Ach (Velt)man! from Nick Van Remortel, 26. Januari 2009, 15:52 Op donderdag 22 januari was ik als toeschouwer aanwezig bij een debat tussen mijn collega deeltjesfysicus Pierre Van Mechelen en niemand minder dan Nobelprijswinnaar Martinus Veltman. De gelegenheid was georganiseerd door het Vlaams-Nederlands Huis ‘deBuren’ in Brussel. Het thema van het gesprek was ‘de deeltjesversneller uitgelegd’, waarmee ik vermoed dat men de LHC bedoelde. Misschien is het nuttig om toch even kort de bijdrage van Veltman in de elementaire deeltjesfysica te schetsen. Eerst en vooral is het tijdskader waarin Veltman als jonge onderzoeker actief was uniek. De jaren 195070 waren de gouden jaren van de deeltjesfysica: experimentele en theoretische doorbraken volgden elkaar aan een sneltempo op, gedreven door de meest briljante geesten die de moderne natuurkunde heeft gekend. De gemeenschap was deeltjesfysici toen nog relatief klein, het was een periode waar iedereen elkaar kende, waar theoretische deeltjesfysici soms dagelijks een bezoek brachten aan hun experimentele collega’s en waarbij men samen nog last-minute veranderingen aanbracht aan een experiment, of waarbij de theoreticus nog snel een grootheid uitrekende die de experimentator best makkelijk kon meten met zijn nieuw toestel. Het werk van Veltman vat je niet zomaar samen in een paar lijnen, maar hij zette min of meer de kroon op een denkproces dat al in de veertiger jaren was begonnen met het werk van Feynman toen die de relativistische kwantumveldentheorie van het elektromagnetisme uitvond: QED. De vergelijkingen van QED behoren tot een verzameling die ijktheorieën genoemd worden. IJktheorieen zijn de ultieme vorm van bottom-up formulering van fysische wetten. Wat je in het begin van je natuurkundestudie leert zijn de empirische wetten van wat we nu als de ‘klassieke’ natuurkunde verstaan. De vergelijkingen beschrijven één of een aantal natuurlijke fenomenen van een bepaalde aard: denk maar aan de zwaartekrachtswet van Newton, de wet van Ohm, de wet van Boyle-Mariotti, de wet van Planck enzovoort. Al die wetten zijn erg nuttig in het dagelijkse leven en worden nog steeds door alle ingenieurs ter wereld toegepast. Het probleem is dat ze ogenschijnlijk allemaal los van elkaar staan en niet gebaseerd zijn op een aantal fundamentele eigenschappen van de natuur. IJktheorieen zijn dit wel en ze zijn gebaseerd op een aantal fundamentele symmetrieën van het fysische systeem dat wordt beschreven. Een aantal eenvoudige voorbeelden van die symmetrieën is de vrijheid van keuze in het ‘nulpunt’ van het systeem, spiegel- en rotatiesymmetrie. De enorme kracht en schoonheid van deze theorieën ligt nu net in het feit dat ze een fysisch fenomeen echt ten gronde beschrijven en bijgevolg een grotere hoeveelheid fenomenen, vooral op kwantumniveau, heel precies kan voorspellen. Daarom zijn ze zo enorm populair en nuttig in de elementaire deeltjesfysica, de fysica van het allerkleinste. Nu hebben ijktheorieeen de eigenschap dat ze oorspronkelijk erg lastig waren om precies een meetbare fysische grootheid uit te rekenen die men dan kon gaan meten in het laboratorium. Het kwam erop neer dat de standaardtechniek van de storingsrekening, die toegepast werd in de kwantummechanica als een soort van reeksontwikkeling waarbij de precisie van de voorspelling toenam naarmate men meer kleiner wordende termen in de wiskundige reeks uitrekende, hopeloos faalde. Het merendeel van de termen in de wiskundige reeks bleken oneindig te worden indien men de regeltjes blindelings toepaste. Het vergde een enorme genialiteit om in te zien dat je de wiskundige reeks kon herschikken en herschrijven volgens een wel gedefinieerd schema dat men renormalisatie