Joden en jodendom - rijkdom en verscheidenheid Het kleine land Israël haalt dagelijks het nieuws. Joden en Palestijnen zijn er gedoemd om samen te leven, ook al staan ze elkaar voortdurend naar het leven. Aanslagen van Palestijnse verzetsgroepen en represailles van het Israëlische leger volgen elkaar op. De vrede is er meer dan ooit zoek. Niemand kan voorspellen wat beide volkeren nog zullen moeten meemaken. In Israël wonen er momenteel ongeveer 5 miljoen joden. Maar ook in de Verenigde Staten en elders in de wereld leven heel wat joodse mensen. Het joodse volk heeft zich steeds verbonden geweten met de landstreek ten oosten van de Middellandse Zee, de landstreek die in de loop der eeuwen verschillende namen heeft gekend. Door allerlei veroveraars, zoals de Assyriërs, Babyloniërs, Egyptenaren, raakten de bewoners van het land uiteindelijk verspreid over de gehele wereld. Deze verspreiding of diaspora vinden we al beschreven in verschillende bijbelse verhalen, en al zijn deze sterk theologisch of religieus gekleurd, toch is de geschiedkundige context waarin ze zijn ontstaan, niet weg te denken. Ook tijdens de twintig eeuwen christendom hebben de joden een weg gezocht te midden van andersgelovigen en hebben als minderheid veel te lijden gehad van allerlei vervolgingen. We hoeven maar terug te denken aan de kruisvaarders, de inquisitie, de pogroms (razzia tegen de joden, gepaard gaand met plundering en moord) in Oost-Europa, de uitroeiing van zes miljoen joden tijdens de laatste wereldoorlog. Pas in 1948 hebben de joden een echt thuisland gekregen bij de oprichting van de staat Israël. Toch treffen we in andere landen nog steeds grote joodse gemeenschappen aan. In ons land ontmoeten wij joodse medeburgers in Antwerpen, Brussel, Gent, Luik, Oostende en Aarlen. Ze hebben meestal de Belgische nationaliteit. Ze zijn dus geen vreemdelingen in ons land. Ze hebben een eigen godsdienst en ze beleven die, waar ze ook vertoeven in de wereld, welke nationaliteit ze ook hebben, in sterke verbondenheid met het land Israël en met de hoofdstad Jeruzalem Wij willen eerst wat vertellen over wie joden zijn en hoe verscheiden ze onderling zijn. Wij kunnen ze niet allemaal over dezelfde kam scheren. Vervolgens willen we grasduinen in hun manier van leven, hun godsdienstige gebruiken en gewoonten. De huidige politieke situatie en de tweede intifada (Palestijnse opstand), hoe actueel ook, laten wij in deze info buiten beschouwing. Wij willen alleen enkele facetten van de joodse samenleving belichten op godsdienstig vlak. WIE IS JOOD? Voor het christendom en de islam is het gemakkelijk uit te maken wie zich christen of moslim kan noemen. Iedereen die zich bewust tot een van die twee godsdiensten bekent, mag zich als volwaardig lid beschouwen van de christelijke of van de moslimgemeenschap. Of men reeds generaties lang of slechts kortelings lid is geworden, doet hier niets ter zake. Bij het jodendom is dit evenwel niet zo gemakkelijk af te lijnen. We kunnen ons terecht de vraag stellen: zijn de joden een volk? Zijn ze een ras? Wordt het jood-zijn bepaald door de godsdienst? Of spelen hier nog andere factoren mee zoals etnische, religieuze, sociologische, geschiedkundige, biologische of culturele indicaties? Uit de talmoed en de joodse traditie leren wij dat al wie uit een joodse moeder geboren is als jood moet worden beschouwd. Ook iemand die zich tot het jodendom bekeert, wordt als joods aangezien. Wie aan een van deze twee bepalingen beantwoordt, kan deelnemen aan het joodse godsdienstige leven. Maar deze definities zijn niet erg nauwkeurig of zeker niet volledig. Hoe weet je bijvoorbeeld dat je moeder joods is? In de eerste definitie zit het te bepalen woord reeds opgesloten in datgene wat nog gedefinieerd moet worden. Verder weten we dat de huidige aartsbisschop van Parijs, kardinaal Lustiger, en Edith Stein christen zijn geworden. Maar zij zijn in feite nooit opgehouden joods te zijn. Voor de joodse gelovigen zijn ze afvalligen geworden. Toch werd Edith Stein omgebracht, niet omdat ze christen was geworden, maar wel omdat ze joods was gebleven. Het jood-zijn van iemand kan met andere woorden niet zomaar herleid worden tot het godsdienstige. Karl Marx was een materialist en Sigmund Freud schreef antigodsdienstige boeken. Toch worden zij beiden door iedereen als joden aangezien. Er zijn mensen die duidelijk als joods bestempeld worden zonder dat ze zich met de joodse godsdienst hebben ingelaten. Denk aan Einstein, Bloch, Trotsky, Chaplin, Bob Dylan en zovele anderen. Het is voor Hitler en voor zijn kompanen, die heel Europa Judenrein wilden maken, niet gemakkelijk geweest om één criterium te hanteren om de selectie, die zij op het oog hadden, door te voeren. Er waren immers in Duitsland veel joden gehuwd met mensen van het Arische ras (blank en niet-joods). Wie vier joodse grootouders had, werd als voljoods beschouwd, ook al waren de families al jarenlang katholiek of protestant. Ook degenen van wie alleen maar de vader joods was, riskeerden in de gaskamers terecht te komen. Het is niet zo eenvoudig om het begrip jood' te bepalen. Er spelen meerdere factoren mee. Voor Sartre gold zelfs dat zij die door de anderen als jood worden bestempeld ook als jood moeten worden beschouwd. Met de oprichting van de staat Israël komt daar nog het nationaliteitsgevoel bij, hoewel ook heel wat Palestijnen de Israëlische nationaliteit hebben, zonder jood te zijn. Maar elke jood, of hij nu godsdienstig of atheïst is, zionist (jood die streeft naar een