Met peer-voorlichting aansluiten op het vak Maatschappijleer Marinus Schouten & Peter Dankmeijer Voorlichting over seksuele diversiteit krijgt het beste een plaats als het is ingebed in een doorlopende leerlijn over burgerschap, identiteit en seksuele vorming. Een "doorlopende leerlijn" is een logisch samenhangend geheel van aandacht voor kernvaardigheden van leerlingen dwars door alle leerjaren en vakken heen. Hieronder geven we een voorbeeld van hoe zo'n leerlijn eruit kan zien. Op elk school zal zo'n leerlijn er anders uitzien. Voorbeeld doorlopende leerlijn: aandacht seksuele diversiteit Jaar/vak Mentor uren ML BIO GSD Ander e vakken Brugkla Schoolregels, geen Technische De bijbel en de s discriminatie, seksuele koran over "homo"schelden is niet vorming, homoseksualitei toegestaan puberteit t Vriendschap Dating Homorelaties zijn gewoon 2e jaar Aandacht voor Anders zijn Anders zijn Godsdiensten tolerantie voor anders Tolerantie Seksualiteit over omgaan zijn op school, (ook met diversiteit omgangsvormen, homo/lesbisch) (homo noemen) gevoelens 3e jaar Helpen voorbereiden Voorbereiding Seksuele Discussie over zelfstandige Externe relaties waarden en opdrachten rond voorlichters Seksuele normen (homo)seksualiteit, Nabespreking intimidatie seksualiteit maatsch. stage Veilige seks (ook homo/lesbisch) 4e jaar Discussievaardigheden Maatschappelijk Gender , ook rond scherpe e discussies identiteit, meningen homo- transgenderism emancipatie e 1 5e jaar examenstof examenstof examenstof In deze handreiking geven we tips voor hoe je kunt aansluiten op het vak maatschappijleer. Zoals we zullen zien, richten de lesmethodes zich nogal op brede maatschappelijke debatten en op abstracte meningsvorming. De persoonlijke beleving ontbreekt grotendeels. Dit is ook vaak wat docenten zoeken, maar wat sommige docenten zelf niet altijd goed kunnen begeleiden. De meerwaarde van voorlichters is dat ze de docent kunnen helpen het thema homoseksualiteit concreet, alledaags en belevingsgericht te maken. Op deze manier kan je jullie aansluiting op dit vak gebruiken als verkoopargument. De methodes Het curriculum van een school wordt in vooral bepaald door de lesboeken die men gebruikt. Meestal is er per vak een keuze uit een tiental "methodes". Een methode is een serie lesboeken voor diverse schoolniveaus en bestaat per leerjaar meestal uit een lesboek en een werkboek. Soms zijn er ook CDroms of digitale versies voor ipads. Methodes worden ontwikkeld door commerciële uitgevers. In het vak maatschappijleer zijn momenteel drie methoden marktleider: "Team"van ThiemeMeulenhoff, "Delphi" ook van ThiemeMeulenhoff en "Thema's Maatschappijleer" van Essener. Deze methodes komen uit 2006, 2007 en 2009. "Delphi" heeft geen aandacht aan seksuele diversiteit. Hoofdstuk 5 “Allemaal anders” gaat alleen over de pluriforme samenleving in multiculturele zin. In de volgende twee paragrafen geven we aan hoe "Team" en "Thema's Maatschappijleer" aandacht geven aan seksuele diversiteit. Team, Maatschappijleer 1 voor de leerwegen, ThiemeMeulenhoff "Team" is er zowel voor vmbo-tk (theoretische leerweg), vmbo-kg (kaderberoepsgerichte leerweg), vmbo-kgt (schakelklas tussen theoretische leerweg en kaderberoepsgerichte leerweg) als voor havovwo. Al deze methoden hebben dezelfde opbouw en soortgelijke tekst en zijn bedoeld voor klas 3. Ze beginnen met een hoofdstuk “Allemaal anders”, over achtereenvolgens verschillen tussen mensen, normen en waarden, maatschappelijke positie, belangen en macht, discriminatie en hoe je maatschappelijke vraagstukken van vier kanten kunt bekijken. Het hoofdstuk over ongelijke behandeling (1.5) begint met een voorbeeld over discriminatie bij een sollicitatie op grond van buitenlands accent. Daarna over stereotypen, vooroordelen en waarom mensen vooroordelen hebben. Ten slotte worden oorzaken van discriminatie besproken: een andere huidskleur