NOTULEN Aanwezig: van de bijeenkomst van de gezamenlijke raden regio Nijmegen in het kader van de problematiek rond <Breed>, gehouden op 8 december 2003 in de raadszaal van de Gemeente Wijchen voorzitter (gemeenteraad Wijchen) dhr. G. Noordewier Gemeente Ubbergen dhr. R. Kreeft (griffier Wijchen) dhr. R. Engels dhr. P. Loermans dhr. G.J.M. Hendriks dhr. C. van Ingen mw. H. van Maurik dhr. H. Coenen dhr. J. Kamps dhr. J. Beurskens mevr. A. Coumans Mevr. F. Crutzen dhr. R. Prijers H. van Hooft jr dhr. H. Van Rensen dhr. P. Haverkamp dhr. P. Wilbers M.k.a. Gemeente Millingen a.d. Rijn dhr. … Loosschilder Genodigden Stichting <Breed> Stichting <Breed> dhr. Wilbers, vz. De heer Van Pinxteren, adj, dir. Publiek: Notulen: 4 personen Dorien Seesink (MSupport) Gemeente Wijchen Gemeente Beuningen Gemeente Groesbeek Gemeente West Maas en Waal Gemeente Millingen a.d. Rijn Gemeente Heumen Gemeente Nijmegen Gemeente Druten 1. Opening De voorzitter opent de bijeenkomst om 19.30 uur en heet alle aanwezigen van harte welkom. Deze vergadering is bedoeld voor een discussie in vervolg op de bijeenkomst van 7 oktober. Nijmegen heeft een voorstel gedaan om wat dieper op de materie in te gaan. Hij geeft het woord aan de heer Van Hooft om dit nader toe te lichten. De heer Van Hooft refereert aan de twee agendapunten, te weten: de informatievoorziening aan de gemeenteraden en de samenstelling van het <Breed> bestuur. Hij is van mening dat de informatievoorziening goed moet zijn en tijdig plaats moet vinden. Hij kan zich niet zo goed voorstellen in welke hoedanigheid er gesproken moet worden over de samenstelling van het bestuur. In Nijmegen is gesproken over de drie opties in het voorstel van de heer Muilenburg: § <Breed> op afstand zetten als een zelfstandige NV of Stichting; § <Breed> onder te brengen bij een gemeente als een directie of dienst, die vervolgens diensten levert aan regiogemeenten; § Het handhaven van de huidige gemeenschappelijke regeling met wellicht verbeteringen op detail. Een ander punt is in hoeverre gemeenten bereid zijn om te betalen voor <Breed>. Het was de bedoeling om de begroting naar nul te gaan reduceren in de loop van de jaren. Tijdens de discussie in Nijmegen kwam naar voren dat men zowel het sociale aspect als ook het rendement in het oog wil houden. Ook in de sociale doelstelling mag geïnvesteerd worden. Gemiddeld wordt er gesproken over € 800,= tot € 1.000,= per FTe bij <Breed>. De vraag is of de gemeenten bereid zijn dit bedrag te betalen en zo ja, of men dat vooraf of achteraf wil doen. Tot slot is het de vraag met welke instrumenten de gemeenten beter kunnen sturen op zowel sociaal als financieel resultaat. Het is de raadsleden in het algemeen niet helder of ervoor gezorgd kan worden dat het resultaat aan het eind van het jaar voorspelbaar is. Hier gelden volgens spreker drie parameters voor: § Kosten voor het aantal FTe’s dat vanuit de gemeente gesubsidieerd wordt bij <Breed> § Het aantal mensen dat bij de gemeente op de wachtlijst staat. § De hoeveelheid diensten die de gemeente afneemt van <Breed>. Er wordt nu ook afgerekend op deze drie zaken, maar - volgens spreker – bestaat hier bij de raadsleden geen helderheid over. De voorzitter geeft aan dat wat betreft de samenstelling van het bestuur de keuzemogelijkheden reeds door de vorige spreker genoemd zijn. Desgevraagd blijken de aanwezigen zich in voorliggende agenda te kunnen vinden. De heer Engels zegt dat het hem verbaast dat slechts twee thema’s besproken worden in de parallelsessies. De gemeente Wijchen heeft bij de vorige bijeenkomst meer aandachtspunten naar voren gebracht. Er is bijvoorbeeld ook aandacht gevraagd voor de bestuursstructuur. Wijchen acht dit een belangrijker en zou dit graag in de discussie opnemen. Spreker hoopt niet dat <Breed> autonoom op het eigen spoor doorgaat zonder ooit geluisterd te hebben naar de gemeenteraden. De heer Van Rensen verwijst naar de vorige bijeenkomst waar ook gesproken is over het sturen op resultaat en budgettering. De essentie is dat er de komende jaren een fors tekort zal zijn. Dat zal op de één of andere manier meegenomen moeten worden in de discussie. De voorzitter zegt dat er