Vragenuur Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde. Vragen Van Bommel Vragen van het lid Van Bommel aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, bij afwezigheid van de minister van Buitenlandse Zaken, over uit Nederland geroofde kunst in Oekraïne. De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Tien jaar geleden was er sprake van een grote kunstroof in Hoorn. Het Westfries Museum moest daarna 24 schilderijen en 70 zilverwerken missen. Gisteren stond in de krant dat die collectie zich op dit moment in Oekraïne bevindt. De kunst blijkt in handen te zijn van een extreemrechtse Oekraïense militie. Deze neonazi's hebben het gore lef gehad om de kunstwerken die in hun bezit zijn, te koop aan te bieden bij de Nederlandse ambassade. Erger moet het niet worden! Het goede nieuws is dat we weten waar de kunstwerken zijn; ze zijn getraceerd en we kunnen ze terugvinden. Het slechte nieuws is dat deze Oekraïense barbaren geen idee hebben van wat ze in handen hebben, op welke wijze ze daarmee moeten omgaan en wat die kunstwerken waard zijn. Dat brengt mij tot de volgende vragen. Kan de minister bevestigen dat deze kunstcollectie zich in Oekraïne bevindt en in handen is van een militie die banden heeft met de regering van Oekraïne? Oekraïne is een bevriend land. Is het juist dat er bij deze kunstroof sprake is van betrokkenheid van de geheime dienst en corrupte toppolitici van Oekraïne? Wat doet het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken om deze werken terug te krijgen naar Nederland? Recentelijk was president Porosjenko op bezoek. Er zijn op hoog niveau contacten geweest. We hebben vernomen dat ook dit onderwerp aan de orde is geweest. Wat was de reactie van de president en van de minister van Buitenlandse Zaken van Oekraïne? Minister Ploumen: Voorzitter. Ik dank de heer Van Bommel voor zijn vragen over, inderdaad, een heel verdrietige zaak. Het Westfries Museum moest tien jaar geleden een deel van zijn kunstcollectie missen; dat was een enorme aderlating. Er duiken nu berichten op over waar die collectie zou kunnen zijn. Ik wil graag kort de feiten zoals wij die kennen aan de Kamer meedelen. Op 9 juli van dit jaar kwam er een telefoontje bij de Nederlandse ambassade in Kiev binnen van een man die zei dat hij meer wist over de ontvreemde Nederlandse collectie uit het Westfries Museum. Op de ambassade is een politieliaison gestationeerd. Er is vervolgens meteen contact opgenomen met de coördinator kunst en antiek van de Nationale Politie. Die heeft bevestigd dat de collectie waarover werd gesproken, mogelijk afkomstig was van de inbraak in 2005. De coördinator heeft de liaison in contact gebracht met de leider van het onderzoek dat toen door de politieregio Noord-Holland-Noord is gedaan. Voorts is besloten om op de ambassade een informatief gesprek te laten plaatsvinden met de personen die zeiden meer te weten over deze kunstcollectie. Zij zijn daartoe uitgenodigd voor een gesprek. De politie van Noord-Holland-Noord heeft met de directeur van het Westfries Museum besloten dat de inzet van dat gesprek het terugkrijgen van de collectie zou moeten zijn en dus niet de opsporing. Het ging erom ervoor te zorgen dat de collectie weer in veilige handen zou komen. Ik hoorde de heer Van Bommel die wens ook uiten. Het Westfries Museum heeft een ervaren kunstexpert, die ook onderhandelaar is, daarvoor aangezocht en die is aan het werk gegaan. Op 7 september heeft de directeur van het Westfries Museum de Nederlandse ambassadeur in Kiev gemeld dat het aanvankelijke optimisme over de mogelijkheid van het terugkrijgen van de kunst helaas was bekoeld; er was sprake van een impasse. Verzocht is om de zaak aan te kaarten bij de Oekraïense autoriteiten. Op 9 september heeft mijn collega Koenders een gesprek gehad met de minister van Buitenlandse Zaken van Oekraïne, de heer Klimkin, waarin dit is aangekaart. Bij thuiskomst in Kiev is de heer Klimkin meteen aan de slag gegaan. Het ministerie van Binnenlandse Zaken in Oekraïne is een onderzoek gestart op basis van de informatie die bekend was. Op 26 november — we spreken dus alweer over een paar weken later — was president Porosjenko in Nederland en heeft hij een gesprek gehad met onze minister-president. Ook in dat gesprek is deze zaak aan de orde geweest, in termen van: het doet ons verdriet dat we de schilderijen nog niet terug hebben, het Westfries Museum heeft zich daarvoor ingezet, ons is gemeld dat het onderzoek loopt en dat het door de Oekraïense autoriteiten met daadkracht wordt aangepakt. Dat is het feitenrelaas van de situatie zoals die nu is. Er is dus op hoog politiek niveau gesproken met de Oekraïense autoriteiten, die ook alle medewerking hebben toegezegd. Wij hebben geen enkele reden om aan die medewerking te twijfelen. Het onderzoek daar loopt, maar dat laat onverlet dat het een verdrietig feit is dat de schilderijen nu nog niet terug zijn op de plek waar ze horen, namelijk in de veilige handen van het Westfries Museum. De heer Van Bommel (SP): Dit wekt toch enige verbazing. Het is dus kennelijk zo dat personen die zeggen te beschikken over een in Nederland geroofd kunstwerk op de Nederlandse ambassade in een zaaltje vrijblijvend kunnen komen praten, een vrijgeleide krijgen om het pand weer te verlaten en vervolgens niets leveren, terwijl de Nederlandse ambassade, de Nederlandse overheid achterover leunt. Hoe kan het dat niet tegelijkertijd aan de Oekraïense autoriteiten is gevraagd een onderzoek in gang te zetten? Misschien is voor de directeur van het museum die opsporing geen prioriteit, maar voor de Nederlandse overheid zal dat toch zeker wel het geval moeten zijn. Waarom is er niet tegelijkertijd prioriteit gevraagd bij de Oekraïense autoriteiten om deze mensen op te sporen en om op die manier de kunstwerken terug te krijgen? Waarom is hier niet door de Oekraïense autoriteiten zelf meteen die prioriteit aan gegeven? Heeft dat wellicht te maken met het feit dat ook door de museumdirecteur is geconstateerd dat hier sprake is van betrokkenheid van corrupte politici in Oekraïne, een land waarmee Nederland