hebben, andere gewoonten hebben, een ander geloof hebben, een handicap hebben. In een kader (“bron 24”) daarboven wordt als tweede van de drie voorbeelden genoemd: “Mark wordt niet binnengelaten bij een disco; de portier zegt ‘dat hij geen homo’s binnen wil; daar zijn andere tenten voor’ (pag. 22). In het werkboek verder geen expliciete verwijzing. Vmbo-kgt moet de oorzaak van de discriminatie uitleggen (opdracht 57). Plusopdrachten zijn daarbij dat men het verschil moet uitleggen met ‘Een 2 leerling met dyslexie krijgt van de leraar geen extra tijd om de schriftelijke overhoring te maken’ (+b) en dat laatstgenoemde situatie wel een voorbeeld is van discriminatie (+c). Hoofdstuk 3 gaat over stage lopen. Paragraaf 5 over ‘Discriminatie op het werk’. Het opent met een voorbeeld en de toelichtende tekst: ‘Om een eind te maken aan alle discriminatie op het werk, is er een wet ingevoerd. Volgens deze wet mag je op het werk niet gediscrimineerd worden om je godsdienst, politieke mening, ras, geslacht of nationaliteit. Maar ook niet omdat je getrouwd of ongetrouwd bent of omdat je hetero- of homoseksueel bent.’ (pag. 51). In het werkboek geen expliciete verwijzing. Ook vmbo-kgt heeft hierover geen extra verwerkingsopdracht. Hoofdstuk 5 gaat over ‘Sterren’. Na het hoofdstuk over ‘De invloed van de media’ (5.2) volgt ‘De invloed van soaps’ (5.3). In de paragraaf ‘Soaps en de werkelijkheid’ staat: ‘(…) Situaties in personen worden in een soap simpel en overdreven in beeld gebracht. Een programmamaker hoeft dan niet eerst uit te leggen wie en wat de persoon voorstelt. Iedereen kan meteen in het verhaal komen en de personages snappen. Ze zijn goed óf slecht, slim óf dom, succesvol of altijd een kluns. Homo’s hebben vrouwelijke maniertjes, vrouwen doen het huishouden, mannen zijn stoer. Dit soort overdreven karakters noem je stereotypen.’ (pag. 77). Vmbo-kgt leerlingen moeten een voorbeeld noemen van een stereotype uit bovenstaande tekst (opdracht 36). Daarna komt een kader over de verschillen tussen soaps en de werkelijkheid (“bron 12”). Daarin worden (alleen) de soapstereotypen over relaties, ontvoering, werk en privéleven en bekendheid met tweelingbroer of –zus genoemd (pag. 78). Vmbo-kgt leerlingen moeten daarbij een aflevering van een soapserie samen kritisch bekijken en onder andere letten op het uiterlijk van de karakters en daarna tenminste vijf verschillen tussen de gebeurtenissen in de aflevering en de werkelijkheid noemen. Ook hierin is een paragraaf over discriminatie (5.5), nu dus bij sterren en evenementen. Daarbij wordt gezegd: ‘Als slachtoffer kun je moeilijk iets doen tegen discriminatie. Daarom beschermt de wet je. Minderheidsgroepen zijn vaak het slachtoffer van discriminatie. Denk bijvoorbeeld aan gehandicapten, homoseksuelen en buitenlanders. Als je mensen discrimineert vanwege hun huidskleur, noem je dat ook wel racisme.’ (pag 81). In het werkboek staat bij de paragraaf ‘Iedereen is gelijk’ een opdracht waarbij leerlingen drie minderheidsgroepen in Nederland moeten aankruisen uit de volgende opties: gehandicapten, flatbewoners, homoseksuelen, blondharigen en allochtonen. Bij de b-vraag moeten ze beantwoorden waarom minderheidsgroepen vaak het slachtoffer zijn van discriminatie; ze kunnen hierbij kiezen uit: ze vragen er zelf om; ze zijn anders dan de meerderheid, en anders zijn valt op (opdracht 49). In de paragraaf die daarop volgt: ‘Hoe kun je zelf iets aan discriminatie doen? Ten eerste natuurlijk door er niet aan mee te doen. Het is erg gemakkelijk om op andere mensen af te geven. Veel moeilijker is het om iets 3 te zeggen tegen mensen die discrimineren. Als je dat kunt, dan ben je pas echt stoer! Ook de overheid probeert discriminatie te stoppen door wetten te maken. In het Wetboek van Strafrecht is geschreven dat discriminatie strafbaar is. Scholen, bedrijven en andere organisaties hebben vaak in hun huisregels vastgelegd dat discriminatie niet wordt geaccepteerd.’ (pag 82). Vmbo-kgt leerlingen moeten een opdracht maken waarin ze antwoord geven op onder andere de vraag hoe ze iets tegen discriminatie kunnen doen (opdracht 60). Er horen nog bij: werkboek vmbo-kgt, teamweb. Team 2 was uitverkocht (januari 2011) en wordt niet vernieuwd (april 2011). Behalve tekst- en werkboeken zitten daarbij docentenhandleidingen en toetsen- en antwoordencd-roms (onderverdeeld in vmbo-b en vmbo-kgt). Thema’s Maatschappijleer Tweede Fase HAVO, Essener Doel van dit deel is dat de leerling leert deelnemen aan vier aspecten van de Nederlandse samenleving: rechtsstaat, parlementaire democratie, pluriforme samenleving en verzorgingsstaat. In het eerste hoofdstuk “Wat is maatschappijleer?” is opdracht 8 “Dilemma’s” van het werkboek erop gericht om de leerling te laten bepalen met welk onderdeel van de Nederlandse samenleving een volgend dilemma te maken heeft (parlementaire democratie, pluriforme samenleving, verzorgingsstaat, rechtsstaat). Het tweede (van de zeven) dilemma luidt: ‘Mag een gemeentelijke ambtenaar weigeren een homohuwelijk te sluiten?’ In het deel “Rechtsstaat” is een invuloefening (opdracht 1.10): ‘In … mogen homo’s met elkaar trouwen’ Hoofdstuk 3 “Rechtsstaat in discussie” zegt onder de paragraaf “Regels veranderen”: ‘En vanwege veranderde maatschappelijke normen en waarden is er bijvoorbeeld geen verbod meer op homoseksualiteit en kunnen homo’s en lesbo’s zelfs trouwen met elkaar.’ (pag. 36) Bij opdracht 3.10 “Waarom is de wet veranderd?” moeten de leerlingen aangeven waarom de wet veranderd is. Een van de acht nieuwe wetsregels waarbij de leerling dat moet toelichten: ‘Homo’s mogen met elkaar trouwen’ Bij het deel “Pluriforme samenleving” heet het vierde hoofdstuk “Nederland is veranderd”. Aan het einde van het hoofdstuk, onder de paragraaf “Vrouwenemancipatie”: ‘Daarnaast eisten ook homoseksuelen en andere minderheidsgroepen gelijke rechten, en met succes. In 2001 werd het homohuwelijk wettelijk aangenomen, waardoor ook personen van hetzelfde geslacht kunnen trouwen.’ (pag 129) Opdracht 4.9 (“Nederland is veranderd”): ‘a. Naast Nederland is het homohuwelijk nog in zeven andere landen toegestaan. Kruis aan in welke landen volgens jou het homohuwelijk mogelijk is. (Belgie, Italie, Duitsland, Spanje, ZuidAfrika, India, Canada, Frankrijk, Zweden, Groot-Brittannie, Noorwegen, Portugal). b. Hoe zit het met het homohuwelijk in de VS? Gebruik eventueel internet voor je antwoord.’ Bij opdracht 4.10 moet de leerling de ontbrekende woorden invullen: 4 ‘De … van homoseksuelen werd bekroond met het …’ In hoofdstuk 7 van dat deel “Botsende culturen en grondrechten” heeft een paragraaf “Botsende normen en waarden”: ‘Zo zijn sommige orthodoxe christenen en orthodoxe moslims ervan overtuigd dat mannen (door God of Allah) boven de vrouw zijn gesteld en dat homoseksualiteit een zonde is. De SGP staat bijvoorbeeld als orthodox christelijke partij niet toe dat vrouwen politieke functies in de partij vervullen. Ook komt het voor dat homoseksuele leerkrachten geweigerd worden op een streng christelijke school. (…) Dit zijn overigens gedachten die deels in vroeger tijden door de meeste Nederlanders werden onderschreven. De emancipatiebeweging heeft met succes decennia lang gestreden voor de gelijkberechtiging van vrouwen en homo’s. Dit uitgangspunt vorm nu een van de belangrijkste grondslagen van onze huidige samenleving.’ (pag. 140) Verderop onder de paragraaf “Botsende grondrechten”: ‘Wanneer gaat de vrijheid van meningsuiting over in discriminerende taal? Mag een gereformeerde politieke partij vrouwen als volwaardig lid weigeren of wordt daarmee artikel 1 geschonden en de vrouw gediscrimineerd? En mag een imam of een katholieke bisschop homoseksualiteit aanduiden als een ‘ziekte’?’ (pag. 140-1) Bij opdracht 7.10 moeten leerlingen steeds met een argument aangeven waarom ze het eens of oneens zijn met de stelling. Een van de zes stellingen luidt: ‘Christelijke scholen mogen geen leerkracht weigeren, omdat deze homoseksueel is.’ Het kader dat daarop volgt “Gesprek over de Islam” is een interview met Hakim Tebbaa (37 jaar, ICT Project Engineer, getrouwd met drie kinderen): ‘We noemen vier zaken uit de Koran die kunnen leiden tot conflicten met de Nederlandse grondwet, wat is jouw visie hierop? (…) 4. ‘Homoseksualiteit is verderfelijk.’ ‘Het klopt dat dit volgens de islam niet kan. Maar iedereen is vrij in zijn keus, en iedereen moet zich voor zijn eigen daden verantwoorden bij God (alleen).’’ (pag. 143) In het werkboek is er een opdracht over “De Koran en de Nederlandse grondwet”. Daar worden de vier passages opnieuw genoemd en moet de leerling erbij schrijven met welk grondwetsartikel nr. dat in strijd is, of dit vroeger ook normaal was in Nederland en sinds wanneer dit veranderd is: ‘Homoseksualiteit is verderfelijk.’ (pag. 143) Tweede Fase VWO In het deel “Rechtsstaat” is net als bij de havomethode een invuloefening (opdracht 1.10): ‘In … mogen homo’s met elkaar trouwen’ Opdracht 1.13 “Vrije keuze of wil?” kiezen tussen ‘vrije, bewuste keuze’ een ‘gedwongen keuze’ of een ‘deels vrije en deels onvrije keuze’. Daarbij staan ‘homoscene’ en ‘transseksualiteit’. De leerling moet het ook motiveren. In het leerboek komt homoseksualiteit pas in hoofdstuk 3 “Veranderingen in de Nederlandse samenleving” van het deel “Pluriforme samenleving” ter sprake, maar dan wel uitvoerig: 5 ‘Niet alleen vrouwen werden zelfbewuster, ook andere groepen zoals homoseksuelen eisten gelijkberechtiging, dat wil zeggen dat ze dezelfde rechten zouden krijgen als ieder ander. En ook deze acties waren succesvol. In 2001 vond de rechtsgelijkheid van homoseksuelen zijn bekroning in het homohuwelijk. Homoseksuele stellen kunnen hiermee dezelfde rechten en plichten verwerven als heteroseksuele stellen. Een homostel dat getrouwd is, heeft nu dus ook een wettelijke erfgenaam in zijn of haar echtgenoot. Dat de acceptatie van homoseksualiteit nog niet tot elke groep van de samenleving is doorgedrongen blijkt uit de uitlatingen van bisschop Eijk die homoseksualiteit een ‘neurotische ontwikkelingsstoornis’ noemde en imam El Moummi die sprak over een ‘besmettelijke ziekte’. Aan de andere kant loopt Nederland juist voorop in de emancipatie van homoseksuelen. Een groot land als de Verenigde Staten heeft bijvoorbeeld nog veel moeite met het homohuwelijk.’ (pag. 147-8) Bij deze tekst staat een foto van twee trouwende mannen en een artikel uit het RD (bron 11) getiteld “Homoseksualiteit is geen ziekte meer”. Hierbij hoort ook opdracht 3.15 “Homoseksualiteit is geen ziekte meer”: ‘Lees bron 11 in je lesboek. a. Leg uit dat er pas ruimte was voor het homohuwelijk na de ontzuiling en het proces van secularisatie. b. Vind jij dat ambtenaren mogen weigeren om homoparen te trouwen? c. Ik vind dat homoparen WEL/NIET kinderen moeten kunnen adopteren, omdat… d. Lees het bericht hiernaast. Welke waarden/afweging zal Groen Links hebben gemaakt bij de keuze voor dit voorstel? Ben je het ermee eens?’ Het bericht betreft de motivatie van Groen Links om een hogere straf bij homogeweld in te voeren. Hoofdstuk 6 “Botsende culturen en grondrechten” heeft een paragraaf over “Man-vrouwverhouding en homoseksualiteit”. Deze is dezelfde als in het havo-boek. Bij “Het naleven van grondrechten” (bij havo “Botsende grondrechten”) is de tekst wel anders: ‘(…) Moet de overheid bijzondere scholen blijven financieren, ook als zij bijvoorbeeld geen homoseksuele leerkrachten voor de klas willen hebben? Bij de beantwoording van deze en andere vragen is het van belang een open dialoog met elkaar aan te gaan. In plaats van polarisatie is een discussie van belang, ook waar het gaat om diepe meningsverschillen over lastige ‘levensvragen’ en dilemma’s waarin de grenzen van grondrechten in het geding zijn.’ (pag. 169) Erboven staat een kader (bron 28) “Mogen ambtenaren weigeren een homohuwelijk te sluiten?” met daaronder de mening van Ria Logtenberg, PvdA. Het werkboek heeft hierbij als vraag 7: ‘In Nederland is discriminatie verboden. Op grond van welk wetsartikel mag een christelijke school toch een homoseksuele sollicitant afwijzen?’ Daarna hetzelfde kader “Gesprek over de islam” als in de havomethode. Ook hierbij staat (zoals in de havomethode) in het werkboek de opdracht “De Koran en de Nederlandse grondwet” met de stelling ‘Homoseksualiteit is verderfelijk’. 6 In het werkboek staat bij het deel “Parlementaire democratie”, hoofdstuk “Politieke stromingen” een opdracht (opdracht 11) waarbij de leerlingen moeten invullen of de stelling bij conservatief, progressief of reactionair hoort. Een van acht stellingen luidt ‘Het huwelijk is uitsluitend bedoeld voor man en vrouw.’ Hoe aansluiten met voorlichting De meerwaarde van voorlichters is dat ze de docent kunnen helpen het thema homoseksualiteit concreet, alledaags en belevingsgericht te maken. Aansluiten op het doel van maatschappijleer Het doel van het vak maatschappijleer is om leerlingen te leren hoe zij zich moeten verhouden tot de maatschappij. Dat heeft zowel op formele zaken betrekking (democratie, stemrecht, inspraak, wettelijke rechten en plichten) als op de sociale aspecten. Als voorlichtingsgroep is het goed om na te denken over welke doelen je precies wilt nastreven. In de methodes legt men veel nadruk op de formele emancipatie van homoseksuelen. In "Thema's Maatschappijleer" wordt zelfs de indruk gewekt dat de emancipatie daarmee voltooid is. Een doel zou kunnen zijn om dit beeld te corrigeren en duidelijk te maken dat er op sociaal terrein nog veel moet gebeuren. Er is geen aandacht in de methodes voor genderidentiteit. het zou een doel kunnen zijn om ook aandacht te geven aan rolpatronen en transgenderisme. Oefeningen uit het Vlaamse pakket "Gender in de blender" (http://www.genderindeblender.be/) passen goed bij zo'n doel. Concreet maken De boeken beperken zich voor een groot deel tot wat grotere landelijke politieke debatten rond homoseksualiteit. Een grote troef van voorlichters is dat ze de dagelijkse beleving en emoties van uitsluiting en discriminatie (let op; dat is niet hetzelfde!) kunnen uitleggen en illustreren aan de hand van eigen belevenissen, zowel van de voorlichters als van de leerlingen. Om het echt dichtbij te brengen en de voorlichting ook effectief te maken in het dagelijks leven van de leerlingen, zou je de les bijvoorbeeld kunnen richten op de sfeer op school, schelden, de (on)mogelijkheid een GSA op te richten, en op de vraag of de school hier specifiek aandacht aan zou moeten besteden. Deze punten kunnen ook de aandacht krijgen in een voor- of nagesprek met de docent. Wat wel concreet aandacht krijg in veel methoden is stereotypen in soaps en de media. Hierop kan je aansluiten met diverse discussievormen over vooroordelen en stereotypen. Vergeet ook hier niet de leerlingen te bevragen op hoe zij het zelf vinden als ze gestereotypeerd worden of als er vooroordelen over hen zijn. Update ten opzichte van de methoden Voor een deel zijn de thema's in de methoden achterhaald. Zo noemen de meeste schoolboeken de openstelling van het huwelijk als wapenfeit, maar blijkt uit de voorlichtingen anno 2011 dat leerlingen daar nauwelijks meer naar vragen. Andere actuele thema's zoals opname van homoseksualiteit in de kerndoelen hebben deze rol overgenomen. De houding van orthodoxe scholen ten opzichte van homo- en lesbische docenten en de kwestie rond weigerambtenaren spelen nog steeds, maar daar 7 hebben zich belangrijke nieuwe ontwikkelingen voorgedaan. Het is dus belangrijk om op de hoogte te zijn van de actualiteit en de relevante ontwikkelingen op de thema's waarover discussie is. 8