feitelijk een aantal zaken zijn waarover gediscussieerd zou moeten worden. Dat is over de informatievoorziening, de samenstelling van het bestuur maar ook de drie opties die door de heer Van Hooft uit Nijmegen aangedragen zijn. Spreker wil hier ook graag de opmerking van de heer Engels bij betrekken dat daarnaast aandacht moet zijn voor de bestuurssamenstelling. De vorige keer is nadrukkelijk gezegd dat het wellicht belangrijk is dat mensen van buiten de gemeenten deelnemen. Verder is door de heer Van Hooft naar voren gebracht dat bepaald moet worden op welke instrumenten men wil sturen en op welke wijze <Breed> gefinancierd moet worden. 2. Parallelsessies In twee groepen wordt gesproken over de informatievoorziening aan de gemeenteraden en de samenstelling van het <Breed> bestuur alsmede over de onderwerpen die eerder deze avond ingebracht zijn. 3. Terugkoppeling uit de parallelsessies en toelichting door de heer Wilbers, voorzitter <Breed> De voorzitter stelt voor de vastgestelde hoofdpunten langs te lopen worden en de bevindingen te bespreken. De heer Wilbers wordt verzocht zo nodig actuele informatie vanuit <Breed> toe te voegen. De informatievoorziening vanuit <Breed> De heer Kreeft meldt dat bij <Breed> gewerkt wordt aan een stappenplan. Het doel van het stappenplan is om binnen een periode van drie jaar te komen op het normbedrag van € 850,= per cliënt, zoals door het ministerie van Sociale Zaken wordt gehanteerd. Dit hoeft geen eindperspectief te zijn, maar het is reëel om dat binnen drie jaar te bereiken. De gemeenteraden zouden op de volgende wijze geïnformeerd moeten: een begroting een verslag dat uiterlijk drie maanden na het begrotingsjaar wordt ingediend bij de gemeenteraden en een voor- en najaarsnota. Gedurende het tijdspad van drie jaar zullen heldere meetmomenten worden benoemd. Het bestuur van <Breed> is daarnaast bezig om de informatievoorziening richting de ambtelijke organisatie van de gemeenten te verbeteren zodat raadsleden bij eventuele vragen over bedrijfsvoering ook bij de eigen ambtenaren terechtkunnen. Voor de genoemde periode van drie jaar zouden de negen rapporteurs van elke gemeenteraad hiertoe één keer per jaar bij elkaar kunnen komen. De negen raadsleden zullen beschikken over elkaars e-mail-adressen en ook bij de andere rapportages van tevoren de discipline opbrengen om zaken die opvallen aan elkaar te rapporteren. Op die manier wordt ernaar gestreefd de gemeenteraden gezamenlijk één koers te laten lopen. Vertaald in een verzoek aan <Breed> komt dat er neer op dat het stappenplan, dat door <Breed> wordt gemaakt richting 2nulnul7, voorzien moet worden van glasheldere tussenstanden waar de raden het bestuur op kunnen controleren. Hierdoor zijn gemeenteraden direct geïnformeerd als het stappenplan van koers raakt. Voor wat betreft de informatievoorziening kwam men tot de conclusie dat er veelvuldig en helder gerapporteerd moet worden door <Breed>. Er moet een goed communicatieprotocol liggen zodat raadsleden ook echt geïnteresseerd raken in de problematiek van <Breed>. In de groep werd voorgesteld om vanuit het bestuur van <Breed> één of twee keer per jaar een bezoek te brengen aan de verschillende gemeenteraden. De heer Engels acht het verstandig om vanuit de negen gemeenteraden, negen raadsleden te selecteren die samen met de ambtelijke werkgroepen de begroting bekijken. Hierna kan vanuit deze kerngroep een advies gegeven worden aan de gemeenteraden en ontstaat niet al direct bij het begin van een beleidsmatig jaar een discussie. Mevrouw Crutzen geeft aan dat er zo weinig gezicht achter <Breed> zit. Het is de verantwoordelijkheid van het bestuur om meer te doen dan alleen middels papier te communiceren. De voorzitter concludeert dat de Raden beter op de hoogte gehouden moeten worden van planning en control. Er zouden vier meetmomenten per jaar moeten zijn. De informatievoorziening naar ambtenaren toe moet verbeterd worden zodat zij ook naar de gemeenteraden helderder kunnen communiceren. Als nieuw punt komt vooral het idee naar voren om een kerngroep te benoemen waarin per Raad één raadslid participeert en de communicatie naar de gemeenteraden naar verwachting