een associatieakkoord wil sluiten via de Europese Unie, een land waarvan we dachten dat het gelijke normen had als het gaat om rechtsstaat, democratie et cetera? Dat blijkt in de praktijk dus helemaal niet te kloppen. Wat is de reactie van de minister daarop? Minister Ploumen: Laten we allereerst de feiten de feiten laten zijn. Op 9 juli is er een telefoontje gekomen van een man die zei dat hij meer informatie had over deze schilderijencollectie. Er is niet vastgesteld, en dat is ook niet de boodschap die is gegeven, dat hij en de andere persoon in het bezit zouden zijn van die collectie. Laten we dat even vaststellen. Vervolgens is er natuurlijk langs de gebruikelijke lijnen contact opgenomen met de onderzoeksleider van toen, de politie Noord-Holland-Noord, en met de directeur van het museum. In overleg is besloten om deze route te bewandelen. Het is bij mijn weten ook niet ongebruikelijk om dat zo te doen. Dat heeft meer te maken met de wens om de collectie in veilige handen te krijgen dan met wat dan ook. Ik hoor dat de heer Van Bommel heel bezorgd is hoe het nu verder moet met de opsporing. Ik proef ook uit zijn woorden dat hij heel bezorgd is of we geen tijd hebben verloren. Deze gang van het onderzoek is steeds in nauw overleg gevolgd. Het is buitengewoon spijtig dat het aanvankelijke optimisme niet meteen is omgezet in de terugkomst van de schilderijen. De heer Van Bommel (SP): Ik sluit dan maar af met een constatering. Ik vind dit uitermate naïef van zowel het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken als van de ambassade in Kiev. Iedereen die wel eens in Oekraïne geweest is, weet dat wanneer er een telefoontje komt van iemand die zegt "ik wil eens praten over die kunstwerken", die persoon niet komt met een advies hoe die schilderijen moeten worden onderhouden. Dan komt hij praten over losgeld, dan komt hij erover praten hoe die schilderijen weer in Nederlands bezit zouden kunnen komen. Toen men dat ter plekke ontdekte, had men natuurlijk al direct moeten optreden. Dat is niet gebeurd. Er is inderdaad kostbare tijd verloren. Ik vraag de minister wat nu volgens de Nederlandse regering dan het perspectief is. Gaat de regering van Oekraïne, waarmee de banden zo goed zijn, zorgen dat die kunstwerken terugkomen? Let wel, deze extreemrechtse milities treden op namens de regering van Oekraïne. Zij zijn de gewapende arm van de Oekraïense regering tegen de opstandelingen. Heeft die regering nog vat op deze mensen, dan kan ze ook van hen eisen dat die kunstwerken worden teruggeleverd aan Nederland. Minister Ploumen: Ik schuif de observaties gedaan door de heer Van Bommel over de wijze waarop Oekraïense autoriteiten wel of niet betrokkenheid hierbij zouden hebben, even terzijde. Ik heb de feiten zoals wij die kennen geschetst. Nogmaals, de Oekraïense autoriteiten zijn voortvarend aan de slag gegaan met het politieonderzoek. Er is in nauw overleg met het Westfries Museum en de onderzoeksleiding een route gevolgd die echt niet ongebruikelijk is in dit soort zaken en die er helemaal op gericht was om de schilderijen zo veilig mogelijk terug te krijgen. Dat is een keuze die gemaakt is. Dat is, nogmaals, in samenspraak gedaan. Nederland zal, zoals het ook de afgelopen weken heeft gedaan, natuurlijk in contact blijven met de Oekraïense autoriteiten om ervoor te zorgen dat het onderzoek voorspoedig verloopt. Wij hopen dat de schilderijen terug kunnen komen. We zetten alles op alles om ervoor te zorgen dat dit zo snel en zo goed mogelijk gebeurt. Met de heer Van Bommel willen wij die schilderijen heel snel terugzien in het Westfries Museum. De heer Sjoerdsma (D66): Ik denk dat de heer Van Bommel terecht een groot punt heeft gemaakt van het terughalen van de schilderijen. Ik vraag de minister ook wat het kabinet doet om te voorkomen dat deze schilderijen aan anderen worden verkocht. Is er een Europees opsporingsbevel? Is er gewaarschuwd dat deze schilderijen mogelijkerwijs op de zwarte markt komen? Kan de minister duidelijkheid geven over dat soort zaken? Minister Ploumen: Voor zover ik er informatie over heb, is er in het hele proces, waarbij natuurlijk ook een kunstexpert betrokken is geweest die heeft bemiddeld, informatie gekomen over de mogelijkheid dat de schilderijen zouden worden doorverkocht. Voor zover ik weet hebben de Oekraïense autoriteiten alle maatregelen genomen die nu binnen hun bereik liggen om dat te voorkomen. Ik zal zeker graag nader overleggen of er wellicht nog meer mogelijk is vanuit de intentie van de Oekraïense autoriteiten. De heer Grashoff (GroenLinks): De persoon die ze nu aanbiedt, is gewoon met naam en toenaam bekend. Is het nu heel vreemd om aan de Oekraïense autoriteiten te vragen om die man gewoon in zijn kraag te vatten, omdat hij verdachte is? Hij geeft zelf aan dat hij beschikt over de schilderijen en biedt ze te koop aan. Het lijkt me eenvoudig: in zijn kraag vatten en ermee aan de slag. Daar heb je geen ingewikkeld onderzoek voor nodig. Minister Ploumen: Wij hebben, daarbij bijgestaan door internationale experts, alle informatie overgedragen aan de Oekraïense autoriteiten. Zo gaat het doorgaans als je samenwerkt op het gebied van justitie. De informatie waarover wij beschikten, is hun dus gegeven. Op basis daarvan ondernemen zij actie. Nogmaals, de personen die zich hebben gemeld bij de ambassade hebben gezegd dat ze beschikten over informatie. Dat is verder opgevolgd. Het is nu aan ons om de Oekraïense autoriteiten, waar nodig, aan te sporen om het onderzoek uit te voeren. Dat doen ze ook. De voorzitter: Dank u wel voor uw antwoorden. Dank voor uw komst naar de Kamer en voor het vervangen van uw collega. Vragen Tanamal Vragen van het lid Tanamal aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, viceminister-president over het bericht dat dieselrook schadelijker is voor werknemers dan gedacht. Mevrouw Tanamal (PvdA): Voorzitter. Jaarlijks sterven ruim 3.000 mensen aan een beroepsziekte. Volgens gegevens van de Long Alliantie sterven 2.000 van hen door het werken met schadelijke stoffen. Zij krijgen daardoor een beroepsziekte. Jaarlijks gaan