noemt. Renormalisatie werd voor het eerst laboureus en handmatig toegepast door pioniers als Feynman en zijn tijdgenoten en later formeel aangepakt door Veltman en zijn toenmalige student ‘t Hooft bij de ontwikkeling van de elektrozwakke theorie die QED verenigde met de zwakke wisselwerking en werd geformuleerd door Weinberg, Glashow en Salam. Het is de formulering van de elektrozwakke theorie in combinatie met het werk van Veltman en ‘t Hooft dat aan de basis ligt van het succesvolle Standaard Model van elementaire deeltjes dat nu al gedurende bijna veertig jaar alle experimentele tests doorstaat. Het werk van Veltman liet dus, kort samengevat, toe dat je ijktheorieen kan maken zoveel je wil (van het zogenaamde massaloze Yang-Mills type) en dat je met een precies ‘voorschrift’ meetbare eigenschappen kan uitrekenen. Beeld je in wat een succes mensen zoals Veltman hadden: ze vormden een brug tussen de ontwikkelaars van nieuwe fundamentele theorieën over de natuur en de experimentatoren die nieuwe ideeën wilden testen door een aantal concrete voorspellingen erg precies te meten. Niemand had de draagwijdte en het succes van het Standaard Model ooit kunnen bedenken en het is moeilijk om jezelf voor te stellen hoe krachtig de combinatie is, maar ze beschrijft werkelijk zonder probleem honderden metingen van de meest diverse grootheden bij de meest diverse energieën tot op een ongeëvenaarde precisie en de theorie verwondert ons evenveel als ze ons frustreert. De reden is dat je pas grote vooruitgang boekt wanneer je een bestaande theorie kan verwerpen en vervangen door een meer volledig, fundamenteler inzicht. Er zijn veel argumenten die aantonen dat het Standaard Model niet volledig kan zijn en op een bepaald moment in conflict moet treden met het experiment. De ultieme vraag is, met welk experiment, en bij welke energie? De oplossing tot deze vraag is de LHC en wel hierom, de LHC en haar experimenten zijn zo gemaakt dat ze nagenoeg alle mogelijke voorgaande tests van het Standaard Model kan herhalen over een energiebereik dat tientallen keer groter is dan alle voorgaande tests. Het is de combinatie van die twee factoren die ons de hoop geeft dat de LHC het instrument zal zijn waarmee het Standaard Model zal worden omver geworpen. Daarom is alles aan de LHC zo groot en kost alles zoveel geld. Je zou kunnen stellen dat men domheid oplost met geld en instrumenteel ‘geweld’, maar dit moeten we toch nuanceren. We zijn al 40 jaar lang slimme tests aan het bedenken en we zijn er telkens in gefaald om ook maar enige duidbare afwijking van het Standaard Model te vinden en geen enkel fysicus slaagt erin om de ultieme grootheid te vinden die het meest gevoelig is aan de beperkingen van het Standaard model. Daarom doen we nu na 40 jaar frustratie de brute-force-aanpak met de LHC, maar wel op een doordachte manier. Het energiebereik van de LHC en de intensiteit van haar deeltjesbundels zorgt ervoor dat we de het Standaard Model behoorlijk gaan brutaliseren. Stel je voor dat je de luxe hebt om 100 miljard Galapagos-eilanden te maken om steeds met lichtelijk andere begincondities de evolutieleer van Darwin te testen. Het is hier waar Veltman het oneens is met de mainstream natuurkundigen: hij stelt zich erg cynisch op tegenover de brute-kracht-aanpak van de LHC. Niet alleen dat, hij stelt zich ook erg cynisch op tegenover zijn theoretische collega’s die gedurende de laatste 40 jaar bezig zijn om alternatieven voor het Standaard Model te formuleren. Ik ging naar het debat in Brussel met de hoop iets meer achter Veltmans motivaties voor die houding te weten te komen en ook om eventueel een visie (utopisch of niet) over de toekomst van het vakgebied te horen, maar