Hoofdstuk 1 Verbanden Herhaling VWO 2 Grootheid: meetbare eigenschap (bijv. snelheid, temperatuur) Eenheid: zegt iets over het getal (bijv. 2 meter, 36°C) 𝜌 = 25 𝑔/𝑐𝑚³ Grootheid eenheid Rechtevenredig verband: • Lineair verband • Als de ene grootheid x keer zo groot wordt, dan wordt Vraag: voor grootheid welke van ook bovenstaande stoffen (lood, zink de andere x keer zo groot. en aluminium) bestaat een rechtevenredig verband tussen massa en volume? Temperatuur Ijken: het controleren of aanbrengen van een schaalverdeling op een meetinstrument Anders Celsius: - 0°C = temperatuur van smeltend ijs - 100°C = temperatuur kokend water Temperatuur Gabriel Fahrenheit: - 0°F = laagste T geboortestad - 100°F = eigen lichaamstemperatuur Temperatuur omrekenen Van Celcius naar Fahrenheit: ‘’aantal graden Celsius maal 1,8 en daarna plus 32’’ 𝑇 𝑖𝑛 °𝐹 = 32 + 1,8 · 𝑇 (𝑖𝑛 °𝐶) Van Fahrenheit naar Celsius: ‘’Aantal graden Fahrenheit min 32 en daarna delen door 1,8’’ 𝑇 𝑖𝑛°𝐹 − 32 𝑇 (𝑖𝑛°𝐶) = 1,8 Moleculen en temperatuur Lage temperatuur, langzame moleculen Hogere temperatuur, snellere moleculen Wat is temperatuur? Temperatuur: Maat voor de beweging van moleculen. Lage T moleculen bewegen langzaam Hoge T moleculen bewegen snel Absolute temperatuur Hele Het Lagere absolute lagetemperatuur, temperatuur, nulpunt, Hoge temperatuur, snellere langzamere moleculen langzame moleculen staan moleculen stil! moleculen 0K Noot: in werkelijkheid is dit niet met een vloeistofthermometer te meten! Lord Kelvin - 0K = Absolute nulpunt (temperatuur waarbij moleculen stilstaan) - 273K = temperatuur smeltend ijs = 0°C Absolute nulpunt Temperatuur Eenheden: graden Celsius (oC) graden Fahrenheit (oF) Kelvin (K) Symbool: T temperatuur 𝑇 𝑖𝑛 𝑜 𝐹 = 32 + 1,8 ∙ 𝑇 𝑖𝑛 𝑜 𝐶 𝑇 𝑖𝑛 𝑜 𝐶 𝑇 𝑖𝑛 𝐾 𝑇 𝑖𝑛 𝑜 𝐹 − 32 = 1,8 = 𝑇 𝑖𝑛 𝑜 𝐶 + 273,15 Een mate voor de beweging van moleculen Druk Druk: de kracht die wordt uitgeoefend op 1 m². Symbool: p Eenheid: N/m² of Pa (Pascal) Vraag: In welke situatie is de druk groter? a. Een pen wordt met een kracht van 10 N op papier gedrukt b. Een gum wordt met een kracht van 10 N op papier gedrukt. Oefenopgave zwaartekracht Stel dat een voorwerp een massa heeft van 5,0 kg. Bereken de zwaartekracht op dat voorwerp. Geg: m = 5,0 kg g = 9,81 N/kg (leren!) Klik hier voor het antwoord op de vraag. Gevr: Fz = ? Opl: 𝐹𝑧 = 𝑚 ∙ g = 5,0 ∙ 9,81 = 49,05 𝑁 = 49 𝑁 Oefenopgave druk Stel dat een tv met voet (Avoet = 15 dm2) een kracht van 147 N op de grond uitoefent. Bereken de druk op de ondergrond. Geg: F = 147 N A = 15 dm2Klik = 0,15 m2het antwoord op de vraag. hier voor Gevr: p = ? Opl: 𝑝= 𝐹 𝐴 = 147 0,15 = 980 𝑁/𝑚2 = 9,8 ∙ 102 𝑁/𝑚2 Oefenopgave druk Stel dat een tafel (m = 25 kg) een viertal poten heeft van elk 25 cm2. Bereken de druk op de ondergrond. Geg: m = 25 kg g = 9,81 N/kg (leren!) 