LVcYZa^c\& =VaiZ)/9Z_ddYhZl^_` & Er zijn rond de 20.000 joden in Antwerpen. De Antwerpse joodse gemeenschap is vrij uniek in België én de wereld, omdat ze overwegend orthodoxe joden telt. Onder de joden zijn immers vele strekkingen, die bijvoorbeeld verschillen in de definitie die ze aan ‘jood’ geven (je bent enkel jood als je moeder joodse is, of de meer liberale opvatting die stelt dat je ook jood kan worden door studie). In andere landen en in Brussel zien we grote gemeenschappen liberale joden, conservatieve en reformistische (die, zoals de protestanten binnen het Christendom, een andere of soepelere interpretatie van de joodse wetten voorstaan). Maar in Antwerpen zijn ongeveer 8.000 joden orthodox, wat wil zeggen dat ze strikt de 613 geboden en verboden naleven die in de Thora staan (de Pentateuch of de vijf boeken van Mozes; het Oude Testament). Ze zijn vaak perfect ingeburgerd in de Belgische samenleving, doen alle soorten jobs en zijn uiterlijk ook niet zo ‘herkenbaar’. Wie dat wel zijn, zijn de ‘chassidim’. Deze groep (in Antwerpen zo’n 3.000 à 5.000 mensen) is, met zijn typische zwarte kledij, pijpenkrullen en hoeden, zo’n beetje uitgegroeid tot het stereotype beeld van de ‘Antwerpse jood’, maar vormt dus maar een deeltje van de grote joodse gemeenschap. Naast de orthodoxe joden en de chassidim zijn er ook andere joden, die niet praktiserend of gelovig zijn, maar tóch sterk ingebed zitten in de joodse gemeenschap. Het merendeel van de joden stuurt zijn kinderen immers naar dezelfde joodse scholen, of ze nu gelovig zijn of niet. Joden namen vaak de nationaliteit aan van de landen waar ze woonden. Toch spreken we ook over verschillende culturele jodendommen. De Arabische joden, die Arabisch spreken, kom je zelden tegen in Antwerpen. De Sefardische joden woonden in de 5e eeuw na Christus rond de Middellandse Zee, maar kwamen door de Inquisitie in de 15e en 16e eeuw naar hier. Dit zijn Spaanse, Portugese, Franse, Italiaanse, Turkse, Griekse, Marokkaanse, Ethiopische joden, die het Ladino (oud-Spaans uit de 16e eeuw) spreken. De Azjkenazische joden leefden in de 10e en 11e eeuw in de Rijnvallei, maar vluchtten door de kruistochten naar Oost-Europa (Hongarije, Polen,…) Zij spreken het jiddisch (oud Hoogduits vermengd met Aramees, de taal van Christus). De Georgische joden ontvluchtten in de 19e eeuw het oude Rusland, door de vervolgingen die de tsaar tegen de joden voerde. ?ddYhZb^\gVi^Z\ZhX]^ZYZc^h Hoewel grootschalige migratie van joden naar België pas vanaf de negentiende eeuw echt op gang komt, zijn joden hier al vanaf de dertiende eeuw aanwezig. Slachtoffer van een diep gewortelde en wijd verspreide Europese jodenhaat (het antisemitisme) zullen ze komen en gaan, afhankelijk van vervolgingen in de rest van Europa en de belangen van lokale overheden. Het eerste document dat spreekt over een joodse gemeenschap in Antwerpen dateert uit 1261. Ook op andere plaatsen in België zouden zich dan – voornamelijk langs de handelsroutes – joden vestigen. Het wantrouwen tegen de joden – vaak actief in ' handels- en geldzaken – is groot, en wordt ook aangewakkerd door de kerk. Met het Lateraans Concilie van 1215 worden ze zelfs verplicht een rond schijfje uit gele stof te dragen. Bij het uitbreken van de zwarte pest (1348-1349) en door de pelgrimstochten van de flagellanten, wakkert de jodenhaat op, worden ze beschuldigd van het vergiftigen van waterputten en bijna allemaal verdreven uit de Lage