Samenvatting tekst 20 - Spivak en Bhabha door Bart Moore

advertisement
Antropologie: poging tot de essentie uit de teksten te halen ;)
Tekst 1 (Iris): Discours van de postkolonialiteit: problematiek van identiteit &
representatie
Postkolonialiteit: ‘post’ waarvan?
Afrika oefende altijd al grote aantrekkingskracht ui op het westen. Afrika is een beeld waarin het
Westen al zijn fantasieën en fobieën kan projecteren. Bijvoorbeeld ebola als symbool van een
wild continent.
Discrepantie tussen imaginaire, uitgevonden Afrika en het werkelijk bestaande, fysieke Afrika
(dat onzichtbaar werd gemaakt door de kracht van de verbeelding) is heel groot.
Het Afrika, zoals het in Heart of Darkness werd afgebeeld, is het Afrika dat in het collectieve
geheugen zo is opgeslagen. Dit boek is een van de belangrijkste sleutelromans die de betekenis
van het proces van kolonialisering en de relatie tussen het westen en afrika belichten.
Kolonialisme wordt gezien als een missie tot civilisatie.
Postkolonialiteit? Waarnaar verwijst post?
2 interpretaties
1. Continuïteit met een historisch proces
2. Breuk met een koloniale mentaliteit en westerse hegemonie
 Postkolonialiteit = culturele politiek van identiteit in de wazige context van een globale
wereld in overgang
Beëindigen van formele koloniale overheersing verloopt niet synchroon met de dekolonisatie
van de culturele verbeelding
Verschuivingen in benaderingen van cultuur, geschiedenis & traditie
1. 1e interpretatie van prefix ‘post’: als aanduiding van een historische causaliteit,
veronderstelt de continuïteit van een homogeen serieel verhaal, een periodisering van
de prekoloniale via de koloniale, naar de postkoloniale periode.
 lineaire visie
De productie van de geschiedenis vond plaats in het Europese centrum, net zoals de
kaart van de wereld. De onbekende wereld is een lege ruimte die wacht om door Europa
ontdekt en geciviliseerd te worden.
Evolutionisme: ~ riviermetafoor in Heart of Darkness.
Andere culturen zijn slecht van belang vanuit ene antiquarisch oogpunt, als vroegere stadia van
de modern samenleving.
De wereld is een museum en andere culturen zijn overblijfselen van ons eigen verleden.
Amerikaans diffusionisme ~Frans Boas
zette zich af tegen het evolutionisme (een monoculturele evolutionistische grondgedachte en de
ontkenning van culturele pluraliteit)
Leggen vooral de nadruk op de complexiteit van historisch-geografische invloeden op de
ontwikkeling van culturen.
Sterke nadruk op permanentie, een idealistische visie op continuïteit, relatief weinig aandacht
voor culturele veranderingen en innovatie.
Brits structureel functionalisme ~ Radcliffe-Brown, Malinowski
Synchronistische antropologie
Atemporele, onveranderlijke sociale structuren en systemen van samenlevingen zijn van belang.
Samenleving als organisch systeem bekijken, waarbinnen ongelijkheden onvermijdelijk zijn.
Acculturatie en sociale verandering: wordt gekoppeld aan Europees contact en koloniale
aanwezigheid vanuit een radicale tegenstelling tussen de authentieke, statische, onveranderlijke
eenheid in evenwicht die de traditionele samenleving is en de heterogene, oninteressante en
onproblematische indringing van het Westen
 zorgde voor de interesse in de ‘pure cultuur’. De authentieke cultuur, die er was voor de
kolonisatie.
 lang de nadruk op traditionele sociale systemen in de antropologie
 hiermee benadrukten de antropologen ook een essentialistisch primitivisme
Later: ook interesse in het ‘moderne’ Afrika
Typologische tijd:
de tijd wordt bevroren in het antropologisch schrijven. De beschreven samenleving wordt
buiten de tijd geplaatst en wordt een gelijktijdigheid met de schrijver ontzegd
 Denial of coevalness ~ Fabian
Frans structuralisme
zet zich expliciet af tegen het evolutionisme.
Lévi –Strauss
“cultuuruitingen zijn geen stadia in een lijn van temporele vooruitgang, maar wel permutaties
van een beperkt geheel van menselijke mogelijkheden. De grootste bijdrage die een cultuur kan
maken is gelegen in het verschil dat deze cultuur van andere culturen onderscheidt.
 hij zet zich af tegen een ideaal van 1 objectieve en homogene wereldgeschiedenis en 1
uniforme vorm van vooruitgang
 elke cultuur heeft zijn eigen project dat alleen maar in termen van die cultuur kan worden
geëvalueerd.
Geschiedenis?
= een stroom en vertrekt niet langer vanuit 1 welomlijnde logica of vanuit duidelijk omschreven
concepten van causaliteit of continuïteit, mar vanuit pluriforme noties van verschil,
heterogeniteit, alteriteit en openheid.
De teloorgang van de hegemonie van westerse representaties en vormen van
kennis en macht
Crisis van historische representatie: wanneer eindelijk diegenen die tot dan toe nooit een stem
hadden gehad, toch gehoor kregen.
Said
De Oriënt is de silent other van Europa. De beschrijving van de native van de gekoloniseerde
ander, ligt ingebed in een discours waarin de Europeanen voornamelijk zichzelf definieerden.
Het Westen heeft de slaaf nodig om zijn eigen autonomie te definiëren.
 kolonialisme = reflexief, het is een handeling en een proces dat ‘thuis’ beschrijft
Antropologie werd een gelokaliseerde visie van gemeenschappen die niet langer gesitueerd
worden buiten globale relaties en processen, maar worden beschouwd als momenten,
transacties en gebeurtenissen in een constitutie en reconstitutie van de koloniale macht.
 Nieuwe klemtoon op patronen van systeemverandering in de relatie tussen globale
wereldculturen toont aan dat cultuur geen onveranderlijk of alomvattend gegeven is, en
dat verandering niet steeds unilineair verloopt.
Koloniale ontmoeting: communicatie en wederzijds proces van projectie en constructie van
representaties en identiteiten tussen culturen.
Na verloop van tijd krijgt de Ander zelf ook een stem. Een golf van nationalisme neemt plaats in
Afrika. Voor het eerst wordt de cultuur van de kolonisator en de gekoloniseerde en het
antikoloniaal verzet zelf getheoriseerd vanuit de periferie (~ Négritude beweging)
 The Empire writes back: 2e literaire gold vanuit de diaspora
Recenter: een aantal antropologen en politieke wetenschappers begonnen een kroniek te
schrijven van de inventiviteit van Afrikaanse processen van democratisering ‘van onderuit’. Ze
analyseren volkse responsen op de geïnstitutionaliseerde macht, en tonen de veelgelaagde
verbanden tussen de machinaties van de macht en bestaande culturele patronen.
Richten aandacht niet op cultuur als homogene, éénmakende kracht, maar hebben ze meer
oog voor diverse vormen van sociale, culturele, politieke & religieuze ‘hybriditeit’, fusie en
cultuurvernieuwing en –metamorfose.
Postkolonialiteit: third space
Deze kon ingevuld worden door een negatieve, marginaliserende ruimte, gevangen in het
spanningsveld tussen enerzijds, de geprojecteerde moderniteit van het kolonialisme (die slechts
een illusie van ontwikkeling en vooruitgang biedt) en anderzijds een traditie die vaak enkele een
verwaterde afspiegeling is van een onduidelijk mythisch verleden.
Anderzijds de huidige generatie van postkoloniale theoretici (Spivak & Bhabha) die een veel
meer positief geladen interpretatie van de intermediëre ruimte geven. Het begrip hybriditeit
wordt hier ontdaan van negatieve connotaties van verval en teloorgang, maar wordt
gerevaloriseerd als de creatieve essentie van de postkolonialiteit zelf. Postkolonialiteit en
postmoderniteit vallen hier samen.
Postkoloniale realiteit kan niet uitsluitend verklaard worden vanuit de koloniale dynamiek als
palimsestuele praktijk, net zomin als ze kan worden verklaard vanuit een simplistische
interpretatie van globaliserende processen vanuit het westen. Globalisering leidt niet per se tot
eenheid, want globale systemen blijven altijd meervoudig en divers.
De postkoloniale hybriditeit ontsnapt aan de binaire categorieën uit het verleden en maakt het
mogelijk om nieuwe antimonolithische modellen van culturele uitwisseling en ariculatie te
ontwikkelen.
De Third Space evolueert zo, eerder dan tot een marginaliserende ruimte, tot een transitoire
ruimte van ontmoeting, vertaling en onderhandeling van betekenissen en identiteiten.
Post is geen breukmet de kolonialiteit als drager van een bepaald historisch project.
Post is geen nadien, opent geen nieuwe horizon, laat het verleden niet achter zich,
maar omsluit daarentegen het verleden van het (pre)koloniale moment.
Kenmerken voor de postkolonialiteit is het gevoel van fragmentering, van desoriëntering en van
verstoring van richting en zin in de tijd en in de ruimte.