er duizenden gezonde levensjaren verloren door longziekten als gevolg van ongunstige arbeidsomstandigheden. Volgens de inspectie worden dagelijks meer dan een miljoen werkenden op de werkvloer blootgesteld aan giftige stoffen. En nu komt de dieselrook er ook nog bij. Een week geleden werd op het NOS Journaal melding gemaakt van een rapport van de Gezondheidsraad over het risico dat werknemers lopen wanneer ze worden blootgesteld aan dieselrook. Afgelopen zondagavond was dit een groot item in De Monitor. Is de minister het met mij eens is dat dit zeer verontrustende berichten zijn? Zijn de berichten over dieselrook nieuw voor hem? In de uitzending van De Monitor kwam de woordvoerder van het Gemeentelijk Vervoersbedrijf aan bod. Hij gaf aan dat het GVB bereid was om iets doen voor de vele zieke chauffeurs, die hun pensioen vaak niet eens halen, maar ook dat het GVB bewijs nodig heeft dat dit door dieselrook komt. In hoeverre kan de minister werkgevers in de toekomst nog beter ondersteunen bij het herkennen en voorkomen van beroepsziekten? Wat vindt hij van de uitspraak van het Longfonds van vorige week dat het dieseltijdperk voorbij moet zijn? Is de minister bereid om op korte termijn een strenge norm vast te stellen voor dieselrook en de mate waarin werknemers hieraan mogen worden blootgesteld? Minister Asscher: Voorzitter. Inderdaad zijn dit verontrustende berichten. Dieselrook is gevaarlijk. Met name de deeltjes die uit oude dieselmotoren komen, kunnen schade veroorzaken. Het is belangrijk dat werkgevers ervoor zorgen dat mensen op het werk niet blootstaan aan hoge concentraties van die rook. Het is hun primaire verantwoordelijkheid om te zorgen voor een gezonde werkplek. Ja, ik wil een wettelijke grenswaarde instellen voor het werken met dieselrook. Daarvoor heb ik twee dingen nodig: een helder advies van de Gezondheidsraad en een vertaling daarvan door de SER. Het advies waarover in het NOS Journaal werd gesproken, was niet van onze Gezondheidsraad, maar van The Nordic Expert Group, een soort Scandinavische gezondheidsraad. Onze Gezondheidsraad komt in 2016 met een advies daarover. Dat neem ik mee naar de SER. Dan kan het worden vertaald in een strenge grenswaarde voor Nederlandse bedrijven. Tot die tijd blijven werkgever ervoor verantwoordelijk dat hun werknemers het werk in gezonde werkomstandigheden kunnen doen. Wat kun je doen om bedrijven daarbij te ondersteunen? We hebben eerder al een brief gestuurd over de arbeidsgerelateerde zorg. Dat wordt vertaald in een wetsvoorstel. Twee dingen daarin zijn belangrijk. In de eerste plaats wordt de positie van de bedrijfsarts zelf sterker. Als een bedrijfsarts een beroepsziekte op het spoor is, kan hij dat met kracht aan het bedrijf overbrengen. Er wordt tevens gewerkt aan het uitdelen van informatie aan sectoren en beroepsgroepen. Als bij het ene bedrijf een ziekte wordt ontdekt die te maken lijkt te hebben met het werk, dan wordt dat gedeeld met andere bedrijven. Dan kun je een preventief beleid beter vormgeven om te voorkomen dat mensen ziek worden. Is de tijd van diesel voorbij? De tijd van dit soort oude dieselmotoren is in ieder geval voorbij. Die zijn gevaarlijk. Bij nieuwe motoren is de concentratie aan schadelijke deeltjes aanzienlijk lager. In sectoren waar nog veel wordt gewerkt met dit soort oude motoren hebben werkgevers een grote verantwoordelijkheid om de blootstelling te beperken. Mevrouw Tanamal (PvdA): Ik ben blij met wat de minister aangeeft over diesel, vooral als het gaat om de oude dieselmotoren. Hij stelt dat die veel schade teweegbrengen, maar het was nog niet bekend dat het zo ernstig is. Is de minister bereid om in kaart te brengen welke factoren gezond werken in ieder geval belemmeren en een breed actie op te stellen om ziekmakende arbeidsomstandigheden gewoon keihard aan te pakken? Er komen steeds meer verhalen naar boven hoe ziek mensen worden van hun werk, niet altijd omdat de werkgever misschien niet doet wat hij moet doen, hoewel dat ook regelmatig voorkomt — laten wij dat niet vergeten — maar ook omdat er steeds meer schandalen naar boven komen. Het gaat nu om dieselrook. Kan de minister een breed actieplan maken en aangeven wat zijn doelstellingen zijn als het gaat om het voorkomen van beroepsziekten en het zo snel mogelijk helpen van mensen die nu ziek zijn? Minister Asscher: Zeker, wij zijn daar ook al mee bezig. Daar ging die brief aan de Kamer ook over. Daarin wordt ingegaan op wat je kunt doen met de inspectie, de bedrijfsartsen, de reguliere gezondheidszorg en de sociale partners om beroepsziekten verder terug te dringen, die snel te onderkennen en werknemers daartegen te beschermen. Dat is een belangrijk maatschappelijk doel waar iedereen het mee eens is. Wij werken daar hard aan. Er komt dus een aantal verbeteringen naar de Kamer toe. Denk ook aan het recht van werknemers om een second opinion te vragen bij een ander dan de eigen bedrijfsarts, juist vanwege de noodzaak van een onafhankelijk oordeel. Ook met het andere punt heeft mevrouw Tanamal gelijk. Het is heel moeilijk om als zieke werknemer je schade te verhalen. Vaak is een heel lang juridisch traject nodig om het verband aan te tonen. Soms maak je het zelf niet meer mee, want zo dramatisch is het soms met beroepsziekten. Dat is al langer bekend. De mogelijkheid om daar een onafhankelijke instantie voor aan te wijzen, vind ik interessant. Dat is ook bepleit. Wat mij betreft gaan wij de komende maanden de juridische haken en ogen daarvan in kaart brengen. Op zich ben ik er voorstander van om te bekijken hoe wij de individuele zieke werknemer die ernstig ziek is als gevolg van een beroepsziekte, kunnen ondersteunen bij het halen van zijn recht. Mevrouw Tanamal (PvdA): Ik heb uiteraard het rapport gelezen waarin het voorstel inzake een onafhankelijk instituut wordt gedaan. Ik ben blij dat de minister sowieso voorstander is om mensen die hun recht willen halen daarbij te ondersteunen. Dit zou een mooie stap kunnen zijn. Ik hoop dat de minister zo snel mogelijk naar de Kamer kan komen met zijn visie op dat onafhankelijk instituut, zodat wij zo