eigen, zelfstandige staat in Palestina) of anti-zionist, kan zich medeverantwoordelijk voelen voor Israël. Hij kan zich verbonden voelen met het volk dat daar leeft en met het land waar dit volk leeft, zonder dat hijzelf binnen die grenzen woont. Etnische en geografische verbondenheid, lotsverbondenheid, godsdienst en geschiedenis, traditie en geloof, afkomst en culturele verbondenheid, en wellicht nog andere elementen doen iemand behoren tot het joodse volk of de joodse godsdienst. GROTE VERSCHEIDENHEID Het jodendom is geen uit één stuk gehouwen blok. De verschillen zijn legio. Er is zelfs een joods spreekwoord dat zegt: 'Twee joden, drie meningen". En dit zegt eigenlijk al genoeg. We kunnen joodse mensen indelen op verschillende manieren. We kunnen ze bekijken volgens hun afkomst of volgens de wijze waarop ze hun godsdienst beleven. Zoals er bij de christenen katholieken, protestanten, orthodoxen, en verder nog vele andersoortige religieuze belijdenissen of denominaties zijn (anglicanen, baptisten, methodisten, presbyterianen ... ), zo bestaan er ook binnen de joodse samenleving verschillende groepen. Indeling volgens afkomst Hier maken wij een onderscheid tussen asjkenazische, sefardische en andere joden. • Asjkenazische joden Het Hebreeuwse woord Asjkenaz, dat we eveneens aantreffen in de bijbel (Genesis 10,3 ; 1 Kronieken 1,6 ; Jeremia 51,27), duidt op een bevolkingsgroep die leefde in de nabijheid van Armenië. In de middeleeuwse rabbijnse literatuur wordt de benaming gebruikt om Duitsland aan te duiden. Als we spreken over asjkenazische joden dan bedoelen we daarmee de joden die onder elkaar het Hoogduits spreken. Door toedoen van de kruistochten leven ze verspreid over zowat alle landen van Midden- en OostEuropa: Polen, Litouwen, Oekraïne, Rusland, Hongarije en Bulgarije, Tsjechië en Slowakije en uiteraard in Duitsland zelf. Door allerlei pogroms en jodenvervolgingen van de 19e en 20e eeuw zijn vele asjkenazische joden uitgeweken naar het Westen. Velen wilden naar Amerika, anderen bleven in Antwerpen achter, omwille van de bloeiende diamantnijverheid aldaar. Het is dan ook niet te verwonderen dat het merendeel van het Antwerpse jodendom bestaat uit asjkenazische joden. De taal die ze onder elkaar spreken is vaak het Jiddisch, een mengtaal van Hoogduits, Hebreeuws, vermengd met allerlei Romaanse en Slavische elementen. Het Jiddisch wordt geschreven met Hebreeuwse letters van rechts naar links. Als men het hoort spreken, herkent men dadelijk een aantal Duitsklinkende woorden. • Sefardische joden Het Hebreeuwse woord Sefarad komt van het Hebreeuwse Sefardi (meervoud Sefardim) en wordt in verband gebracht met een onbekende plaats, waar in de tijd van de profeet Obadja de ballingen van Jeruzalem vertoefden. Maar heden ten dage verwijst deze term naar de afstammelingen van de joden die in Spanje en Portugal leefden vóór hun uitdrijving in 1492. In Spanje hebben de joden een gouden eeuw gekend tijdens de moslimoverheersing in de 13de en 14de eeuw. Heel belangrijke figuren traden er tijdens deze periode op de voorgrond zoals de staatsman Chasdai Ibn Sjaprut, de talmoedgeleerde Samuël Hanagid, de beroemde dichters Mozes ibn Ezra, Salomo ibn Gbairol en Jehuda Halevi en filosoof en theoloog Maimonides. Bij de komst van katholieke vorsten moesten de joden zich in Spanje en Portugal bekeren tot het christendom. Zij werden Nieuwe Christenen genoemd, maar ze beleefden doorgaans enkel uiterlijk het katholieke geloof. Omdat ze stiekem trouw bleven aan hun joods godsdienstbeleving, werden ze opgespoord door de inquisitie. In maart 1492 kwam het edict van de uitdrijving voor al wie het christelijke geloof niet ten gronde accepteerde. Daarop volgde een grote uittocht naar de landen van Noord-Afrika, Italië, Turkije en Griekenland. Deze uitdrijving wordt de sefardische diaspora genoemd. Andere zogeheten crypto-joden (die in het geheim joodse opvattingen hadden) vluchtten naar Portugal, waar het gevaar om ontmaskerd te worden minder groot was. Vandaar trokken ze verder naar Nederland, meer bepaald naar Amsterdam, waar de Portugese joden in de 17de eeuw een grote gemeenschap uitbouwden en een prachtige synagoge oprichtten. Nog anderen vonden een onderkomen in Frankrijk (Bordeaux en Bayonne). Ook de sefardim hebben hun eigen taal, het zogenaamde `Ladino', eveneens een mengtaal van Hebreeuws, Spaans, Turks en andere talen. Het wordt nog gesproken door heel wat joden in Turkije en Griekenland en ook hier en daar op andere plaatsen. In Antwerpen zijn er momenteel een veertigtal synagogen, maar slechts één sefardische in hartje van de Hoveniersstraat, te midden van de hoge diamantgebouwen. • Andere joden Joden die geen asjkenazische en ook geen sefardische achtergrond hebben, worden nogal eens verkeerdelijk `oosterse' joden genoemd. Het gaat hier om joden die uit een totaal andere culturele en historische wereld komen. We denken dan aan Jemenitische joden, Ethiopische joden (de zogeheten falasja's), joden uit China en Indië. Zij hebben allemaal hun eigen gewoonten en gebruiken en staan ook geheel anders tegenover het Farizeese jodendom zoals wij dit in onze westerse wereld kennen. Indeling volgens godsdienstbeleving Niet iedereen neemt zijn geloof even ernstig. Katholieken zijn niet allemaal trouwe kerkgangers. Ook bij joden kunnen wij een onderscheid maken in de manier waarop ze hun geloof tot uitdrukking brengen. De lijn tussen de verschillende groepen is vaak niet gemakkelijk te trekken. Maar we kunnen toch de volgende onderscheidingen