lastig om een tweede spreekduur te kunnen meten bij de groepjes. De totale hoeveelheid metingen is hierdoor beperkt. Tevens had beter afgewogen kunnen worden op welk moment ik bij de groepjes spreekduur had kunnen meten. Nu verliep dat vrij spontaan en verloor ik soms tijd omdat ik leerlingen op weg moest helpen. In soortgelijke onderzoeken zijn wisselende resultaten geboekt. Van der Linden (2010) constateert een afname in spreekangst na haar lessenserie en een toename van de eagerness om te spreken, terwijl Tazi (2011) stelt dat variabelen als groepssamenstelling en het trainen van compensatiestrategieën niet hebben geleid tot minder spreekangst. Het is voor mijn onderzoek de moeite waard om kort te onderzoeken hoe het komt dat Van der Linden succesvoller geweest is in het behalen van resultaten. De verschillende onderzoeksuitkomsten kunnen onder andere met de factor tijd te maken hebben. Van der Linden (2010) had negen lessen om haar complete onderzoek in uit te voeren. Tevens speelde Taaldorp 12 rondom de lessen een rol in haar onderzoek, waardoor de leerlingen mogelijkerwijs al gewend waren aan de intensivering van het spreken in de doeltaal. Een andere factor die kan meewegen in de resultaten is het gebruikte lesmateriaal. Hoewel ik leerlingen probeerde uit te lokken tot spreken met opdrachten die bij hun belevingswereld aansloten, ben ik hier niet volledig in geslaagd omdat ik weinig digitale middelen heb gebruikt en veel uit het boek heb gewerkt. Deze omstandigheden maakten de spanningsdrempel voor de leerlingen lager dan in het onderzoek van Van der Linden (2010) waarin leerlingen aan een Webquest werkten en zij hierin een ‘digitale uitdaging’ hadden (Rentrop & Haenen, 2013). Samenvattend kan gesteld worden dat ten eerste de tijd en de middelen te beperkt zijn geweest om het blijven spreken in de doeltaal voldoende in te laten slijten bij de leerlingen. Mede om deze reden valt geen verrassende progressie terug te zien in de onderzoeksresultaten. Het stoppen van meten op het moment dat er Nederlands gesproken wordt speelt ten tweede een rol in de matige progressie. Er zijn als laatste (te) weinig metingen verricht door tekortkomingen van het meetinstrument de stopwatch. De rol die motivatie speelt in het spreken van de doeltaal valt wellicht niet buiten beschouwing te laten in het geven van een gewogen oordeel over de factoren die het aantal Franse spreekkilometers kunnen bevorderen (Rentrop & Haenen, 2013). Echter motivatie is in dit onderzoek niet gemeten en dat zal vervolgonderzoek dan ook uit moeten wijzen. 13 Suggesties voor het herontwerp Om de ontwerpregels over het gebruik van chunks en compensatiestrategieën beter te kunnen toetsen, had ik beter niet alleen de spreekduur, maar ook de frequentie van de chunks en compensatiestrategieën in een schema kunnen bijhouden. Hier heb nu wel een beeld van op basis van indrukken in de lessen waardoor voorzichtig aangenomen kan worden dat er enige invloed is geweest van de chunks en compensatiestrategieën op de spreektijd, maar er zijn geen objectieve data verzameld die dit kunnen aantonen. Met de huidige data is het