snel mogelijk daarmee aan de slag kunnen. Minister Asscher: In januari spreek ik met de Kamer over de arbeidsgerelateerde zorg. Wat kunnen wij daarin verbeteren? Wat kan daar vanuit de verschillende geledingen aan gedaan worden? In het tweede kwartaal van 2016 heb ik een oordeel over het onafhankelijk instituut. Daar wordt goed naar gekeken. Na de zomer zullen wij dat in de Kamer kunnen bespreken. Mevrouw Tanamal (PvdA): Dank u wel. De heer Ulenbelt (SP): Het kenmerk van een beroepsziekte is dat wij er heel veel van weten. In feite zouden wij beroepsziekten dus kunnen voorkomen. Dit jaar bestaat het Bureau Beroepsziekten van de FNV vijftien jaar. De minister zegt dat hij volgend jaar komt met een grenswaarde voor dieselrook, maar waarom doet hij geen oproep aan alle Nederlandse werkgevers met een bedrijf waar dieselauto's naar binnen worden gereden en waar dieselmotoren binnen staan te draaien, om die dingen te vervangen en voortaan vrachtwagens, bussen elektrisch naar binnen te slepen? Dat is preventie. Minister Asscher: Zeker. Ik ben blij met de hernieuwde aandacht die er voor dit probleem komt, want de dieselrook uit oude dieselmotoren is hartstikke gevaarlijk. Daarom ook begon ik mijn antwoord met erop te wijzen dat werkgevers ook nu al, ook zonder een wettelijke grenswaarde, wettelijk verplicht zijn om blootstelling aan dieselrook voor hun werknemers tot een technisch minimum te beperken. Ik zou die oproep aan de werkgevers dus niet hoeven te doen, maar bij dezen doe ik die toch: zorg dat je als werkgever je wettelijke verantwoordelijkheid naleeft en dat je de mensen niet aan dieselrook blootstelt. Wij snappen allemaal dat je, in een garage waar ook oude dieselmotoren onderhouden moeten worden, het voorkomen van dieselrook niet tot nul kunt terugbrengen, maar ook dan kun je als werkgever heel veel doen om blootstelling te voorkomen. Daar ben ik het zeer mee eens. De voorzitter: Ik dank u voor uw antwoorden en voor uw komst naar de Kamer. Vragen Jasper van Dijk Vragen van het lid Jasper van Dijk aan de minister van Veiligheid en Justitie, bij afwezigheid van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, over het bericht dat Amsterdam homoseksuele vluchtelingen apart opvangt. De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. De positie van homoseksuele asielzoekers in de noodopvang is in sommige gevallen uiterst zorgwekkend. Er zijn voorbeelden van lhbt-asielzoekers die worden bedreigd door hun eigen kamergenoten. Zij worden gepest, uitgelachen en uitgescholden. Hun veiligheid is in het geding, louter vanwege hun geaardheid. Dat is onacceptabel. Een oplossing is om de homoseksuele asielzoeker veiligheid te bieden door voor hem of haar een safe house te regelen. Bij een acute noodsituatie valt dat te verdedigen. Amsterdam doet dit ook al. Deelt de minister de mening dat die mogelijkheid er op dat moment moet zijn? De minister voor emancipatie wijst gemeenten bewust op deze mogelijkheid. Staat de minister van Veiligheid en Justitie daarmee op één lijn? Een andere oplossing, de belangrijkste oplossing, is natuurlijk het aanpakken van de daders. Discriminatie, bedreiging en geweld zijn immers gewoon verboden. Deelt de minister de mening dat hij alles moet doen om de veiligheid van deze mensen te garanderen, dus dat hij klachten serieus moet oppakken, dat hij ervoor moet zorgen dat het personeel hiermee kan omgaan en dat hij een vertrouwenspersoon aanstelt? Wordt de gelijke behandeling van alle mensen, dus ook van lhbt'ers, vanaf dag één in de opvang onder de aandacht gebracht? Minister Van der Steur: Voorzitter. Ik dank de heer Van Dijk voor het stellen van deze vragen, die ik hier graag beantwoord in afwezigheid van de staatssecretaris. Deze is, zoals de heer Van Dijk waarschijnlijk weet, op dit moment in Griekenland om daar de situatie in ogenschouw te nemen. De heer Van Dijk stelt vijf vragen en het antwoord op al die vragen is eigenlijk ja, maar dat is niet wat de heer Van Dijk wil, dus ik zal heel kort het kabinetsstandpunt in dezen toelichten. Wat ons betreft gelden voor iedereen die als vluchteling in de Nederlandse opvang verblijft, de Nederlandse normen en waarden, waarbij onder meer geen onderscheid gerechtvaardigd is naar seksuele geaardheid of geslacht. In onze opvang — dat is vraag drie van de heer Van Dijk — gelden huisregels en hierover worden de vluchtelingen en asielzoekers actief geïnformeerd. Er vindt voorlichting plaats, ook over artikel 1 van onze Grondwet. Vluchtelingen worden actief geïnformeerd — dat was vraag vijf — over de mogelijkheid om aangifte te doen of melding te maken van intimidatie, bedreigingen of andere handelingen die zien op dit probleem. Vluchtelingen die zelf intimideren, discrimineren of agressief gedrag vertonen, worden overgeplaatst en/of de politie komt in actie. Het COA treedt actief op in dit soort situaties. Als zich in de noodopvang een acute noodsituatie voordoet waarin het COA niet in staat is om de veiligheid van een specifiek persoon te garanderen, kan een overplaatsing noodzakelijk zijn. De algemene lijn is echter dat niet de slachtoffers worden overgeplaatst, maar dat de daders worden overgeplaatst en aangepakt. De heer Jasper van Dijk (SP): Het laatste is natuurlijk heel belangrijk. De daders moeten worden aangepakt. Toch lijkt er wat onduidelijkheid te zijn over het standpunt van het kabinet hierover, want we horen aan de ene kant de minister voor Integratie en de staatssecretaris van Justitie zeggen dat aparte opvang voor dit soort groepen onwenselijk is, terwijl aan de andere kant dat de minister voor Emancipatie bewust promotie maakt voor aparte opvang of in ieder geval bij de gemeenten onder de aandacht brengt dat aparte opvang mogelijk is. Wat is nu precies het standpunt van de regering? Minister Van der Steur: Er zit geen licht tussen beide standpunten. Er is ook maar één standpunt en dat is van de zijde van collega Bussemaker bevestigd. Zij gaf aan dat zij in haar brief aandacht vroeg voor een aantal actuele problemen die zich voordoen rond lhbt's. Een van die problemen is de situatie in de noodopvang. Zij gaf