maken. • Orthodoxe joden Zij proberen allen zo goed als mogelijk de wetten van de Tora na te leven. Het gaat hier om 613 voorschriften (365 verboden en 248 geboden) die in de eerste vijf boeken van de bijbel zijn opgetekend. Vandaag kunnen sommige van deze bepalingen niet meer nageleefd worden, omdat ze betrekking hebben op de tempel (die nu niet meer bestaat). Andere zijn specifiek voor mannen of specifiek voor vrouwen. In grote lijnen komt het naleven van deze voorschriften neer op het onderhouden van de sjabbatregels en de spijswetten. De mens is Gods beeld. God hield de zevende dag op met scheppen en rustte. Daarom zal de orthodoxe jood (niet te verwarren met de ultra-orthodoxe jood: zie verder) op sjabbat geen scheppende activiteiten verrichten. Hij zal bijvoorbeeld geen licht aanmaken of doven. De voornaamste regels voor de spijswetgeving treffen we aan in Leviticus 11 en Deuteronomium 14. Een mens zal niet alles eten. Hij eet alleen wat volgens de bijbel kosjer is en geoorloofd. Dat betekent onder meer: van de dieren die op het land lopen, zullen enkel herkauwende dieren voor consumptie in aanmerking komen, als zij ook nog gespleten hoeven hebben. Het varken heeft gespleten hoeven, maar herkauwt niet en is dus niet kosjer. Van de dieren die in het water leven, mogen enkel die vissen gegeten worden, welke én vinnen én schubben hebben. Garnalen, krabben, mosselen, oesters, paling, kreeften en al wat wij zeevruchten noemen is taboe in de joodse keuken. Van de vogels worden praktisch alle roofvogels uitgesloten. In de bijbel worden er zo'n twintig in totaal opgesomd, waaronder de arend, de gier, de valk, de raaf, uilen, de sperwer en de ooievaar. Ook de vleermuis is onrein. Vlees en melkspijzen moet strikt gescheiden worden. Op een drietal plaatsen wordt er in de bijbel gezegd dat men het bokje niet mag koken in de melk van zijn moeder (Deuteronomium 14, 21). Een bokje doden en het gereedmaken in de melk van de eigen moeder werd als iets afschuwelijks aangezien. Want het bokje heeft precies de melk van de moeder nodig om in leven te blijven. Hieruit wordt afgeleid dat vlees en melk nooit met elkaar in aanraking mogen komen. Door orthodoxe joden wordt dit strikt nageleefd. Nooit worden vlees en kaas samen opgediend. Doorgaans heeft men twee koelkasten: een om de vleeswaren te bewaren, een ander voor de melkspijzen. Onder geen enkel beding mag men bloed nuttigen. Vandaar dat de joodse rituele slachter (een sjocheet) ervoor moet zorgen dat alle bloed uit het vlees verwijderd wordt door het enkele keren in zoutig water te drenken. Vlees waar nog bloed in zit, mag niet gegeten worden. Bloedtransfusie mag wel, wanneer dit voor het leven of de gezondheid noodzakelijk is. Trouwens alle wetten en voorschriften, zowel de sjabbat- als de voedselwetgeving vervallen als iemands leven in gevaar zou komen. Orthodoxe joden proberen al deze voorschriften na te leven. Toch moeten wij ook hier een onderscheid maken tussen de orthodoxie en de orthopraxie. In Antwerpen zullen de meeste joden zich orthodox noemen. Zij behoren tot een orthodoxe gemeenschap. Toch kan men in de naleving van de voorschriften heel wat verschilpunten opmerken. • Conservatieve joden Hiermee bedoelen wij niet behoudsgezinde of oubollige joden. Conservatief verwijst enkel naar het Latijnse woord `conservare', hetgeen `bewaren' betekent. Het gaat hier om joodse mensen die aan hun jood-zijn een eigen invulling willen geven. Ze kiezen bewust wat ze zelf belangrijk vinden. Dit willen ze bewaren. Maar ze stappen nogal gemakkelijk over een aantal regels heen, die voor hen minder belangrijk worden in bepaalde omstandigheden. De sjabbatvoorschriften en spijswetten, hoewel ook bij hen nog grotendeels in acht genomen, worden al vlug opzij geschoven wanneer ze bij niet-joodse vrienden worden uitgenodigd. In Amerika behoren vele joden tot de zogeheten conservatieve joden. Ze gaan wel naar de synagoge, maar hebben zich meer aangepast aan de modernere samenleving. Ze willen trouw blijven aan de traditie, maar wensen meer openheid en gelijkheid tussen man en vrouw. In hun synagoge mogen mannen en vrouwen naast elkaar plaatsnemen. Als de meisjes twaalf jaar geworden zijn en als religieus volwassen worden beschouwd, is er voor hen een bat mitswa-viering voorzien (zie verder), zoals dit in orthodoxe middens enkel voorzien is voor de jongens, wanneer zij op dertienjarige leeftijd hun bar mitswa-ceremonie houden. • Liberale of reformjoden Voor hen is het van belang te geloven in Gods liefde en rechtvaardigheid. Jood zijn houdt voor hen een opdracht in om sociale vooruitgang en broederschap onder de mensen te bevorderen. In de synagogale liturgie wordt er overgeschakeld naar de landstaal. Vaak zal men ook een orgel aantreffen in een liberale synagoge. Er is gelijkheid tussen man en vrouw. Bij hen kunnen vrouwen eveneens als rabbijn fungeren. Het dragen van de kippa of hoofdbedekking wordt achterwege gelaten. Het gevaar voor assimilatie met de niet-joodse bevolking is niet uitgesloten. Ook gemengde huwelijken komen veel voor. De bedoeling van het liberale jodendom was het nastreven van een harmonisatie met het christelijke culturele leven van het Westen. In Antwerpen heeft het liberale jodendom geen voet aan de grond gekregen, terwijl er in Brussel wel een liberale gemeente bestaat. • Ultraorthodoxe joden Bij de orthodoxe joden hoort ook nog een heel bijzondere groep, die sterk opvalt in het straatbeeld van sommige steden zoals Jeruzalem, Londen, New York (Brooklyn) en ook Antwerpen. Het