moeilijk nagaan of de variabelen chunks en compensatiestrategieën de spreekduur in enkele gevallen verhoogd hebben. Om de betrouwbaarheid van de resultaten te verhogen had ik van meer groepjes per les de tijdsduur bij kunnen houden. Ik had om dit te vergemakkelijken bijv. gesprekjes op kunnen nemen. Dat had veel tijd kunnen schelen en ik had op die manier meer en vaker spreekduur kunnen meten. Wat betreft de heterogeniteit van de groepjes heb ik geen rekening gehouden met niveauverschillen, omdat deze me niet erg groot leken op basis van de andere taalvaardigheden (lezen, schrijven, luisteren) en de behaalde cijfers voor deze vaardigheden tot nu toe. Slechts 2 van de 19 leerlingen stonden voor de uitvoering van de ontwerplessen een onvoldoende voor Frans. Echter bij nader inzien had ik Nathaniel, de Franstalige leerling, beter bij zoveel mogelijk verschillende groepjes kunnen indelen tijdens de lessen om meer leerlingen in de klas de motiverende factor te laten ervaren van een native speaker in het groepje. Omdat de leerlingen vanaf les 2 zelf hun heterogene groepjes samenstelden en dit een positieve invloed had op het opheffen van eerdere sociale barrières, heb ik ook deze ene 14 leerling zelf laten kiezen waar hij wilde zitten. Dat zou ik in het vervolg anders aanpakken, zodat meer leerlingen zich kunnen optrekken aan zijn rol als gespreksleider. Het spreken in de doeltaal met de docent dat onderdeel vormde van mijn oorspronkelijke onderzoeksvraag, is onderbelicht gebleven in het onderzoek. Dit kan wel enigszins verklaard worden. Vanuit de observatie dat leerlingen vaak in het Nederlands antwoorden op klassikale vragen van de docent, heb ik een plan willen maken om leerlingen geleidelijk vertrouwder te laten raken met het spreken van de doeltaal. Het leek me verstandig om in kleinschalige groepjes te werken om leerlingen een veiliger gevoel te geven bij het spreken (Ebbens & Ettekoven, 2013). Echter achteraf gezien had ik de onderzoeksvraag beter exclusief kunnen richten op het spreken van de doeltaal tussen leerlingen onderling en niet tussen leerling en docent. Spreken in de doeltaal met de docent is een nog hogere en tijdsintensievere doelstelling. Terugblik Het duurde langer dan verwacht om de leerlingen vertrouwd te maken met het gebruik van chunks en compensatiestrategieën en ze erin te trainen om deze handige ‘tools’ op ieder moment van onzekerheid of twijfel over het spreken van Frans in te zetten. Maar er zijn wel stapjes van vooruitgang geboekt. In aanvulling op het bovenstaande zijn de factoren beschreven door Staatsen (2011) tevens duidelijk naar voren te zijn gekomen in dit onderzoek. Met behulp van de geleidelijke opbouw van chunks en compensatiestrategieën is een poging gedaan om de transfer van reproductief naar productief gemakkelijker te maken, en zichtbaar werd dat leerlingen zich hebben ingespannen om hun reproductieve kennis om te zetten in het produceren van de Franse taal. Zoals Mondria en Wiersma 15 (2004) stellen hebben leerlingen door de nadruk op het productieve leren in de lessen hun productieve vaardigheden kunnen verbeteren. Het productief