Kindercases - The White Room

advertisement
0-3 maand: van buik naar wieg
3-6 maand: omgaan met spanning
6-9 maand: een hechtingsrelatie aangaan
12-18 maand: ontdekken en zaken meester
worden

Een baby kan nog niet zelfstandig overleven maar hij
heeft wel een aantal aangeboren reflexen,

Ademen, knipperen met de ogen, zuigen en slikken

Bovendien heeft hij een grijpreflex, een loopreflex
(1ste week) een Mororeflex, een optilreflex

Een voetzoolreflex en een kruipreflex
Lichamelijke ontwikkeling





Kijken, horen, voelen, proeven, ruiken
Pakken
Trappelen
Kruipen
Bal gooien
Verstandelijke ontwikkeling




Ontdekken en meester worden
Onderscheidingsvermogen
Voorwerpen 'zien'
Taal verwerven
Sociaal-emotionele ontwikkeling






Omgaan met spanning
Aangaan van een hechtingsrelatie
Glimlachen
Oogcontact
Boos worden
Scheidingsangst
In het eerste jaar zal de baby drie maal in
gewicht toenemen

Meisjes ontwikkelen zich sneller dan jongens,
krijgen eerder tanden, gaan eerder puberen, zijn
eerder uitgegroeid

Een baby heeft weke botten; die van hand en
pols worden eerst hard


Fontanellen sluiten na ongeveer een jaar
In het begin kan de baby het hoofd niet
recht houden


Leren grijpen is gecompliceerd
De baby leert eerst het hoofd opheffen,
dan gaat hij omrollen, zelf zitten, zich
optrekken om te staan, aan de hand en langs
meubels lopen, loslopen, trappen lopen en
tegen een bal schoppen

Emoties zijn nog ongedifferentieerd:
behagen of onbehagen


Lachen of huilen
 Angst
voor vallen, harde geluiden, plotse
onverwachte grote voorwerpen,onbekende
omgeving of dingen, vreemden, scheiden van
ouders, water/toilet
Tot 18 maanden is het kind niet 'stout'; hij
reageert wel op een ‘nee’ maar hij weet niet
waarom.


Hij kan meer en meer en wil dus ook meer.
Wanneer hij gestopt wordt, reageert hij met
boosheid

Tot 8 maand is een voorwerp onder een doek
verstopt ook weg
Daarna kijkt hij onder het doek: als het daar
niet is, verliest hij zijn belangstelling
Vanaf ongeveer één jaar gaat hij zoeken
Daarna kan hij een los beeld bedenken en van
af dan gebruikt hij ook woordjes
Verstandelijke ontwikkeling
Praten en voor de helft verstaanbaar zijn
 Magisch denken
 Oorzaak en gevolg begrijpen
 Waarom vragen
 Toren bouwen en kleuren benoemen

Lichamelijke ontwikkeling
Rennen, klimmen, sprongetjes maken, schoppen
 Zindelijk worden
 Met lepel en vork eten
 Kledingsstuk uittrekken
 Fietsen op een driewieler of met twee wieltjes
achteraan

Sociaal-emotionele ontwikkeling
Ikke
 Regels en grenzen,
 Afscheid nemen
 Zelfstandig, zelfvertrouwen
 Stout, bang, boos, jaloers

Tussen 1,5 en 2,5: ontdekken van het eigen ik,
autonomie
Tussen 2,5 en 4,5: jongen/meisje
Tussen 1,5en 4: ontmoeting met leeftijdsgenootjes
maar vooral naast elkaar spelen
Verstandelijke ontwikkeling
Leren lezen, schrijven en rekenen
Fantasie en werkelijkheid
Lichamelijke ontwikkeling
Zindelijk
worden
 Tanden wisselen
 Links- of rechtshandigheid
 Oog-handcoördinatie
 Hinkelen
Sociaal-emotionele ontwikkeling
Fantasie en werkelijkheid
 Nieuwsgierig, brutaal, gevaarlijk doen
 Agressie,
 Op je beurt wachten,
 Voor jezelf opkomen
 Angst voor griezelige wezens

Angst
Donker, scheiding, lichamelijk letsel, dieren,
bovennatuurlijke wezens (ET), alleen
thuis/alleen slapen
 Angst door het Nieuws: oorlog, aardbeving
 Nachtangst
 Andere kinderen

Verstandelijke ontwikkeling



Begrip van ruimte en getallen
Begrip voor tijd
Stel je voor dat
Lichamelijke ontwikkeling




Lengtegroei
Spieren verstevigen
Verandering van stem
Groei van secundaire geslachtsorganen
Sociaal-emotionele ontwikkeling






Vriendschappen
Faalangst
Weerbaarheid
Heimwee
Vervelen
Sociale vaardigheden
Download