TEKST 1 DISCOURS VAN DE POSTKOLONIALITEIT
Joseph Conrad  heart of darkness  afrika dient als krachtig negatief beeld van het westerse zelf
-
Groot verschil tussen het imaginaire en het fysisch bestaande Afrika
Geeft via heart of darkness betekenis aan het proces van kolonialisering
o Kolonisatie project: the heavenly mission to civilise
Postkolonialiteit
-
-
Continuiteit
o Temporele dimensie
o Houdt het historisch moment zichzelf ook onvermijdelijk in
Discontinu
o Breuk, radicaal verschilt
Beide zijn te eenvoudig!
Is de culturele politiek van identiteit in de wazige context van een gobale wereld in overgang
Stromingen in antropologie
1)
-
Evolutionisme
Continue, homogeen serieel verhaal
Eurocentrisch
Maak hierbij de terugkoppeling naar de rivier metafoor
2) Amerikaans diffusionisme
- Nadruk op de complexiteit van specifieke historische geografische invloeden op de
ontwikkeling van culturen
- Was tegen de ontkenning van de culturele pluraliteit van het evolutionisme
3) Brits structuralisme
- Sluiten historische processen uit
- Denk aan malinowski: onveranderlijke sociale structuren en systemen van een samenleving
… de rest van dit stuk komt écht helemaal aanbod in de slides, andere teksten!
Teloorgang van de hegemonie
Epistemologische crisis
-
-
-
Ontologisch imperialisme?
o Ander zijn verdween om op te gaan in het zelfde?
o Westen heeft een slaaf nodig om zichzelf te definiëren, eigen autonomie
Oriëntalisme
o Werkelijke kennis en de ideologische constructies
o Politiek geladen karakter van kennis, dissectie van waarheid
Antropologie verschuift van kolonialisme verbonden project naar gelokaliseerde visie van
gemeenschappen
Cultuur, verandering NIET unilineair
-
Niet meer invloed van1 cultuur op de andere
Koloniale ontmoeting als communicatie, wederzijds proces van projectie en constructie van
representaties en identiteiten tussen culturen
Ontmoeting tussen het globale en lokale niveau = wordt ook de kolonisator getransformeerd
Antropologie
-
Verschillende gepluraliseerde koloniale verhalen onderkennen
Over de koloniale cultuur
o Kolonialiteit en contact met andere culturen
o Koloniale representaties, exotisme en beelden van de niet europese andere
o Museumpraktijken
Aan de hegemonie komt ook een einde
-
Nationalisme getheoriseerd vanuit de periferie
Negritude beweging
Dekolonisering wordt begeleidt door reflectie vanuit een radicale breuk met het westen
o Empire writes back
Hybriditeit
-
-
-
Kan positief ingevuld worden  belangrijke verschil met de eerste generatie theoretici
o Senghor: essentialistisch, primitivistisch  discours van kolonisator  zwart
essentialisme
Gehybridiseerd en geaccultureerd  inauthentiek
De koloniale intermediare ruimte is geen marginaliserende ruimte
o Het is een ruimte tussen traditie en moderniteit
 Tussen de verwaterde tradities en de illusie van ontwikkelingen
Spivak bhabha  neer er is een positieve intermediaire ruimte
o Geen negatieve connotatie van hybriditeit
o Er wordt hierbij een vergelijking gemaakt met een rizoom
TEKST 2 THE SUBJECT METHOD AND SCOPE OF THE INQUIERY
Methoden voor het verzamelen van etnografisch material (bronnen)
-
De bronnen hebben enkel een wetenschappelijke waarde wanneer er een onderscheid
gemaakt kan worden tussen
o Resultaten van directe observaties
o Indirecte resultaten
 Inferenties van auteur op basis van gezond verstand en psychologisch inzicht
3 aspecten waarmee je rekening moet houden in je onderzoek
-
-
-
Wetenschappelijk onderzoek
o Classificatiesysteem van relaties  law en order maken!
 Mentale kaarten
 Kinship
 Genealogie
Geode condities werken
o Niet te veel met andere blanken in contact komen
o Voor een lange tijd daar wonen
o Actief participeren
Speciale methode
o Zelf afleidingen maken
o Reduceert de hoeveelheid informatie door het maken van die mentale kaarten
Ga opzoek naar de regels, de sociale instituties waaronder kinship zodat je een volledig beeld krijgt
over de groep
-
De regels zijn belichaamt in de mens door interactie van traditie met de materiële conditie
Deze algemene wetten moet je echter zelf afleiden!
Het onderzoek moet zo BREED mogelijk gebeuren, veel details!
Genealogie  synoptische kaart met relaties tussen aanverwanten
-
Breed mogelijk definiëren
Doel van het etnografisch veldwerk moet bereikt worden via 3 wegen
-
Organisatie groep
o Duidelijk omschreven zijn via concrete statistische documentatie
Gedetailleerde observatie via dagboek
o = inpoderabilia of the actual life and the type of behavior
Naratieven
o Waaronder magische geformuleerde verhalen
TEKST 3 STRUCTUUR EN FUNCTIE IN PRIMITIEVE SAMENLEVING
Er bestaan 2 vormen van onderzoeken
-
-
Ideografisch
o Beschrijvend
o Geen wetmatigheden
o Vb. geschiedenis, antropologie, opzoek gaan naar het sociale leven
o Dit zijn PSEUDO wetenschappen!
Nomothetisch
o Opzoek naar algemene conclusies
o Vb. sociale antropologie
o Dit is de ECHTE wetenschap, het theoretisch begrijpen van concrete situaties waarbij
acceptabele generalisaties gemaakt worden
Sociale antropologie
-
-
-
Classificatie van het proces van het sociale leven = studie van vormen van sociaal leven bij
primitieve mensen
o Synchronisch
o Diachronisch
Tradities, man & vrouw, gaan ook in culturele processen overgebracht worden
Sociaal systeem gaat de interactie bepalen, gedetermineerd door verwantschappen
o Kinship
Adaptatie (hoe stabiel is een systeem)
o Inwendig als uitwendig
 Oecologisch
 Institutioneel
 Cultureel
Sociale relaties worden bepaald door sociaal structuur, processen van normen en regels die
via de instituties doorgegeven worden
TEKST 4 TIME AND THE EMERGING OTHER
Antropologie = savage, primitieven onderscheiden  kan via de tijd gebeuren
1) Sacred time
Sequentie van gebeurtenissen bij verkozen mensen, geschiedenis is lineair
Staat tegenover seculiere tijd
2) Seculiere tijd
- Ontstaat door de klassieke filosofie, contact met andere culturen en vooruitgang in
technologie
- Hierdoor komen er generalisaties van geschiedenis  bousuet
o Geschiedenis gaat vanaf nu niet alleen meer over katholieken maar over elke mens
o Deze mens bevindt zich wel in verschillende stadia
 Spatiale tijd
 Universele orde
- Humanisme
o Ontstaan van reisliteratuur
o Zelfrealisatie van de mens doorheen de tijd, in afrika staan ze echter op een
verschillend tijdperk
- Tijd is hierbij immanent, relaties tussen delen van de wereld zijn temporeel
- Uit deze aanleidingen ontstaat dus de seculiere tijd
o Naturaliseert alles en leidt tot evolutionisme
 ~sociale evolutie
 Er ontstaat een taxonomie  verschillende samenlevingen staan op een
verschillende tijd!
 Politiek project  koloniale dominantie
De antropologie weigert nu nog steeds de coevelness van bepaalde samenlevingen tegenover het
westen
-
-
-
-
Fysische tijd
o Natuurlijk proces
o Politieke fysica
 Er kan maar 1 samenleving op 1 gebied zijn TENZIJ de cultuur statisch is 
overwinnen
 Samenlevingen in Afrika zijn gewoon objecten
Mundane tijd
o Grote periodes in de fysische tijd waaronder de steentijd
o Arbitrair
Typologische tijd
o Pre-industrialisatie  industrialisatie
o Vergelijken op een temporele schaal met westerse samenleving = antropologen het
meeste gebruiken
Intersubjectieve tijd
o Deze tijd maakt interactie mogenlijk = coevelness
MAAR PROBLEEM de coevelness wordt hen niet gegeven waardoor etnografie niet kan bestaan! Er is
een schizofreen gebruik van tijd
TEKST 6 hier heb ik gewoon vertaald, sorry!
Auteur claimt: sociale antropologie ligt dichter bij sommige vormen van geschiedenis dan bij
natuurwetenschappen.