leren heeft in de meeste gevallen echter niet tot een verhoogde spreekduur weten te leiden. Wel was waarneembaar dat de leerlingen vaker Frans zijn gaan gebruiken. Dat is echter nog iets anders dan lang Frans spreken zonder Nederlandse onderbrekingen: dit is een complexere aangelegenheid gebleken. De leemten die leerlingen ontdekten in hun productieve kennis werden in de lessen nog niet voldoende gecorrigeerd met behulp van chunks en compensatiestrategieën (Westhoff, 2001). Dit is terug te zien in de beperkte spreektoename over de lessen. De information gap oefening van les 2 en 3 is wel van betekenis geweest om leerlingen op zoek te laten gaan naar deze “handvatten” als ze geen idee hadden om welke persoon of situatie het ging. Leerlingen probeerden Frans te spreken om erachter te komen om wie of wat het ging. De vakliteratuur van Pattison (1987) kan daarom als zeer relevant beschouwd worden binnen het kader van dit onderzoek. Persoonlijk heeft dit onderzoek mij inzicht gegeven in de complexiteit van het doen van doelgericht onderzoek binnen het moderne vreemde talenonderwijs. Omdat het altijd gaat om het toetsen van bepaalde taalvaardigheden die nauw verwant zijn, is het moeilijk om zodanig af te bakenen dat er precies onderzocht kan worden welke variabelen tot welk gewenst effect in een bepaalde taalvaardigheid kunnen leiden. Ook het effectief meten van gesprekjes vereist veel afbakening en gericht handelen. Ik had dit minder complex ingeschat en heb uiteindelijk slechts bij kunnen houden hoe lang leerlingen het volhielden in het Frans. Het doen van dit onderzoek heeft mij nieuwsgierig gemaakt naar toekomstige publicaties over het hanteren van de doeltaal in de klas en ik 16 voel nog sterker de uitdaging om leerlingen de “doeltaal = voertaal” formule eigen te laten maken. Niet alleen vanwege de vaardigheid, maar vooral omdat het een taal leren plezieriger maakt. Bijlagen: p. 19 t/m 33 17 Bibliografie Dörnyei, Z. (1994). Motivation and Motivating in the Foreign Language Classroom. Modern Language Journal, 78:3, 281-2. Ebbens, S., & Ettekoven, S. (2013) Effectief leren. Basisboek. Groningen: Wolters-Noordhoff. Haenen, J., & Rentrop, J. (2013) Leerlingen verleiden tot het spreken in de doeltaal. Levende Talen Magazine, 3, 22-28. Linden, S. Van der (2010) Sprekenderwijs wijzer. Hoe wordt de drempel tot vrijuit Duits spreken in 3 VWO verlaagd? ILO: Interfacultaire Lerarenopleidingen UvA. Mondria, J., & Wiersma, B. (2004) Receptief, productief, en receptief + productief woorden leren, Wat maakt het uit? Levende Talen Magazine, 5:3, 29-37. Pattison, P. (1987) Developing Communication Skills. A practical handbook for language teachers, with examples in English, French and German. Cambridge: Cambridge University Press. Staatsen, F. (2011) Moderne vreemde talen in de onderbouw. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Tazi, S. (2011) Terughoudendheid bij gespreksoefeningen: gretigheid en spreekangst. ILO: Interfacultaire Lerarenopleidingen UvA. Westhoff, G. (2001) Een Schijf van vijf voor het vreemde-talenonderwijs Bijlage 1: Statistieken voor- en nameting 18 Descriptive Statistics Std. N Minimum Maximum Mean Deviation Vvraag_1 17 1 4 3.47 .800 Vvraag_2 17 2 4 2.94 .556 Vvraag_3 17 1 3 1.53 .624 Vvraag_4 17 1 4 2.53 1.007 Vvraag_5 17 1 4 2.00 1.061 Vvraag_6 17 1 4 2.00 1.061 Vvraag_7 17 1 4 2.59 .939 Vvraag_8 17 1 4 2.59 1.064 Vvraag_9 17 1 3 2.12 .993 Vvraag_10 17 1 4 2.18 .883 Vvraag_11 17 1 4 2.71 .920 Vvraag_12 17 1 4 2.00 1.118 Vvraag_13 17 1 4 2.35 .786 Vvraag_14 17 1 4 3.29 .920 Vvraag_15 17 1 4 2.41 1.004 Vvraag_16 17 1 4 2.12 1.111 .928 19 Groei/verlies spreekangst per individu Bijlage 2: betrouwbaarheid spreekangstschalen 20 Reliability Notes Output Created 08-APR-2015 21:38:38 Comments Input Data C:\Users\grijlaa1\Docum ents\Text\Onderwijs\Port efeuille Ontwerpen\Begeleiding\Li esbeth van Schootbrugge\data spreekangst.sav Active Dataset DataSet1 Filter <none> Weight <none> Split File <none> N of Rows in 18 Working Data File Matrix Input Missing Value Definition of User-defined missing Handling Missing values are treated as missing. Cases Used Statistics are based on all cases with valid data for all variables in the procedure. 21 Syntax RELIABILITY /VARIABLES=Vvraag_1 Vvraag_2 Vvraag_3 Vvraag_4 Vvraag_5 Vvraag_6 Vvraag_7 Vvraag_8 Vvraag_9 Vvraag_10 Vvraag_11 Vvraag_12 Vvraag_13 Vvraag_14 Vvraag_15 Vvraag_16 /SCALE('ALL VARIABLES') ALL /MODEL=ALPHA /SUMMARY=TOTAL. Resources Processor Time 00:00:00,00 Elapsed Time 00:00:00,00 [DataSet1] C:\Users\grijlaa1\Documents\Text\Onderwijs\Portefeuille Ontwerpen\Begeleiding\Liesbeth van Schootbrugge\data spreekangst.sav Scale: ALL VARIABLES 22 Case Processing Summary N Cases Valid Exclude da Total % 17 94,4 1 5,6 18 100,0 a. Listwise deletion based on all variables in the procedure. Reliability Statistics Cronbach's N of Alpha Items ,796 16 Item-Total Statistics 23 Vvraag_ 1 Vvraag_ 2 Vvraag_ 3 Vvraag_ 4 Vvraag_ 5 Vvraag_ 6 Vvraag_ 7 Vvraag_ 8 Vvraag_ 9 Vvraag_ 10 Vvraag_ 11 Scale Scale Cronbach' Mean if Variance if Corrected s Alpha if Item Item Item-Total Item Deleted Deleted Correlation Deleted 35,35 50,493 ,420 ,784 35,88 56,235 -,077 ,807 37,29 54,346 ,127 ,799 36,29 52,471 ,166 ,803 36,82 45,154 ,675 ,762 36,82 43,904 ,774 ,753 36,24 50,316 ,353 ,788 36,24 45,691 ,631 ,765 36,71 47,721 ,525 ,775 36,65 46,743 ,694 ,764 36,12 50,735 ,330 ,790 24 Vvraag_ 12 Vvraag_ 13 Vvraag_ 14 Vvraag_ 15 Vvraag_ 16 36,82 44,029 ,716 ,757 36,47 58,265 -,248 ,822 35,53 47,265 ,616 ,769 36,41 53,007 ,129 ,805 36,71 50,471 ,266 ,797 RELIABILITY /VARIABLES=Nvraag_1 Nvraag_2 Nvraag_3 Nvraag_4 Nvraag_5 Nvraag_6 Nvraag_7 Nvraag_8 Nvraag_9 Nvraag_10 Nvraag_11 Nvraag_12 Nvraag_13 Nvraag_14 Nvraag_15 Nvraag_16 /SCALE('ALL VARIABLES') ALL /MODEL=ALPHA /SUMMARY=TOTAL. Reliability Notes Output Created 08-APR-2015 21:39:10 Comments 25 Input Data C:\Users\grijlaa1\Docum ents\Text\Onderwijs\Port efeuille Ontwerpen\Begeleiding\Li esbeth van Schootbrugge\data spreekangst.sav Active Dataset DataSet1 Filter <none> Weight <none> Split File <none> N of Rows in 18 Working Data File Matrix Input Missing Value Definition of User-defined missing Handling Missing values are treated as missing. Cases Used Statistics are based on all cases with valid data for all variables in the procedure. 