helderder kan verlopen. De voorzitter vraagt de heer Wilbers aan te geven of de suggesties vanuit de parallelsessies passen in het communicatieprotocol waaraan binnen de organisatie van <Breed> gewerkt wordt.. De heer Wilbers zegt dat dit prima binnen het communicatieprotocol past. Vanuit het algemeen bestuur van <Breed> is aangegeven dat er een ambtelijke werkgroep ingesteld zal worden waarin alle gemeenten vertegenwoordigd zijn. Deze groep zal met regelmaat bijeen komen om te controleren of de financiële ontwikkelingen overeen komen met de doelstellingen en beloftes vanuit <Breed>. Ook de Difosa-club zal zich met enige regelmaat hierover buigen. Gemeld wordt dat tijdens de bijeenkomst van vandaag afspraken gemaakt zijn over een communicatieprotocol. De voorzitter vraagt of in dit protocol ook een aantal meetpunten per jaar is meegenomen. De heer Wilbers antwoordt dat <Breed> een begroting, een rekening, een voorjaars- en een najaarsnota kent. Dit leidt tot vier jaarlijkse meetpunten. Er komt een bestuurlijke toetsing en een ambtelijke toetsing. De voorzitter vraagt waar dit schriftelijk vastgelegd wordt. De heer Wilbers zegt dat dit vastligt in het informatieprotocol zoals dat deze middag is vastgesteld. De heer Engels geeft aan dat de politiek verantwoordelijken ervoor moeten zorgen dat de uitvoering afgestemd is op dit protocol en dat de raden conform het protocol geïnformeerd worden. De voorzitter zegt dat met name wethouders deelnemen aan het dagelijks bestuur. Hij vraagt zich af hoe de gemeenteraadsleden zicht op de materie krijgen. Natuurlijk kan er sprake zijn van getrapte informatievoorziening, d.w.z. via de wethouders. Een aantal vertegenwoordigers pleit voor een jaarlijkse informatiebijeenkomst waar alle raadsleden voor uitgenodigd worden. De heer Wilbers zegt dat de organisatie daar altijd toe bereid is. In het verleden is al een aantal keren aangeboden langs te komen bij commissies en dergelijke. De voorzitter vraagt of ook dit soort afspraken vastgelegd kunnen worden in het informatieprotocol? De heer Van Pinxteren meldt dat een discussie heeft plaatsgevonden met de ambtenaren van de verschillende gemeenten om te kijken hoe dit vastgelegd kan worden. De organisatie is bereid in het protocol vast te leggen dat eens per jaar gesproken wordt met een afvaardiging van de raden. De heer Prijes zegt dat er besloten is een specifieke commissie te benoemen. Het gaat erom dat de besluitvorming bij de verschillende gemeenten hetzelfde is. Daarom is het belangrijk de verschillende gemeenten bij elkaar te krijgen. De voorzitter geeft aan dat vanuit deze vergaderingen enkele aanvullingen zullen volgen ten behoeve van het informatieprotocol waaraan momenteel gewerkt wordt. De vraag is of de opmerkingen die hier gemaakt zijn, feitelijk opgenomen kunnen worden in het informatieprotocol. Daarmee kan het een instrument worden die de gemeenteraden in staat stelt om te sturen. De heer Wilbers lijkt het wenselijk dat de onderlinge afstemming van raadsleden zonder actieve betrokkenheid van <Breed> plaatsvindt. De voorzitter is het hiermee eens. Vanuit de structuur zullen er logische contactpunten zijn. Mevrouw Crutzen acht het verstandig om in het protocol de contactmomenten vastgelegd moeten in een logische structuur. De voorzitter denkt dat een goede aanvulling is op de opmerkingen die al gemaakt zijn. De heer Engels wijst er op dat informatie over en weer moet plaatsvinden op basis van vertrouwen. Ook <Breed> moet fouten kunnen maken of negatieve verhalen kunnen presenteren. Het gaat om een gezamenlijk doel waar beide partijen een andere positie in hebben. De “werkgroep van negen” zou kunnen proberen om de begroting bij alle gemeenten gelijktijdig, op dezelfde wijze, vanuit dezelfde attitude voor te leggen en te bespreken. Het moet niet zo zijn dat iedereen dat op eigen wijze en met eigen argumenten benadert. Er moet gewerkt worden aan het gezamenlijke gevoel en het gezamenlijke doel. De heer Van Hooft acht het principe van het instellen van een kerngroep prima, maar dit kan nooit volledig geregisseerd worden. Hij voelt niet voor de idee dat die negen raadsleden gaan bepalen wat er in een Gemeenteraad