AUG GUA CGA AAA CAC CGU UAA m-RNA ribosoom t-RNA

advertisement
Klik hierop
Klik hierop
Jaak Smeets
Chromosoom
Duizenden genen (opslagplaatsen van erfelijke eigenschappen) liggen in de
vorm van een lang snoer op het chromosoom. Het chromosoom is een
opgevouwen draadvormige structuur van kernzuren (DNA) en eiwitten. In de
kunstmatig gekleurde chromosomen van de speekselklieren van een fruitvlieg,
Drosophila, zijn donkere banden zichtbaar.
In de kern bevinden zich DNA-moleculen die de
genetische codes bevatten voor de erfelijke kenmerken.
Bij de mens vinden we er 46 DNA-moleculen per cel.
KERN
CYTOPLASMA
DNA
De
DNA-helix
ontplooit
zichDNA-moleculen,
op de plaats waar
de
InMessenger-RNA
de
kern bevinden
(boodschapper-RNZ
zich
voor
waarvan
eengenetische
bepaald
er hier
codes
voor de
aanmaak
van een
bepaald
eiwit.
eiwit)
één
wordt
isliggen
afgebeeld.
gemaakt,
overeenkomstig
Het
is een dubbelstreng
met
de DNA-codes.
(helix).
CYTOPLASMA
KERN
m-RNA
DNA
m-RNA wordt losgekopppeld van DNA en de DNA-helix
sluit zich weer.
CYTOPLASMA
KERN
DNA
m-RNA
m-RNA verlaat de celkern via de kernporiën.
m-RNA schuift in ribosomen binnen.
Ribosoom
KERN
m-RNA
Ruw endoplasmatisch
reticulum
De eiwitten kunnen terecht komen in het
endoplasmatisch reticulum.
Ribosoom
KERN
m-RNA
Eiwit
Ruw endoplasmatisch reticulum
De eiwitten kunnen de cel verlaten.
Ribosoom
KERN
m-RNA
Eiwit
Ruw endoplasmatisch reticulum
Benodigdheden
DNA
TACCATACTTATATATGCTTTTGTGGGAATT
ATGGTATGAATATATACGAAAACACCCTTAA
m-RNA-polymerase
 Knipenzym X
 Knipenzym Y
DNA bestaat uit een aaneenschakeling van nucleotiden
(Nucleotide = desoxyribose + fosfaat + organische base).
Alleen de organische basen zijn afgebeeld.
Waterstofbruggen worden verbroken.
TACCATACTTATATATGCTTTTGTGGGAATT

ATGGTATGAATATATACGAAAACACCCTTAA
3 waterstofbruggen tussen Guanine en Cytosine
2 waterstofbruggen tussen Adenine en Thymine
m-RNA-polymerase schuift over DNA-enkelstreng
en maakt primair m-RNA via een polymerisatieproces.
TACCATACTTATATATGCTTTTGTGGGAATT
AUGGUAUGAAUAUAUACGAAAACACCGUUAA
primair messenger-RNA
ATGGTATGAATATATACGAAAACACCCTTAA
TACCATACTTATATATGCTTTTGTGGGAATT
AUGGUAUGAAUAUAUACGAAAACACCGUUAA
primair messenger-RNA
ATGGTATGAATATATACGAAAACACCCTTAA

TACCATACTTATATATGCTTTTGTGGGAATT
AUGGUAUGAAUAUAUACGAAAACACCGUUAA
ATGGTATGAATATATACGAAAACACCCTTAA
TACCATACTTATATATGCTTTTGTGGGAATT
ATGGTATGAATATATACGAAAACACCCTTAA
primair messenger-RNA
AUGGUAUGAAUAUAUACGAAAACACCGUUAA
DNA
TACCATACTTATATATGCTTTTGTGGGAATT
ATGGTATGAATATATACGAAAACACCCTTAA
primair messenger-RNA
AUGGUAUGAAUAUAUACGAAAACACCGUUAA
primair messenger-RNA
Bepaalde stukken zullen uit dit RNA geknipt worden door
bepaalde enzymen. Dit proces heet splicing.
Alzo wordt primair messenger-RNA het uiteindelijke
messenger-RNA.
AUGGUAUGAAUAUAUACGAAAACACCGUUAA
Splicing
primair messenger-RNA
Exon
Exon = Expressed region
AUGGUA
UAUAUACGAAAACACCGUUAA
UGAA
Intron
messenger-RNA
m-RNA bestaat uit aan elkaar geschakelde nucleotiden
(nucleotide = ribose + fosfaat + organische base).
AUGGUACGAAAACACCGUUAA
De organische basen zijn:
U: uracil (i.p.v. thymine bij DNA)
A: adenine
G: guanine
C: cytosine
Benodigdheden
Codon
m-RNA
Codon
Codon
Codon
Codon
Codon
Codon
AUG GUA CGA AAA CAC CGU UAA
RF = Release Factor
Anti-codon
RF
ribosoom
30 S
50 S
Aminozuur
t-RNA
Een codon (triplet) komt overeen
met een bepaald aminozuur of
duidt start en stop aan.