26 Syntax RELIABILITY /VARIABLES=Nvraag_1 Nvraag_2 Nvraag_3 Nvraag_4 Nvraag_5 Nvraag_6 Nvraag_7 Nvraag_8 Nvraag_9 Nvraag_10 Nvraag_11 Nvraag_12 Nvraag_13 Nvraag_14 Nvraag_15 Nvraag_16 /SCALE('ALL VARIABLES') ALL /MODEL=ALPHA /SUMMARY=TOTAL. Resources Processor Time 00:00:00,02 Elapsed Time 00:00:00,02 Scale: ALL VARIABLES Case Processing Summary N Cases Valid Exclude da Total % 15 83,3 3 16,7 18 100,0 27 a. Listwise deletion based on all variables in the procedure. Reliability Statistics Cronbach's N of Alpha Items ,715 16 Item-Total Statistics Nvraag_ 1 Nvraag_ 2 Nvraag_ 3 Nvraag_ 4 Scale Scale Cronbach' Mean if Variance if Corrected s Alpha if Item Item Item-Total Item Deleted Deleted Correlation Deleted 38,93 38,924 ,059 ,720 39,80 37,743 ,119 ,719 41,07 40,781 -,200 ,740 39,47 38,981 ,009 ,727 28 Nvraag_ 5 Nvraag_ 6 Nvraag_ 7 Nvraag_ 8 Nvraag_ 9 Nvraag_ 10 Nvraag_ 11 Nvraag_ 12 Nvraag_ 13 Nvraag_ 14 Nvraag_ 15 Nvraag_ 16 40,07 30,067 ,719 ,647 40,40 28,829 ,783 ,634 39,40 36,400 ,355 ,700 39,47 32,552 ,698 ,663 39,73 34,210 ,405 ,691 40,20 31,171 ,575 ,666 39,53 37,124 ,202 ,712 40,40 30,114 ,715 ,648 40,27 45,781 -,586 ,785 39,07 36,210 ,381 ,698 40,00 35,429 ,157 ,728 40,20 32,457 ,503 ,677 29 Bijlage 3 Anxietyvragenlijst (voor- en nameting) Geef in de rechterkolom aan in hoeverre je het eens bent met onderstaande stellingen. Wees eerlijk! Toelichting: 1 = sterk mee oneens 2 = een beetje mee oneens 3 = een beetje mee eens 4 = helemaal mee eens 1.Meerdere talen kunnen spreken is belangrijk. 1-2-3-4 2.De Franse taal is moeilijk om te spreken. 1-2-3-4 3.Spreken voor een groep is leuk om te doen. 1-2-3-4 4.Ik kan mij verstaanbaar maken in het Frans. 1-2-3-4 5.Als ik Frans spreek, ben ik bang om uitgelachen te 1-2-3-4 worden. 6.Ik ben bang om uitgelachen te worden als ik iets in 1-2-3-4 de klas moet zeggen. 7.Ik vind het belangrijk om me te kunnen uitdrukken in het Frans. 30 1-2-3-4 8.Als ik Frans spreek, ben ik bang om vast te lopen. 1-2-3-4 9.Het is goed om voor een groep te kunnen spreken in 1-2-3-4 het Frans. 10.Ik voel me onzeker als ik Frans spreek. 1-2-3-4 11.Spreken in het Frans is leuk! 1-2-3-4 12.Ik ben bang om uitgelachen te worden als ik in de 1-2-3-4 klas iets in het Frans moet zeggen. 13.Ik voel me op mijn gemak als ik wat moet zeggen in 1-2-3-4 het Frans. 14.Een nieuwe taal leren is leuk! 1-2-3-4 15.Ik vind het praten met een accent in een vreemde 1-2-3-4 taal lelijk. 16.Ik zeg liever niets in het Frans dan dat ik een fout maak. Merci! 31 1-2-3-4 Bijlage 4: Observatieschema Les 1 Les 2 Les 3 Tweetal Tijd (sec.) Amal, Oumaima 45 Ceder, Cas 20 Zwaantje, Mariam 44 Panter, Isidore 40 Pleuntje, Julia 10 Tweetal Tijd (sec.) Amal, Pleuntje 33 Rania, Floor, Denise 12 Cas, Soraya 22 Zwaantje, Isidore 35 Viertal Tijd (sec.) Joske, Oumaima, 28 Amal, Naoual Rania, Nathaniel, 71 Omneah, Floor Denise, Pleuntje, Soraya 32 21 Les 4 Viertal Tijd (sec.) Abel, Ceder, Floor, 32 Oumaima Cas, Julia, Panter, 19 Rania Denise, Nathaniel, 38 Pleuntje, Naoual, Omneah Joske, Amal, Zwaantje, Mariam, Isidore 33 42