het voorbeeld van Amsterdam, waarbij de noodopvang onder de verantwoordelijkheid van de stad Amsterdam valt en niet onder die van het COA. Dat is een uitzonderingssituatie. Er is voor gekozen om in een specifieke situatie aparte opvang te bieden. Het is regeringsbeleid dat dit kan plaatsvinden, maar de hoofdlijn is toch dat we dat liever niet willen hebben, omdat we vinden dat de daders moeten worden overgeplaatst en aangepakt, en niet de mensen die gediscrimineerd worden. Minister Bussemaker heeft bevestigd dat het ook in haar beleving zo is dat het beleid in acute noodsituaties anders kan zijn. De heer Jasper van Dijk (SP): Tot slot nog de vraag wat er in de opvang concreet gebeurt — de minister gaf daar al kort antwoord op — om de mensen te wijzen op de gelijke behandeling van man, vrouw, homo, lesbienne en alle mensen. Hoe wordt dit actief onder de aandacht gebracht? De onveiligheid van sommige mensen is nu groot en dat moeten we niet willen. Minister Van der Steur: Ik zei al precies wat er gebeurt. Er gelden huisregels. Mensen worden actief geïnformeerd. Er vindt voorlichting plaats over artikel 1 van de Grondwet en het COA zit er bovenop om ervoor te zorgen dat dit soort situaties zich niet voordoen en dat de daders die zich hier schuldig aan maken, worden aangepakt. De heer Sjoerdsma (D66): Ik ben heel blij dat deze minister zijn collega-minister Asscher heel hard terugfluit in zijn kritiek op het beleid van de gemeente Amsterdam en dat hij bij monde van het kabinet zegt dat hij het beleid van de gemeente Amsterdam om lhbt-asielzoekers beter te beschermen, volledig ondersteunt. Ik vind dat echt winst. Ik wil de minister wel vragen om er nog een schepje bovenop te doen. Zorg er dan ook voor dat er in de opvang, waar veel van deze kwetsbare mensen zich bevinden, ook vertrouwenspersonen zijn waar zij met hun zorgen terechtkunnen! Minister Van der Steur: Wat het laatste punt betreft: ik weet niet of er niet al vertrouwenspersonen zijn. Dat zou ik moeten nagaan. U zult begrijpen dat dit geen dagelijks onderwerp voor mij is. Ik zal dat nagaan en de staatssecretaris verzoeken om dat nog even aan de Kamer te laten weten. Als een gemeente, die zelf verantwoordelijk is voor noodopvang, de keuze maakt om daarvoor aparte opvang te bieden, vind ik dat prima. Ik wil wel nogmaals herhalen dat voor het kabinet de hoofdlijn is dat niet de lhbt's overgeplaatst moeten worden voor de discriminatie die zij ondervinden, maar dat de daders moeten worden aangepakt. De daders moeten degenen zijn die worden overgeplaatst naar andere opvang. De heer Voordewind (ChristenUnie): Wat er in Amsterdam gebeurt, namelijk de lhbt'ers uit de noodopvang plaatsen, is echt de omgekeerde wereld. Zoals de minister ook zegt, zouden de daders moeten worden uitgeplaatst. Sterker nog, als ze echt mensen hebben bedreigd, dan zouden ze in vreemdelingendetentie moeten verdwijnen. Ik hoop dat dat de lijn van het kabinet is. Ik breng ook de positie van christelijke asielzoekers onder de aandacht, want die zitten in dezelfde benarde positie. Die worden soms om 4.00 uur 's nachts wakker gemaakt omdat ze mee moeten bidden met de moslims. Ze durven niet voor hun geloof uit te komen. Dus ik wil ook graag aandacht voor bedreigingen jegens christelijke asielzoekers. Minister Van der Steur: Zoals de heer Voordewind weet, geldt artikel 1 van de Grondwet ook ten aanzien van discriminatie op grond van religieus gedachtegoed. Daar geldt precies hetzelfde voor. Ik ben het geheel met de heer Voordewind eens. Mevrouw Voortman (GroenLinks): Ik kan de minister helpen: die vertrouwenspersonen zijn er nog niet. Minister Van der Steur: O. Mevrouw Voortman (GroenLinks): Maar mijn vraag gaat over de positie van die lhbt-asielzoekers. De minister heeft nu al meerdere keren gezegd: in principe willen wij dat daders uitgeplaatst worden en niet mensen die slachtoffer zijn van geweld. Ik ben het zeer met hem eens dat daar de nadruk op moet liggen. Nu hoor ik vaak dat lhbt-asielzoekers zelf vragen om tijdelijk in een safehouse de rust te hebben om zich veilig te voelen. Begrijp ik het goed dat het kabinet zegt: in die situaties moet dat inderdaad wel kunnen? Minister Van der Steur: In een acute noodsituatie is dat natuurlijk denkbaar, maar liever niet. Als je een slachtoffer apart zet, kies je er immers voor om het slachtoffer te laten ondervinden wat het betekent om slachtoffer te zijn. Wij vinden dat iedereen zich in Nederland gewoon aan de wet moet houden, ook de vluchtelingen die in Nederland aanwezig zijn. Zij horen zich gewoon te gedragen en te houden aan onze Nederlandse normen en waarden. De heer Fritsma (PVV): Wat er in asielzoekerscentra gebeurt, geeft precies aan wat voor kwaadaardige cultuur dit kabinet naar Nederland haalt. Wij zien agressie tegen christenen. Wij zien agressie tegen homoseksuelen. Wij zien agressie tegen vrouwen. Wij zien agressie tegen iedereen die geen moslim is. Dit is precies de islamisering van Nederland, die onmiddellijk moet stoppen. Daarom roep ik het kabinet ertoe op om a. geen asielzoekers meer toe te laten en b. in ieder geval degenen die zich schuldig maken aan agressie en bedreiging onmiddellijk uit Nederland te verwijderen. Die moet je dus niet overplaatsen en geen verblijfsvergunning geven. Onmiddellijk uitzetten! Minister Van der Steur: Ik heb al gezegd dat het van heel groot belang is dat er stevig wordt opgetreden tegen de mensen die zich hieraan schuldig maken. Dat doet het COA zelf. Dat kan de politie ook doen als er sprake is van aangifte of eventueel een melding. Dat is het uitgangspunt van het beleid. Over de eerdere punten van de heer Fritsma zijn meerdere moties van onder andere zijn hand in de Kamer ter stemming geweest. Die hebben het niet gehaald, dus zijn standpunt op dit punt kan niet rekenen op een meerderheid in de Tweede Kamer. De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk): Onderscheid op basis van religie en geaardheid is niet mogelijk in Nederland. Ik ben blij dat de minister daarover een ferm standpunt inneemt tijdens dit mondelingevragenuurtje. Hij geeft wel aan dat daders worden