gebeurt. De heer Kreeft zegt dat de intentie is om te voorkomen dat iedere afgevaardigde in het <Breed>-bestuur in zijn gemeenteraad zegt “Ik wilde wel maar de rest wilde niet.” Hij is van mening dat dat hiermee ondervangen kan worden. Voor wat betreft de manier waarop dit naar <Breed> wordt gecommuniceerd, geeft spreker aan dat de afspraken die hier vanavond gemaakt worden ook in een brief worden neergelegd, door de gemeenteraden worden bekrachtigd en bij het bestuur neergelegd worden. De voorzitter sluit zich aan bij wat de heer Kreeft heeft gezegd. De opinies worden in een brief vervat. Wel heeft één van de leden van het dagelijks bestuur toegezegd dat dit soort zaken in het informatieprotocol verwoord zullen worden. Structuur en samenstelling van het <Breed> bestuur De heer Van Hooft zegt dat het handhaven van de huidige gemeenschappelijke regeling de voorkeur heeft. Met name omdat het op afstand zetten van het bestuur de problemen uiteindelijk niet kleiner zou maken. De meeste deelnemers aan deze parallelsessie zijn van mening dat het vrij normaal is om als gemeente financieel bij te dragen maar dat het wel helder moet zijn om welk bedrag het gaat. Men zou ook bereid zijn om deze bijdrage vooraf te voldoen. De heer Wilbers geeft een toelichting op de huidige structuur. In het Algemeen Bestuur zitten de vertegenwoordigers van alle gemeenten en hierin wordt ongeveer gelijk op gelopen met het dagelijks bestuur. Er zijn ongeveer twaalf vergaderingen van het Algemeen Bestuur per jaar en tien van het Dagelijks Bestuur. De politiek vertegenwoordiger zal ten opzichte van het verleden beter op de hoogte gehouden worden. De heer Engels is geen voorstander van het Nijmeegse dienstmodel. Wijchen zou graag teruggaan naar de eenvoud van de gemeenschappelijke regeling van het verleden zonder BVstructuur daarin. Toentertijd werd gezegd dat een BV-structuur wat verder af staat van het politieke bestuur. Daarmee zou je afstand creëren en geen inzicht. Wijchen heeft het standpunt dat het teruggebracht moet worden naar een transparante standaard gemeenschappelijke regeling waarbij het doel niet alle middelen heiligt. Het zou een bestuur moeten hebben wat niet per definitie uit wethouders hoeft te bestaan. Het mogen andere wethouders zijn dan wethouders Sociale Zaken, het mogen ook mensen van buiten zijn met een bedrijfsmatige of financiële achtergrond. Vanuit de structuurlijn kan tot een adequaat bestuur gekomen worden. De heer Prijes zegt dat de gemeente Nijmegen ongeveer op dezelfde lijn zat. De huidige structuur is op dit moment nog maatgevend maar Nijmegen is bereid mee te denken in een alternatief. De heer Van Rensen zegt dat Druten er de voorkeur aan geeft dat het Algemeen Bestuur samengesteld wordt op basis van deskundigheid en inhoud. Hier hoeven dus niet expliciet en uitsluitend portefeuillehouders Sociale Zaken zitting in te hebben. De heer Coenen sluit zich hier bij aan. <Breed> heeft ook heel duidelijk financiële en beleidsmatige kanten. Bij de vorige vergadering heeft Groesbeek opgemerkt dat die specifieke deskundigheden te weinig in het bestuur aanwezig waren. Daarom pleit Groesbeek ervoor om het bestuur uit te breiden met disciplines die verder gaan dan alleen de uitvoering van de WSW. De voorzitter vraagt of hij hierbij moet denken aan wethouders Financiën of aan externe deskundigen. De heer Coenen denkt dat een wethouder Financiën een goede aanvulling kan vormen, maar ook toevoeging van externe deskundigen is een optie. De heer Engels zegt dat men kennis van buiten moet halen als het nodig is. Mevrouw Coumans vraagt of het niet gewoon aan de gemeenteraden kan worden overgelaten. Zij denkt dat het met name een belangrijk gegeven is dat een portefeuillehouder veel affiniteit met dit werk heeft. Zij kan zich voorstellen dat het aan de gemeenteraden wordt overgelaten om te bepalen wie afgevaardigd wordt. De voorzitter verwijst naar de gemeenschappelijke regeling waarin gesteld wordt dat het bestuur van <Breed> gevormd wordt door gemeentelijke collegeleden. Als ‘tussenstand’ stelt hij vast dat de vergadering van mening is dat hierin meerdere disciplines kunnen zitten, maar ook een aantal deelnemers