AUG GUA CGA AAA CAC CGU UAA
UAA =
stopcodon
Arginine
Histidine
Lysine
Arginine
Valine
Methionine AUG = startcodon
AUG = startcodon
AUG GUA CGA AAA CAC CGU UAA
Met
Val
Het m-RNA zal doorheen het
ribosoom schuiven om de codons
(3 basen) af te lezen en te vertalen
in de overeenstemmende
aminozuren, die aangebracht
worden door t-RNA. Deze
aminozuren worden aan elkaar
gekoppeld tot een eiwit.
AUG GUA CGA AAA CAC CGU UAA
Val
Met
AUG GUA CGA AAA CAC CGU UAA
Val
Met
AUG GUA CGA AAA CAC CGU UAA
Val
Met
Arg
AUG GUA CGA AAA CAC CGU UAA
Arg
Val
Met
AUG GUA CGA AAA CAC CGU UAA
Arg
Val
Met
Lys
AUG GUA CGA AAA CAC CGU UAA
Lys
Arg
Val
Met
AUG GUA CGA AAA CAC CGU UAA
Lys
Arg
Val
Met
His
AUG GUA CGA AAA CAC CGU UAA
His
Lys
Arg
Val
Met
AUG GUA CGA AAA CAC CGU UAA
His
Lys
Arg
Val
Met
Arg
AUG GUA CGA AAA CAC CGU UAA
Arg
His
Lys
Arg
Val
Met
AUG GUA CGA AAA CAC CGU UAA
RF
Arg
His
Lys
Arg
Val
Met
AUG GUA CGA AAA CAC CGU UAA
RF
Arg
His
Lys
Arg
Val
Met
AUG GUA CGA AAA CAC CGU UAA
RF
Arg
His
Lys
Arg
Val
Met
AUG GUA CGA AAA CAC CGU UAA
RF
Arg
EIWIT
His
t-RNA-molecylen worden weer
voorzien van hun juiste aminozuren
Met
Val Arg
Lys
EIWIT
Arginine
Histidine
Methionine kan
afgeknipt worden.

Methionine
Lysine
Valine
Arginine
EIWIT
Aan elkaar geschakelde aminozuren
m-RNA codons  Aminozuur
Arginine
UAA  Stop
Histidine
CGU  Arginine
CAC  Histidine
AAA  Lysine
Lysine
CGA  Arginine
GUA  Valine
Valine
AUG  Methionine / Start
Arginine
Voorbeelden van eiwitten
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Keratine (in haar)
Insuline (hormoon dat suikerspiegel regelt)
Hemoglobine (zorgt voor zuurstofvervoer in bloed)
Myoglobine (zorgt voor zuurstofopname in spieren)
Actine en myosine (spiereiwitten)
Albumine (eiwit in eieren, kippeneiwit)
Collageen (zorgt voor stevigheid van cellen)
Groeihormoon (hormoon dat de groei stimuleert)
Chlorofyl (belangrijk bij fotosynthese)
Antilichamen (verdediging van het lichaam)
Spijsverteringsenzymen zoals:
» amylase (voor vertering van zetmeel)
» pepsine (voor vertering van eiwitten)
» lipase (voor vertering van vetten)
Insuline bestaat uit een aaneenschakeling van 51
aminozuren. (A-keten: 21 AZ) (B-keten: 30 AZ)
Gln
Glu
Gln
Ser
Val
Cys
I le
-S-S-
Cys
Leu
Glu
Tyr
Leu
Asn
Cys
Tyr
Cys
I le
Thr
Ser
Leu
His
Gln
Cys
Gly
Leu
Glu
Ser
Asn
His
Leu
Tyr
Leu
Val
Sys
Gly
Ala
Val
Glu
Arg
Val
Phe
Phe
Pro
Lys
Ala
Thr
Tyr
Phe
Gly
Asn
Driedimensionele structuur van insuline.
Rood = A-keten
Blauw = B-keten.
Gele bollen = disulfide- binding (-S-S-)
De aanmaak van proinsuline door een bacterie (E. coli).
Nadien kan men proinsuline omzetten tot insuline.
Pancreas (alvleesklier)
BACTERIE
m-RNA voor proinsuline
reverse transcriptase
DNA voor proinsuline
inbouw in plasmide
Recombinant DNA-molecule
met genen voor proinsuline
micropipet met
DNA-gen voor
groeihormoon
Kern van
muizeneicel
Pipet (zuigt eitje
aan en houdt
het zo op zijn
plaats)
Injectie van de genen voor groeihormonen in een
bevruchte muizeneicel,
doet een reuzenmuis (links) ontstaan die twee maal
zwaarder is dan een gewone muis (rechts).