overgeplaatst naar een andere opvanglocatie. Volgens mij is er maar één onderscheid mogelijk: mensen die zich wel aan de regels houden — de huisregels, onze wetten en regels — en mensen die zich daar niet aan houden. Hoe zit het met de capaciteit van de politie en het Openbaar Ministerie om mensen in dit soort gevallen te vervolgen? Is het logisch dat ze worden overgeplaatst naar een ander centrum? Of vindt de minister dat ze actiever opgespoord moeten worden en dat tegen hen passende maatregelen moeten worden genomen? Minister Van der Steur: Als de heer Kuzu goed geluisterd heeft naar wat ik net gezegd heb, dan heeft hij gehoord dat dat precies de essentie is van mijn betoog. Overplaatsing is absoluut een optie om daarmee het gevaar weg te nemen voor degene die gediscrimineerd wordt. Maar natuurlijk zullen het Openbaar Ministerie en politie optreden als daar aanleiding toe is, want discriminatie wordt in Nederland niet getolereerd. Maar uit de discussies die ik de afgelopen maanden vaker met de Kamer heb gehad over discriminatie, weten wij ook hoe lastig het vaak is om de bewijslast rond te krijgen. Dat weet de heer Kuzu ook, maar het uitgangspunt is dat mensen die zich hier schuldig aan maken, daarvoor moeten boeten. Daarvoor zijn het Openbaar Ministerie en de politie geëigend toegerust. Mevrouw Karabulut (SP): Kan de minister dan ook toezeggen dat dat praktijk wordt? Het is heel erg mooi dat niet degene die bedreigd wordt, of hij nu homoseksueel is of anderszins, uitgezet wordt maar de daders. Ik denk dat wij het daar met z'n allen over eens zijn. Ik heb hier een voorbeeld van iemand die voortdurend werd bedreigd door zijn kamergenoot. Die liep met een mes op zak rond, schold hem iedere keer uit en vertelde voortdurend tegen homo's te zijn. Maar vervolgens werd degene die bedreigd werd, uit de kamer gezet en moest hij de hele nacht op de gang slapen. Hier is dus niet de dader eruit gepikt. Kan de minister toezeggen dat ook in unieke situaties waar direct bescherming nodig is, niet het slachtoffer maar de dader wordt opgepakt, uitgezet en vervolgd? Kan de minister dit toezeggen? Minister Van der Steur: Ik ken niet het individuele geval waar mevrouw Karabulut naar verwijst. Ik weet ook niet of dat geval bewijsvoering levert voor wat een groter probleem zou zijn. Ik weet dat wij er alles aan doen om dit soort situaties te voorkomen. Dat is ook logisch, want het is de taak van het COA om de opvang zodanig te organiseren dat mensen er veilig kunnen zijn. Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik ben blij met de brief van mevrouw Bussemaker. Ik heb nog een vraag. Wij hebben nu op verschillende plekken in Nederland opvang in gemeenten die daarmee voorheen minder ervaring hadden. Hoe vinden er nu afspraken plaats tussen de politie en het COA als het om dit soort meldingen gaat? Welk gevolg heeft dit voor de procedure van een asielzoeker die zich schuldig maakt aan dit soort discriminerende, kwetsende dan wel gewelddadige praktijken? Minister Van der Steur: Ten aanzien van dat laatste punt weet mevrouw Kuiken al dat staatssecretaris Dijkhoff daarvoor een beleidswijziging heeft aangekondigd. Ik heb op dit moment niet scherp hoe dat zou uitwerken voor dit soort specifieke situaties. Ik stel voor dat ik nog even een kort briefje aan de Kamer stuur om die twee aspecten die mevrouw Kuiken aan de orde stelt, nader aan de Kamer toe te lichten. De heer Azmani (VVD): Het is fijn om te constateren dat de minister er helder en duidelijk over is dat de regering de kant kiest van het slachtoffer en niet van de dader. De dader moet worden aangepakt. Ik merk in dit parlement, op basis van de interrupties, dat wij weinig op hebben met de dader. Als mensen net in dit land komen, hebben ze te accepteren waarvoor wij staan. Een ding waarvoor wij staan is de vrijheid om te zijn wie je mag zijn. Hiertoe hoort respect voor alle lhbt'ers in dit land. De aangifte moet werkelijk worden gemaakt. Wil je mensen met een enkeltje terugsturen, moet je ook bereid zijn om aangiften in behandeling te nemen en mensen strafrechtelijk te vervolgen. Is de minister bereid om met zijn collega Dijkhoff te bekijken hoe dat proces verder kan worden geïntensiveerd zodat aangiften daadwerkelijk worden omgezet in veroordelingen en wij mensen daadwerkelijk een enkeltje uit dit land kunnen geven? Minister Van der Steur: Ik ben altijd graag bereid om dat te doen. Ik weet dat die gesprekken gaande zijn tussen het COA en de politie. De politie zit er dicht bovenop, ook vanwege de taken die zij heeft binnen het kader van de vluchtelingenproblematiek. Ik zal dat gesprek graag voeren en bezien of alles zo is ingeregeld als wij vinden dat nodig is. Mevrouw Keijzer (CDA): Het kan verkeren. Na Rutte, Asscher, Dijkhoff en Bussemaker spreekt vandaag minister Van der Steur over dit onderwerp. Ik hoor hem duidelijk zeggen dat wat de regering betreft de agressor wordt uitgeplaatst. Dat is mooi om vast te stellen, zeker voor de toekomst, bij de integratie van vluchtelingen, die straks in een wijk terechtkomen naast bijvoorbeeld twee mannen. Als dit een oprisping is geweest van de minister voor Emancipatie, kan het dan zijn dat, als dit weer gebeurt, er ook aandacht komt voor christenen, jezidi's en alleenstaande vrouwen, om maar eens enkele categorieën te noemen? Is de minister in staat om de aantallen van alle aangiften aan de Kamer kenbaar te maken? De voorzitter: Mevrouw Keijzer, u had maar recht op één vraag. Minister Van der Steur: Over de discriminatie, het laatste punt, hebben wij niet al te lang geleden nog een brief aan de Kamer gestuurd. Deze ging over discriminatie breed. Er is een systeem bij de politie ingericht waarmee het mogelijk is om die administratie bij te houden. Dit kan nu nog niet, dus dat antwoord kan ik nog niet geven. Mevrouw Keijzer suggereert dat er op de een of andere manier verschil van mening zou zijn tussen mevrouw Bussemaker en het kabinet, of de voorgangers die mevrouw Keijzer noemde. Volgens mij zeggen wij precies hetzelfde. Ik heb dit al toegelicht in antwoord op de vragen van de heer Van Dijk. Tot