-
-
Kritiek
o Invloed van Malinowski, Radcliffe-brown  extreem vijandig tegenover
geschiedenis, nog steeds dominant!
o Rest van de wereld ook vijandig OF onverschillig tegenover geschiedenis
Antropologie volgens Kroeber: heeft fundamentele antihistorische neigingen
De stichters van antropologie hebben onomkeerbaar verwisseld voor onvermijdelijk  formuleren
van wetten in de geschiedkundige ontwikkeling waarbij alle samenlevingen doorheen een
gedetermineerde opeenvolging van fasen gaan
-
-
Diegene die het niet deden, deden het toch
o Verklaren van een institutie in termen van de oorsprong, op basis van de
voorgangers, wat de karakteristieke kenmerk is van een historische methodologie
Functionalistische kritiek op de evolutionaire theorie  lieten de gebreken hiervan zien
o MAAR gebruikten de etnologische feiten op een +- zelfde manier
o Diachronische wetten werden even verlaten voor synchronische wetten
o MAAR zoals Comte het ziet: diachronische wetten moeten eerst gemaakt worden
vooraleer de synchronische wetten gevalideerd kunnen worden
o Alexander Spoehr  functionele afhankelijkheid: verandering in een variabele
resulteert in verandering in een afhankelijke variabele
Verwarring  falen in het begrijpen van het verschil tussen natuurlijke en normatieve wetten +
functionalisten waren de evolutionaire schrijvers aan het bekijken  diffusionisten kwamen al met
kritiek
-
Sociale en culturele ontwikkeling komen door het contact tussen mensen
Lenen van ideeën, technieken en instituties
NIET door evolutionaire wetten die te abstract zijn
MAAR diffusionisten zelf: onkritisch, dogmatisch, wilden zelf universele wetten maken die
niet veel verschilden van hun tegenstanders
o Gebruikten historische methoden voor hun onderzoek
o Verwaarlozen van de regels voor evidentie zorgde voor een nog grotere afkeer van
geschiedenis
De functionalisten bekritiseerden de evolutionisten en diffusionisten  uitdaging voor het schrijven
van slechte geschiedenis
-
Lieten de geschiedenis vallen
Hielde de wetten  dat maakte de geschiedenis slecht
Negeerde de historische onderzoeken én dat de vals geschiedenis die ze aanvielen de
typische geschiedenis was  wijzen de hele historische verklaring af
o Ze beargumenteerde dit door de methodologische distantie tussen gegeneraliseerde
wetenschap en de geparticulariseerde wetenschap

Sociale antropologie, natuurwetenschappen  geschiedenis
Het onderscheidt tussen sociale antropologie en geschiedenis zou waar zijn als
-
Geschiedenis een opeenvolging van unieke gebeurtenissen
Sociale antropologie een set van gegeneraliseerde proposities zou zijn
o Veralgemenen maar een beetje meer dan historici
o Deduceren feiten niet van wette of verklaren ze in wetten en zien het algemene in
het particuliere = historici
Geschiedenis is niet de successie van gebeurtenissen maar de link tussen de gebeurtenissen
Andere versie van de generalisering tegenover de particularizering
-
-
-
Sociale antropologie is meer comparatief dan geschiedenis
o SA: object van natuurwetenschappen = vergelijken = similariteiten te vinden
o G: verschillen vinden
Echter beide zijn zich er van bewust dat er in het particuliere iets gegeneraliseerd zit,
interpretatie moet je altijd hier rekening mee houden
Als de specifiekheid van iets verdwijnt dan is het zo algemeen dat het zijn waarde verliest
Gebeurtenis verliest al zijn betekenis indien het niet gezien wordt in een zekere regulariteit
en constantheid
Vb. je moet kijken naar de relaties tussen landen, feodaal systeem, de individuen verliezen
hun belang, er wordt gekeken naar de dol die bepaald wordt door de karakteristieke set van
de sociale relaties
o X ipv y = over het algemeen goed overeenkomen
Historische feit = unieke kenmerken weg heeft ontsnapt ook de temporaliteit
o Niet meer een accident
o Conceptuele stabiliteit
 Greshams law (overstijgt de uniekheid van henry)
CONSEQUENTIES VOOR SOCIALE ANTROPOLOGIE DOOR DE BREUK MET GESCHIEDENIS
1)
-
Kritiekloos bronnen gebruiken
Documenten
Zonder weer te geven waarom die bron gebruikt wordt
Ook oppassen met de eigen veld monografiëen = te veel vertrouwen in
Sociale antropologie maakt gebruik van directe observaties = etnograaf
o Comparatieve studies schakelt hij over op documenten zoals de historici doen
Relevantie van historische technieken  aanvaard door sommigen
2) Verleden van de bestudeerde mensen
- Weinig moeite om via historische bronnen en verbale traditie het verleden van de mensen te
reconstrueren
o Antiquarian interesse
o Irrelevant voor de functionele studie van institituties hoe die veranderde
-
-
3)
-
Meest primitieve samenlevingen = wil je de institutie begrijpen  documenten, verbale
verzamelingen
Antropologen hebben steeds meer aandacht voor de geschiedenis van de primitieve mensen
maar zelden gaat dit verder dan een schetsing van de achtergrond
o Nog niet geleerd hoe historisch materiaal sociologisch behandeld kan worden
Tip van auteur
o Verbale tradities neer schrijven in teksten, eigen taal, zonder selectie en interpretatie
van de etnoloog  getuigd dat hij de taal en structuur begrijpt
Primitieve volkeren zijn statisch
Voor de europese dominatie  primitieve volkeren statisch
We zien de samenleving in en vals perspectief, 2 dimensioneel
Boas: om een complex fenomeen te begrijpen  weten wat het is en hoe het er is gekomen
o Etnografische geschiedenis
Etnologisch onderzoek
o Waardevol onder de grootste voorzorgen streng trouw te zijn aan de regels van de
evidentie
4) Geschiedenis en het heden
- Traditionele geschiedenis  deel van de gedachten van de levenden, deel van het sociale
leven dat de antropologen direct kunnen observeren
- Onderscheiden van de effecten van een gebeurtenis en het belang van de gebeurtenis
o Geheugen, representatie in orale of geschreven traditie
o Gesichte historie, storia storiografia
- Alle geschiedenis is hedendaagse geschiedenis
- Geschiedenis van het verleden is geincapsuleerd in de context van de hedendaagse
gedachten en het maakt deel uit van het heden en is hier toch ook van gescheiden
- Wat voor een soort tradities worden herinnert ?
- Malinowksy heeft hier aandacht aan besteed maar NIET systematisch
o Eerder mythes dan geschiedenis
- Omgevings condities beïnvloeden traditie en de mensen hun gevoel voor tijd
o In afrika verdwijnen alle tekenen van de nomaden ildat er geen stenen structuren
zijn
- Student heeft 3 taken
o Recorder, historian en socioloog (neemt ze op, historische validiteit en geeft een tijd
notatie, sociologische interpretatie)
5) Mythe vs geschiedenis
- Desinteresse in de geschiedenis van simpele samenlevingen
o Geen onderscheid tussen geschiedenis, mythe, legende, anecdote, folklore
Mythe: als ze het woord traditie al niet gebruiken = alle verhalen van het verleden
Historie: meer of minder mogelijk
Mythe: onmogelijk
MAAR mythe en historie zijn op een belangrijke manier verschillend van elkaar, in karakter
-
Niet enkel op basis van wat mogelijk is
Een verhaal kan waar zijn maat mytisch in karakter
Een verhaal kan vals zijn maar historisch in zijn karakter
Mythe
-
Niet een opeenvolging van gebeurtenissen met een morele betekenis in een situatie
Niet enkel allegorisch of symbolisch van vorm
Niet geincapsuleerd, zoals geschiedenis,
MAAR een re-enactment fusing heden met het verleden
o Het is tijdsloos
 Kan altijd gebeuren
 Niet gebonden aan tijd of plaats
o Er zijn absurde zaken in  niet als een waarheid opvatten (wel bij geschiedenis)
 Essentie van een mythe: gebeurtenis ligt buiten menselijke ervaringen,
vraagt om inbeelding
o Wordt anders bekeken door mensen van de samenleving
 Zien mythe niet op dezelfde manier als geschiedenis
6) Sociale feiten
Groot deel van de sociale feiten  documenten van historici  algemene en specifieke geschiedenis
-
Generalisaties  zelfde soort van fenomenen gebruiken als de data van geschiedenis ZELFS
als er gewoon conclusies mee nagekeken worden over de primitieve samenlevingen
Geschiedenis van perioden  veel analogiën naar wat de antropoloog studeert in hedendaagse
primitieve samenlevingen  concepten die van belang kunnen zijn voor ons
-
Marx over kapitalisme
ECHTER de historie die het dichtste overeenkomt met onze geschriften  vroegere perioden
-
Omdat paucity van gedetailleerde infomratie over gebeurtenissen en persoonlijkheden
Instituties en sociale structuren behandelen zoals antropologen doen
7) Sociale evolutie
Ontwikkelings trend in sociale evolutie  kan enkel worden verkregen indien historische feiten erbij
in zitten
-
Sommige antropologen spreken van sociale verandering betekend niet meer dan
geschiedenis
Experimentele situatie van geschiedenis meer gevarieerd is dan iets wat antropologen
kunnen observeren van primitieve samenlevingen die veranderen n contact met de europese
civlisatie
8) Bestuderen van samenleving
Tendens in het verleden en vandaag, om functionele etonografische studies van de primitieve
samenlevingen te overschatten ten koste van de ontwikkeling studies en het negeren van historische
feiten  voorkomt dat we de validiteit kunnen testen van een aantal basis assumpties
-
Samenleving  structuur  functioneel afhankelijke instituties of een set van sociale
relaties
Maken gebruik van analogie met biologie
-
Structuur van een samenleving begrijpen en het functioneren zonder iets te weten over de
geschiedenis
MAAR samenleving is niet hetzelfde als een term uit de biologie
-
Veranderen  samenleving op een ander tijdstip OF een hele nieuwe samenleving
In het licht hiervan moeten begrijpen als samenleving en structuur gedefinieerd worden
o Structuur enkel betekenisvol in een historische expressie  set van relaties dat blijft
bestaan over een zekere tijd
Sommigen hebben de snelle veranderingen in primitieve samenlevingen proberen te verklaren door
het proces van organische analyse te verlengen  ze zijn dan in een pathologische conditie
-
Maar ook belangrijk om uit te zoeken wat normaal is in die samenleving
Algemeen
Je kan het niet hebben over wat normaal is in een psychologische analogie  normaal is in een
bepaalde samenleving kan abnormaal zijn in een andere
We kunnen enkel de samenleving begrijpen indien we het heden en retrospectief bekijken
-
Weten wat de potenties zijn, kwaliteiten
Iemand die meevecht in de franse revolutie weet beter wat dit betekend
De grootste sociale veranderingen hebben plaats gevonden zonderdat de hedendaagse geleerden
bewust zijn van wat er toen gebeurde
Natuur van de instituties is gegroeid in het proces van verandering, kunnen die niet begrijpen zonder
die te plaatsen in de gechiedenis
-
Levi Strauss maakte dezelfde observatie
o Wie geschiedenis negeert zorgt ervoor het heden niet te kennen
o Geschiedeniskundige ontwikkelingen permitteren ons om relaties met het heden te
wegen
Geschiedenis is de beweging waardoor de samenleving zichzelf laat zien
9) Historiografie
Hiistoriografie  houdt een belangrijke veld van sociologische studies in
-
Historici en de documenten zelf de bron zijn van onderzoek
Wat we nu schrijven over de franse revolutie is anders dan 100 jaar geleden  niet omdat
we meer weten van gebeurtenis  klimaat van opinies is verandert
o Samen met politieke en sociale veranderingen
Studie van historische kennis is een deel van de inhoud van sociale gedachten van een verandernd
heden. En deze studie zou een sectie van de kennis van sociologie inhouden
Er zijn heel wat voordelen als geschiedenis en sociale antropologie zouden samenwerken
-
Verschil tussen lezen over documenten en er echt mee samen wonen
o Maar deze nadruk op veldwerk verhindert samenwerking historici + exclusieve
interesse in primitieve volkeren
o Resulteert = nota’s maken bij veldwxerk geen vaardigheden om het te noteren voor
geschiedkundig onderzoek
Een antropologische training met veldwerk zou waardevol zijn voor het onderzoeken van vroegere
perioden in de geschiedenis  instituties komen meer overeen met de instituties en manier van
denken van mensen uit vroegere perioden uit de geschiedenis
-
Moeilijk voor historici om vanuit documenten de mentaliteit op te stellen
Antropologen vragen zich af of historici dan wel de juiste conclusies trekken
o Historici beschrijven de grieken als naiever dan de wilden die op een lagere
technologisch en cultureel niveau staan
De historici kunnen dus een socioloog zijn en andersom  wat zijn dan de algemene verschillen
tussen beiden?