aan de vergadering stelt dat er ruimte moet zijn voor extern deskundigen. De heer Engels zegt dat de gemeenschappelijke regeling aangeeft dat de verschillende gemeenten elk één afvaardiging naar het bestuur moeten sturen. De heer Loermans geeft aan dat je dan alsnog kunt kiezen voor aanvullende afvaardiging van buitenaf. Mevrouw Coumans vraagt zich af of dit de functionaliteit van het bestuur ten goede komt. Als het gaat over het checken of inzicht krijgen in de inhoud kan dit ook gerealiseerd worden door extern adviseurs in te huren. Zij pleit voor een eenvoudige regeling. De voorzitter geeft een voorbeeld vanuit zijn eigen situatie. Hij is wethouder van Sociale Zaken in Zutphen geweest. Aan het bestuur van een soortgelijke organisatie was ook één vertegenwoordiger namens de gezamenlijke vakbonden en één vertegenwoordiger namens de werkgever opgenomen. Hij acht het in ieder geval verstandig om binnen het bestuur een financiële of bedrijfsmatige deskundige te hebben. De heer Van Ingen bevestigt dit. Hij meent te kunnen vaststellen dat juist door gebrek aan bedrijfsmatige affiniteit en financieel inzicht in het verleden het nodige is misgegaan. In een bestuur moet deskundigheid komen die structureel een evenwaardige plaats heeft aan de politieke vertegenwoordiging. De heer Wilbers zegt dat bij <Breed> sprake is van een Commissie van Advies is. Deze commissie is ‘slapende’. In de bestuursvergadering is overwogen om deze commissie weer nieuw leven in te blazen. De voorzitter wil graag helder krijgen of binnen de gemeentelijke vertegenwoordiging voldoende draagvlak bestaat om naast de afgevaardigden uit de gemeenteraad externe deskundigen toe te voegen om samen het bedrijf te begeleiden. De heer Engels is van mening dat deze – al dan niet tegen vergoeding - een vaste plaats in het bestuur moet krijgen. Hij voelt niet voor een constructie met een Commissie van Advies. Immers, als er iemand bijgehaald wordt als er problemen zijn, dan is men in feite al te laat. De heer Van Rensen geeft aan dat Druten van mening is dat, naast de reguliere vertegenwoordiging, ook enkele extern deskundigen betrokken zouden moeten worden. De heer Beurskens zegt dat middels extern deskundigen de huidige gemeenschappelijke regeling wellicht kwalitatief verbeterd kan worden. Ook de vertegenwoordigers van de gemeente Groesbeek sluiten zich hier bij aan. De heer Prijes merkt op dat hij het positief zal adviseren aan de Raad van Nijmegen. De voorzitter stelt vast dat men zegt dat er een heldere gemeenschappelijke regeling moet zijn met een diversiteit aan portefeuillehouders, aangevuld met enkele externe mensen Door de heer Engels geeft aan dat de bijbehorende BV’s niet gewenst zijn. Wijchen geeft aan gewoon een heldere structuur te willen. De heer Wilbers geeft aan dat Holdingschap en dergelijke inmiddels alweer afgeschaft is. De heer Engels zegt dat dit niet afgeschaft kan zijn. Het is opgetuigd met medeweten van de Raad en hij gaat ervan uit dat de Raad betrokken dient te worden bij wijzigingen op dit punt. De heer Wilbers meldt dat de holding formeel juridisch nooit ingevoerd is. Het is beperkt gebleven tot een begrotingsconstructie, welke inmiddels teruggedraaid is. De heer Engels stelt dat de Raad hiermee onjuist geïnformeerd is. Hij wijst op het raadsbesluit dat noodzakelijk was om de juridische structuur te versterken. Daarnaast zijn begrotingen voorgelegd die qua lay-out uitgingen van de aangenomen juridische structuur welke nu slechts fictie blijkt te zijn. De voorzitter geeft aan dat er niet meer teruggekeken wordt naar vroeger. De heer Engels is van mening dat de betrokkenheid van de Raad ook op een betrokken wijze tegemoet getreden moet worden. De voorzitter constateert dat deze vergadering geen behoefte heeft aan BV-structuren in welke vorm dan ook. Financiële zaken <Breed> heeft een tijdspad opgesteld waarmee binnen drie jaar het normbedrag van € 850,= per arbeidsplaats geldt. Aangegeven is dat de gemeenten wellicht bereid zijn om op voorhand bij te plussen. De heer Van Hooft acht het normaal dat deze betalingen vooraf plaatsvinden opdat de organisatie als een normaal bedrijf kan functioneren. De voorzitter begrijpt