betreft hier de verschillende soorten chassidiem (vromen), groeperingen die zijn ontstaan in Centraal en Oost-Europa in de 18de eeuw. Ze kleden zich in lange kaftans en hun hoofd bedekken ze met brede zwarte vilten hoeden. Ze geven een heel speciaal cachet aan bepaalde wijken. Vooral in Mea Sjearim, in de noordwestelijke hoek van Jeruzalem, maar ook in Antwerpen treft men ze in groten getale aan rond het Centraal Station en de diamantwijk. Het gaat hier om een dertigtal verschillende groeperingen die elk hun eigen gebeds- en leerhuizen (sjoel) hebben. Ook in Antwerpen zijn er verschillende chassidische groeperingen vertegenwoordigd. Vandaar het grote aantal synagogen in Antwerpen, waar men naast een Lubavitchergemeenschap, ook een Belzer-, een Bobover- , een Alexander-, een Gur, een Visjnitz en een Satmargroep aantreft. AI deze groeperingen hebben een eigen spirituele leider die ze hun `rebbe' noemen. Die rebbe kan wonen in Israël, Amerika of ook elders in de wereld en ze volgen elkaar doorgaans van vader op zoon op. Zo zijn er heel belangrijke chassidische dynastieën. Het woord van de rebbe wordt door zijn volgelingen beluisterd en na gevolgd. Chassidiem bekleden zich steeds onder hun kaftans met een gebedsmantel. Ze dragen een baard en hun voorste hoofdharen waren nooit geknipt. Deze vallen in pajes (haarlokken of pijpenkrullen) naar beneden (Leviticus 19, 27). Hun vrouwen zijn zeer modest gekleed, armen en benen bedekt. Op hun hoofd dragen ze doorgaans een doek, tulband of een pruik, zodat hun eigenlijke hoofdharen niet te zien zijn. De groepen verschillen onderling in bepaalde gebruiken en regels. Ook in kledij kan men verschillen ontdekken. Doorgaans dragen ze zwarte kousen, anderen dan weer witte als het sjabbat is. Ook de broeken en de kaftans zijn typerend om zich met een bepaalde groep te identificeren. Toch heeft de kledij in feite niets te maken met hun jood-zijn. Het gaat hier om de traditionele klederdracht van hun land van herkomst. Hun leefwijze bestaat erin het profane leven te heiligen en vreugdevol te zijn. Liederen en gezangen nemen dan ook een belangrijke plaats in. Ze gaan ervan uit dat hun gezangen hen tot God voeren. Zeker meer dan een derde van de Antwerpse joden behoort tot chassidiem. BELANGRIJKE STAPPEN DOORHEEN HET LEVEN In de joodse godsdienst (zeker in orthodoxe kringen zoals in Antwerpen) is de liturgie voornamelijk een mannenaangelegenheid. • De besnijdenis: joodse jongens worden op de achtste dag na hun geboorte besneden. Dit gebeurt door een moheel (besnijder), iemand die hiervoor deskundig is opgeleid en dit op een medisch verantwoorde wijze kan verrichten. De besnijdenis gebeurt steeds binnen een liturgisch kader. De besnijdenis is het teken van het Verbond (berit mila). Ook Jezus van Nazaret werd besneden (Lucas 2,21). Dit werd vroeger zelfs feestelijk in de liturgie van de katholieke kalender herdacht op 1 januari, precies acht dagen na Kerstmis. Maar zoals meerdere feesten sneuvelden bij de laatste liturgische hervorming, viel ook dit feest jammer genoeg weg. De besnijdenis van een joodse jongen kan plaatsvinden in het moederhuis, thuis of in de synagoge. Er moeten steeds minstens tien mannen aanwezig zijn. Tien is het aantal (minjan) dat eveneens vereist is voor de synagogale diensten. • De pidjon haben: als de eerstgeborene in een gezin van het mannelijk geslacht is, moet deze jongen worden vrijgekocht (Exodus 34,19-20). De eerstgeborene van het mannelijk geslacht is volgens de bijbel normaal aan de Heer gewijd. Daarom moet hij gelost worden. Dit gebeurt op de eenendertigste dag na de geboorte. De vader gaat dan met zijn zoon naar een kohen (joodse priester) en overhandigt hem een som geld (een bedrag ter waarde van vijf sikkels = oude Hebreeuwse gewichtseenheid). • Bar-mitswa: als de jongen dertien jaar oud is, wordt hij bar-mitswa (zoon van de opdracht). Hij wordt religieus meerderjarig. Van dan af is hij zelf verantwoordelijk voor zijn daden. Hij wordt dan als volwassen beschouwd. Hij zal elke weekdag 's morgens bij het ochtendgebed de gebedsriemen aansnoeren. Als bar-mitswa kan hij op sjabbat in de synagoge opgeroepen worden om voor te lezen uit de Tora. In minder orthodoxe kringen is er ook voor de meisjes op twaalfjarige leeftijd een viering voorzien, de zogeheten Bat-Mitswa. • Huwelijk: Een jood die wil huwen, wordt op sjabbat vóór de trouwdag opgeroepen om in de synagoge voor te lezen uit de Tora (bij sefardische joden gebeurt dit na het huwelijk). Bij de huwelijksinzegening staan bruid en bruidegom onder een baldakijn (choepa). Zij drinken uit dezelfde beker wijn, waarover de rabbijn een bijzondere zegen heeft uitgesproken. Alleen de bruid ontvangt een ring rond de wijsvinger. De plechtigheid wordt besloten door het stuktrappen van een glas. Dit herinnert joodse mensen aan de verwoesting van de tempel in Jeruzalem. Maar onmiddellijk daarop hoort men het `Mazzal tov' weerklinken, waarmee men het bruidspaar alle geluk toewenst. In het jodendom is er ook een ritueel voorzien voor de echtscheiding. • Begrafenis: Nadat het gestorven lichaam gewassen is, wordt het in een wit kleed gehuld. Onder het hoofd legt men doorgaans een klein zakje met zand, afkomstig uit Israël. De begrafenis geschiedt altijd zo vlug mogelijk. In ons land moet het stoffelijk overschot evenwel minstens vierentwintig uur boven aarde blijven. Een mannelijk familielid (vaak de oudste zoon) zegt het gebed van de overledenen: het kaddisj. Joden geloven in een leven na de dood. Een joodse begraafplaats heet