slot, dat voeg ik er nog aan toe in antwoord op de vraag van mevrouw Karabulut, behoort iedere medewerker van het COA een rol als vertrouwenspersoon op zich te kunnen nemen. Dat hoort bij de professionaliteit van een COA-medewerker. Iedere bewoner kan altijd bij COA-medewerkers terecht met vragen en voor het bespreken van persoonlijke problematiek. Bewoners wordt voorgelegd dat ze voor elk signaal of voorval terecht kunnen bij de COAmedewerkers. De bewoners worden ook geïnformeerd over de mogelijkheid om aangifte te doen van eventuele strafbare feiten. De voorzitter: Mevrouw Keijzer krijgt bij uitzondering de gelegenheid om een tweede vraag te stellen. Mevrouw Keijzer (CDA): In de Kamer is eerder een motie aangenomen waarin staat dat vluchtelingen die zich schuldig maken aan een misdrijf geen aanspraak meer mogen maken op verblijf hier. Dan is echter wel nodig dat er aangifte wordt gedaan. Er wordt gewerkt aan een systeem om een en ander te registeren. Er is zojuist gevraagd om het gehele proces beter te stroomlijnen. Begrijp ik de minister goed dat hij op dit moment niet weet hoeveel keer de afgelopen maanden — deze discussie voeren wij al langer — er een begin is gemaakt met een strafrechtelijk proces of dat er aangifte is gedaan van discriminatie van welke aard dan ook in asielzoekerscentra, noodopvang of crisisopvang? Minister Van der Steur: Dat begrijpt mevrouw Keijzer goed. Ik heb mij tot op heden niet met dit onderwerp beziggehouden. De debatten met de Kamer zijn niet door mij gevoerd, maar door de staatssecretaris. Dat wil niet zeggen dat ik niet graag bereid ben om te bezien of die informatie beschikbaar is. Ik verwacht het niet, maar mocht het anders zijn dan neem ik dat mee in de brief die ik aan mevrouw Kuiken heb toegezegd. De voorzitter: Ik dank u voor uw antwoord en voor uw komst naar de Kamer. Vragen Madlener Vragen van het lid Madlener aan de minister van Infrastructuur en Milieu, bij afwezigheid van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, over het bericht "Massaal protest tegen dure ov-chipkaart". De heer Madlener (PVV): Voorzitter. De ov-chipkaart is namelijk te duur en te gebruiksonvriendelijk. Op dit moment zijn er maar liefst meer dan 62.000 digitale handtekeningen gezet onder de actie van de Consumentenbond en de reizigersorganisatie Rover. Het gaat om een drietal eisen die op ons heel redelijk overkomen en waar wij het in de Kamer al vaak over gehad hebben. De eerste eis of wens is dat de prijs omlaag moet. De kaart kost €7 en dat is veel duurder dan in andere landen. Als je een abonnement neemt, is de kaart wel gratis en waarom dan niet als je iets minder vaak met het openbaar vervoer reist? De tweede eis is dat de kaart gratis vervangen zou moeten worden aan het eind van de levensduur en bij een onzichtbaar defect. Ook dat komt op ons over als een zeer redelijke eis. De derde eis betreft het terugstorten van je saldo. Als je je eigen geld terug wilt hebben, moet je €2,50 administratiekosten betalen. Dat is natuurlijk belachelijk en zeer klantonvriendelijk. Zelfs als je je kaart wilt inleveren omdat je die niet meer nodig hebt, moet je toch nog die €2,50 betalen; alleen maar om je eigen geld terug te krijgen. Ik wil hier nog een eigen punt aan toevoegen. Dat gaat buiten deze actie om. Dat betreft de wens van de PVV om het papieren treinkaartje terug in te voeren. Het zou heerlijk zijn als mensen die niet dagelijks met de trein reizen maar slechts af en toe, gewoon weer een papieren treinkaartje kunnen kopen. Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus: Voorzitter. Ik zal proberen om namens de staatssecretaris, die nu in Parijs zit, de vragen zo goed mogelijk te beantwoorden. Naar aanleiding van een Europese vergelijking en naar aanleiding van een handtekeningenactie heeft de PVV deze vragen gesteld. Ik denk dat het goed is om mee te geven wat er op dit moment vanuit het ministerie mee gebeurt. De prijs van de ov-chipkaart kan afwijken van de kaarten die in het buitenland worden gebruikt. Nederland is het enige land waar een reiziger met één kaart in het openbaar vervoer kan reizen, ongeacht vervoermiddel of plaats. De prijs van de kaart zal onderdeel zijn van het gesprek in het NOVB, het Nationaal Openbaar Vervoer Beraad. Het afgelopen jaar is ook gesproken over de administratiekosten bij het terugstorten van je eigen saldo. De inzet was dat er geen administratiekosten meer in rekening zouden worden gebracht. Het NOVB heeft recentelijk besloten om de administratiekosten per 1 januari 2016 terug te brengen van €2,50 naar €1. Dat is al een stap in de goede richting. Ook ten aanzien van de geldigheidsduur van de chipkaart zie je internationaal verschillen. Daarbij is ook de vraag of die kaarten wel te vergelijken zijn. Ik noemde al wat er met onze kaart mogelijk is. Wellicht heeft de prijs ook met de kwaliteit van de chip te maken. In ieder geval zal ook de vraag wat mogelijk is met betrekking tot de geldigheidsduur onderdeel zijn van het overleg met het NOVB. Over de gratis vervangende kaart ingeval sprake is van een zichtbaar effect merk ik het volgende op. Translink geeft aan dat bij een onzichtbaar gebrek tot twee jaar na aankoop gratis een vervangende kaart wordt verstrekt, omdat dat gebrek te maken kan hebben met de kaart zelve. Als een kaart door onzorgvuldig gebruik door de klant niet meer werkt, is het logisch dat de klant ook de kosten daarvoor draagt. Wat het papieren treinkaartje betreft: voor de incidentele reiziger die geen chipkaart heeft of wil hebben, zijn er alternatieven. Hij kan gratis een e-ticket uitprinten of een eenmalige chipkaart bij de kaartautomaat kopen. Die discussie is al vele malen in de Kamer gevoerd. Uiteindelijk is er geen reden om weer een papieren kaartje in te voeren naast de ovchipkaart. Dat zou een veel te duur en complex systeem ernaast zijn. Er is dus een alternatief voor de reiziger die maar een enkele keer in de trein zit. Ik weet niet hoe u zelf reist, mijnheer Madlener, maar er is een alternatief. De heer Madlener (PVV): Ik heb zelf ook zo'n iets te dure ov-chipkaart. Ik kan mij wel herkennen in de