-
-
-
-
Niet in de methode
o Vertalen beide een set van ideeën in termen van ons zidat het verstaanbaar wordt
o Antropoloog bestudeerd de mensen vanuit de eigen ogen, historici via documenten
is geen methodologisch verschil
Niet in de duur van het onderzoek
o Antropologisch onderzoek over mensen over een kortere periode van tijd is geen
vitaal verschil
o Sommige historici bestuderen slechts enkele jaren
Het is waar dat het verleden van de historici, tot we bij de archeologen aankomen, beter
gedocumenteerd is  betekend enkel dat de feiten groter zijn, de evenementen en
persoonlijkheden meer scherp omlijnd zijn
Niet: antropolgen bestuderen kleine samenlevingen en de historici grotere
Niet de inhoud wat vaak genegeerd wordt door historici (magie)
WEL
Meeste historici  politieke gebeurtenissen
Antropologen  huiselijke relaties  even belangrijk
-
Meestal genegeerd door historici
Historische geschriven die gaan over onderwerpen als magie en familie missen veel van de
problemen die bekend zijn voor de antropologen  speciaal voor getraind zijn, vice versa in andere
situatiesç
Vragen die we ons zelf stellen, informanten  vragen die op ons komen  druk van terugkerende
situaties  niet vragen
-
De documenten laten niet zien wat we missen
De historici kunnen enkel gedrag observeren via documenten
De antropoloog kan vragens tellen, direct gedrag zien
In de praktijk worden de data vanuit een andere approach onderzocht, beschreven op een bepaalde
manier en vanuit een bepaalde invalshoek bekeken
-
Geschiedenis: geschiedenis van kingship in detail over eeuwen heen
Antropologie:sociale relaties op een bepaald moment
Hoe de kroon staat vergelijken met andere perioden
Verschillende orientatie
-
Nadruk op veldwerk als deel van training
o Geschiedenis schrijft , antropologie 
o Geschiedenis gaat niet naar x gaan = hedendaags denken gaat vermengen met toen
o Antropologie; wat we geleerd hebben over het nu in licht zijn van de ontwikkelingen
in het verleden
o Feitelijk bestuurd de historici het verleden in termen van zijn eigen ervaringen in het
heden
 Analogie naar heden trekken
Het begrijpen van categorien van mensen in een andere tijd door de ervaring met zijn eigen normen,
waarden,…
-
-
Als er geen overlap was tussen hedendaagse cultuur en alle culturen, basis psychologie
o Niet de historici over mensen in verschillende tijden en plaatsen
o Niet de antropologen die leven bij de primitieven
Hun kunnen verstaan
o Geen categorie voor observaties
Paradox: als het heden geevalueerd moet worden retrospectief wanneer het verleden wordt, het
verleden geavlueerd moet worden in het licht van het heden
Studeren het zelfde voor verschillende doeleinde
-
Antropoloog onderzoekt het verleden enkel voor zien of een kenmerk constant is, is iets
repetitief
Auteur gelooft in de interpretatie van een functionalistische lijnen en historische lijnenen =
combineren
Auteur ziet geen vitaal verschil tussen sociale antropologie en geschiedenis
Tekst 7: other times, other customs: the anthropology of history
Durkheim: each society has its own life, its own course, and similar societies are as comparable in
their historicity as in their structure
= idiographic point of historical relativity
heroic history
= the divine king= ale to mediate its relations to the cosmos-which thus also responds, in its own
natural order, to his sovereign power.
Divine action: the creation of the human and cosmic order by the god.
- the king is the condition of the possibility of community.
f.e. Thakombau= dominant power in 19th century Fiji.
> as when he himself turned, all would follow.
- Thankombau, found the true god=> his profession of faith abruptly redefined the terms of battle
=> thakombau became the incarnate hope of christianity in the fiji islands.
( christianity was destined to become the religion of thakombau because it was won in a battle
whose causes were as identified with the chief as the reasons men fought lay in ther constituted
obligations to serve him, the terms and modes of that service being the same as ritual adoration of
the god)
=> this really is a history of kings and battles
= multiplying the action of the king by the system of society gives him a disproportionate historical
effect.
- history unfolds as the social extension of the heroic person, it is likely to present a curious mixture
of tactical geniality and practical irrationality
- in tekst komt ook woordje positional succession voor ( wordt niet uitgelegd hierin)
- the society is constructed as the institional sum of its individual practices
=> cumulative expressions of individual actions
myto praxis
=> great corpus of maori myth in order to fight a certain polynesian war
=> famous collection of myths from the practicalities of battle, because the maori, who think of the
future as behind them, find in a marvelous past the measure of the demands that are made to their
existence.
Maori: cunning mythologists, who are able to select from the supple body of traditions those most
appropriate to the satisfaction of their current interests, as they conceive them.
- each tribe has a humanity specific to itself, arising from the attributes of its particular ancestors and
the saga of their migration from hawaiki, spiritual homeland of the maori.
Mythe: flag staff
=> the flag was a sign that their country had gone from them
- Maori could put an end to British domination by cutting down the flagpole ( interpretation by
Britain)
myth of manaia
= myth rehearses a common maori motif of contention over land between successive parties of
immigrants from hawaiki.
Tekst 9: african histories and the dissolution of world history
- increasing number of historians began to doubt their own methods
=> their choice of subject and method is a product of their own time and circumstances,
not an inevitable outcome of the impersonal progress of historical science
=> begin to read European archives in a new light to see what they reveal on african
history
( f.e.: read sources in African Language)
= expansion of historical research : showed how limited our understandings were
earlier
- new bodies of knowledge
- led to a sense of doubt rather than triumph > historians now understand the dubios
criteria according to which women and africans, peasants and slaves were excluded
from the histories of earlier generations
=> raise questions about the validity of that narrative itself
result: integration of African history into the history of the eighteenth century
- history undermined itself=> by which knowledge grew and brought itself into doubt
voorbeeld: oikoumene
 introductie van agricultuur wordt eerst op een heel andere manier beschreven. Na
onderzoek, het richten van een nieuw perspectief=> weten ze nu dat de domesticatie
van dieren al veel langer bestaat in Afrika.
=> new ways to find new ways of defining the spatial boundaries of important processes
in world history.
= development of the annales school
= fresh historical vision
- focused on the critical study of archival documents, especially as they related to
minutiae of political events
Fernand Braudel: the great leader of second generation annales historians, opened up
the boundaries of historical space in a way that made it easier for us to understand
Africa in world history.
=> a tool to break out of narrow definitions of core and periphery in world history
( we can read many maps side by side= uitbreiden van perspectief)
Braudel: ( follower of the annales school)
- how representative is our historical knowledge in relation to the totality of the
universe that might be described, if only we knew the full story ?