van de heer Van Hooft dat de verschillende gemeenten hiermee bekend zijn en het in de begroting kunnen opnemen. De heer Engels geeft aan dat in Wijchen de financiële bijdrage richting <Breed> wordt vastgesteld bij de begroting. Hij vindt het niet meer dan normaal dat dat vervolgens per maand of per kwartaal uitbetaald wordt aan <Breed>. De heer Van Ingen lijkt het dat betaling vooraf verhelderend werkt, maar ook risico’s heeft. Wanneer aan het eind van het jaar door <Breed> aangegeven wordt dat ze het niet redden, kan gesteld worden dat er sprake is echte tekorten. Duidelijk moet zijn dat de grenzen bepaald worden door de begroting en gesteld wordt dat – wanneer dit niet kan – er van uitgegaan wordt dat er iets mis is in de bedrijfsvoering. Spreker geeft dat hij er behoefte aan heeft om verantwoordelijkheid duidelijk te maken, ook in de gehele structuur. De heer Beurskens zegt dat op deze manier vroegtijds tekorten ontdekt kunnen worden. Hij zou het ook willen koppelen aan de tussentijdse rapportages. De heer Van Ingen zegt dat men af moet van de terminologie ‘tekorten aanvullen’. <Breed> stelt een begroting op en op basis van die begroting dragen de gemeenten een bepaald bedrag per deelnemer bij. Het gaat hier om een betaling van een dienst, het heeft niets te maken met tekorten. De voorzitter zegt dat we eigenlijk terug moeten naar een nul-situatie. Dat is staand beleid. Hij vraagt of het reëel is om te veronderstellen dan men teruggaat naar een nul-situatie. De heer Engels zegt dat de doelstelling van de gemeenschappelijke regeling verwoord moet worden. De doelstelling resulteert in een beleid en het beleid resulteert in een financiële paragraaf. De heer Van Ingen zegt dat er een aantal jaren geleden een weg ingeslagen is op grond van gezamenlijk beleid ten aanzien van <Breed>, waarbij men meende uit te gaan komen op nul. Zolang die discussie niet overgedaan wordt blijft het uitgangspunt om naar nul terug te gaan. Hij weet niet of het haalbaar is, maar is bereid de discussie aan te gaan. De voorzitter zegt dat het bestuur van <Breed> heeft uitgesproken dat er naar een nulsituatie toegewerkt moet worden. Als men nu kijkt naar de begroting van de afgelopen jaren moet men constateren dat dat een illusie is geweest, want er moet geld bij. Spreker constateert dat de meerderheid niet achteraf wil betalen maar vooraf. Als de begroting goedgekeurd wordt, weten de gemeenten waar ze aan toe zijn. Spreker kan zich voorstellen dat voor de komende periode toegewerkt wordt naar het normbedrag van € 850,=. De heer Wilbers merkt op dat de gemeenteraden het aan <Breed> hebben opgelegd om uit te spreken dat naar een nul-situatie toegewerkt zou worden. <Breed> heeft daarop gezegd “We zien wel waar we uitkomen”. De heer Loermans zegt dat <Breed> heeft gesteld dat dat mogelijk is. De heer Wilbers zegt dat <Breed> heeft gezegd met een meerjarenbegroting te komen die op nul uitkomt. En dat was ook serieus de bedoeling. De voorzitter geeft aan dat op dit moment onder ogen gezien wordt dat het niet kan. Hij vraagt zich af of dit een politieke uitspraak was om de druk op <Breed> zo groot mogelijk te houden om ervoor te zorgen dat er daadwerkelijk geld verdiend zou worden. Bij alle WSW organisaties dragen de gemeenten een substantieel bedrag bij. Hij vraagt of voor de komende drie jaar geaccepteerd wordt dat er € 850,= per formatieplaats bijgeplust wordt. De heer Coenen zegt dat deze vraag zichzelf vanzelf beantwoordt en afhankelijk is van de vraag hoe met <Breed> omgegaan wordt. De heer Engels zegt dat als er gekeken wordt naar de kwaliteit van het bestuur hij ook de raadsleden een spiegel zou willen voorhouden. Het voorstel van de voorzitter vindt hij een reëel voorstel waarmee men op een landelijk niveau komt. Als dit gedaan kan worden met behoud van alle sociale componenten, wensen, ideeën en visies die er zijn, is hij van mening dat men goed zijn best heeft gedaan. De heer Van Hoofd geeft aan dat Nijmegen gezegd heeft bereid te zijn financieel bij te dragen. De heer Van Ingen hecht aan een uitspraak over het nul-niveau. Er moet een realistisch doel gesteld worden. De voorzitter constateert dat er een aardige