klachten. Ik hoor van de minister dat zij het onderdeel van gesprek laat zijn, maar ik wil natuurlijk weten wat de inzet is. Ik heb al gezegd dat de eisen wat ons betreft heel redelijk zijn. De kaart moet goedkoper worden. Wat de vervanging betreft, waarom zou je na twee jaar geen geld hoeven te betalen als de kaart niet beschadigd is en daarna wel? Ik snap dat niet. De kaart kan ook na drie jaar kapot gaan. De administratiekosten dalen naar €1. Dat is op zich een goede zaak, een stap in de goede richting. Maar als je je eigen geld wilt terugkrijgen, is het toch heel redelijk dat je alles terugkrijgt en niet €1 hoeft te betalen? Ik denk dat heel veel mensen het papieren treinkaartje nog steeds missen. Als je niet frequent reist, is het immers toch handig om even een treinkaartje te kopen. Dat is toch veel makkelijker? Dan heb je dat gedoe met die chipkaart niet. Ik vind het teleurstellend dat de minister hier niet op in wil gaan. Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus: De heer Madlener vraagt naar een eigen standpunt in het NOVB. Daar zal ik nog iets over zeggen. Overigens wordt het onderzoek van Rover en de Consumentenbond volgende week besproken in het NOVB. De resultaten daarvan zal de staatssecretaris voor het AO van februari over de ov-chipkaart en de taxi aan de Kamer doen toekomen. De eigen mening is als volgt. Op zich is het niet gek dat je voor een administratieve handeling ook budget vraagt; de €1-variant. Een verdere verlaging en meer service is prima, maar uiteindelijk gaat het wel om businesscases die van tevoren zijn afgesproken met deze organisaties. Het moet er dus wel uit kunnen. De inzet bij het NOVB was om geen administratiekosten in rekening te brengen. Het bedrag gaat nu naar beneden. Het gesprek zal gaan over de vraag of het mogelijk is om de administratiekosten helemaal af te schaffen. Hetzelfde geldt voor de geldigheidsduur. Je kunt kijken naar verlenging of een andere manier waarop je een en ander regelt. Ook dat zal een discussie zijn. Een gratis vervangende kaart? Ik denk dat het niet gek is — dat geldt ook voor bankpassen en eigenlijk alle kaarten die wij kennen — dat je uiteindelijk een bedrag in rekening brengt voor het vervangen van een kaart. Er is bewust voor gekozen om gratis een vervangende kaart te verstrekken als er binnen twee jaar gebreken zijn gebleken. Ik denk hiermee alles gehad te hebben. Het belangrijkste is dat de staatssecretaris wil kijken naar een langere geldigheidsduur. Mevrouw De Boer (VVD): Het feit dat wij hier staan en dat er zo veel handtekeningen zijn verzameld, geeft toch wel aan dat mensen niet tevreden zijn over de klantvriendelijkheid van die ov-chipkaart. Dat is buitengewoon jammer. Volgende week wordt er gesproken met het NOVB, zo begrijp ik van de minister. Is zij bereid om daar op tafel te leggen dat andere bestaande technieken — inchecken met je smartphone of je bankpas — versneld moeten worden ingevoerd? Dat zijn echt klantvriendelijke systemen. Iedereen beschikt tegenwoordig over een smartphone. Als dat gesprek wordt aangegaan, stel ik voor om dat nadrukkelijk op tafel te leggen. Die handtekeningen zijn er niet voor niets. Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus: Zeker kunnen we dat doen. De techniek verandert, de samenleving verandert en mogelijkheden en wensen veranderen. Wat dat betreft, moet je nooit stilstaan. Er zijn inderdaad veel handtekeningen opgehaald en mensen vinden dit ook een belangrijk punt. Aan de andere kant wil ik er ook wel op wijzen dat 2,8 miljoen mensen gebruik maken van de ov-chipkaart en een 7,5 voor het gebruiksgemak geven. Ik zeg dit om ook even het andere beeld neer te zetten. De heer Hoogland (PvdA): Al deze problemen kennen wij. Ik reis ook met het ov. Daarnaast is het bekend dat je het geld wat je ervoor betaald hebt, niet terugkrijgt als je ov-chipkaart nog werkt, maar is verlopen. Kan het niet mogelijk worden om de kaart te recyclen en je je geld weer terugkrijgt als je hem opstuurt en hij nog werkt? Dan kan hij uiteindelijk door de ov-bedrijven weer worden ingezet om ermee te betalen. Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus: Volgens mij hangt dit samen met wat de heer Madlener heeft gevraagd en die vraag had te maken met het geld dat er nog op de ov-chipkaart staat. Volgens mij gaat u een stap verder door te zeggen dat je dan ook de €7 die je er ooit voor betaald had, terug kunt krijgen. Ik denk niet dat dit tot de mogelijkheden behoort. Uiteindelijk maakt een organisatie ook kosten. Die kosten reken je door. Tegenover iets wat je levert, een dienst, moet ook een kostprijs staan. Ik zit er ook niet zo diep in dat ik niet kan vragen wat er op dat punt nog hergebruikt kan worden of niet. Ik denk dat dat echter een andere vraag was dan de vraag van de heer Madlener met betrekking tot het budget dat al op de kaart stond. De heer Bruins (ChristenUnie): Voor de invoering van de ov-chipkaart werden er ook kosten gemaakt en die zaten gewoon in het kaartje. Nu we ineens een ov-chipkaart hebben, begrijp ik niet waarom je moet betalen voor een kaart waar je nog niets mee kunt doen en waar je nog saldo op moet laden. Vroeger zat het gewoon in het systeem. Dat zou tegenwoordig met die ov-chipkaart toch ook kunnen? Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus: Ik ga nu de vrije interpretatie in. Bij andere methodes wordt het ook geregeld. In een abonnement zijn de kosten waarschijnlijk al verwerkt. Bij een losse ov-chipkaart kan je dat niet doen en moet je in ieder geval voor het pasje betalen. Dat gebeurt ook bij banken, want volgens mij betalen we iets van €15 voor een bankpas nog voordat je er überhaupt geld op hebt staan. De voorzitter: Nee, mijnheer Bruins, u hebt geen mogelijkheid meer want collega Voordewind had eerder ook al een vraag gesteld. We houden het hierbij. Minister, dank voor uw komst naar de Kamer en dank voor de antwoorden die u hebt gegeven. Daarmee is er een einde gekomen aan het mondelinge vragenuur. Ik schors de vergadering tot 15.00 uur en dan gaan wij stemmen. De vergadering wordt van 14.53 uur tot 15.00 uur geschorst.