=> WE ALSO OUGHT TO BE CONCERNED WITH WHAT DOES NOT SHOW UP IN THE
STATISTICS
YET:
-Braudel himself could not break out of a unidirectional history of the world with
Europe as its center
=> civilisation materielle: attempt to write a world history
Wallerstein: came to him as a specialist in the sociology of Africa
=> he borrowed from writings about dependency and formulated an interpretive
framework describing the whole of the world, in the most recent period, as a capitalist
system.
- the powerful countries of the capitalist core draw strength from their
relationships to the poor countries of the periphery
=> used this framework to make a systematic character of inequality between the
people he called =>
1) les have
2) les have not
Braudels understanding of space
=> each spatial frame is carefully differentiated
- makes a difference between
1) black Africa
2) White Africa
= based on the understanding of race
=> black africa is uncivilized and a white africa = civilized
weakness of Braudels work
= whether his unindirectional interpretation of africa is merely an unfortunate
idiosyncracy of an otherwise great historian, or wheter it is a sign of deeper problems in
the way many historians construct their narratives
civilizaton:
- usage in the english language: has caaried connotations of self and other
=> african cultures are egalitarian and static
=> european cultures are hierarchical and dynamic
IGBO: een uitzondering op de regel
- hier was een verschillende set van interrelaties aan het werk
 some of the long accepted categories of historical understanding are irrelevant.
PROBLEM:
- is that the categories of historical analysis are normally drawn from Europe, and
therefore the historian looks in Africa for a familiar constallation of kings, nobles, church
and merchants.
=> Europe= normal
non Europe= appears to be abnormal, primitive
NEW VISION
=> Eric Wolf
(een alomvattend framework waarin ook de categorisaties volgens de Afrikaanse
stammen zitten en niet alleen “ de normale” categorisaties van Europa)
=> he works so hard to reverse the balance of emphasis from Europ to the people
without history
- aims to consruct a universal history
- wolf focuses on non europeans in world history.
- some thinkers arued that descriptions of the native, the colonial Other, were embedded
in a discurse in which Europeans defined themselves
=> the slave and the barbarian were not incidental to civilization, they were constitutive
of civilization, a way civilization defined itself.
African history
=> the historical experiences of Africans on their own continent must be understood in
the terms of the actors themselves, with a culturally specific sense of the actors language
and motivation
we cannot understand something as complex as the idioms of power without studying
their variation in space and their history in time. => African narratives must carry their
full weight
Négritude: A humanism of the twentieth century
Léopold Sédar Senghor
1. Inleiding
NEGRITUDE
 Kritiek van Engelsen: bestempelen het als racisme.
Mphahleles: “Négritude is een minderwaardigheidscomplex.”
MAAR het zelfde woord kan niet zowel racisme als een minderwaardigheidscomplex inhouden! (
tegenstelling)
Négritude: bevestiging van het zelf, het wezen, het bestaan. ~ de Afrikaanse persoonlijkheid.
Langston Hughes: De expressie van de zwarte persoonlijkheid zonder schaamte of angst.
Aimé Césaire: probeerde het concept enger te definiëren: namelijk
- als een wapen,
- een instrument tot vrijheid,
- als contributie tot het humanisme van de 20e eeuw.
Etnologen en sociologen spreken tegenwoordig van ‘verschillende beschavingen’. Mensen verschillen
in ideeën en talen, filosofieën en religies, gewoontes en instituties, literatuur en kunst.
Ook Afrikanen!
 Négritude als de som van culturele waarden van de zwarte wereld.
Het is een actieve aanwezigheid in de wereld, een manier van het zelf in verband te brengen met
anderen en de wereld.
Het is in essentie de relatie met anderen, de opening naar de wereld, contact en participatie ermee.
Het is het humanisme van de 20e eeuw.
2. De revolutie van 1889
1885: Berlijn Conferentie & Scramble for Africa: Europa en Amerika verdelen Afrika.
 6 dominerende krachten, op basis van materiële macht, wetenschap en zelfs hun “ras”.
Leo Frobenius: Elke van de Grote Naties die zichzelf verantwoordelijk achten voor het lot van de
wereld, gelooft dat het de sleutel bezit tot het begrip van het geheel en andere naties. Het is een
attitude overgeleverd vanuit het verleden.
MAAR eind 19e eeuw: die attitude begint te vervagen.
 Bergson ( auteur van Time and Free Will, 1889): al sinds de Renaissance zijn de Europese
beschaafdheidswaarden gebaseerd op de rede en feiten, op logica en materie. Maar feiten en
materie ( onderwerp van discursieve rede) zijn slechts de oppervlakte die doorgrond moet worden
door intuïtie om een visie van de diepte van de werkelijkheid te bereiken.
De Revolutie van 1889 beïnvloedde zowel kunst, literatuur als wetenschap!
 1880: nog steeds werd energie en materie als onderscheiden bekeken ( materie als inert,
onveranderlijk, energie al het tegenovergestelde). Beiden waren permanent, het onderwerp tot een
strikt mechanisch determinisme.
 In minder dan 50 jaar tijd werden al deze principes gedateerd en verworpen.
Broglie: dualiteit van energie en materie  Wave-particle principle
Heisenberg: objectiviteit is slechts een illusie, observatie houdt steeds modificatie in.
 Physico-chemical laws waren niet meer onveranderlijk: slechts waarschijnlijkheden.
Op basis van deze ontdekkingen: Pierre Teilhard de Chardin: onthulde de levende eenheid van het
universum!
Teilhard de Chardin achterhaalde het dualisme en stelde een enkelvoudige theorie voor op basis van
twee fenomenen: naast ‘space-time’ is er ‘spirit-matter’ die een netwerk van relaties vormen.
In ‘matter-spirit’: één energie met twee eigenschappen:
- Tangential energy: extern, materieel, kwantitatief
- Radial energy: intern, psychisch en kwalitatief.
Zij vormen zich in een complexe relatie, waarbij radiale energie de creatieve kracht is en tangential
energie het residu door de interacties van levende elementen.
 In de levende wereld vermeerdert the psyche zich dus in bewustzijn, en drukt zich uit in
vrijheid.
3. De filosofie van het zijn
Paradox; Négritude als antwoord op het moderne Europese humanisme
Afrikaanse ontologie: Afrikaanse filosofie ziet de realiteit als fundamenteel mobiel en toch uniek, die
synthese ( ontwikkeling) zoekt. <-> Europese filosofie: statisch, dichotoom.
De Afrikaan is gevoeliger dan de Europeaan aan de externe wereld: hij ziet deze dingen als een teken
die geïnterpreteerd moeten worden om de realiteit van de mensen te achterhalen.
vb. Afrikaan heeft vele woorden voor ‘spirit’, maar geen woorden voor ‘materie’.
De Afrikaan ziet materie als een systeem dat vertaald moet worden in levenskracht. Op die manier is
het universum tegelijkertijd erg klein & oneindig groot als een netwerk van levenskrachten die
ontspringen uit God.
De Afrikaan is dus niet passief. Zijn attitude is fundamenteel ethisch.
 Zo lang onbekend geweest door ontkenning van Europa!
De Moraliteit in actie van de négritude:
Elke identificeerbare levenskracht is op zich een netwerk van levenskrachten, ze lijken
contradictorisch maar zijn eigenlijk complementair!
vb. De Mens  materie én spirit; geest én lichaam. + mannelijke én vrouwelijke elementen. De
Mens is dus een compositie van mobiele levenskrachten. Door zijn bestaan vormt hij het einde van
de minerale, vegetatieve en dierlijke orde maar is hij het begin van de menselijke orde.
De menselijke orde: op basis van de Vierde Wereld van Concentrische Cirkels ( familie, dorp,
provincie, natie, humaniteit) die uitbreidt tot die God bereikt.
Daarom is, voor de Afrikaan, leven volgens de morele wet; leven volgens zijn natuur.
Op die manier wordt het universum ingegeven en banden tussen de levenselementen versterkt. Zo
versterkt de mens zichzelf en evolueert ‘ie van “bestaan” naar “zijn”.
4. Dialoog
Etnologen hebben vaak de eenheid en harmonie van de Afrikaanse beschaving geprezen, die
gebaseerd was op zowel samenleving en de persoon. Ze is gefundeerd op dialoog en reciprociteit; de
groep komt voor het individu, maar zonder verstikking; het individu mag zich ontwikkelen.
Zulke eigenschappen werden ook in de 20e eeuw Humanisme aangetroffen, wat de contributie van
de Négritude er aan illustreert.
De contributie aan internationele samenwerking; dekolonisatie zonder bloedvergieten of haat, maar
op basis van een positieve samenwerking.
Een nieuwe spirit bij de Verenigde Naties: vrede door middle van samenwerking.
Kunst is steeds de expressie van een bepaald perspectief op de wereld en op het leven, de expressie
van een soort filosofie, ontologie. De Revolutie van 1889 hield dus ook Kunst in!
Europese kunst was steeds gebaseerd op realisme, een imitatie van objecten.
Nu komt er meer en meer een samenspel van vormen, kleuren ~ levenskrachten uit de Négritude!