consensus is over de € 850,= doelstelling van <Breed>. Het is tijd om kritisch te kijken naar de nuloptie. Men moet onder ogen zien dat er de komende jaren nog substantieel geld bijmoet. De heer Wilbers zegt dat een discussie over de nuloptie. In het verleden werd het als asociaal gezien om wachtlijsten te hebben, terwijl je aan de andere kant wel werk had. Hij vreest dat gezien de economische ontwikkeling de discussie rond de wachtlijsten weer op zal laaien en vraagt zich af hoe met dit gegeven omgegaan zal moeten worden. De voorzitter constateert dat de gemeenten het er aardig over eens zijn dat er geld bijmoet. De heer Wilbers antwoordt dat in de toekomst mogelijk een hogere bijdrage van de gemeenten nodig zal zijn om de nuloptie te kunnen handhaven en wachtlijsten te voorkomen. Er zal bepaald moeten worden wat sociaal acceptabel is voor een wachtlijst en wat het gaat kosten. De heer Engels merkt op dat men met elkaar een visie moet bepalen in het kader van de Wet Sociale Werkvoorziening. Die visie levert een beleidsaanpak op en in die beleidsaanpak is niet opgenomen dat het doel € 850 euro is. Dat is het eindresultaat van een heleboel zaken die besproken moeten worden zoals kwaliteit van het werk, niveau van het werk, interne structuur en vastgoed. De heer Van Hooft is het hier mee eens, maar het moet vooral helder worden hoe de kostenstructuur opgebouwd is opdat gemeenten beter gaan sturen. De voorzitter zegt dat feitelijk aan <Breed> gevraagd wordt om in de nieuwe transparante structuur keuzes aan te reiken. Het moet dan gaan over keuzes die financieel vertaald zijn en waar gemeenten uiteindelijk over mee kunnen discussiëren. Dit is een punt dat ook in de gezamenlijke brief aan de orde moet komen. De voorzitter meldt dat op basis van het verslag van deze vergadering een brief aan <Breed> geconcipieerd wordt. Deze brief zal naar de verschillende griffies gestuurd worden met het verzoek deze intern voor accordering in procedure te nemen. Hij constateert dat de heer Wilbers eigenlijk op alles dat hier besproken is, bevestigend geantwoord heeft. 4. Afsluiting De bijeenkomst wordt gesloten om 21.30 uur. <Breed> t.a.v. het bestuur Postbus 6700 6503 GE Nijmegen Wijchen, 16 december 2003 Geachte leden van het bestuur, Op 7 oktober en 8 december is een afvaardiging van de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten aan de gemeenschappelijke regeling Breed bij elkaar geweest om te spreken over de situatie bij Breed. De conclusies van deze twee bijeenkomsten zijn bekrachtigd door de verschillende gemeenteraden. Graag stel ik u namens de gemeenteraden op de hoogte van de conclusies van de besprekingen. Doelstelling Breed De gemeenteraden hebben geconstateerd dat de doelstelling van Breed om te functioneren zonder bijdragen van de gemeenten onhaalbaar is gebleken. De discussie over de doelstelling van Breed om de bijdrage van de gemeenten naar nul te brengen moet daarom worden heropend. De gemeenteraden stemmen in met de doelstelling van het bestuur van Breed om de bijdragen van de gemeenten in drie jaar tijd terug te brengen naar 850 euro per WSW -geïndiceerde werknemer (het normbedrag zoals dat wordt gehanteerd door het ministerie van SZW). Zij zijn bereid te overwegen dit bedrag aan het begin van het begrotingsjaar aan Breed ter beschikking te stellen. Alleen de gevraagde bijdragen boven deze 850 euro worden in het vervolg beschouwd als tekorten. De gemeenteraden verwachten hiervan een grotere duidelijkheid over de financiële bijdragen van de gemeenten. Zij verzoeken het bestuur van Breed de gemeenteraden een prognose te geven van de ontwikkeling van het tekort in de periode 2004-2007. De gemeenteraden gaan ervan uit dat de gemeenten ook in de jaren na 2007 een bijdrage zullen moeten leveren om het Breed mogelijk te maken de WSW op een verantwoorde wijze uit te voeren. De hoogte van de bijdrage hangt mede af van de verbeteringen die het bestuur van Breed in de komende drie jaar weet te realiseren. Informatievoorziening De gemeenteraden hebben geconstateerd dat de informatievoorziening van Breed aan de gemeenteraden, de (algemene) bestuursleden en de ambtelijke organisaties van de deelnemende