Rech tssociologie Rechtssociologie Prof.mr. B.P. Sloot Effectiviteit van het recht Nog niet eens zo lang geleden kon men op de meest onverwachte plekken winkelwagentjes aantreffen. Geen studentenflat of huis of er stonden wel een paar van die dingen. Tegenwoordig is daar geen sprake meer van. Als een rij gansjes zoeken de winkelwagentjes elkaar op en staan ze op het einde van de dag weer keurig in elkaar geschoven. Men zou kunnen menen dat de verzoeken van de grutters hun klanten in den treure gedaan ten langen leste hun doel hebben bereikt. We weten echter allemaal dat het beroep op het juridische geweten van de klant hieraan weinig heeft bijgedragen, maar dat de effectuering van het eigendomsrecht in dit geval is te danken aan het lumineuze idee om door middel van een apparaatje statiegeld van een gulden — in geen verhouding tot de waarde van zo'n wagentje — te innen. Moraal: pas door een 'vertaling' van een juridische norm in iets anders (hier: economisch motief) wordt deze effectief. (Een ander, nog mooier voorbeeld op een niet juridisch terrein is natuurlijk de welbekende 'vlieg van Wagenaar'.) In de boeiende, af en toe zelfs meeslepende dissertatie van Albertine Veltman, Effectuering van sociaal-economisch recht volgens de chaostheorie. Beleidsinstrumentering en rechtshandhaving van (supra) nationaal gelijke-behandelingsrecht, W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle 1995, wordt het vraagstuk van de effectiviteit van rechtsnormen in een breed theoretisch kader aan de orde gesteld. Juristen plegen de effectiviteit van het recht te toetsen door recht aan ander, hoger recht te toetsen. Maar dat is geen effectiviteit, zegt de auteur terecht. Effectiviteit verwijst naar de, bij voorkeur blijvende, veranderingen die rechtsvoorschriften in andere, niet-juridische domeinen — politiek, economie, religie — teweeg brengen. Nu worden deze afzonderlijke sociale domeinen gekenmerkt door hun eigen logica, taal, methode etc. Wil de logica van het recht invloed uitoefenen op de interne logica van de andere sociale domeinen dan zal een vertaalslag moeten plaatsvinden. Anders gezegd, de wetgever en degenen die het recht toe moeten passen zullen zorgvuldig moeten nagaan wat de opera- tionele betekenis van rechtsvoorschriften is in die andere domeinen. Tot een eenduidige vertaling zal het echter nooit helemaal kunnen komen omdat de eigenaardigheden van elk domein met zich meebrengen dat rechtsvoorschriften als ten principale wezensvreemde elementen worden beschouwd. Wel is het mogelijk om de 'ruis' in de gebieden waar het recht raakt aan andere domeinen helder in kaart te brengen. Zo zal de vertaling van beleidsvoornemens in rechtsvoorschriften of de vertaling van rechtsvoorschriften in motieven die gewenste gedragsveranderingen bewerkstelligen, beter doordacht kunnen worden indien men doordrongen is van de eigenaardigheden van de afzonderlijke domeinen. Belangrijk daarbij is dat veranderingen ingezet in het ene domein nimmer langs een eenvoudig lineair causale weg hun weg vinden in een ander domein. Vrijwel altijd treedt een meer of minder ernstige vervorming op: een wet kan allerlei onbedoelde gevolgen hebben. Bovengenoemde noties ontleent Veltman aan de 'chaostheorie', een van oorsprong natuurkundige theorie die een zekere ingang heeft gevonden bij de sociale wetenschappen. Hoe vruchtbaar die theorie voor het recht uiteindelijk zal zijn, moet nog blijken. Veltman kan er in ieder geval aardig mee uit de voeten bij haar toepassing op de gelijke-behandelingswetgeving. Zo is haar analyse van het discriminatiebegrip, in het bijzonder het onderscheid tussen 'verkapte' en 'indirecte discriminatie', leerzaam. Maar ironisch genoeg vond ik de boeiendste passages van haar studie telkens die waarin het idioom van de chaostheorie onaangeroerd bleef. Dat idioom is voor niet ingewijden tamelijk complex en doet, zeker bij eerste kennisneming, gezocht aan. Veltman is zich daar kennelijk van bewust wanneer ze aan het slot van haar studie de, voor haar uiteraard retorische, vraag stelt of een meer gebruikelijke begrippenkader niet zou hebben volstaan. Hoewel zij mij niet heeft weten te overtuigen, is haar studie stellig de moeite waard. KATERN 58 2791