In Zwart-Afrika is kunst niet een onderscheiden , maar een sociale activiteit, die alle andere
activiteiten vervult. Alle menselijke activiteiten moetne worden geïntegreerd in een subtiel
samenspel van levenskrachten. Dit wordt bevorderd door de lagere krachten de onderschikken aan
de relaties met de Mens, en het verband met het Goddelijk wezen.
Het universum wordt dus gerepresenteerd door middel van de Mens!
Entertainment als recreatie van het universum en de tegenwoordige wereld op een harmonieuze
manier.
DUS Afrika’s les in esthetica: kunst is niet zomaar het fotograferen van de natuur, maar het temmen
ervan. Het is niet zomaar de simpele reproductie van de Ander, maar het is complementariteit: de
roep van harmonie naar een eenheid die wordt versterkt door het Zijn te verbeteren. = Pure
harmonie
Ritme is de beweging van aantrekking en weerstand die het leven uitbeeldt, symmetrie en
asymmetrie, repetitie en oppositie  De levenskrachten die betekenisvolle signalen samen binden.
Voor de Afrikaan is de “diepe gelijkheid tussen de Mens en de Wereld”; het herstellen van de
wereldse orde, door de recreatie in Kunst: de versterking van levenskrachten in het universum. Op
die manier versterken we ook onszelf.
Why not tourist art? Significat Silences in Native American Museum
Representations
Ruth B. Phillips
Tekst over de verschuiving van koloniale naar postkoloniale museumpraktijk
Inleiding
Museum of the American Indian, in New York.: kern van de private collective van rijke verzamelaar
George Heye.
<-> Herbenoeming naar National Museum of the American Indian, met managing van Native
American professionals.
W.R. West jr. riep op voor een “living museum”, om hedendaags leven te promoten ipv. een statisch
hoofdstuk uit een geromantiseerd verleden.
Deze veranderingen in representatie liepen parallel met enkele radicale innovaties in
museumgebruiken, samengevat door Eilean Hooper-Greenhill.
De ontwikkelingen signaleren volgens haar het einde van het regime van de “moderne episteme
zoals voorspeld door Foucault”.
De eerste taak van de institutie: deconstructie van een dialectiek van het koloniale discours, die
‘primitief’ gelijk stelt aan premodern, statisch en dood.
“Museum Age” 1840-1930: algemene visie dat koloniale musea gesitueerd worden binnen 2
kennisparadigma’s: - Natural History
- Rare Art Collecting
Koloniale museumrepresentaties zijn het intercontextueel product van 2 onderscheiden
verzamelingen:
- Professionele ethnoloog
- Rare Art – verzamelaar
- de Native American collecting-agent
- toerist – verzamelaar
Toeristenkunst is relevant omdat ze een aspect dat altijd stil is gebleven bevraagd:
 Aantrekking: door middel van bekendheid leidt het ons naar otherness.
 centraal economisch belang: commoditeitsproductie van mid-19e eeuw tot mid-20e eeuw.
Ze werd geweerd uit te musea om de Native American als “other, marginalized” te kunnen blijven
portretteren. Deze uitsluiting diende 2 mutueel contradictorische belangen:
(1) het Romantisch primitivisme, een vlucht uit de industriële moderniteit en
(2) de economische ontwikkelaars die hegemonie zoeken over het land.
Koloniaal display
Museumdisplays zenden actief een koloniale boodschap!
vb. Een display over de Iroquais vrouwen: In eerste instantie leren we over hun
vooraanstaande
rol in de maatschappij, maar in tweede instantie toont het museum ons stereotiepe
vrouwelijke handelingen zoals het decoreren van kledingstukken.
De Westerse nadruk op objecten is fundamenteel in zulke musea!
De representatie is vaak een lineair historische beschrijving. Narratieven zijn gevuld met koloniale
concepten als ras en zuiverheid. Contact is gelinkt met een culturele achteruitgang; waarna er steeds
een stilte valt, die de afwezigheid van de “moderne Indiaan” verklaart.
Het spatiale arrangement drukt dit traject ook visueel uit!
Waarom toeristenkunst?
Etnologen hanteren een dichotomie tussen het “heilige” en het “seculiere”. Er heerst ook een
ontkenning om de harde economische realiteit te representeren.
De ambachtsproductie en het vertrouwen erop was een gevolg van het graduele proces van
marginalizatie door vroeg contact. Dit versnelde een assimilatiebeleid!
Native Americans zetten toch door in productiepatronen die overeenkwamen met eerdere
levensstijlen. Ambachtsproductie hielp hen daarin: financiëel onderhoud werd vergemakkelijkt.
Native Americans hebben hier ook vaak voor gepleit, waarin ze wezen op hoe de –eigenlijkimmigranten steeds weer hun handel stalen en zo de echtheid van hun ambachten in het gedrang
brachten door gelijkende producten van inferieure kwaliteit. Op deze manier gebruiken zij een taal
van Authenticiteit & appropriatie. Bovendien stellen zij culturele identiteit gelijk aan een specifieke
vorm van materiële productie.
Lewis Henry Morgan: The league of the Ho-De’-No-Sau-Nee Iroquois, 1851
Over hoe culturele identiteit, voor- en achteruitgang afgeleid kon worden uit objecten.
Morgan verzamelde voorbeelden die duidde op een moderne geaccultureerde stijl, die de
vooruitgang van de Iroquois voorstelde. Ook Heye’s collectie was er een van cultureel evolutionisme.
Ethnological collectors
Er zijn vier verschillende soorten verzamelaars:
1. Professionele etnoloog
2. De museumverzamelaar
3. De Native Agent
4. De toerist
Zij spreken vanuit verschillende sociale, economische en politieke overwegingen, hoewel hun
activiteiten wel overlappen.
Professionele etnologen: dominante rol in verzamelen, gaven een breed conceptueel kader waarin
de objecten werden gestoken.
De veldwerkers gingen als het ware op zoek met “shopping lists”!
Museumverzamelaars: bezochten het continent in uitdeinende cirkels: ze zochten objecten op
imaginaire tabellen op te vullen; een kruising tussen een kaart en een periodische tabel. Ze
veralgemeenden westerse categorieën en paste ze toe op de gewenste cultuur, zelfs waren die
onbekend voor de subjecten!
 Assumptie : ethniciteit en materiële cultuur zijn isomorf gerelateerd.
 Primaire Doel : de fysieke installatie van de objecttabellen in de publieke hallen van musea. Een
representatieve collectie tonen van alle stammen uit de Dominion.
! Probleem: collecties sloten de massaproductie commoditeiten uit! Op deze manier werd een volk
gerepresenteerd die niet overeenkwam met de werkelijkheid.
Native Agents als verzamelaars: inscriptie en weerstand
Het proces van gaten opvullen beschreef een proces waarbij de Westerse noties van commoditeit
en gelduitwisseling werd gecommuniceerd naar de native volkeren. Professionele verzamelaars
maakten vaak gebruik van goed geplaatste Natives als tussenpersoon, als verzamelaar voor hun
collectie.
Er is een groot onderscheid tussen de waardensystemen van Natives en non-natives!
Een voorbeeld hiervan zien we terug in de briefwisseling tussen Edward Sapir en Chief Paul, waarbij
Sapir een kano had gevraagd aan Chief Paul, eentje zoals die vroeg exact door de Natives werd
gebruikt.
Eigenlijk vroeg Sapir dus om de creatie van een fictief “typisch” object  de Reïnventie waarvan
beiden slechts hun verbeelding bij kunnen gebruiken.
Het Native-systeem is er een van esthetica, van nut en waarde. Het blanke systeem daarentegen,
dringt aan op iets oud.
De museumverzamelaar: zeldzaamheid versus commoditeit
De leeftijd geldt als criterium voor authenticiteit ook ver buiten etnografische musea!
Heye ( private verzamelaar): de compositie van zijn verzameling reflecteert zeldzaamheid, leeftijd,
premoderniteit. Zijn verzameling is opgebouwd volgens zijn persoonlijke smaak, dus niet volgens een
theorie, verhaal of chroniciteit.
<-> Speck (etnoloog): wou bepaalde ‘sets’ vervolledigen. Hij was dus minder geïnteresseerd in
uniciteit, en ook qua marktwaarde wou hij veel minder uitgeven; om zo meer dingen op de kop te
kunnen tikken.
De toerist: verzamelen als consumptie
De essentiële voorwaarde voor een succesvolle commoditeitenhandel is meervoudige replicatie
<-> MAAR deze voorwaarde vermindert net de waarde voor de museumverzamelaar.
De toerist is in feite een consument; hij verzamelt toeristische ervaringen, souvenirs. De aankopen
worden tentoongesteld als trofees van imperiaal bezit, een teken van een exotisch, nobel verleden in
een modern huishouden.
Toeristenkunst heeft een hele geschiedenis van praktijk, die niet in de traditionele
museumcategorieën past.
Toeristenkunst heeft vaak een inscriptie die aan de aankoopdatum herinnert. Op die manier wordt
het een symbool van ‘authentieke sociale geschiedenis’, een interactie tussen de Native & nonnative, een intercultureel verhaal.
De ethnoloog als toerist
De vier types verzamelaars zijn gemiddeldes, en durven wel eens rollen uit te wisselen.
Het postkaartje: een typisch toeristisch object, een teken van toeristische ervaring. De afbeeldingen
op het postkaartje zijn analog aan de reconstructie/representatie van de etnoloog, aan het
“traditionele verleden”.
