Nummers 1

advertisement
Nummers 1
Achtergrondinformatie:
Toen de tweede wereldoorlog begon, werd er veel verboden in Nederland.
Zo ook de radio’s.
Eerst moesten alleen de Joden hun radio’s inleveren. Uiteindelijk iedereen.
Mensen van het verzet zorgde stiekem voor radio’s en kranten zodat ze
toch de kans kregen om nieuws te verspreiden.
In het verhaal van Han hebben we kunnen horen wat er is gebeurt op de
dag dat de Duitsers Nederland binnenkwamen.
Ook het lied begon met een radioverslag. Wilhelmina probeerde op deze
manier het volk te steunen.
Han’s verhaal:
15 mei
’s Ochtends half 4……
Ik word wakker, kijk op de klok hoe laat het is en draai me om, om weer in te
slapen. Plotseling dreunen de ruiten. In de lucht hoor ik geronk. Mijn raam
was open. Ik vlieg uit bed en zie hoog in de lucht vliegmachines. In groepjes
van drie. Slaperige gezichten kijken uit de ramen. Weer dreunen de ramen. Ik
ga me aankleden.
Vader en moeder zijn ook wakker. Wij gaan naar beneden. Buiten gekomen,
is het al druk op straat. Militaire auto’s dreunen door de straten. Fantastische
verhalen doen de rondte. Iemand kijkt door een verrekijker…. Het zijn Duitse
vliegtuigen.
We zetten de radio aan. Bericht op bericht komt door: ‘Hier de
luchtwachtdienst Ypenburg (Dordrecht, Rotterdam enz.). Tien Duitse Henkels
op grote hoogte vliegende van Z.W. naar N.O.’
‘Hier luchtwachtdienst Rotterdam. Zes Duitse transporttoestellen laten
parachutisten uit.’
Hoog in de lucht zien we een oude Hollandse jager een Duitse aanvallen. Hij
bestrijkt hem meermalen met de mitrailleur, doch hij niet snel genoeg en
draait om.
Op straat: slaperige, zenuwachtige en angstige mensen. Soldaten worden
gealarmeerd, krijgen patronen en het bevel om op elk laagvliegend vliegtuig
te schieten. Op het station staat een luchtdoelmitrailleur opgesteld.
Ik ga met een stel jongens naar buiten naar de grote verkeersweg. Tientallen
vliegtuigen gaan over ons heen. Soms zoeken we dekking, als het jagers of
bommenwerpers zijn.
Een Duitser probeert in het weiland te landen. Angst grijpt ons aan. Het lukt
niet en hij vliegt weer verder. de tijd kruipt voorbij. We gaan weer naar huis.
Om 8 uur kwam het A.N.P. voor de radio: ‘Duitse troepen zijn ons land
binnengevallen. Dagorder van H.M. de Koningin aan de troepen. Hulp van
Engeland gevraagd…
Opdracht:
Maak een radioverslag of krantenbericht over het verhaal van Han.
Nummers 2
Achtergrondinformatie:
In de Tweede Wereldoorlog werden bepaalde mensen bedreigd: Joden,
zigeuners, verstandelijke gehandicapten en mensen die anders dachten of
waren dan de bezetters. Hitler had alle politieke partijen die het niet met
hem eens waren, verboden. Misschien ken je het verhaal van Anne Frank
en andere Joodse mensen die apart werden gezet. Als mensen apart
behandeld worden, noemen we dat discriminatie. De nazi's gaven in de
Tweede Wereldoorlog de Joden de schuld van allerlei problemen. Tegen
hen werd gezegd: `Jullie zijn niet veel waard. Jullie horen hier niet. Joodse
kinderen mochten niet meer naar een gewone school, samen met de
andere kinderen. Ze werden apart gezet. Er werden bordjes voor de ramen
gehangen met `Verboden voor Joden' erop. Wandelen in het park mocht
ook niet meer. Weer een poosje later moesten ze een gele Davidsster met
het woord Jood erop op hun jas dragen, zodat iedereen kon zien dat ze
Joden waren. Dat was makkelijker bij het discrimineren.
Voorbeelden
Kinderen hadden veel last van de bordjes met: 'Voor Joden verboden'.
Stel je voor, ze konden niet eens naar het zwembad.
Al was het nog zo warm, Joodse kinderen mochten er niet in. Ook aan
sport doen was er niet meer bij, want op sportvelden stonden ook overal
die nare bordjes. Bij het hockeyveld is eens zo'n bordje weggehaald, maar
toen werden de Duitsers woedend!
Niet alleen het zwembad was verboden. In de winter, wanneer het water
bevroren was, konden Joodse kinderen niet gaan schaatsen. Zelfs bij de
ijsbanen stonden bordjes. Stel je voor: als je vriendjes en vriendinnetjes
gaan lekker naar het zwembad, naar jij mag niet mee, omdat je Joods
bent! Of zij gaan gezellig voetballen of schaatsen, maar jij mag niet op het
voetbalveld of ijsbaan komen! Dat is toch niet eerlijk!
Opdracht:
Maak een toneelstuk over ‘Joden verboden’. Je mag voorwerpen gebruiken
of kleine dingen maken die er bij passen ( bijvoorbeeld een ster of een
bord “Voor Joden verboden”).
Nummers 3
Achtergrondinformatie:
Hongerwinter
In de Tweede Wereldoorlog was er te kort aan eten, textiel, boter, tabak.
