Lesbrief Lentekriebels: love is in the air! Het is weer voorjaar: tijd om verliefd te worden! Je kent het verliefde gevoel misschien wel, maar wat gebeurt er nou eigenlijk precies in je lichaam en brein wat ervoor zorgt dat je verliefd wordt? In deze lesbrief ga je erachter komen! à Ga op zoek naar woorden die bij elkaar horen. Iedereen krijgt bij binnenkomst een kaartje met daarop een woord. Ga op zoek naar klasgenoten die kaartjes met woorden hebben die bij jouw woord horen. Wat hebben jullie woorden met verliefdheid te maken? à Bedenk samen wat jullie kaartjes met verliefdheid te maken hebben. Schrijf dat hier op: _______________________________________________________________________ _______________________________________________________________________ à Bespreek klassikaal de gevormde groepjes. Waarom denken jullie dat jullie bij elkaar horen? Zijn de andere groepjes het met jullie eens? Zijn de goede groepjes gevormd? Hergroepeer als dat nodig is. à Schrijf alle woorden uit jouw groep op en noteer het onderwerp. Onderwerp: ___________________________________________ Woorden: 1. ________________________________ 4. ________________________________ 2. ________________________________ 5. ________________________________ 3. ________________________________ 6. ________________________________ Verdeel nu je groep in twee groepjes van drie leerlingen. Beide groepjes gaan een korte presentatie maken over dit onderwerp. à Zoek informatie op over jullie onderwerp. Maak gebruik van de volgende bronnen: • • • http://www.hoezitdat.info/relaties/verliefdheid http://www.kennislink.nl/publicaties/alle-gevoel-is-elektriciteit http://www.kennislink.nl/publicaties/de-wetenschap-van-het-flirten Lesbrief Lentekriebels: love is in the air! à Bereid een presentatie voor. In de presentatie leg je in je eigen woorden jullie onderwerp uit aan klas. Houd je aan de volgende regels: • • • • Maak een PowerPointpresentatie met zes plaatjes (zonder tekst). Vertel daarbij wat jullie woorden met verliefdheid te maken hebben. Het moet duidelijk zijn wat elk woord precies betekent. Maak er een lopend verhaal van. à Geef de presentatie! Je docent kiest een aantal groepjes die gaan presenteren. Succes!