gemeenten de afgelopen jaren tekort heeft geschoten. Wij hebben begrepen dat er inmiddels afspraken tussen Breed en de diverse ambtelijke organisaties zijn neergelegd in een communicatieprotocol en dat het algemeen bestuur van Breed de komende tijd met een grotere frequentie bijeen zal komen. Wij verzoeken u hiernaast ook in uw communicatieprotocol op te nemen op welke wijze u de gemeenteraden zult informeren over de voortgang van het verbeteringstraject dat u met Breed heeft ingezet. Wij vragen u daarbij de volgende zaken te b etrekken: - - De gemeenteraden ontvangen op zo kort mogelijke termijn een plan van aanpak waarin wordt b eschreven op welke wijze het bestuur van Breed de komende jaren wil werken aan verbetering van de bedrijfsvoering van Breed. Doel van het bestuur hierbij is, zoals wij hebben begrepen van de heer Wilbers, om in drie jaar tijd de gemeentelijke bijdrage aan Breed terug te brengen naar 850 euro per WSW -geïndiceerde werknemer van Breed. In het plan van aanpak willen de gemeenteraden graag lezen op welke wijze deze doelstelling wordt gehaald. Ook verzoeken de gemeenteraden u in het plan van aanpak tussendoelen te formuleren voor zes meetmomenten in de periode 20042007. Op deze wijze kunnen de gemeenteraden volgen of het verbeteringstraject op koers ligt. De begroting van Breed wordt uiterlijk drie maanden voor het begin van het begrotingsjaar aan a lle raden toegestuurd zodat zij hun opvattingen hierover tijdig aan u kenbaar kunnen maken. De jaarrekening van Breed wordt uiterlijk drie maanden na het verstrijken van een begrotingsjaar aan 2 - de raden toegestuurd. Naast begroting en rekening ontvangen de gemeenteraden in het voorjaar en najaar een voortgangsrapportage over de lopende begroting. De begroting wordt tussentijds niet bijgesteld. Elke gemeenteraad zal voor de duur van drie jaar een rapporteur aanwijzen voor de gemeenschappelijke regeling Breed. Deze rapporteurs komen voorafgaand aan de bespreking van de begroting van Breed in de gemeenteraden bijeen om de begroting gezamenlijk voor te bespreken. Zij rapporteren hierover aan hun gemeenteraden. Zij kunnen u verzoeken nadere informatie te ve rstrekken (mondeling of schriftelijk). Ook zullen zij informatie inwinnen bij de RAWB. Organisatiestructuur en samenstelling bestuur Breed De gemeenteraden waren enigszins verbaasd van de heer Wilbers te vernemen dat het bestuur van Breed inmiddels een eind heeft gemaakt aan de holdingconstructie die enige jaren geleden is ingevoerd om de prestaties van Breed op de markt te verbeteren. Hoewel deze stap de instemming heeft van de gemeenteraden, is het in de ogen van de gemeenteraden tekenend voor de gebrekkige informatievoorziening dat de gemeenteraden niet zijn geïnformeerd over deze stap. De gemeentera den pleiten voor een eenvoudige gemeenschappelijke regeling (dus zonder BV’s) als organisatiestructuur voor Breed. Dit betekent dat iedere deelnemende gemeente een lid benoemt in het algemeen bestuur. Dat kan de portefeuillehouder sociale zaken zijn maar ook die van financiën. Daarnaast zouden de gemeenteraden echter graag zien dat er in het dagelijks bestuur op grond van artikel 14, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen enkele leden worden benoemd van buiten de deelnemende gemeentebesturen. Te denken valt aan een lid namens de vakbonden en een lid uit de kring van werkgevers of anderszins een lid met bedrijfsmatige kennis en ervaring. De gemeenteraden verzoeken u voorstellen voor te bereiden voor wijziging van de gemeenschappelijke regeling op dit punt en deze zo spoedig mogelijk aan de gemeenteraden te doen toekomen. Tenslotte benadrukken de gemeenteraden dat het hun wens is in een sfeer van vertrouwen met het Breedbestuur samen te werken en dat zij ervan uitgaan dat de stappen die het bestuur zet ter verbetering van de geconstateerde tekortkomingen bij Breed aan dit vertrouwen zullen bijdragen. Hoogachtend, namens de gemeenteraden van Beuningen, Druten, Groesbeek, Heumen, Millingen aan de Rijn, Nijmegen, Ubbergen, West Maas en Waal en W ijchen, G.H.W. Noordewier Voorzitter van de gemeenteraad van Wijchen R.H. Kreeft raadsgriffier van de gemeenteraad van Wijchen