Landen. Aan het einde van de 15e eeuw (met de eenmaking van Castilië en Aragon en de verdrijving van joden uit het katholieke Spanje en Portugal) komen joden een tweede keer naar onze streken. Hier woedt op dat moment ook de strijd tussen de katholieke overheden en de protestanten. Een deel van de joden zoekt heil in Antwerpen, dan voornamelijk calvinistisch van inslag. De Antwerpse overheden hebben enig begrip voor de joodse immigranten (die vluchtten voor dezelfde katholieke repressie als waartegen zij strijden), vooral ook omdat de joodse diamanthandelaars en kooplui (voornamelijk Maranen) de stad rijker maken. Wanneer de stad in 1585 in Spaanse handen valt, vluchten veel joden samen met Antwerpse protestanten naar Amsterdam. De joden die achterbleven deden alsof ze zich tot het christendom bekeerden, maar probeerden in het geheim de joodse godsdienst na te leven. Ten tijde van de prinsbisdommen komen de joden stilaan terug naar Antwerpen. Maar ze zullen – ondanks hun welstand en grote rol in de (diamant)handel – nog steeds uit de ‘burgerij’ (het vrije handelsleven) worden uitgesloten. Bij het uitbreken van de Franse Revolutie zal ook de liberale filosofie, die daaraan ten grondslag lag, in Europa verspreid geraken. Begrippen als tolerantie en vrijheid van geloof winden aan kracht, en daardoor kregen ook joden in de Oostenrijkse Nederlanden enkele extra rechten. Wanneer Napoleon de macht overneemt, zal dat in een stroomversnelling komen. In maart 1808 wordt de ‘Israëlitische cultus’ erkend als godsdienst en onderworpen aan het burgerlijk recht. Joden krijgen het recht om synagoges te bouwen en aan het politieke en burgerlijke leven deel te nemen. Om de joden beter te organiseren en controleren, krijgen hun religieuze leiders een afvaardiging in een ‘Consistoire’. Napoleon legt ook een ‘jodenregister’ aan, dat in Antwerpen 50 joodse families telt. Wanneer de Nederlanden nadien de macht van Napoleon weer overnemen, erkennen ook zij het jodendom als godsdienst. Vooral in Brussel zal de groep joden groeien: hun aantal wordt daar dan op 750 geschat. Wanneer België in 1831 onafhankelijk wordt van de Nederlanden, worden er ook een aantal beslissende stappen gezet. De Belgische grondwet was vooruitstrevend. De groep ‘jood’ werd afgeschaft: er bestonden enkel nog Belgen en vreemdelingen. De godsdienstvrijheid werd ingesteld, en de erkenning van het jodendom (met bezoldiging van de geestelijken door de staat) werd een feit. Het Centraal Israëlitische Consistorie zou vanaf 1832 de joodse gemeenschap in België organiseren en vertegenwoordigen. 9ZZZghiZ\gdiZ\da[/&--%"&.&Ondanks hun aanwezigheid vanaf de dertiende eeuw, zullen joden pas massaal naar België komen op het einde van de negentiende eeuw. Vanaf 1880 vluchtten vele joden uit Rusland en Polen weg door de slechte politieke en socio-economische toestand daar én de klopjachten op de joden en de opflakkerende volkshaat. Vanaf 1890 komen daar joden uit Oostenrijks-Hongarije bij, vooral gevlucht voor verpaupering en antijoodse uitbarstingen in Oostenrijks-Galicië. De anti-joodse pogroms in het Russiche tsarenrijk (1900-1907) en de politieke repressie en discriminatie van joden in het Russisch onderwijs nadien, doet het aantal gevluchte joodse politieke migranten en studenten nog toenemen. Velen van die vluchtelingen komen naar Antwerpen, in de hoop van hieruit de oversteek naar Amerika en Canada te kunnen maken. Wanneer de VS vanaf 1891 bepaalde zieke