ik bleef helaas op mijn honger zitten. Mede door een vrij oppervlakkige moderatie ontaardde het gesprek in een woordenspel of de oerknal nu al dan niet een goed propagandaplaatje is voor de LHC, of sterrenkunde nu al dan niet een fundamentele wetenschap is, maar de discussie ten gronde over het onderzoeksprogramma van de LHC werd niet gevoerd, grotendeels omdat Veltman een flauwe pose aannam waarbij hij alles zonder veel argumentatie afdeed als kletskoek en zich bovendien nogal neerbuigend gedroeg tegenover het publiek. ‘Ach Veltman, bewijs je het vakgebied hier nu echt een dienst mee’, zat ik met groeiende frustratie te denken. Ik had niet de moed om hem openlijk te confronteren, grotendeels uit respect en ook wel een stukje gêne, maar het bleef de afgelopen week wel door mijn hoofd malen. Bewees Veltman mij misschien een dienst? Het zette me aan het denken en ik moet hem helaas op vele punten gelijk geven, maar wil ook wel nuanceren. We leven niet meer in dezelfde tijd als 40 jaar geleden waar het merendeel van de deeltjesfysici (experimentatoren en theoretici) vrij coherent meewerkten aan de uitbouw van het Standaard Model. Er zijn momenteel 1001 alternatieven voor het Standaard Model, maar allen zijn slechts variaties op een beperkt aantal kernthema’s: Supersymmetrie, nieuwe interacties, samengesteldheid van onze huidige elementaire deeltjes en het bestaan van extra ruimtelijke dimensies. Welke het Standaard Model zal vervangen weten we niet en de kans is groot dat nog niemand de vervangende theorie bedacht heeft. Is de kloof tussen de theoretici en experimentatoren vergroot? Ik denk het wel, maar hoe kan het ook anders. De tijd dat men gezamenlijk met opgerolde mouwen aan iemands experiment ‘morrelde’ is voorbij. Alles is een specialisatie op zich geworden en de opbouw, complexiteit en budgetten zijn multinationaal-industrieel. Theoretici hebben hun fantasie gedurende tientallen jaren de vrije loop gelaten en zeer abstracte denkwijzen opgebouwd die vaak meer de grenzen van de wiskunde dan de fysica hebben verlegd (OK, ik kan ook soms cynisch klinken). Hun modellen zijn soms zo ver van de wereld dat een experimentator als ik er kop nog staart aan krijgt: Wat kan ik nu precies meten om dit model te testen? Sommigen gaan zelfs zover dat experimentele testbaarheid geen hoofdzaak meer wordt en eerder een belemmering van hun creatieve denken. Een hele generatie jonge experimentatoren heeft zich enkel beziggehouden met het bestuderen van simulaties: dingen die men bij de LHC zou kunnen observeren, of het ontwikkelen van computeralgoritmes, of het vinden van de juiste lijm waarmee men sensor x best verbindt met structuur y. Het wordt tijd dat we met echte nieuwe gegevens aan de slag kunnen. En wat met de LHC? Gaat het eindelijk iets nieuws vinden? Gaat het ons allemaal weer op het goede spoor brengen? Eerlijk gezegd, we kunnen alleen maar hopen en we worden er zo nerveus van omdat we niet weten of er achter die berg het beloofde land ligt. En langs de zijlijn roept het publiek ons toe: Zijn jullie er al? Zie je al iets? Zoals Veltman het in een beter moment van het gesprek stelde: Het is vrij saai wanneer men op zoek is naar de zee en na dagenlang klimmen over een reeks heuvels uiteindelijk, wel, alleen maar de zee vindt. Laten we in elk geval hopen dat we op zijn minst de zee zien, en niet weer een berg waarover we de komende 20 jaar moeten proberen te klauteren. Laten we ook afspreken dat we cynisme vervangen door enthousiasme en dat we alles uit deze dure operatie halen wat eruit te halen valt, met de financiële en morele steun van dat ‘domme’ publiek. © Nick Van Remortel: http://ruimtelogs.scilogs.be/index.php?op=ViewArticle&articleId=35&blogId=5