Al die dingen kon je alleen krijgen als je daar speciale bonnen voor had.
De bonnen waren te krijgen in speciale kantoren. Die kantoren heetten
“distributiekantoren”. Hier hielden ze precies bij hoeveel bonnen je nodig
had en het was bijna niet mogelijk om hiermee te smokkelen.
Met de bonnen die je kreeg kon je niet veel voedsel krijgen.
Meer dan dit kreeg je in de Hongerwinter op een dag niet te eten.:
Twee aardappeltjes, 2 sneetjes brood en een stuk suikerbiet.
Honger en kou
De laatste winter van de oorlog heet de hongerwinter. Het was een
strenge winter. Sneeuw en ijs zijn leuk als je een volle maag hebt en als
de kachel brandt. Maar door de oorlog was er niet veel eten meer.
Vrachtwagens die eten naar de steden wilden brengen, werden door de
Duitsers tegengehouden. De mensen moesten het doen met bloembollen
en suikerbieten. Er was geen elektriciteit. Hout en steenkolen voor de
kachel waren op. In deze winter stierven veel mensen van honger en kou.
Vooral in de steden in het westen was er veel ellende.
Op zoek naar eten
In de grote stad haalden de mensen eten bij een gaarkeuken. Dit was een
grote keuken. De hele buurt kon er eten krijgen. Je kreeg er erg weinig,
maar het was tenminste iets. Kinderen zochten soms in vuilnisbakken
naar iets eetbaars. Op het platteland was nog wel eten. Moeders met
kinderen maakten lange tochten om aan eten te komen. Ze liepen soms
wel veertig kilometer. Ze ruilden kleren en sieraden voor een zak
aardappelen. Soms kregen ze het gratis.
Opdracht:
Hoe zouden de voedselbonnen eruit hebben gezien?
Wat moest erop staan?
Maak enkele voedselbonnen of bonnen die je ergens anders voor kon
inruilen.
Nummers 4
Achtergrondinformatie:
Anne mocht niet op haar eigen school blijven
Anne en haar familie woonden in de Amsterdamse Rivierenbuurt. Anne
ging daar naar school en leerde Nederlands spreken. In mei 1940 begon
Duitsland de oorlog tegen Nederland. Na 5 dagen vechten waren de
Duitsers de baas in Nederland.
Al snel gingen de Duitsers ook in Nederland de Joden apart houden van de
rest van de bevolking. Anne moest afscheid nemen van haar vrienden en
juffrouw. Ze moest voortaan naar een school voor Joodse kinderen.
Joden moesten een Een geel stukje stof waarop een ster en daarin het
woord 'Jood' gedrukt was. Davidsster gaan dragen. Zo konden Joden op
straat meteen herkend worden. Overal bij bioscopen, cafés en theaters
kwamen bordjes met 'Voor Joden verboden'.
Maar het werd nog veel erger
Vanaf juli 1942 begonnen de Duitsers de Nederlandse Joden weg te
voeren naar Oost-Europa. Alle Joodse gezinnen moesten hun koffers
pakken om daar te gaan werken. Ze werden van huis opgehaald en op de
trein gezet naar het Een terrein met gebouwen en prikkeldraad eromheen
waar veel mensen gevangen zitten. Concentratiekamp Westerbork in
Drenthe.
Van daaruit werden ze naar een concentratiekamp dat speciaal bedoeld
was om mensen te doden, vernietigingskampen in Oost-Europa, gebracht.
Meer dan 100.000 Joodse mannen, vrouwen en kinderen uit Nederland
zijn daar vermoord. In totaal zijn zo'n zes miljoen Europese Joden gedood.
Anne duikt onder en begint te schrijven
Om de Joodse mensen te helpen om te ontkomen aan de concentratie- en
vernietigingskampen, werd het verzet opgezet. Het verzet zorgde voor
adressen waar Joden zich konden verstoppen. Soms waren er twee of
meer schuiladressen nodig om alle leden van een gezin onder te brengen.
Voordat de onderduikers hun intrek kunnen nemen, moeten daarvoor in
de gastwoning één of meer ruimtes worden ingericht. Ze maken dan als
het ware een woning in een woning. Dat was niet eenvoudig want van
buitenaf mocht niemand het zien. Ook de buren of bezoekers van het huis
mochten er niet achterkomen dat er onderduikers in huis waren.
Een heel bekend voorbeeld is dat van de familie van Anne Frank.
Het gezin Frank dook in 1942 onder. Onderduiken betekent dat je zorgt
dat niemand je ziet. Je verstopt je en gaat niet meer naar buiten. Samen
met vier andere mensen zat de familie Frank verstopt in een huis aan de
Prinsengracht in Amsterdam.
Daar begon Anne aan een dagboek. Ze schreef wat ze meemaakte als een
jong meisje dat op een klein kamertje moest zitten. Ze had grote plannen.
Later – als ze weer vrij was – zou ze schrijfster worden. Twee jaar lang
heeft de familie zich voor de Duitsers verborgen kunnen houden. Toen
werden ze verraden en opgepakt.
Opdracht:
Maak een tekening van je eigen huis.
Je mag zelf weten of het een plattegrond, voor- of zijaanzicht is.
Teken een ruimte waar een onderduiker zich kan verstoppen.
Maak er iets mooi van!
Download