emigranten gaat ontzeggen én terugsturen, komen steeds meer joden (weer) in Antwerpen terecht en blijven hier hangen. Omdat ze zich vooral gaan bezig houden met handel, vestigen ze zich rond de Schelde. In 1893 wordt een eerste synagoge gebouwd (in de Bouwmeesterstraat). De joodse gemeenschap in Antwerpen groeit zo erg snel. Van minder dan 1.000 in 1885 over 15.691 in 1902 tot 35.366 in 1906. In 1913 (voornamelijk door de Russiche pogroms) zitten we aan 47.935. De Russische en Oostenrijks-Galicische joden vestigden zich later vooral in de buurt van het Centraal Station (Leeuwerikstraat, Somersstraat, Kievitstraat en omliggende). In de Zurenborgse Oostenstraat opende al in 1907 een joods gebedshuis en in 1918 opende er de hoofdsynagoge van de Israëlitische Orthodoxe gemeente Machiké Hadass. Deze wijk zal spontaan verder uitgroeien tot de Joodse wijk zoals we ze nu kennen: rond de synagogen. Tijdens de sabbat mogen joden immers geen auto gebruiken om naar de synagoge te gaan, dus vestigen ze zich op wandelafstand van hun gebedshuizen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) zouden joden België weer verlaten. Bij de Duitse inval in augustus 1914 werden Duitse en Oostenrijks-Hongaarse joden – als onderdanen van vijandige mogendheden – weer buiten gezet. Een deel (waaronder heel wat diamantairs) trok naar het neutrale Nederland. Russische joden gingen vaak naar Nederland. De uittocht van migranten in het algemeen was treffend. In 1920 telde de stad Antwerpen, op een totale bevolking van 302.058, nog slechts 18.685 vreemdelingen, waar er dat in 1910 nog 38.708 waren. 9ZilZZYZ\gdiZ\da[/YZ_VgZc&.'% Vanaf de heroprichting van Polen in 1918, vonden daar steeds meer pogroms tegen joden plaats. Op de vlucht voor overbevolking, economische crisis en antisemitische uitbarstingen kwamen daardoor steeds meer Poolse (vooral uit de provincies Warschau, Lodz, Kielce, Krakau en Lwow) en Oost-Europese joden naar België. Hun motief was vaak de oversteek naar de Nieuwe Wereld: tussen 1919 en 1930 passeerden waarschijnlijk meer dan 20.000 Poolse joden langs Antwerpen, maar ongeveer 40% van hen bleef definitief. Wanneer de VS in 1921 en 1925 de toelatingsvoorwaarden voor immigranten verstrengt en meer immigranten van de VS moeten terugkeren, groeit de groep gestrande reizigers in Antwerpen alleen maar. Met de crisis van de jaren ’20, de beurscrash van 1929 en de werkloosheid en opstoot van antisemitisme die daarvan het gevolg zijn, neemt de groep joodse vluchtelingen enkel toe. Terwijl de joodse gemeenschap in België in 1900 uit 12.000 personen bestaat, verblijven er aan de vooravond van de Duitse bezetting al meer dan 70.000 joden. ( 9ZYZgYZ\gdiZ\da[/kVcV[&.(( Na de Eerste Wereldoorlog zou in Duitsland het antisemitisme, zo diep verworteld in de hele Europese geschiedenis, stilaan dramatische vormen aannemen. In 1920 schrijft de jonge Adolf Hitler in het 25-puntenprogramma van zijn partij (op dat moment nog een splintergroep met een onzekere toekomst) al dat de joden het recht op burgerschap moet ontzegd worden. Wanneer Hitler in 1933 de macht grijpt, escaleert de juridische legitimering van het antisemitisme. Met de Nuerenbergwetten van september 1935 verliezen joden effectief hun burgerschap. Antisemitisme neemt hand over hand toe. Tussen januari 1933 en maart 1938 vluchtten 10.000 joden naar België. Door de Anschluss van Oostenrijk (en het verdrijven van de joden daar) in maart 1938, en de Reichskristallnacht in november 1938 (waarbij massaal joodse winkels werden vernield) kwamen daar in korte tijd nog eens 28.000 mensen bij. Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog zouden er zo 29.400 joden in groot-Antwerpen wonen, en vormden ze de grootste groep binnen de migrantengemeenschap. 9Zk^ZgYZ\gdiZ\da[/&.)*"&.** Door de jodenvervolging van de Tweede Wereldoorlog woonden in 1947 nog slechts 12.499 vreemdelingen in Antwerpen, waar er dat in 1939 nog 41.486 waren. De fel uitgedunde joodse gemeenschap zou echter snel weer groeien. Van 1945 tot 1955 komen hier vooral veel Oost-Europese joden aan. Ze kwamen ten dele uit Polen – waar na de bevrijding opnieuw pogroms uitbarstten – maar vooral uit Hongarije en Roemenië. Veel van die joden waren voor en tijdens de oorlog uitgesloten uit het onderwijs, hadden weinig scholing genoten én werden nog vaak uit jobs geweerd, waardoor zelfstandig handel drijven zoals steeds als één van de weinige alternatieven overbleef. Antwerpen, met zijn internationale handel en wereldhaven, was daarvoor een interessante plek. Het waren vooral chassidim, die hoofdzakelijk in de diamanthandel en de religieuze sfeer actief waren. Ze zorgden in belangrijke mate voor de heropbloei van de Antwerpse handel, en maakten van Antwerpen één van de belangrijkste diamantcentra ter wereld. Ze vestigden zich in de stationsbuurt in een eigen religieus en sociaal getto, bijna alsof ze een Oost-Europese shtetl (jiddisch voor kleine stad) herschiepen in het moderne Antwerpen. 8jaijjgZcgZa^\^Z/_dYZcYdbZcX]Vhh^Y^b Het jodendom gaat terug op 4000 jaar geschiedenis. Als religie onderscheidde het jodendom zich van de toenmalig heersende religies door het geloof in één god (Jahweh), die de mens ook geschapen heeft en voor hem zorgt. Het jodendom steunt op de Heilige Bijbel (het Oude Testament) die ook de voorschriften geeft hoe het dagelijkse leven vanuit religieus perspectief moet ingevuld worden. Veel toenmalige religies beperkten religie tot de momenten van de erediensten. Antwerpen telt drie verschillende Israëlitische gemeenten, die al sinds de negentiende eeuw gesticht zijn: de Hollandse (1816), de Orthodoxe (1892) en de Portugese (1898). Antwerpen is steeds religieuzer geweest van Brussel, waar bijvoorbeeld geen joodse confessionele scholen bestonden. Antwerpen daarentegen telde talrijke synagogen, religieuze onderwijsinstellingen en gebedslokalen, praktisch allemaal in het hart van de jodenbuurt gevestigd. Vele Antwerpse joden leefden van werk voor of verbonden met de religieuze gemeenschap: uitbaters van koosjere restaurants, slagerijen en bakkerijen, rabbijnen, voorzangers, rituele slachters, kasjroet-toezichthouders en oppassers van synagogen en gebedshuizen. ) Het joods chassidisme is een ultra-orthodoxe richting binnen het jodendom. Het is ontstaan in Polen, in de eerste helft van de 18e eeuw. Aan het einde van de 19e eeuw behoorde het merendeel van de Oost-Europese joden tot het chassidisme. Hoewel de chassidim niet meer dan 30% van de joden in Antwerpen vertegenwoordigen, zijn ze wel uitgegroeid tot het stereotiepe beeld van ‘de Antwerpse jood’. Hoewel hun kinderen vaak enkel joodse scholen bezoeken en ze buiten de diamantbeurs nauwelijks contact hebben met de niet-joodse bevolking, was hun maatschappelijke impact (door hun werk in de diamanthandel) lange tijd niet te onderschatten. De beleiders houden zich erg strikt aan de joodse religieuze wetgeving, zoals de