Bet Chajiem (huis der levenden) of Bet Olam (huis der eeuwigheid). Joodse mensen uit Antwerpen worden ten grave gedragen op de begraafplaats in Putte, een Neder lands dorpje vlak over de grens. Deze grond werd aangekocht voor een eeuwige concessie. De Chevra Kaddisja (Heilig Genootschap) verzorgen de begrafenisplechtigheid. Er worden nooit kransen of bloemen meegedragen. Wel is het gebruikelijk dat eenieder een kleine steen op het graf neerlegt. DE JOODSE FEESTKALENDER De joden gebruiken een eigen feestkalender, die duidelijk verschilt van onze burgerlijke kalender. Eerst en vooral hebben ze een heel andere dagindeling. Bij ons begint elke nieuwe dag steeds om middernacht. Voor de joden begint en eindigt de dag altijd 's avonds als het begint te schemeren. De sjabbat begint dus vrijdagavond en eindigt zaterdag bij zonsondergang. Joodse feesten beginnen dan ook telkens bij zonsondergang. Zulke dagindeling staat dichter bij de ervaring van de natuurverschijnselen en bij de waarnemingswereld. Voor de joden volstond het bij de avond drie sterren te zien om de nieuwe dag in te luiden. Deze dagindeling heeft verder ook een bijbels fundament. In het scheppingsverhaal van Genesis horen we reeds tot zes keer toe de joodse dagindeling weerklinken: 'Het werd avond en het werd ochtend: de eerste dad' (Genesis 1,5 ; vergelijk 1,8.13.19.23.31). Ook in het boek der psalmen treffen wij deze volgorde aan (Psalm 55,18). Tweemaal daags wordt deze volgorde gereciteerd in het sjema-gebed: `Hoor Israël, de HEER is onze God, de HEER is één. Gij moet de HEER uw God beminnen met heel uw hart, met heel uw ziel en met al uw krachten. De voorschriften die Ik u heden geef, moet gij in uw hart prenten. Gij moet er met uw kinderen telkens opnieuw over spreken, wanneer ge thuis zijt en onderweg, als ge slapen gaat en opstaat." Het valt op dat ook hier het slapen gaan ('s avonds) genoemd wordt voor het opstaan ('s morgens). Ook bij het kwartel- en mannawonder wordt deze volgorde gerespecteerd (Exodus 16,8 ; vergelijk ook Marcus 4,27). Onze burgerlijke kalender is opgebouwd naar het zonnejaar. Dit is de tijd die de aarde nodig heeft om één keer de afstand van haar cirkelvormige baan rondom de zon af te leggen. Dit duurt ongeveer 365 dagen en 1/4 dag. Om gelijke tred te houden met het zonnejaar zal onze burgerlijke kalender om de vier jaar een schrikkeljaar kennen met 366 dagen. We hebben zeker al opgemerkt hoe ongelijkmatig de twaalf maanden over dit jaar verdeeld zijn. Het joodse jaar daarentegen loopt parallel met het maanjaar, dat verdeeld wordt over twaalf gelijke maanmaanden. Een maanmaand is de tijd die de maan nodig heeft om één toer rond de aarde te draaien. Deze bedraagt ongeveer 29 1/2 dag. Een maanjaar duurt dan 354 dagen (12 x 29,5), of elf dagen minder dan een gewoon burgerlijk jaar. Ook de maand van de joodse kalender duurt in theorie 291/2 dag, overeenkomstig de maanwisselingen. Maar de joodse feesten zijn seizoensgebonden en daarom moet er een aanpassing gebeuren door in een periode van 19 zonnejaren 7 schrikkeljaren in te voegen. Een joods schrikkeljaar bestaat in het toevoegen van een volledige dertiende maand van 30 dagen. Op de joodse kalender verschijnt dan een tweede maand Adar. Praktisch gezien zal men dus om de twee of om de drie jaar een schrikkeljaar kennen. Zo is de joodse kalender een meesterlijke combinatie van een zon- en maanjaar. Door de aanpassing is het een lunair-solaire kalender. Een andere kenmerk van de joodse kalender is dat nieuwjaar niet samenvalt met de eerste dag van de eerste maand. Het joodse nieuwjaarsfeest `Rosj Hasjana' valt in de herfst, op de eerste en de tweede dag van de zevende maand. Ook de jaren worden geteld vanaf deze dag. Momenteel zijn de joden in het jaar 5762. Op vrijdagavond 6 september 2002 begint voor hen het jaar 5763. De maanden worden geteld vanaf de maand Nie san, de eerste lentemaand. Het begin van de maand wordt telkens vastgesteld bij het verschijnen van de eerste maansikkel na de nieuwe maan. Deze dag wordt `Rosj Chodesj' (begin van de maand) genoemd en heeft een feestelijk karakter. Men bidt dan om Gods zegen voor de maand die komt. De namen van de maanden zijn: Niesan, Ijar, Sivan, Tammoez, Av, Eloel, Tisjri, Chesvan, Kislev, Tevet, Sjevat, Adar I (Adar II in een schrikkeljaar). Het is wellicht ook vermeldenswaard dat bepaalde joodse feesten in de diasporalanden (landen buiten Israël) één dag langer duren. Dit gebruik hangt samen met het feit dat het beginmoment van een feest of maandbegin per bode werd doorgegeven aan de verschillende joodse gemeenten in de diaspora. Dit meedelen kon wel enige tijd in beslag nemen. Men wilde zeker spelen en daarom vierde men het feest een dag langer. Zo zal het paasfeest in Antwerpen door de joden een dag langer gevierd worden dan wanneer zij het in Israël meevieren. Zo heeft men trouwens bij het paasfeest in de meeste diasporalanden twee sedermaaltijden (joodse paasmaaltijd die in de huiselijke kring volgens een bepaalde orde gevierd wordt). Omdat wij binnen het bestek van deze info niet alle feesten kunnen behandelen, willen we in een onderstaand schema slechts een overzicht geven van de verschillende joodse feesten zoals ze in hun liturgische kalender voorkomen. De feesten kunnen op verschillende wijzen worden ingedeeld: chronologisch, naar hun belangrijkheid of naar de aard van het feest. Naast de sjabbat, die wekelijks gevierd wordt, zijn er bij de joden vijf hoogfeesten en zes kleinere feesten: 1. HOOGFFESTEN A) Ontzagwekkende dagen 1. Rosj Hasjana (nieuwjaar): 1 en 2 Tisjri 2. 