De diabeteszorg die zorggroepen leveren is met

advertisement
Diabeteszorg onder de loep
1 mei 2012, Maarten Klomp
Eerste landelijke rapportage over diabeteszorg door zorggroepen
De diabeteszorg die zorggroepen leveren is met een reeks
indicatoren en vragen in kaart gebracht. Door de resultaten
zorgvuldig te analyseren kan de diabeteszorg zo op een hoger plan
worden getild.
Om inzicht te krijgen in de kwaliteit van diabeteszorg die zorggroepen
leveren, hebben de Adviesgroep Ketenzorg (LHV/VHN) en de Kamer
Zorggroepen (LVG) bij alle zorggroepen gegevens over 2010
opgevraagd. (*1, 2) Hiertoe is de Werkorganisatie Transparantie
Ketenzorg opgericht.(*3) De gegevens waarover gerapporteerd wordt,
zijn vastgelegd in de landelijke set ‘indicatoren diabeteszorg’. Deze
indicatoren set is door het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG)
en de Nederlandse Diabetes Federatie (NDF) samen met de Stuurgroep
Zichtbare Zorg samengesteld.(*4) Het is de eerste keer dat deze
gegevens zijn verzameld.
Het rapport laat per zorggroep zien in welke
mate de ‘indicatoren diabeteszorg’ in 2010 zijn vastgelegd. De
werkorganisatie en een aantal diabetesexperts hebben de gegevens
geanalyseerd. Er is nog geen sprake van een echte benchmark omdat het
verzamelen en interpreteren van gegevens nog niet volledig is
gestandaardiseerd. Toch levert deze eerste inventarisatie belangrijke
conclusies en aanbevelingen op.
Resultaten
De gegevens van 257.423 patiënten die in 2010 voor diabetes type 2
onder behandeling waren in een eerstelijnszorgprogramma zijn verwerkt.
De gegevens van 49 van de 120 zorggroepen zijn voor deze eerste
rapportage gebruikt. De overige zorggroepen verstrekten hun gegevens
te laat, wilden of konden geen gegevens aanleveren, of hadden pas in de
loop van 2010 een contract voor diabetesketenzorg afgesloten.
Er is
gevraagd naar tien procesindicatoren en zeven uitkomstindicatoren.
Daarnaast waren er zes vragen over de organisatie van de zorg. Van de
procesindicatoren scoorden ‘HbA1c bepaald’ (91%), ‘lipiden bepaald’
(85%), ‘kreatinine bepaald’ (85%) en ‘bloeddruk bepaald’ (90%) het
hoogst. ‘Urineonderzoek verricht’ (78%) en ‘BMI berekend’ (80%)
scoorden iets lager, en ‘rookstatus vastgelegd’ (79%), ‘funduscontrole’
(66%) en ‘voetonderzoek verricht’ (68%) scoorden het laagst. De
uitkomstindicatoren ‘HbA1c<7’ (69%), ‘HbA1c>8,5’ (5%) scoren heel
goed, zeker in het licht van het feit dat scherpe instellingen bij ouderen
minder gewenst zijn.(*5) De uitkomstindicator ‘LDL<2,5’ is met
gemiddeld 53% een stuk lager. Er lijkt hier sprake van onderrapportage
van statinegebruik. Nader onderzoek is hiervoor nodig. Het aantal rokers
is over de groepen redelijk stabiel, het aantal stop-roken adviezen
daarentegen varieert enorm. Mogelijk is ook dit vooral een
registratieprobleem. Ook het aantal mensen bekend met retinopathie
varieert sterk.
Aan de hand van een procesindicator lichten we toe
hoe de rapportage gebruikt moet worden. Procesindicator ´HbA1c
bepaald?´: De tabel toont per zorggroep het percentage patiënten bij wie
in 2010 een HbA1c-bepaling is gedaan. Dit varieerde van 68 tot bijna
100 procent. De conclusie dat de laagst scorende groep slechte zorg
verleent, is echter voorbarig. Het kan bijvoorbeeld een kleine zorggroep
zijn met veel hoogbejaarden bij wie het bepalen van een HbA1c weinig
toegevoegde waarde heeft. Iedere zorggroep zal dit echter zelf moeten
analyseren en eventueel verbeteringen doorvoeren. Tabel 1 'HbA1c bepaald'
Benchmark
Er zijn aanzienlijke verschillen in de mate waarin
zorggroepen de gegevens over 2010 beschikbaar hebben gesteld.
Problemen met registratie en data-extractie hebben nog een grote invloed
op de uitkomsten. Bij een aantal zorggroepen zijn de verstrekte cijfers
daarom nog geen juiste weerspiegeling van de geleverde zorg. Het
verzamelen en vastleggen van gegevens moet nog verder worden
geprofessionaliseerd en gestandaardiseerd. Voor een betrouwbare
benchmark zijn immers betrouwbare data nodig. Daarnaast kunnen ook
populatieverschillen de benchmark vertekenen. De zorggroepen krijgen
daarom verdere ondersteuning bij het datamanagement. Het bestaande
netwerk van Regionale Datacentra (RDC’s), die alle gegevens op
uniforme wijze verwerken, zal worden uitgebreid. Zodoende kan ook het
verzamelen van indicatoren over andere zorgprogramma’s zoals
astma/COPD en cardiovasculair risicomanagement verder gestalte
krijgen.