spijswetten en kledingvoorschriften. Deze zijn in principe dezelfde als degene die de orthodoxe joden volgen, maar de chassidim volgen ook een hele set eigen leefregels, en kiezen er ook voor zich specifiek te kleden. De mannen zijn te herkennen aan de lange zwarte kledij, de pijpenkrullen of peyos, de vrouwen dragen vaak pruiken of hoeden. Hun kledij is dezelfde als die van het 18e-eeuwe Polen, waar het chassidisme ontstond. De ongelijkheid tussen rijke en arme mensen was toen zo zichtbaar, dat de chassidim besloten allen dezelfde kledij aan te trekken. Om de gelijkheid tussen de mensen te benadrukken. Chassidim stellen zich vrij afschermend op tegenover de rest van de samenleving. Vrees voor assimilatie en het verloren gaan van de religieuze gemeenschap ligt daarvoor aan de oorsprong. Orthodoxe joden vinden chassidim vaak te eng denken, en omgekeerd vinden de chassidim de orthodoxen vaak te liberaal. Religieuze joden (orthodoxe en chassidim) volgen religieuze kledingvoorschriften. Zo moeten joodse mannen steeds een keppeltje op het hoofd dragen tijdens het eten, drinken en bidden (uit eerbied voor God en scheiding tussen het hemelse en het aardse). Veel mannen lopen voortdurend met het keppeltje rond: uit gemak en omdat het een teken is geworden voor de vrome jood. Vrouwen moeten na het huwelijk hun hoofd bedekken met een hoed, sjaal, muts of pruik. Het haar wordt immers aanzien als intiem aan het lichaam, en mag niet blootgesteld worden aan het ‘wilde oog’. Ze mogen geen mannenkledij dragen (broek, short of bermuda) en moeten een rok of jurk dragen. Ze zijn verplicht de ellebogen en knieën te bedekken, en mogen geen decolletés dragen. Ook eigen aan het religieuze jodendom zijn de spijsvoorschriften of kasjroet. Die bepalen dat joden enkel mogen eten wat ‘kosjer’ is: geen dieren met gespleten hoeven of dieren die herkauwen, en enkel vissen met vinnen en schubben (dus geen paling of schaaldieren). Dieren moeten ook onverdoofd en op rituele wijze geslacht worden. Sommigen (zoals de chassidim) gaan zeer ver in de spijsvoorschriften. Zo mag men geen vlees- en melkproducten mengen. Men mag bijvoorbeeld geen melk in de koffie doen na de maaltijd, of men moet zes uur wachten. Omgekeerd (vlees na melk) is een half uur wachten. Melk- en vleesproducten worden ook op gescheiden aanrechten bereid. Vlees en vis mogen niet tegelijkertijd worden gegeten; wel binnen eenzelfde maaltijd. Consumptie van bloed in vlees is verboden. Keukengerei kan koosjer gemaakt worden door het in een ritueel bad onder te dompelen. Rabbijnen hebben dag en nacht controle op de voedingszaken in de wijk en leveren een certificaat af indien je de voedselwetten naleeft. De religie wordt beleefd in de synagoge. De kenner van de 613 wetten is de rabbijn. Hij is een rechtsgeleerde, geen priester, en hij mag ook huwen. De joden kennen verschillende religieuze feesten. Op de achtste dag na zijn geboorte wordt de jongen besneden, waarmee hij wordt opgenomen in de joodse leefgemeenschap. Wanneer een jongen dertien is, viert hij zijn Bar-Mitswa, waarmee hij religieus volwassen wordt. Vanaf dan is hij, zoals alle volwassen joodse mannen, verplicht drie maal per dag te bidden. Vrouwen zijn hiertoe niet verplicht (die zijn ontheven van alle tijdsgebonden verplichtingen). Bij het bidden dragen de mannen een tallit: een gebedsmantel uit 100% katoen, wol of zijde, met daaraan de tsit-tsit: draden geknoopt volgens de 613 wetten. Ze dragen ook twee