2 = 100 cm2 = 0,01 m2 A = 4 x 25 cm Klik hier voor het antwoord op de vraag. Gevr: p = ? Opl: 𝐹𝑧 = 𝑚 ∙ g = 25 ∙ 9,81 = 245,25𝑁 𝐹 245,25 𝑝= = = 24525 𝑁/𝑚2 = 2,5 ∙ 104 𝑁/𝑚2 𝐴 0,01 Oefenopgave druk Om met een mes een snee in een voorwerp te maken is een druk van 1,5∙106 N/m2 nodig. Bereken of jou (m = 60 kg) dat lukt als je op een mes (A = 3 cm2) hangt. Geg: m = 60 kg A = 3 cm2 = 0,03 dm2 = 0,0003 m2 Klik hier voor het antwoord op de vraag. Gevr: p = ? Opl: 𝐹𝑧 = 𝑚 ∙ g = 60 ∙ 9,81 = 588,6 𝑁 𝐹 588,6 𝑝= = = 1962000 𝑁/𝑚2 dus dat lukt 𝐴 0,0003 Zwaartekracht Eenheid: Newton (N) Symbool: Fz Zwaartekracht 𝐹𝑧 = 𝑚 ∙ 𝑔 De kracht van de aarde op een voorwerp Dichtheid Eenheid: kg/m3 OF g/cm3 Symbool: ρ Dichtheid 𝑚 𝜌= 𝑉 De massa per kubieke meter OF De massa per kubieke centimeter Luchtdruk De moleculen in de lucht om ons heen bewegen kriskras door elkaar heen. Als de moleculen ergens tegenaan botsen oefenen ze een kracht uit op dit oppervlak. Alle moleculen samen oefenen een grote kracht uit op een oppervlak. Dit is luchtdruk. Luchtdruk Luchtdruk Eenheid: Newton per vierkante meter (N/m2) Symbool: p Luchtdruk 𝐹 𝑝= 𝐴 De kracht die de lucht uitoefent op een vierkante meter Luchtdruk Standaardluchtdruk is 100000 N/m2. Raam Dat houdt in dat er een kracht van 100000 N op een vierkant raam van 1 m2 werkt! Waarom gaat dat raam dan niet kapot?! Je merkt vaak niets van de luchtdruk, omdat vaak de druk binnen en buiten bijna gelijk is. Vacuüm Door alle stoffen weg te zuigen, kun je een luchtledige ruimte krijgen. (dit woord is verwarrend: het is ledig van lucht, maar ook van de rest!) Vacuümpomp Maagdenburger halve bollen Zolang Je kunt dede kracht halvevan bollen buitenaf dus eenvoudig even grootvan is als elkaar van binnenuit, trekken. merk je niets van de luchtdruk. Maagdenburger halve bollen Als er alleen moleculen van buitenaf op de halve bollen botsen, moet je die kracht En dat overwinnen lukt je niet! om de halve bollen van elkaar te krijgen. Luchtdruk De kracht van lucht Lucht in afgesloten ruimte Druk verhogen: temperatuur Hogere Lage temperatuur, temperatuur, langzame snellere moleculen Hoe hoger de temperatuur… … hoe sneller moleculen bewegen. Hierdoor botsen moleculen vaker en harder… …daardoor wordt de druk groter. Druk verhogen: meer moleculen Hoe groter het aantal moleculen is dat botst, hoe meer kracht uitgeoefend wordt op de wanden, hoe groter de druk. Druk verhogen: kleiner volume Hoe kleiner het volume, hoe groter de druk Per kubieke meter zitten er namelijk meer moleculen! Invloeden op druk De luchtdruk wordt groter als: • de temperatuur verhoogd wordt; • het aantal moleculen vergroot wordt; • het volume verkleind wordt. Gaswet van Boyle Er kunnen geen moleculen in of uit. In een afgesloten ruimte geldt: Druk × volume = constante p × V = constant - p in Pa (of N/m²) - V in m³ p1V1 = p2V2 Hoe groot is de luchdruk? A (20m³) p = 0,50·105 Pa • Volume blijft gelijk (20 m3) • Aantal moleculen verdubbelt B (20m³) p = 1,0·105 Pa Druk verdubbelt Hoe groot is de luchtdruk A (20m³) p = 0,50·105 Pa • Volume verdubbelt • Aantal moleculen blijft gelijk B (40m³) p = 0,25·105 Pa Druk halveert Luchtdruk en wind Ontstaan wind Werking stofzuiger Resulterende snelheid Een vliegtuig vliegt met 700km/h naar het oosten. De wind waait met 125km/h vanuit het noorden. Kop en staart zijn verbonden - Aangrijpingspunt Snelheid is een vectorgrootheid (grootte en (vliegtuig) richting zijn van belang) 700km/h - Gebruik kop-staart methode 125km/h - Denk aan schaal! 7,1 ·10² km/h Bereken de resulterende snelheid de richting stelling van Teken de volgens resulterende de kop-staart snelheid methode een vectorpijl een vectorpijl van 700 km/hmet (7 cm) het Pythagoras, of(1,25 bepaal derichting resulterende snelheid aan de van 125 km/h cm) het zuiden (want: oosten hand van denoorden) schaal. wind vanuit Schaal: 1 cm = 100 km/h Fasedriehoek Waterkringloop Verdampen en condenseren Lucht bevat waterdamp. De hoeveelheid waterdamp in de lucht noemen we de luchtvochtigheid. Bij 100% zit de maximale hoeveelheid waterdamp in de lucht. De lucht is dan verzadigd. Lucht van lage temperatuur kan weinig waterdamp bevatten (= snel verzadigd). Lucht van hoge temperatuur kan veel waterdamp bevatten (= niet snel verzadigd). Het weer Verzadigde lucht Bij een T van 30°C (hoge T) kan de lucht per m³ maximaal 30 gram waterdamp bevatten. De lucht is dan verzadigd. Bij een T van 0°C (lage T) kan de lucht per m³ maximaal 5 gram waterdamp bevatten. De lucht is dan verzadigd. Regels significante cijfers • Het aantal cijfers waaruit je eindantwoord bestaat noemen we het aantal significante cijfers • Vb. 1: 23,5 km/h 3 significante cijfers • Vb. 2: 24 km/h 2 significante cijfers • De cijfers 0, 1, 2, 3, 4 worden naar beneden afgerond. Bij een 5, 6, 7, 8, 9 rond je naar boven af. • Vraag: Hoe schrijf je 23,5 km/h in twee significante cijfers? • Bij het bepalen van het aantal significante cijfers tellen alle nullen vooraan niet mee, nullen achteraan hebben wel betekenis. • Vb. 1: 0,235 3 significante cijfers • Vb. 2: 235,0 4 significante cijfers • Vraag: Waarom denk je dat dit is? Wetenschappelijke notatie • Alle getalen boven de 100 noteren we met de wetenschappelijke notatie: - 130 = 1,3·10² - 136 = 1,4·10² - 5076 = 5,1·10³ • Ook bij hele kleine getallen gebruiken we de wetenschappelijke notatie: - 0,0083 = 8,3·10-3 - 0,000021 = 2,1·10-5 • Regel: Het getal voor het ‘’∙’’-teken is altijd een getal tussen 1 en 9 Moeilijke vragen beantwoorden Strategie: - Bekijk goed wat er precies gevraagd wordt wat moet je precies berekenen? - Bedenk welke formule(s) je hiervoor zou kunnen gebruiken (gebruik ook je wiskundige kennis!) - Schrijf je gegevens op (let op verborgen gegevens, bijvoorbeeld g = 9,81 N/kg, p = 1,0·105 Pa) - Kies de formules die je kunt gebruiken - Combineer formules die je kent