De succesvolle commoditizatie van ambacht bereikte een transitie van de gesofisticeerde systemen
van gespecialiseerde ambachtsproductie en handel die lang voor de Europese komst bestand, naar
de nieuwe economische realiteit van de industriële periode. Die transitie werd gekenmerkt door
veelzijdigheid.
Toeristenkunst werd vaak geweerd uit de musea door de interculturele aard van de objecten: velen
leken te “blank”. Objecten pasten vaak niet in de comfortabele categorieën van otherness.
Toeristenkunst was op die manier bedreigend: ze vervaagden de grenzen tussen zelf en ander.
 ALS musea de interculturele objecten op een positieve manier hadden belicht ( incluis de
adaptability), hadden ze kolonialiteit op twee manieren ondermijnd:
- de verstoring van de zeldzaamheid-waarde geproduceerd door de evolutionistische credo van
de
verdwijnende Native
- de ontkenning van het escapisme van industrialisme dat werd gestructureerd door de dialectiek
van
primitivistisch discours
Ontkenning en verlangen in het museum
Zulke verklaringen beslaan de sterkte van ontkenning niet volledig!
Kopytoff: model van commoditisatie als een proces dat gebeurt langs een dimensie met aan de ene
kant het zeldzame object, en aan de andere kant de repliceerbare commoditeit.
Het verlangen naar zeldzaamheid is een kenmerk van complexe samenlevingen, de drijvende kracht
achter museumverzamelaars ( aristocratische traditie) en etnologen ( kennismiddel).
Stewart & Vaessen: de bron van dit verlangen komt voort uit de extreme commoditizatie van
geïndustrialiseerde moderniteit; de affiliatie voor een persoonlijk verleden creëert de nood aan
souvenirts.
Een andere causale factor is de verlies aan gemeenschappelijke paden door de dislocatie van de
industrialiteit. Om te compenseren voor dit verlies geven musea een reconstrunctie van continue
lineaire en geïntegreerde historische narratieve op grote schaal.
Musea deden ook aan de ontkenning om de aan het assimilatiebeleid van de overheid te voldoen.
 de stilte rond toeristenkunst is dus een uitdrukking van de spanning tussen nostalgische
primitivistisch verlangen en officiële wetten van de overheid.
Dood en leven in het Native American Museum
Native Americans gebruiken vaak de metafoor van de dood om de musea te beschrijven.
Zowel de taal en de praktijken van musea rechtvaardigen deze kritiek:
 etnologen verzamelen specimens en arrangeren die in taxonomieën
 conservatoren stabiliseren de objecten en hun omgeving
De koloniale periode in musea eindigde in de jaren ’90;
 Samenwerking tussen oorspronkelijke en niet-oorspronkelijke volkeren.
Zo worden objecten van hun artificiële omgeving gescheiden en in een spatiaal, temporeel en
cultureel geheel geplaatst.
 Proces van herleren.
Beeld, tegenbeeld, evenbeeld. Exotisme, fotografie en antropologie in de (post-)koloniale
ontmoeting in Afrika (tekst 15)
-Memory crisis (Richard Terdiman)
Globalisering & samendrukking van tijd en ruimte => constructie van nieuwe, globale nationale
identiteiten
Inwijding van natiestaat in 19de eeuw ~externe expansie natiestaat in koloniaal imperialisme
(dubbel globaliseringsproces => snelle sociale veranderingen: gevoel van ontworteling)
-Het Westen kende een crisis in zijn lokale identiteiten en kreeg interesse voor de Ander.
Men zag het exotische als een teruggaan in het verleden.
Het etnografisch museum kenmerkt de nostalgie naar verloren werelden en identiteiten.
-De herinnering naar het verleden wordt dus zelf een museum. De dingen die het westen ‘verloren’
was (identiteit) werden geprojecteerd naar de authentieke Ander maar tegelijk verloor deze Ander
zijn authenticiteit in het imperialistische koloniale beschavingsproject. En deze authenticiteit is het
enige waarvoor de Native interessant was voor ons.
Kolonisering houdt dus meteen vernietiging van het Westen in. Namelijk: doordat de andere niet
meer authentiek is, kan het Westen zijn nostalgie er niet meer op projecteren en zich dus ook niet
meer superieur voelen.
Exotisme situeert zich hier (productie van ander ten dienste van het zelf)
-Beelden van de Ander: fictie van primitieve mentaliteit in stand houden.
Fotografie: exotisme openbaart zich als vorm van ethnocentrisme/uitsluiting: de ander wordt gezien
als een inferieure vorm van zichzelf.
-Hoe zag de Ander het Westen?
Beelden bieden de subaltern een mogelijkheid tot zelfrepresentatie en subversieve(=ontwrichtend)
presentatie van de kolonisator (transformatie van westen zelf)
Voorbeeld van de Mangbetu
=> Manier waarop wij ze waarnamen: hofleven, sociale praktijdken, kannibalisme
=> Afrikaanse spiegeling: Mangbetureactie op een groeiende Europese interesse. Er werden beelden
gemaakt van zichzelf, hoe zij de westersen waarnamen (colon beeldjes), en hoe de westersen hun
zagen. Ze conformeren zich naar de smaak van Europa.
-Westerse blik: subaltern wordt een negatief van het Westerese Zelf, hierop worden de
angsten/fantasieën op geprojecteerd.
Vormen van kunst
1) inheemse zelfrepresentatie
2) representatie van de Ander
3) religieuze sculpturen kregen een nieuwe betekenis in lokaal betekenisuniversum ( -> nieuwe
rituele instituties en culten) bijvoorbeeld Madonnabeeldjes
Deze blanke beelden helpen een inheemse reflectie op gang over consequenties van de interactie
met de nieuwe wereld.
Deze beelden brachten zo een wederzijdse culturele productie tot stand, maar leidde zelden tot een
gemeenschappelijke visie tussen kolonisator en gekoloniseerde, ze werden verschillend
gepercipieerd…
-Indigenisering van visuele media: stem geven aan lokale mensen, maar ze hebben altijd al een stem
gehad! Er zijn al nieuwe expressievormen ontstaan in het Zuiden (bijvoorbeeld schilderkunst over
relatie blank en zwart)
Tekst 19: De nationale cultuur
Doel hoofdstuk: fundamentele probleem analyseren of en wanneer men
rechtmatig aanspraak kan maken op een natie
- politiek partijen moeten zorgen dat het volk de noodzaak begrijpt om
deel te nemen aan de strijd tegen kolonisatie
Kolonialisme zal in eerste fase nationale strijd de aandacht proberen te
vestigen op economische maatregelen en de nationale aanspraken proberen
onschadelijk te maken
- K zal snel ontdekken dat het niet in staat is een plan voor eco-soc
hervormingen te realiseren die tegemoet komen aan de verlangens van
de gekoloniseerde massa’s
- Niet in staat de gekoloniseerde volkeren de materiële voorwaarden te
verschaffen, die hen hun zucht naar waardigheid zouden kunnen doen
vergeten
Gekoloniseerde mannen van cultuur, waarvoor het bestaan van deze cultuur
een strijdperk van eerste belang is, plaatsen zich in het kader van geschiedenis
Verlangen dat gedeeld wordt door alle gekoloniseerde intellectuelen: afstand
nemen van de westerse cultuur
 zoeken naar de nationale cultuur van voor de koloniale tijd
 verleden is geen schande maar een waardigheid, eer
! Kolonialisme richt zich op het verleden van het onderdrukte volk, om dat de
verdraaien, te vervormen en te vernietigen
- zo inlanders er van overtuigen dat het kolonialisme hen aan de duisternis
zou ontrukken, dat het vertrek van de kolonist voor een terugkeer naar
het barbarendom zou zorgen
Intellectueel moet dus terugkeren naar de ingewanden van zijn volk
- verleden herwaarderen (op schaal van hele continent)
- veroordeling van het kolonialisme heeft een continentaal karakter
Grote verantwoordelijke voor raciale oriëntatie van denken zijn de
Europeanen, die onophoudelijk de blanke cultuur tegenover de andere onculturen hebben gesteld
- Negrtitude: antwoord op de blanke minachting
 op de onvoorwaardelijke bevestiging van de Europese cultuur volgt de
onvoorwaardelijke bevestiging van de Afrikaanse cultuur
- aarzelen niet grenzen continent te over schreiden: gemeenschappelijke
banden en identieke krachtlijnen bevestigen
Meer over Afrikaanse cultuur spreken dan over nationale cultuur zal hen in
impasse brengen
- Europese maatschappij dreigt universele maatschappij te worden
- Begrenzing in verschijnselen die samenhangen met de invloed van de
historische ontwikkeling en omgeving op de mensen( am negers)
- Negercultuur viel uit elkaar omdat iedere cultuur op de eerste plaats
nationaal bepaald is
De gekoloniseerde intellectueel heeft zich met gretigheid op de westerse
cultuur geworpen
- proberen Europese cultuur eigen te maken
Als nationalistische partijen het volk willen mobiliseren in naam van nationale
onafhankelijkheid, kan het gebeuren dat de intellectueel verworvenheden in
een hoek trapt omdat hij ze als vervreemdend ervaart
- door eenwording met Europese beschaving
 zeer sterk heen en weer schommelen, zal vaak leiden tot gevoeligheid,
overgevoeligheid en uiterlijke kwetsbaarheid
- volk terugvinden betekent dan vaak zo veel mogelijk inboorling worden,
zoals de blanke het wil zien
- net als kolonialisten dachten dat ze volk gered hadden
- mislukking koloniale onderneming en nutteloosheid en oppervlakkigheid
van verrichte werk
Drie fasen
1) cultuur bezetter in zich opgenomen (integrale assimilatie)
2) in verwarring en probeert herinneringen op te diepen
3) volk wakker schudden
Als toeleggen op cultureel oeuvre, zal men technieken en taal gebruiken die
men van bezetter heeft geleerd
De cultuur waarheen de intellectueel zich wendt, is vaak niet meer dan een
voorraad van bijzonderheden
- tradities vaak instabiel, daarom gevaar tegen eigen tijd in te gaan
- verleden niet meer actueel
- afval van het denken
Samenvatting tekst 20 - Spivak en Bhabha door Bart Moore – Gilbert



Said, Spivak en Bhabha
o Drie postkoloniale critici
o Wel niet unaniem op vlak van politiek of methodologie
Spivak en Bhabha
o Beide geïnspireerd door Said
o “radicale” Westen heeft invloed op postkoloniale kwesties, maar ook omgekeerd
beïnvloeden ze elkaar
o Allebei eclecticisme en achterdocht t.o.v. totaliserende culturele verklaringen
 Theorieën samenbrengen om zowel hun incompatibiliteit als hun compatibiliteit
aan te tonen
 Tegen vorming ALGEMENE theorie
o Marxisme
 dominante macht “maximaliseert” zich ten koste van passieve
onderzoekssubjecten
Spivak
o
o
Marxistische deconstructiviste
 Nadruk op “subaltern”
 Minderheidsgroepen
o Kleine boeren
o Stammen
o Vrouwen
o Migranten
o ...