lederen teffilin-riemen waarop kubussen zitten met perkementen gebeden in (één op het hoofd – de rede – en één aan de linkerarm – het hart). Men kan eender waar bidden (behalve in de badkamer of op het toilet) maar hiervoor wordt vaak naar de synagoge gegaan. Eén keer ’s morgens voor het ochtendgebed. En één keer ’s avonds, waar het middaggebed (dat in theorie voor zonsondergang moet gebeuren) vaak gecombineerd wordt met het avondgebed (na zonsondergang), zodat dat mannen maar één uur van huis moeten. Er zijn vier synagogen en in totaal 48 gebedsplaatsen in Antwerpen. De synagoge staat open voor iedereen: je treft er zowel chassidim als orthodoxe joden aan. De synagoge is ook de plek waar overlijden en huwelijk in religieuze sfeer gevierd worden. Dat laatste kan enkel voltrokken worden na een burgerlijk huwelijk op het gemeentehuis. In de praktijk zitten er minstens acht dagen tussen, omdat veel joodse koppels het gebruik hanteren elkaar acht dagen voor het huwelijk niet te zien, om ruzie tijdens die stressvolle periode te vermijden. De coördinatie van de activiteiten in de synagoge gebeurt onder andere in de Israëlitische Gemeente Shomre Hadass, in de Terliststraat 35. Dit is een soort joods stadhuis, waar joden terecht kunnen voor het regelen van een huwelijk, een overlijden of geboorte. Ze coördineren vier gebouwen en er werken 25 mensen. * De sabbat (sjabbat in de orthodoxe benaming) is de joodse rustdag. Dit is de zevende dag in de week, waarop God rustte na de zes werkdagen van de schepping van de aarde (sabbat = ‘hij staakte’). De sabbat begint op vrijdagavond met zonsondergang en eindigt ongeveer 25 uur later, op zaterdagavond wanneer het volledig donker is. Op vrijdagavond wordt de sjabbat ingezet met het branden van kaarsen; op zaterdag wordt er drie maal naar de synagoge gegaan om te bidden en wordt een feestmaal gegeten in familieverband. Tijdens de sjabbat mag er niet gewerkt worden, maar ook geen vuur aansteken of voedsel koken op een brandend vuur, geen lichtknopje gebruiken om het licht aan te doen, geen auto gebruiken, niet schrijven, geen geld of waardepapieren aanraken, geen muziekinstrumenten spelen, geen elektrische apparaten gebruiken, en niets buitenshuis dragen. De grens van het ‘huis’ kan wel verlegd worden door de eroev, een denkbeeldige draad die het gebied omheint waarbinnen goederen wel vervoerd mogen worden en men zich vrij mag verplaatsen. De Antwerpse eroev is uniek, omdat hij de enige is die een hele stad omspant. In bijvoorbeeld Parijs of New York is dat beperkt tot een wijk of enkele straten. HdX^VVaZcbVVihX]VeeZa^_`aZkZc Integratie van de joodse gemeenschap was vaak problematisch, maar dat had vooral te maken met het heftig antisemitisme en de politiek van maatschappelijke uitsluiting, waar ze van oudsher mee geconfronteerd werden. Zo krijgt de groeiende tolerantie tegenover de joden (én hun groeiende integratiewil) vanaf de Franse Revolutie en de Belgische onafhankelijkheid een flinke knauw door de eerste grote migratiegolf joden in 1880 (waarbij de plaatselijke bevolking zich ‘overspoeld’ weet en zich weer bedreigd voelt) en de grote economische crisis van 1925 (met een sterke verarming van de joodse gemeenschap én opflakkerende zondebokretoriek). Dit zorgde ervoor dat de joodse gemeenschap zich steeds meer op zichzelf zou terugplooien. Na de Tweede Wereldoorlog hebben joden eigen scholen gesticht. Ze werden erkend en gesubsidieerd door de Belgische