2. Jom Kippoer (verzoendag en tevens vastendag): 10 Tisjri B) Pelgrimsfeesten 1. Pesach (Pasen): 15 tot 21-22 Niesan 2. Sjavoe'ot (Pinksteren): 6 en 7 Sivan. 3. Soekot (Loofhutten): 15 tot 22-23 Tisjri 2.KLEINERE FEESTEN A) Nationale feesten 1. Chanoeka (lichtenfeest): 25 Kislev tot 1 Tevet 2. 2. Poerim (lotenfeest): 14 Adar (14 Adar II) 3. Jom Ha-atsmaoet (Onafhankelijkheid): 5 Ijar 4. 4. Jom Jeroesjalaïm (Jeruzalemdag) : 28 Ijar B) Andere feesten 1. Toe Besjevat (Nieuwjaar der Bomen): 15 Sjevat 2. 2. Lag Baomer (33ste dag na Pasen): 18 Ijar 3. VASTENDAGEN 1. Herinnering aan de tempelverwoesting: 9 Av 2. Belegering van Jeruzalem: 10 Tevet 3. Vastendag van Ester: 13 Adar (13 Adar II) 4. Vastendag van de Eerstgeborenen: 14 Niesan 5. Vastendag van Gedalja: 3 Tisjri 6. Jom Hasjoa (Dag van de Holocaust): 27 Niesan 7. Jom Kippoer (Verzoendag): 10 Tisjri In het onderstaande schema plaatsen we de joodse maankalender naast onze burgerlijke kalender: ONZE MAANDEN JOODSE DAGEN VOORNAAMSTE MAANDEN VAN HET FEEST FEESTEN maart - april april - mei 1. NIESAN 2. IJAR 15-22/23 5 PESACH (Pasen) JOM HA'ATSMAOET mei-juni 3. SIVAN juni-juli juli-augustus augustus-septem september-oktober 4. TAMMOEZ 5. AV 6. ELOEL 7. TISJRI 6-7 (Onafhankelijkheid) SJAVOE'OT (Pinksteren) 9 Vastendag 1-2 ROSJ-HASJANA (Nieuwjaar) 10 JOM KIPPOER (Grote Verzoendag) 15-23 SOEKOT (Loofhuttenfeest) oktober-november novemberdecember december-januari januari-februari 8. CHESVAN 9. KISLEV 25 Kislev - 3 Tevet CHANOEKA (Lichtenfeest) 10. TEVET 11. SJEVAT 15 februari-maart 12. ADAR 13.ADAR II (Schrikkeljaar) TOE BISJEVAT (Nieuwjaar der POERIM Bomen) (Lotenfeest) 14 De joodse herfstfeesten De maand Tisjri (september-oktober), de zevende maand van de joodse kalender (1), is de feestmaand bij uitstek. Tijdens de twee begindagen van deze maand wordt Rosj Hasjana, het joodse nieuwjaarsfeest, gevierd. De tiende Tisjri viert men Jom Kippoer, de Grote Verzoendag. En vijf dagen later begint men met het feest van Soekot (Loofhuttenfeest), een feestelijk gebeuren dat acht (of negen dagen in de diaspora) duurt. In deze bijdrage willen wij ons beperken tot deze drie feesten. Rosj Hasjana (Nieuwjaar) Het joodse nieuwjaarsfeest wordt reeds de maand vooraf voorbereid. Alle weekdagen wordt er na de ochtenddienst, tijdens de zesde maand (Eloel), in de synagoge op de sjofar (ramshoorn) geblazen. Hiermee wil men de gelovigen oproepen zich goed voor te bereiden op het nieuwe jaar dat op komst is. Het sjofargeschal is een appèl tot waakzaamheid. Na de laatste sjabbat van de maand Eloel worden in de synagoge de Selichot-gebeden gezongen. Het zijn gebeden waarin men God rouwmoedig om vergeving smeekt voor de zonden die men in het voorbije jaar heeft gedaan. Ze roepen op tot `Tesjoeva' (bekering), tot een radicale levensomkeer, om zich met hart en ziel terug naar God te keren. Ook de eerste tien dagen van de maand Tisjri zullen dagen van inkeer en bezinning zijn. In het Hebreeuws worden deze Vamim Norai'm' (ontzagwekkende dagen) genoemd. Het zijn de meest beslissende dagen van de joodse kalender. Ze beginnen met Rosj Hasjana (nieuwjaar), letterlijk `begin van het jaar' en eindigen met Jom Kippoer (Verzoendag), op de tiende Tisjri. Met nieuwjaar viert men de verjaardag van de schepping. Heel in het bijzonder wordt de schepping van de mens herdacht, die volgens de joodse traditie op vrijdag 6 september 2002 precies 5763 jaar geleden zou hebben plaatsgevonden. In dit jaartal moet men geen resultaat zien van een wetenschappelijk onderzoek. Joden weten ook wel dat de wereld waarin we leven, miljarden jaren oud is. Het is voor hen een traditie die steunt op bijbelse gegevens. Op Rosj Hasjana viert men de goddelijke schepper als koning van het heelal, maar ook als rechter over de schepping. Nieuwjaar is voor de joden daarom tevens een oordeelsdag. Men kijkt terug naar de oertijd, de tijd van de schepping, waarvan God, volgens het scheppingsverhaal, tot zeven keer toe, zegde dat ze `tov' (goed) was (Genesis l). Tijdens de liturgie blikt men ook naar de toekomst, naar de eindtijd. Wat heeft de mens er al die eeuwen van terechtgebracht? Hoe is hij omgesprongen met Gods schepping? Men komt tot inkeer. Men is zich bewust van de eigen verantwoordelijkheid en opdracht in heel Gods scheppingswerk. De nieuwjaarsdagen zijn dagen van inkeer en ingetogenheid, maar nieuwjaar moet ook een feest zijn. Men moet vrolijk en vreugdevol zijn. Er mag op de eerste twee dagen van het nieuwe jaar niet gevast worden. Een tekst uit het boek Nehemia (8, 9-12), waarin ook het sociale engagement tegenover de armen benadrukt wordt, is hiervoor zeer illustratief: "Vervolgens zeiden Nehemia, de landvoogd, Ezra, de priester en schriftgeleerde, en de Levieten die de uitleg gaven tegen heel het volk: `Deze dag is gewijd aan de HEER uw God. Wees dus niet treurig en ween niet.' Het hele volk was namelijk in tranen uitgebarsten toen het de woorden van de leer hoorde. En ze zeiden hun: `Kom, ga eten en drink er zoete drank bij, en deel met wie niets heeft, want deze dag is gewijd aan onze Heer. Wees niet bedroefd, maar laat de vreugde die de HEER u schenkt uw kracht zijn.' De Levieten stelden het volk gerust en ze zeiden: `Wees nu stil! Dit is een heilige dag, wees dus niet bedroefd.' En het volk ging eten en drinken en deelde de maaltijd met anderen. Ze vierden uitbundig feest, want ze hadden begrepen wat hun bekend was gemaakt. " Ook in de synagoge klinken er vreugdetonen. De schriftlezingen uit