 Kan (postkoloniale) subaltern spreken over zichzelf?
o Nee, er is “geen plaats” waarin ze kunnen “spreken”
o Notie “traject van stilte”
 Paradox met subaltern als “vrij sprekend” subject in het beleid
van de dominante machthebber
o Kritiek: zowel politiek als methodologisch
 “radicalen” veronderstellen te gemakkelijk dat ze buiten het
algemene systeem van uitbuiting staan, terwijl ze er eigenlijk
diep in betrokken zijn
 Zegt Bhabha ook
 “radicalen” die een “stem” geven aan de subaltern spreken
eigenlijk in hun naam in de plaats van hun zelf te laten
spreken
 Gevaar van subject-constitutie
o Bijvoorbeeld Sati
 Wat?
 Wanneer de man van een Hindoese vrouw sterft, wordt
ze geofferd aan de Goden
 “progressieve” kolonisator versus “traditionele” inheemse
man
 Kolonisator
o Verbod op sati
o Vrouw heeft terug eigen “stem”, vrije wil -->
liberalisme, legitimatie gekoloniseerde missie
 Inheemse man
o Vrouw drukt juist haar gehechtheid met traditie
uit door vrijwillig toe te stemmen met sati
 MAAR eigenlijk: waar is mening van vrouwelijke subaltern
zelf?
 Gevangen tussen traditie en modernisering
 Vrouw = “stille gesprekspartner” van de dominante
orde
Feministe/verwantschap met bepaalde vormen van feministische politiek
 In tegenstelling tot Said in Orientalism
 Erkent mannelijke natuur van kolonisatiebeleid
 Faalt in het nagaan van verbanden tussen Empire en geslachtskwesties
 Geforceerde symbolische rollen van vrouwen


Vrouw wordt impliciet begrepen als zijnde wit, heteroseksueel en uit de
midden klasse
 Wel tegen feminisme van Kristeva
 Kristeva: interesse subalterne Chinese vrouw
o MAAR: Spivak: “Hoe we spreken tegen ‘gezichtloze” vrouwen van
China kan niet gevraagd worden binnen een context van conflict in
Parijs”
 Verschil met Bhabha
o Kristeva was wél inspiratie voor hem
o Maar Bhabha haalt andere delen aan
 Tekortkomingen Anglo-Amerikaans feminisme
 Bewondering voor literatuur van het vrouwelijk subject
o Bijvoorbeeld Jane Eyre
o Spivak – belangrijkste probleem hierbij = vergeten rol niet-westerse
vrouw
 Zulke tekortkomingen onthullen nood tot herbekijken van
westers feminisme
o Methodologisch: verschil met Said
 Said
 Scherpe kritiek op Derrida
o Want – faalde om culturele teksten voldoende te verbinden met
“wereldlijke” kwesties en engagementen
 Spivak
 Deconstructie van postkoloniale studies is nuttig
 Twee methoden
o Catachrese (verkeerd gebruik van een woord)
 Bijv. Jane Eyre
 Spivak ziet Bertha als representatie van gekoloniseerde
vrouw
 Maar ze is eigenlijk lid van slaafbezittende macht
o Schijnbaar marginaal materiaal gebruiken om veronderstellingen
onder discussie te brengen
 Bijv. Jane Eyre
 Bertha is relatief onbelangrijk karakter in verhaal
Bhabha
o Herbekijken van concept agency en identiteit van kolonisator
 Te monolitisch krachtig en te unitair voorgesteld door Said
 Zowel agency als identiteit in een kolonisatiecontext zijn geïnflecteerd door
operaties van het “onbewuste”
 Bijvoorbeeld “ambivalentie” van psychisch affect en identificatie
o Contradictorische gevoelens t.o.v. gekoloniseerde
o “de wilde uit het Oosten” vs. “de trouwe bediende”
 Invloed Fanon
 Op identiteit
o

Elke kant van de koloniale relatie heeft de andere nodig en hangt af
van de ander om zichzelf te construeren
 Leent zich tot de toepassing van de Lacaniaanse theorie op de analyse van
koloniale relaties
o Kolonisator stelt narcistische eis aan gekoloniseerde
 Wekt systematisch, maar niet intentioneel uitdaging en
weigering op
 Weigering door gekoloniseerde
 bewijs dat psyché een plek kan worden van
tegenstrijdige impulsen
 antikoloniale weerstand tonen door “blik” van
autoriteit terug te werpen
o = mimiek in 1e betekenis volgens Bhabha
o Maar problematisch
“tussen” onbewuste en bewuste
- Hoe effectief?
o Beïnvloed door “herhaling”
e
o Mimiek in 2 betekenis
 Dyadische, contradictorische structuur
 Enerzijds: macht
 vormen en waarden van dominante cultuur aanleren
 teken van discipline, hervorming en regulatie
 Anderzijds: bedreiging voor macht
 Cultureel verschillen tussen kolonisator en
gekoloniseerde als uitdaging voor “universele” waarden
Meer recente werk
 Ambivalentie t.o.v. postmoderniteit
o Toenmalige wereld kon nog niet beschouwd worden als postmodern
 Verbondenheid westen versus gedekoloniseerde niet
westerse wereld met opgedrongen structuren
o Sommige delen: wél postmodern
 Als: overstijging van verdrukking
 Postkoloniale contramoderniteit
o Net als historische subaltern vragen stelden aan kolonisator, bevraagt
en “kruist” een migrant de dominante cultuur
 Bijv. dominante cultuur zijn concept van burgerlijkheid
(democratie en gelijkheid) confronteren met discriminatie
t.o.v. minderheden
 Cruciale identiteits- en autoriteitsproblemen voor de “gastheer” samenleving
 MAAR: geen progressie, ambivalente relatie tussen minderheden en
dominante cultuur
 Angst voor uitwisseling migranten met vroegere westen
 Cultureel verschil  heterogeniteit, niet tot gelijkmaking



Essentialistische versies van “cultureel nationalisme” draaien alles om, maar
verplaatsen identiteitsmodellen en sociale identificatie niet in richting van
racisme
Problemen met Bhabha
o Historisch materialistisch
 Negeren van materiële koloniale onderdrukking en daarmee directe
oppositionele vormen van weestand negeren
o Leest Fanon achterstevoren i.p.v. progressief
o Tegen psychoanalytische
 Lijkt te impliceren dat modellen van psychoanalytische dynamieken een
“universele” toepassing hebben
 Illegitieme vermenging tussen psychische identiteiten  eengemaakt model
zonder cruciale materiële verschillen
 Weinig aandacht aan hoe geslacht zijn modellen kan compliceren
o Werk herinstalleert precies het soort hiërarchieën die hij probeert te verwerpen
 Bijv. hybriditeit: nood aan antagonist, anders wordt het zelf een essentiële en
gepriviligeerde term
Problemen met Spivak
o “third space” die medieert tussen dominante en minderheidscultuur
 Gaat niet volgens haar concept subalterniteit
 Wel volgens concept van Gramsci: subalterniteit altijd geëngageerd met
dominante orde
o Hoe kunnen tijdelijke subaltern overgaan tot het hebben van een stem?
o Spivak: subaltern kunnen niet spreken, maar zij is zelf aan het spreken voor of in de
plaats van de subaltern, hetgene waarvoor ze de westerse samenleving bekritiseerd
o Westerste intellectueel is in de praktijk net zoveel haar studieobject als de subaltern
Download