staat. Het onderwijs gebeurt in het Nederlands, maar de leerlingen krijgen 15 uur extra les per week: Hebreeuws en godsdienst (woensdagnamiddag en zondag). Joden begonnen ook al snel met een eigen systeem van sociale zekerheid (de verenigingen voor onderlinge hulp of Landmanschaften). In de Antwerpse gemeenschap is er de Joodse Centrale. Elke familie tracht 10 tot 12% van zijn inkomen aan deze hulpkas te geven, waarmee de armere mensen uit de gemeenschap (die talrijker zijn dan de rijke) worden geholpen. Anderzijds was de joodse gemeenschap altijd vrij gedifferentieerd, en had het economisch leven vaak impact op de (mogelijkheden tot) integratie. Joden waren van oudsher actief in de handel, diamant- en geldzaken, maar de positie op de sociale ladder varieerde nogal. In de eerste helft van de negentiende eeuw kwamen de meeste joden als rondtrekkende handelaars en leurders aan de kost. Naarmate ze zich beter integreerden en meer middelen kregen, openden ze kleine handelszaken, vaak binnen dezelfde economische sector als waarin ze als leurder actief waren. De joodsRussische arbeiders waren vooral tewerkgesteld in de haven en de diamantnijverheid (als arbeider en snijder). De joodse elite bezette vooral de diamant- en graanhandel. De Poolse joden waren actief als leurder en in de textiel. Zoals steeds konden jongere joden zich sneller aanpassen aan hun nieuwe omgeving. De rond 1900 geboren joodse jongeren geraakten sneller geïntegreerd, en stelden meer en meer de leefwereld van hun ouders in vraag. Ze revolteerden tegen de patriarchale en autoritaire familiebanden en zochten aansluiting bij socialisme en communisme. De Antwerpse joodse gemeenschap van voor de Tweede Wereldoorlog was zo sterk liberaal en wereldlijk van inslag. Alle Vlaamse politieke partijen telden prominente joden. Ongeveer 85% van de kinderen gingen naar niet-joodse scholen en hadden dus veel niet-joodse vrienden en kennissen. Die periode van integratie werd met de vervolgingen van de Tweede Wereldoorlog – en de nieuwe groepen die nadien kwamen – deels weer teniet gedaan. Vandaag gaan in vergelijking met de vooroorlogse periode veel meer joodse kinderen naar exclusief joodse scholen (tot 85 à 90%) en neemt het Frans een prominente plaats in. Die joodse scholen (waar jongens en meisjes nog strikt gescheiden zitten) bieden het normale Vlaamse lesprogramma aan, maar per week worden nog vijftien extra lesuren ingelast (drie per dag). Tijdens die uren krijgen de joodse kinderen binnen acht verschillende vakken les over hun religie, geschiedenis en cultuur. Van die vijftien extra uren worden er twee door de staat gesubsidieerd; de overige dertien worden door de ouders betaald. Het merendeel van de joodse kinderen gaat dus naar exclusief joodse scholen, gaat ook naar joodse sportclubs, joodse teken- en knutselateliers,… Een deel van de mensen stuurt zijn kinderen ook naar gewone Vlaamse academies of muziekscholen. Wanneer een kind aan de middelbare school afstudeert, zullen chassidim niet geneigd zijn ze naar een (Vlaamse) universiteit of hogeschool te laten doorstromen, uit vrees voor assimilatie. Maar ook veel orthodoxe joden zullen dit enkel doen als ze zeker zijn dat hun kind ‘sterk genoeg’ is om aan de vreemde invloeden te weerstaan. + ‘Als beide partners gaan werken, verdelen we de taken, zoals jullie. Je neemt dan de taken op die je wilt. Mijn echtgenoot bijvoorbeeld haat winkelen. Hij eet nog liever een boterham dan dat hij zou