In het rapport staat steeds een uitgebreide toelichting bij de
beschrijving van de uitkomsten van de afzonderlijke indicatoren. Zonder
kennisneming daarvan wordt ‘transparantie’ slechts synoniem aan
‘openbaar maken van cijfers’, en worden gemakkelijk verkeerde
conclusies getrokken. Met deze toelichting kunnen de zorggroepen de
cijfers bespreken en verbeterpunten formuleren. Juist die intercollegiale
bespreking van de onderlinge verschillen binnen één zorggroep is een
zeer krachtig middel gebleken om leden van een zorggroep betere
kwaliteit van diabeteszorg te laten leveren.(*6) Het is niet zozeer dat het
openbaar maken van de gegevens inzicht geeft in de kwaliteit van zorg,
maar dat leden van een zorggroep participeren in een proces waarbij zij
structureel hun inzicht vergroten aan de hand van de door henzelf
aangeleverde data. Zo’n ‘spiegelproces’ is een must voor iedere
professional. Dit eerste rapport is voor alle deelnemende, en hopelijk
ook voor de nog niet deelnemende zorggroepen, een stimulans om hun
datamanagement verder te professionaliseren. Zorggroepen en
zorgverzekeraars zullen de deelname aan dit proces willen gebruiken in
de contractbesprekingen. Voor patiënten geeft dit rapport een eerste
inzicht in de mate waarin zorggroepen het proces van aandacht voor
kwaliteitsbeleid weten te organiseren. De Adviesgroep Ketenzorg en
LVG zullen de zorggroepen en zorgverzekeraars ondersteunen bij het
juiste gebruik van dit rapport. Met Zorgverzekeraars Nederland wordt
gesproken over een startsubsidie voor het verder verbeteren van de
extractie en aggregatie van data. Daarvoor is een investering in ICT en
structurele ondersteuning nodig.
Samenvatting
• Het rapport ‘Transparantie Ketenzorg Diabetes
Mellitus’ is een unieke eerste stap in de transparantie van zorg aan
diabetespatiënten. • Er zijn nog registratie- en extractieproblemen die
de cijfers aanzienlijk beïnvloeden. Zo zijn informatiesystemen in de
huisartsen- en andere eerstelijnszorg nog niet ontworpen voor massale en
gestructureerde gegevensextractie. • Een netwerk van Regionale
Datacentra gaat samen met LHV/VHN/LVG de kwaliteit van het
datamanagement verder verbeteren.
Indicatoren rapporteren
Rapportage van de indicatoren is een
onderdeel van de contractering van de ketenzorg diabetes mellitus
tussen zorggroepen en zorgverzekeraars. Zorgverzekeraars willen
daarmee een beeld krijgen van de kwaliteit van de zorg die de
zorggroep levert. Wij hebben geen inzicht of de zorgverzekeraars in
al haar contracten de plicht oplegt tot registratie. Voor zorggroepen
is van belang dat die verplichting niet meer kan inhouden dan het
vastleggen van de landelijke set, de zgn ‘ZiZo set’, waaraan alle
partijen zich zullen conformeren.
• Paul Habets, huisarts, voorzitter Adviesgroep Ketenzorg, vicevoorzitter
LHV
• Maarten Klomp, huisarts, bestuurslid Adviesgroep Ketenzorg en
voorzitter Zorggroep De Ondernemende Huisartsen (DOH)
• Marc Roosenboom, adj. directeur LVG
• Henk Bilo, internist Isala Klinieken Zwolle en directeur Kenniscentrum
Zwolle
Correspondentieadres : [email protected] , c.c.:
[email protected]
Geen belangenverstrengeling gemeld
Voetnoten
1. Toelichting op het begrip ‘zorggroep’: zie kader
2.
Rapport ‘Transparantie Ketenzorg Diabetes Mellitus 2010’
www.adviesgroepketenzorg.nl en www.lvg.org 3. Bureau
Werkorganisatie “Meetpunt kwaliteit, Eindhoven
www.meetpuntkwaliteit.nl 4. ZiZo, stuurgroep Chronische Zorg,
kwaliteitsindicatoren diabetes 2010, http://www.zichtbarezorg.nl/ 5.
De procesindicatoren geven het percentage weer waarbij een bepaalde
actie is uitgevoerd, Bij de uitkomstindicator betekent het het percentage
patiënten dat de betreffende waarde heeft gehaald. 5% patiënten met een
HbA1c van > 8,5 is dus een heel goede score.
6. Ubink-Veltmaat LJ.
Type 2 diabetes mellitus in a Dutch region. Epidemiology and shared
care. Thesis Groningen 2004
Download