de Thora en uit de Profetenboeken belichten eveneens deze uitbundige blijheid en het vertrouwen in God. Men leest het verhaal voor van Isaaks geboorte (Genesis 21), gevolgd door een tekst die de specifieke kenmerken van het nieuwjaarsfeest belicht (Numeri 29, 1-6). Daarna wordt het geboorteverhaal van de profeet Samuël voorgedragen met de alomgekende lofzang van Hanna (1 Samuël 1,1 - 2,10). De beide geboorteverhalen handelen telkens over onvruchtbare moeders. Ze illustreren ons hoe God uit hopeloze situaties leven verwekt voor mensen die vertrouwen in Hem stellen. Op de tweede nieuwjaarsdag leest men het pakkende verhaal voor van Abrahams offer (Genesis 22), waarin nog eens het grenzeloze vertrouwen in God wordt benadrukt. Een vreugdevolle hymne (Jeremia 31, 2-20), die handelt over Gods reddende daden, ondersteunt dit vertrouwen in God. Een ander interessant gebruik met Rosj Hasjana is het Tasjlich. Vrome joden gaan op de eerste dag naar een rivier of stromend water om zich te bevrijden van hun zonden. Ze schudden op een symbolische wijze de zakken van hun kleren leeg, terwijl ze speciale boetegebeden reciteren. De voorganger (de chazzan) zal in de synagoge ook meerdere malen en op verschillende wijzen op de ramshoorn blazen. Het sjofargeschal wijst op eenieders verantwoordelijkheid. Men kan het beschouwen als een gebed zonder woorden. Thuis in de familiekring volgt er een feestelijke maaltijd. Men eet bij voorkeur een zoete appel, die gedoopt wordt in wat honing. Men wenst elkaar een honingzoet jaar toe vol voorspoed. Jom Kippoer (Verzoendag) De dagen tussen nieuwjaar en de tiende Tisjri zijn gekenmerkt door inkeer. Ze bereiken een hoogtepunt met Jom Kippoer. In de tussenperiode krijgt de joodse mens de kans om de wanverhoudingen met zijn medemensen terug in orde te brengen. Het zijn de dagen van herstel. Wil men op Jom Kippoer verzoening bekomen bij God, dan zal men eerst in het reine moeten komen met zijn naasten. In de bijbel wordt Jom Kippoer de grote sjabbat genoemd, letterlijk de sjabbat der sjabbatten (Leviticus 16, 31), de sjabbat bij uitstek. Het is de belangrijkste dag van de joodse kalender. Vooraleer Jom Kippoer begint, zal men eerst nog een stevige maaltijd nemen. Want op deze dag zelf mag men niets eten en niets drinken, en dit gedurende meer dan vierentwintig uren aan een stuk. Het gaat om een absolute vasten. Er zijn uiteraard uitzonderingen voor kinderen, zieken en bejaarden. Met Jom Kippoer zullen ook de niet-praktiserende joden naar de synagoge trekken en er minstens enkele uren doorbrengen. Men draagt die dag geen leren schoeisel aan de voeten. Dit doet terugdenken aan het slavenbestaan in Egypte. Leren schoeisel is een teken van rijkdom en macht. Mozes moest voor de brandende doornstruik ook zijn sandalen uitdoen, toen God aan hem verscheen (Exodus 3). In de synagoge houdt de chazzan (voorzanger) een Thorarol in de hand. Hij wordt links en rechts geflankeerd door twee voorname synagogenleden. Dit herinnert ons aan Mozes in de woestijn: toen hij streed tegen de Amalekieten, stond hij op een hoge berg om de strijd gade te slaan. Zolang Mozes zijn handen ten hemel hief, bleven de Israëlieten aan de winnende hand. Om niet vermoeid te worden in de armen, werd hij ondersteund door Aaron en Chur (Exodus 17, 8-15). De voorzanger brengt Jom Kippoer door, uren zingend en staand. Hij weet zich gesteund door twee helpers, die hem bijstaan met het vasthouden van de Thorarol. Vervolgens zal hij het Kol Nidrei zingen, een mooie en aangrijpende melodie, die tot driemaal toe in een versterkend crescendo wordt gezongen. In dit lied wordt er gebeden dat God alle niet gehouden geloften zou vernietigen. Het gaat hier enkel om geloften die men aan God heeft gedaan. Na het Kol Nidrei, dat in de avonddienst wordt gezongen, volgen er op Jom Kippoer nog vier diensten: 's morgens, 's middags, `s namiddags en 's avonds nog net voor zonsondergang. Er worden vooral teksten gelezen die met Jom Kippoer zelf te maken hebben (zoals Leviticus 16 en 18; Numeri 29, 7-11). De profetenboeken vertellen over vergeving, vasten en straf (Jesaja 57,14 - 58,14). Ook de lezing uit Jona is zeer treffend. De joden worden uitgenodigd zich te herkennen in de figuur van Jona, die aanvankelijk zijn verantwoordelijkheid als profeet wilde ontvluchten. Men ervaart erin Gods vergevensgezindheid. Tegen het vallen van de avond is er een laatste dienst, waarmee Jom Kippoer wordt afgesloten. Gods vergeving is dan een feit. Zijn oordeel is bezegeld. De ark van het verbond, waarin de Thorarollen worden opgeborgen, blijft tijdens deze dienst openstaan. Er wordt ook nog eens op de sjofar geblazen. God is als een goede herder die op de ramshoorn blaast om voor het vallen van de avond zijn kudde te verzamelen. Dan wordt de ark terug gesloten. Jom Kippoer is voorbij. Men wenst elkaar `Chatima Tova' toe, een goede handtekening. Moge God zijn handtekening plaatsen onder je schuldbrief die je Hem hebt aangeboden op Jom Kippoer. Soekot (Loofhuttenfeest) Vijf dagen na Jom Kippoer volgt het Loofhuttenfeest. Het vangt aan op de vijftiende (met volle maan) en eindigt op de drieëntwintigste Tisjri. Het is oorspronkelijk een oogstfeest, dat gevierd wordt na het binnenhalen van de druiven en de andere vruchten. In de bijbel wordt er gesproken van een inzamelfeest (Exodus 23, 16-17 ; 34, 22-23). De meest inhoudelijke tekst treffen we aan in Leviticus 23, 33-43: "De HEER sprak tot Mozes: `Zeg aan de Israëlieten: Op de vijftiende van de zevende maand begint het Loofhuttenfeest, ter