gaan winkelen. Maar de wasmachine opzetten of de was uitladen moet ik hem geen twee keer vragen. Mijn schoonzoon gaat iedere week naar de Delhaize. Mijn dochter is nog nooit moeten gaan winkelen. En als er dan iets niet op het lijstje staat dat hij tocht interessant vindt, belt hij eerst naar huis! ‘(lacht) Simone Wenger, orthodox-joodse Belg Er wordt zoveel mogelijk getrouwd binnen de eigen gemeenschap. De partner moet joods zijn, dat is het belangrijkste. Als het niet uit religieuze overweging is, dan wel uit praktische: een jood verstaat veel beter de gebruiken, cultuur en voorschriften. Vermits de joodse gemeenschap vrij klein is (wat zeker geldt voor de chassidim), moet er dus al snel naar andere joodse gemeenschappen in het buitenland gekeken worden. Dat is niet altijd eenvoudig. Huwelijken worden daarom meestal ‘gearrangeerd’, ofwel door familie ofwel door professionele makelaars. Deze leggen uitgebreide internationale databanken aan van trouwlustige vrijgezellen, en zoeken naar interessante matches. De informatie over beide partners wordt dan aan beide partijen doorgespeeld, en als er interesse is kan een eerste afspraak geregeld worden. De man en de vrouw worden dan samen gebracht (buiten de gemeenschap, en lichamelijk contact is strikt verboden), en als het klikt kunnen de twee zelf beslissen verder te gaan en eventueel te trouwen. De jongen moet zich dan vestigen op de plek waar het meisje woont. Daardoor vertrekken veel Belgische joodse jongens als ze trouwen naar het buitenland, én komen buitenlandse joodse jongens na hun huwelijk met een Belgische hier wonen. Joden zijn in principe werkzaam in alle mogelijke sectoren en binnen alle mogelijke jobs. In de praktijk zal men wel vaak op zoek gaan naar een joodse werkgever, omdat die gemakkelijker verlof heeft met joodse feestdagen. Binnen de orthodoxe gemeenschap zorgt de vrouw traditioneel voor het huishouden en de opvoeding van de kinderen, en wijdt de man zich aan werk en studie. Maar tegenwoordig gaat het merendeel van de koppels samen uit werken. Joden hebben een strikte opvatting over de rollen van mannen en vrouwen, maar de vrouw wordt er niet gezien als tweederangsfiguur. Traditioneel is het huwelijk een ‘driehoeksverbond’ tussen man, vrouw en God, en moeten man en vrouw elkaar aanvullen ‘tot één persoon’. Het is dus niet zo dat vrouwen ‘hun plaats moeten kennen’: net zoals bij Vlaamse werkende koppels worden de taken verdeeld volgens zin en vermogen. Chassidische joden zijn traditioneel werkzaam binnen de diamantsector, maar daar verdwijnen steeds meer jobs, en jonge joden kunnen er steeds moeilijker aan de slag. Maar hierover meer op halte 3. 7gdccZc/ Abicht L., Het Jeruzalem van het westen. Joden en goyim in Antwerpen Antwerpen Averechts, Wereldkaart op stadsformaat Saerens L., Brabosh aan de Schelde: de Antwerpse joodse gemeenschap, einde 19e eeuw en 20e eeuw, in Landverhuizers, MAS Saerens L., (2000), Vreemdelingen in een wereldstad. De geschiedenis van Antwerpen en haar joodse bevolking, Lannoo School zonder racisme, Handleiding bij de didactische fotomap om vooroordelen te doorbreken Schreiber J.P., (1993), De Joodse immigratie in België van de middeleeuwen tot onze tijd, in De geschiedenis van het eigen volk, Kritak, Leuven Steinberg M., (1993), De joodse tragedie in België: de verwoestende gevolgen van xenofobie, in De geschiedenis van het eigen volk, Kritak, Leuven Gesprek met Simone Wenger Gesprek met Sam Friedman