BESLUIT
Als een cel een eiwit aanmaakt dan zal de
genetische code van het DNA bepalen welk
eiwit aangemaakt wordt.
Eerst worden de DNA-codes overgeschreven
op messenger-RNA (bode-RNZ).
Daarna zal dit m-RNA met behulp van
ribosomen en t-RNA (transport-RNZ) het
juiste eiwit maken.
Eiwitten kunnen fungeren als hormonen en
enzymen. Vele hebben ook een functie in de
opbouw (structuur) van cellen.
Einde
2 uurscursus
Klik hierboven om te eindigen.
Terug
naar
begin
Chromosoom
Duizenden genen (opslagplaatsen van erfelijke eigenschappen) liggen in de
vorm van een lang snoer op het chromosoom. Het chromosoom is een
opgevouwen draadvormige structuur van kernzuren (DNA) en eiwitten. In de
kunstmatig gekleurde chromosomen van de speekselklieren van een fruitvlieg,
Drosophila, zijn donkere banden zichtbaar.
In de kern bevinden zich DNA-moleculen die de
genetische codes bevatten voor de erfelijke kenmerken.
Bij de mens vinden we er 46 DNA-moleculen per cel.
KERN
CYTOPLASMA
DNA
De
DNA-helix
ontplooit
zichDNA-moleculen,
op de plaats waar
de
InMessenger-RNA
de
kern bevinden
(boodschapper-RNZ
zich
voor
waarvan
eengenetische
bepaald
er hier
codes
voor de
aanmaak
van een
bepaald
eiwit.
eiwit)
één
wordt
isliggen
afgebeeld.
gemaakt,
overeenkomstig
Het
is een dubbelstreng
met
de DNA-codes.
(helix).
CYTOPLASMA
KERN
m-RNA
DNA
m-RNA wordt losgekopppeld van DNA en de DNA-helix
sluit zich weer.
CYTOPLASMA
KERN
DNA
m-RNA
m-RNA verlaat de celkern via de kernporiën.
m-RNA schuift in ribosomen binnen.
Ribosoom
KERN
m-RNA
Ruw endoplasmatisch
reticulum
De eiwitten kunnen terecht komen in het
endoplasmatisch reticulum.
Ribosoom
KERN
m-RNA
Eiwit
Ruw endoplasmatisch reticulum
De eiwitten kunnen de cel verlaten.
Ribosoom
KERN
m-RNA
Eiwit
Ruw endoplasmatisch reticulum
Voorbeelden van eiwitten
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Keratine (in haar)
Insuline (hormoon dat suikerspiegel regelt)
Hemoglobine (zorgt voor zuurstofvervoer in bloed)
Myoglobine (zorgt voor zuurstofopname in spieren)
Actine en myosine (spiereiwitten)
Albumine (eiwit in eieren, kippeneiwit)
Collageen (zorgt voor stevigheid van cellen)
Groeihormoon (hormoon dat de groei stimuleert)
Chlorofyl (belangrijk bij fotosynthese)
Antilichamen (verdediging van het lichaam)
Spijsverteringsenzymen zoals:
» amylase (voor vertering van zetmeel)
» pepsine (voor vertering van eiwitten)
» lipase (voor vertering van vetten)
Insuline bestaat uit een aaneenschakeling van 51
aminozuren. (A-keten: 21 AZ) (B-keten: 30 AZ)
Gln
Glu
Gln
Ser
Val
Cys
I le
-S-S-
Cys
Leu
Glu
Tyr
Leu
Asn
Cys
Tyr
Cys
I le
Thr
Ser
Leu
His
Gln
Cys
Gly
Leu
Glu
Ser
Asn
His
Leu
Tyr
Leu
Val
Sys
Gly
Ala
Val
Glu
Arg
Val
Phe
Phe
Pro
Lys
Ala
Thr
Tyr
Phe
Gly
Asn
Driedimensionele structuur van insuline.
Rood = A-keten
Blauw = B-keten.
Gele bollen = disulfide- binding (-S-S-)
De aanmaak van insuline door een bacterie (E. coli).
Pancreas (alvleesklier)
DNA voor insuline
BACTERIE
Insuline
micropipet met
DNA-gen voor
groeihormoon
Kern van
muizeneicel
Pipet (zuigt eitje
aan en houdt
het zo op zijn
plaats)
Injectie van de genen voor groeihormonen in een
bevruchte muizeneicel,
doet een reuzenmuis (links) ontstaan die twee maal
zwaarder is dan een gewone muis (rechts).
BESLUIT
Als een cel een eiwit aanmaakt dan zal de
genetische code van het DNA bepalen welk
eiwit aangemaakt wordt.
Eerst worden de DNA-codes overgeschreven
op messenger-RNA (bode-RNZ).
Daarna zal dit m-RNA met behulp van
ribosomen het juiste eiwit maken.
Eiwitten kunnen fungeren als hormonen en
enzymen. Vele hebben ook een functie in de
opbouw (structuur) van cellen.
Download