ere van de HEER, dat zeven dagen duurt. De eerste dag is een heilige dag; je mag dan niet werken. Zeven dagen achtereen moetje offers opdragen aan de HEER. De achtste dag is een heilige dag... Dat is het slotfeest. Je mag dan niet werken... Op de vijftiende dag van de zevende maand, als de oogst van het land is gehaald, moetje zeven dagen het feest van de HEER vieren. Haal op de eerste dag citrusvruchten, palmtakken, twijgen van loofbomen en wilgentakken bijeen en wees vol vreugde voor de HEER uw God, zeven dagen lang. Ieder jaar moet je zeven dagen feest vieren voor de HEER... Zeven dagen achtereen moet je in loofhutten wonen; iedere geboren Israëliet moet in een loofhut wonen. Dan zullen de komende generaties weten dat Ik de Israëlieten in loofhutten heb laten wonen, toen Ik hen uit Egypte leidde. Ik ben de HEER uw God. " Hierin komen de wezenlijke elementen van het feest aan bod: het samenbrengen van een plantenbundel (loelav) en het bouwen van een loofhut (soeka). Zogauw Jom Kippoer voorbij is, begint men met de voorbereidingen van het Loofhuttenfeest. Kinderen gaan al vlug op zoek naar looftakken. Het spreekt vanzelf dat ze graag meewerken aan de opbouw van zo'n hut. De soeka (loofhut) moet hoog genoeg zijn, zodat men erin kan rechtstaan. Ze moet in de open lucht worden opgetrokken: in de tuin, op een terras of op een plat dak. Al het materiaal moet plantaardig zijn. Het dak wordt toegelegd met takken en bladeren om zo de felle zonnestralen tegen te houden. Maar tussen het gebladerte moet men nog wel de hemel kunnen zien. In Israël laat het weer ook toe dat men in de soeka de nacht kan doorbrengen. Bij ons probeert men minstens één maaltijd per dag gezamenlijk in de soeka te gebruiken. Men heeft de kans om ook gasten uit te nodigen. Het verblijf in een loofhut doet terugdenken aan de woestijntocht, toen de Israëlieten geen vaste woonplaats hadden. Ze trokken steeds verder in tenten of loofhutten. Ze waren geheel afhankelijk van God. Tijdens het Loofhuttenfeest verlaten joden hun stevig gefundeerde huizen van steen, om gedurende een korte tijd in een loofhut de broosheid van het menselijke bestaan te ervaren. Men zet even de zekerheid van het materiële opzij. Men wil in een loofhut beleven dat men in feite alleen van God zeker kan zijn. Tijdens het feest zal men ook een bundel (loelav) maken van vier natuurelementen. Men zal in de linkerhand een etrog, een soort citrusvrucht nemen. In de rechterhand bundelt men een tak van de dadelpalm, enkele mirte- en beekwilgtakjes. Aan de etrog en aan de drie soorten takken worden symbolische betekenissen gehecht. De etrog is een smakelijke vrucht en geurt heerlijk als deze in bloei staat. De palmtak verwijst naar de dadels, die eveneens zeer smakelijk zijn, maar geen geur verspreiden. De mirtetakjes ruiken daarentegen wel, maar er valt niets aan te smaken. De takken van de beekwilg geuren niet en hebben ook niets smakelijks te bieden. De vier elementen van deze bundeling verwijzen naar vier soorten levenshoudingen van de joden. Er zijn joden die de Thora bestuderen en ook de voorschriften strikt naleven. Anderen bestuderen de Thora enkel. Ze kennen de geboden zonder ze te onderhouden. Anderen zijn de Thora wel genegen, maar ze maken er geen werk van om zich toe te leggen op de studie. Er zijn natuurlijk ook joden die de Thora noch bestuderen, noch naleven. Door de bundeling van de planten en de etrog wil men de solidariteit en de eenheid uitdrukken van het joodse volk. Met de bundel wordt geestdriftig gezwaaid en gewuifd, waardoor de verbondenheid onder joden nog meer tot uiting komt. Ook in de synagoge gebeurt dit. Men verzamelt zich rond de Thora-lezenaar met de feestbundel in de hand. Op de zevende dag maakt men zeven rondgangen rond de bima, het verhoog van waarop de Thora wordt voorgelezen. Op de lezenaar liggen dan zeven Thorarollen, waarvan er na elke rondgang telkens één teruggeplaatst wordt in de ark. Erg opvallend is ook dat het boek Prediker bij het Loofhuttenfeest wordt voorgelezen. In dit boek wordt de relativiteit van de dingen beschreven. De spreuken, die erin zijn opgetekend, nodigen uit tot diep nadenken over de zin van ons bestaan. De laatste dag van het feest (achtste dag in Israël en negende dag bij ons) heeft een heel bijzonder karakter. Op deze dag leest men de laatste verzen van de Thora voor, de slothoofdstukken van het boek Deuteronomium. Het is een grote eer om deze passages te mogen lezen in de synagoge. De lezer draagt die dag de eretitel van `bruidegom van de Thora'. Als de laatste verzen van de Thora beëindigd zijn, moet er onmiddellijk een andere lezer beginnen met het lezen van de eerste hoofdstukken van het boek Genesis. Met de Thoralezing is men in feite nooit klaar. Men moet er steeds opnieuw aan beginnen. Deze lezer draagt de naam van `bruidegom van het boek Genesis'. Beide bruidegoms krijgen op deze feestelijke slotdag een ereplaats in de synagoge. Deze laatste dag wordt `Simchat Thora' genoemd. Het is de vreugdedag van de Thora. Vooral in Jeruzalem is het een enorme belevenis, zowel aan de klaagmuur als in de orthodoxe wijken. Er wordt op de pleinen en in de straten enthousiast rondom een Thorarol gedanst en gezongen. Ofschoon dit vreugdevolle feest wel vermeld wordt in het Nieuwe Testament (Johannes 7,2), werd het spijtig genoeg niet overgenomen door de christenen. Want zou het niet prettig zijn, als ook wij gedurende acht dagen mensen konden uitnodigen in een zelfgemaakte hut of tent ? 2002 Huub GERITS Mensen onderweg nrs 3 en 7